In Chapter 9, the clinical implications of the findings presented in this thesis were discussed, as well as possibilities for future research.

Vergelijkbare documenten
Summary 235. Summary

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Summary 136

Summary 124

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

nociception in offspring exposed to perinatal maternal stress and/or developmental anti depressant medications.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Disclosure belangen spreker

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Running head: BREAKFAST, CONSCIENTIOUSNESS AND MENTAL HEALTH 1. The Role of Breakfast Diversity and Conscientiousness in Depression and Anxiety

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Mentaal Weerbaar Blauw

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

LinkedIn Profiles and personality

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven

Longitudinal Driving Behaviour At Incidents And The Influence Of Emotions. Raymond Hoogendoorn

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

MENTALE VEERKRACHT, COPINGSTRATEGIEËN EN EETPROBLEMATIEK 1

Neuroanatomical changes in patients with loss of visual function Prins, Doety

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

Nederlandse samenvatting Borderline-persoonlijkheidsstoornis (BPS) is een ernstige psychische stoornis, die vaak voorkomt bij mensen met een

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Summary pointed out that first-degree relatives of panic disorder patients were more anxiety sensitive than control participants, suggesting that anxi

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Het Effect van Voortgangsfeedback aan Behandelaars op de Uitkomsten van Psychologische Behandelingen; een Pilot Onderzoek

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Summary Samenvatting. Chapter 9

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer

Noëlle Uilenburg Harry Knoors

Academisch schrijven Inleiding

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

De Bijdrage van Opleiding Ouders, Beroep Ouders en Sociaal-economische Status in de. Voorspelling van het Intelligentieniveau van het Kind.

De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Stemming met Modererende Invloed van Coping stijl

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

De Invloed van Familie op

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Werk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

LOWER RESPIRATORY TRACT INFECTIONS IN ADULTS: A CLINICAL DIAGNOSTIC STUDY GENERAL PRACTICE

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Summary. Summary. Samenvatting. Valorisation. Dankwoord. Curriculum Vitae. List of Publications

De Invloed van Altruïsme op de Samenhang tussen Leeftijd en Mentale Veerkracht

Ontremd Dement. Seksueel Ontremd Gedrag in Verpleeghuizen bij Mensen met Dementie. Een Verstoorde Impulscontrole? Inhibited in Dementia

Het meten van de kwaliteit van leven bij kinderen met JIA

Verloop bij de Politie: de Rol van Procedurele en Interactionele Rechtvaardigheid en Commitment

Multidisciplinaire interventie voor patiënten met systemische sclerose

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Adherence aan HWO en meer bewegen

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Neurostimulation in alcohol dependence: The effect of repetitive transcranial magnetic stimulation on cognitive functioning and craving Jansen, Jochem

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose

De relatie tussen Zelfwaardering, Externe Attributie en Psychotische symptomen.

disorder, attempted to combine both fields. Genetic risk levels, environmental factors and

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Transcriptie:

Summary The goal of this thesis was to investigate physiological characteristics of patients with psychogenic non-epileptic seizures (PNES) in order to explore possible pathological mechanisms. A specific focus was on the process of dissociation, since PNES often involve dissociative phenomena and an increased dissociation tendency has been previously reported in patients with PNES. This thesis investigated the exact role of dissociation in (subgroups of) patients with PNES, and examined physiological characteristics derived from magnetic resonance imaging and electrocardiography data in order to clarify the underlying processes that lead to the occurrence of PNES. Chapter 2 reviewed the literature on physiological characteristics of patients with PNES. All studies that were identified had an exploratory character. However, the results suggest that neurophysiological characteristics such as brain activity, cardiovascular parameters and neuroendocrine functioning may be abnormal in patients with PNES, and warranted future research. In Chapter 3, literature on neurophysiological correlates of the wider concept of functional neurological syndromes and symptoms (FNSS) and related dissociative characteristics was reviewed in order to explore potential underlying mechanisms of PNES. HRV, EEG and (functional) MRI emerged as sensitive methods to detect physiological changes related to hypnosis, dissociation and dissociative disorders such as FNSS, and can possibly provide more information about their etiology. It was suggested that the use of such measures in future research could provide more insight in underlying mechanisms and could eventually provide guidelines for appropriate treatment of dissociative conditions. The study described in Chapter 4 aimed to define a general psychological profile of patients with PNES and to specify possible subgroups. Describing a general profile appeared to conceal specific subgroups with subsequent treatment implications. Four important subgroups were identified; a subgroup of patients with trauma history 147

148 and increased dissociation scores, two subgroups of patients with increased somatization tendency (which were differentiated based on the presence or absence of disturbed level of cognitive functioning), and a subgroup of patients whose vulnerability resulted from other personality factors. Chapter 5 describes the findings of a study in which seed-based functional connectivity analyses of MRI data were used to identify differences in resting-state brain networks between patients with PNES and healthy controls. Patients demonstrated stronger functional connectivity values between areas involved in emotion (insula), executive control (inferior frontal gyrus and parietal cortex) and movement (precentral sulcus) which were significantly associated with dissociation scores. We suggested that the abnormally strong functional connectivity in patients with PNES provides a possible neurophysiological correlate for the underlying psychoform and somatoform dissociation mechanism where emotion can influence executive control, resulting in a motor reaction (e.g., seizure-like episodes). In the study described in Chapter 6, resting-state brain networks of patients with PNES were assessed in a larger study population, and using the data-driven approach of independent component analyses. Patients displayed increased contribution of the orbitofrontal, insular and subcallosal cortex in the resting-state fronto-parietal network; the cingulate and insular cortex in the resting-state network associated with executive control; the cingulate gyrus, superior parietal lobe, preand postcentral gyri and supplemental motor cortex in the resting-state network associated with sensorimotor functioning; and the precuneus and (para-) cingulate gyri in the default-mode network. The connectivity strengths within these regions of interest significantly correlated with dissociation scores. In the discussion, we proposed possible pathways by which the alterations identified in the resting-state networks could contribute to the process of dissociation in patients with PNES. Chapter 7 describes the results of heart rate variability (HRV) analyses in patients with PNES. In the five-minute interval before PNES, we observed significantly increased activity of the sympathetic branch of the autonomic nervous system, and significantly increased parasympathetic functioning after PNES. Future investigation is needed to identify the exact nature of the increased arousal that precedes PNES,

Summary 149 since it is unclear whether the increased sympathetic system activity results from external or internal stressors, from prodromal feelings that a PNES is coming, or from the body s anticipation to movement. In Chapter 8, peri-ictal heart rate variability parameters of patients with epilepsy were examined and the potential aid of these parameters to predict seizures and differentiate between epilepsy and PNES is discussed. Since no significant pre-ictal changes in heart rate and HRV parameters were observed, the prediction of seizures appears not possible based on the used parameters and approach. It also suggests the pre-ictal changes we observed in patients with PNES (Chapter 7) to be specific for this population and potentially useful for differential diagnosis in future. In Chapter 9, the clinical implications of the findings presented in this thesis were discussed, as well as possibilities for future research.

Samenvatting Het onderzoek in dit proefschrift richt zich op fysiologische kenmerken van patiënten met psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA) met als doel mogelijke pathologische mechanismen te verkennen. Specifieke aandacht werd gericht op het proces van dissociatie, omdat PNEA vaak gepaard gaan met dissociatieve kenmerken, en omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat patiënten met PNEA vaak een verhoogde neiging tot dissociatie hebben. De precieze rol van dissociatie in (subgroepen van) patiënten met PNEA werd onderzocht, en magnetic resonance imaging (MRI) en electrocardiografie (ECG) technieken werden ingezet om meer duidelijkheid te verschaffen over de onderliggende processen die leiden tot het optreden van de aanvallen. Hoofdstuk 2 betreft een review van de reeds bestaande literatuur over fysiologische kenmerken van patiënten met PNEA. Alle onderzoeken die eerder zijn uitgevoerd hadden een verkennend karakter. De resultaten wezen er echter op dat neurofysiologische karakteristieken zoals hersenactiviteit, cardiovasculaire parameters en neuroendocrien functioneren mogelijk afwijkend zijn in patiënten met PNEA en gaven aanleiding tot nader onderzoek. In Hoofdstuk 3 wordt literatuur over neurofysiologische correlaten van functionele neurologische syndromen en symptomen (FNSS) en gerelateerde dissocatieve kenmerken besproken om zo mogelijke onderliggende mechanismen van PNEA te onderzoeken. MRI, EEG en ECG technieken bleken sensitief genoeg om fysiologische veranderingen te detecteren die gepaard gaan met hypnose, dissociatie en dissociatieve aandoeningen zoals FNSS, en kunnen mogelijk meer informatie verschaffen over de etiologie. We concludeerden dat het gebruik van zulke technieken in toekomstig onderzoek mogelijk meer inzicht in de onderliggende mechanismen van dissociatieve aandoeningen kan bieden, en wellicht ook richtlijnen voor gepaste behandeling oplevert. 151

152 Het onderzoek dat wordt omschreven in Hoofdstuk 4 had als doel om een algemeen psychologisch profiel van patiënten met PNEA te definiëren en om mogelijke subgroepen te onderscheiden. Factoranalyse toonde vier subgroepen; een subgroep van patiënten met psychotrauma en toegenomen dissociatietendens, twee subgroepen van patiënten met toegenomen somatisatietendens (bij een daarvan was ook het cognitief functioneren van de patiënten aangedaan), en een subgroep van patiënten die werden gekenmerkt door persoonlijkheidsproblemen. Hoofdstuk 5 beschrijft de bevindingen van een MRI onderzoek waarin de functionele hersenconnectiviteit werd geanalyseerd om de hersennetwerken in rust (zgn. resting-state netwerken) van patiënten met PNEA en gezonde controles te vergelijken. Patiënten met PNEA vertoonden sterkere functionele connecties tussen hersengebieden die betrokken zijn bij emotie (insula), executief functioneren (inferieur frontale gyrus en pariëtale cortex) en beweging (precentrale sulcus) die significant correleerden met dissociatiescores. We concludeerden dat de abnormaal sterke functionele connectiviteit bij patiënten met PNEA een mogelijk neurofysiologisch correlaat is van het onderliggende psychoforme en somatoforme dissociatiemechanisme, waardoor emotie mogelijk executieve controle kan beïnvloeden, resulterend in een motorische reactie (zijnde een aanval). In het onderzoek dat wordt omschreven in Hoofdstuk 6 werden de resting-state hersennetwerken van een grotere studiepopulatie onderzocht middels analyse van onafhankelijke componenten (independent component analyses; ICA). Patiënten met PNEA vertoonden een sterkere bijdrage van de orbitofrontale cortex, insula en gyrus cinguli in het frontaal-pariëtale netwerk; de gyrus cinguli en insula in het netwerk dat geassocieerd wordt met executieve controle; de gyrus cinguli, superior pariëtaalkwab, pre- en postcentrale gyri en supplementaire motorische cortex in het netwerk dat geassocieerd wordt met sensorisch-motorisch functioneren; en de precuneus en gyrus cinguli in het zgn. default mode netwerk. Hoofdstuk 7 beschrijft de resultaten van onderzoek naar de hartslagvariabiliteit (heart rate variability; HRV) van patiënten met PNEA dat werd uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in het functioneren van het autonome zenuwstelsel rondom een

Samenvatting 153 aanval. In het 5-minuten interval voorafgaand aan een PNEA werd een significante toename van het sympathisch functioneren waargenomen, en na een PNEA werd een significante toename in parasympathisch functioneren gezien. Verder onderzoek is nodig om de oorzaak van de toename in sympathisch functioneren voorafgaand aan een aanval te achterhalen, aangezien het onduidelijk is of deze wordt veroorzaakt door externe of interne stressoren, door prodromale gevoelens dat een PNEA nadert, of doordat het lichaam zich anticipeert op beweging. In Hoofdstuk 8 werden de peri-ictale HRV parameters van epileptische aanvallen onderzocht, en werd gekeken naar de potentiële bruikbaarheid van deze maten om aanvallen te voorspellen en te differentiëren tussen epilepsie en PNEA. Aangezien er geen significante pre-ictale veranderingen in hartslag en HRV parameters werden waargenomen, lijkt het voorspellen van aanvallen niet mogelijk met de gebruikte parameters en analysemethoden. Ook kan worden geconcludeerd dat de pre-ictale veranderingen die we bij patiënten met PNEA identificeerden (Hoofdstuk 7) specifiek zijn voor deze patiëntenpopulatie en wellicht in de toekomst kunnen worden ingezet voor differentiaaldiagnostiek. In Hoofdstuk 9 werden de klinische implicaties van de bevindingen in dit proefschrift en mogelijkheden voor toekomstig onderzoek besproken.