ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID



Vergelijkbare documenten
OER ONDERWIJS- EN EXAMENREGLEMENT RECHTSGELEERDHEID

Faculteit der Rechtsgeleerdheid ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID

Radboud Universiteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID

OER OER

PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET PROGRAMMA 19 PARAGRAAF 2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 21

Juridische kennis en professionele vaardigheden

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

OER OER-2007

Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen : specifiek deel bachelor European Law School Inhoud

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

MAAK KENNIS MET DE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

Onderwijs- en examenregeling

Law Extra. Doelstelling van Law Extra

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Deel B van de onderwijs- en examenregeling voor de duale masteropleiding Communicatie- en informatiewetenschappen, 90 EC,

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie

Onderwijs- en examenregeling

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Onderwijs- en examenregeling

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Faculteit der Rechtsgeleerdheid: overgangsregeling bij herziening bachelorcurriculum

Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen : specifiek deel bacheloropleidingen oude stijl Inhoud

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling

Overgangsregeling Nederlands recht

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Nieuwe regelingen toegang en toelating masteropleidingen

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

MASTER IN DE RECHTEN OVERHEID EN RECHT RECHTSBEDELING

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en examenregeling

Overgangsregeling gewijzigde programma s Nederlands Recht (incl. duaal), Notarieel Recht, Fiscaal Recht, Recht en ICT

Onderwijs- en Examenregeling masteropleidingen

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Onderwijs- en examenregeling

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Overzicht wijzigingen exameneisen opleidingen / vakken studiejaren

Concept-besluit van het DB-OW over de herziening van de curricula van de masteropleidingen (7 oktober 2008).

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en examenregeling

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE DUALE PROGRAMMA NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

INHOUDSOPGAVE. 1. Gevolgen invoering Brede bachelor voor zittende (schakel) studenten Inleiding 1

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE RESEARCH MASTER FILOSOFIE FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

MAAK KENNIS MET CRIMINOLOGIE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID PROF.DR.MR. WIM HUISMAN

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Onderwijs- en examenregeling

Neerlandistiek CROHO 60849

U I T S P R A A K

Minor Fiscaal recht

U I T S P R A A K

Onderwijs- en Examenregeling masteropleidingen

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Onderwijskunde. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Overgangsregelingen Nederlands recht, Fiscaal recht en Criminologie 2002

Trajectvoorlichting bachelor Rechtsgeleerdheid. Oktober 2018

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Tentamenkalender Faculteit der Rechtsgeleerdheid - Leiden

Mocht je na het lezen van onderstaande informatie nog vragen hebben dan kun je je wenden tot de studieadviseur. Inleiding SBR Inleiding privaatrecht

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Onderwijs- en examenregeling

Presentatie Recht en Economie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen : specifiek deel bachelor Rechtsgeleerdheid Inhoud

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en Examenregeling master-opleidingen

1 Algemene bepalingen Artikel 1 Toepasselijkheid van de regeling Artikel 2 Begripsbepalingen Artikel 3 De opleidingen...

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Onderwijs- en examenregeling

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling wo-masteropleiding Rechtsgeleerdheid 1 van 5

Onderwijs- en examenregeling

BA Fiscaal Recht Faculty of Law

Onderwijs- en examenregeling

Regeling Praktijkonderzoekstage-scriptietraject (POSST)

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Programma. RGBOI0441 Integratievak algemene rechtsleer, 7,5 ECTS. Afstudeerwerk, 7,5 ECTS

semester Burgerlijk Ondernemingsrecht procesrecht (5) Europees economisch recht (7) Ethiek voor juristen (2)

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Daarnaast bestaat de volledig Engelstalige bachelor International and European Law.

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Transcriptie:

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID 1

INHOUDSOPGAVE PREAMBULE: DOELSTELLINGEN ACADEMISCHE RECHTENOPLEIDING RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN 6 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 11 PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN 11 PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN 17 PARAGRAAF 1.2.1. TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN 17 PARAGRAAF 1.2.2. TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN 18 PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS 20 PARAGRAAF 1.4. DE EXAMENS EN TENTAMENS 20 PARAGRAAF 1.5. STUDIEVOORTGANG EN STUDIEBEGELEIDING 24 PARAGRAAF 1.6 BINDEND STUDIEADVIES 25 HOOFDSTUK 2. DE ACADEMISCHE OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) 27 PARAGRAAF 2.1. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) 27 PARAGRAAF 2.1.1. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): HET ONDERWIJS 27 PARAGRAAF 2.1.2. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): DE TENTAMENS 27 PARAGRAAF 2.1.3. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) RECHT: HET PROGRAMMA 28 PARAGRAAF 2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 31 PARAGRAAF 2.2.1. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET ONDERWIJS 31 PARAGRAAF 2.2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: TENTAMENS EN EXAMEN 32 PARAGRAAF 2.2.3. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET PROGRAMMA 33 HOOFDSTUK 3. DE ACADEMISCHE OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW 35 PARAGRAAF 3.1. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL 35 PARAGRAAF 3.1.1. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : HET ONDERWIJS 35 2

PARAGRAAF 3.1.2. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : DE TENTAMENS 35 PARAGRAAF 3.1.3. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : HET PROGRAMMA 36 PARAGRAAF 3.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW 39 PARAGRAAF 3.2.1. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : HET ONDERWIJS 39 PARAGRAAF 3.2.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : TENTAMENS EN EXAMEN 40 PARAGRAAF 3.2.3. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : HET PROGRAMMA 41 HOOFDSTUK 4. DE ACADEMISCHE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT 42 PARAGRAAF 4.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT 42 PARAGRAAF 4.1.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS 42 PARAGRAAF 4.1.2. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT: DE TENTAMENS 42 PARAGRAAF 4.1.3. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT: HET PROGRAMMA 43 PARAGRAAF 4.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT 45 PARAGRAAF 4.2.1. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS 45 PARAGRAAF 4.2.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : TENTAMENS EN EXAMEN 46 PARAGRAAF 4.2.3. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET PROGRAMMA 47 HOOFDSTUK 5. DE DUALE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 48 HOOFDSTUK 6. DE ONDERZOEKSMASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 50 HOOFDSTUK 6A. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT 52 PARAGRAAF 6A.1. ALGEMEEN 52 PARAGRAAF 6A.2. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT: ONDERWIJS 52 PARAGRAAF 6A.3. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT: TENTAMENS EN EXAMENS 53 3

HOOFDSTUK 7. DE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW 54 PARAGRAAF 7.1. ALGEMEEN 54 PARAGRAAF 7.2. DE ENGELSTALIGE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW 54 PARAGRAAF 7.3. DE ENGELS-/NEDERLANDSTALIGE MASTER-OPLEIDING EUROPEAN LAW 55 HOOFDSTUK 8. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN BEDRIJFSKUNDE (RECHT EN MANAGEMENT) 56 HOOFDSTUK 9. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN ECONOMIE 58 HOOFDSTUK 10. DE GECOMBINEERDE MASTEROPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT, BELGISCH RECHT EN DUITS RECHT 60 PARAGRAAF 10.1. NEDERLANDS RECHT 60 PARAGRAAF 10.2. BELGISCH RECHT 61 PARAGRAAF 10.3. DUITS RECHT 62 HOOFDSTUK 11. DE POST-INITIËLE MASTEROPLEIDING PALLAS LL.M. 63 HOOFDSTUK 12. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD 64 PARAGRAAF 12.1. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN 64 PARAGRAAF 12.1.1. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN 64 PARAGRAAF 12.1.2. HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN 64 PARAGRAAF 12.1.3. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDINGEN 65 PARAGRAAF 12.2. DE TENTAMENS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN 65 HOOFDSTUK 12A. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD IN VERKORTE VORM 66 PARAGRAAF 12A.1 DE DEELTIJDSE OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) IN VERKORTE VORM 66 PARAGRAAF 12A.1.1 HET VERKORTE PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) 66 PARAGRAAF 12A.1.2 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 67 PARAGRAAF 12A.2 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT IN VERKORTE VORM 67 4

PARAGRAAF 12A.2.1 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT 68 HOOFDSTUK 13. VERKORT PROGRAMMA NEDERLANDS RECHT VOOR HBO-STUDENTEN (HBO-SCHAKELPROGRAMMA) 69 HOOFDSTUK 14. VRIJSTELLINGEN EN VOORKENNISVEREISTEN 70 PARAGRAAF 14. 1. VRIJSTELLINGEN 70 PARAGRAAF 14.1.1. ALGEMENE BEPALINGEN 70 PARAGRAAF 14.1.2. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 70 PARAGRAAF 14.1.3. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 72 PARAGRAAF 14.1.4. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN NIET-VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 74 PARAGRAAF 14.1.5 VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT EN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDNG FISCAAL RECHT 75 PARAGRAAF 14. 2. VOORKENNISVEREISTEN 75 PARAGRAAF 14. 2.1. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NEDERLANDS RECHT 75 PARAGRAAF 14.2.2. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW 77 PARAGRAAF 14. 2.3. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NOTARIEEL RECHT 78 PARAGRAAF 14.2.4. VOORKENNISVEREISTEN DUALE MASTEROPLEIDING ONDERNEMING & RECHT 79 [PARAGRAAAF 14.2.5 VERVALLEN] PARAGRAAF 14.2.6. VOORKENNISVEREISTEN MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT 80 HOOFDSTUK 15. BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT SCHRIFTELIJKE WERKSTUKKEN IN VERBAND MET OVERNAME EN BRONVERMELDING 81 HOOFDSTUK 16. RADBOUD HONOURS ACADEMY: ONDERWIJSPROGRAMMA 'LAW EXTRA' 83 HOOFDSTUK 17. SLOTBEPALINGEN 84 OVERGANGSREGELINGEN OER 85 BIJLAGE I: LIJST VAN MASTERVAKKEN TBV. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 88 BIJLAGE II: LIJST VAN MASTERVAKKEN T.B.V. TRACKS MASTER EUROPEAN LAW 92 5

PREAMBULE: DOELSTELLINGEN ACADEMISCHE RECHTENOPLEIDING RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN Inleiding De faculteit stelt zich tot doel haar studenten te vormen tot academici, die door hun opleiding in staat zijn met gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid op zelfstandige wijze juridische problemen te onderkennen, te analyseren en op te lossen. Kenmerkend voor de academische vorming van de Nijmeegse rechtenstudent is de koppeling van het onderwijs aan het wetenschappelijke onderzoek. Het Nijmeegse academische onderwijs laat zich daarnaast voeden door problemen, die in de rechtspraktijk spelen en draagt bij aan het bedenken van oplossingen, die voor de praktijk relevant zijn. De kwaliteit van het academische onderwijs wordt mede getoetst aan opvattingen, die in de praktijk daarover leven. Het Nijmeegse onderwijs is ten slotte gericht op het leren analyseren van en oordelen over juridische vraagstukken. De facultaire doelstelling brengt met zich dat de Nijmeegse jurist zowel een brede, generalistische juridische vorming als een gedegen wetenschappelijk-theoretische scholing heeft gehad en dat aan de opleiding, die hij volgt, in beginsel civiel effect is verbonden. Dit houdt in dat de opleiding Nederlands recht toegang geeft tot de advocatuur en de rechterlijke macht en de opleiding Notarieel recht tot het notariaat. De Nijmeegse jurist onderscheidt zich hierdoor enerzijds van andere academici, zoals de bestuurskundige, bedrijfskundige, criminoloog of econoom en anderzijds van de HBO-jurist. Hij beschikt over een grondige kennis van en een goed inzicht in de grondbegrippen, het systeem en de belangrijkste leerstukken op de hoofdgebieden van het recht. Hij is tevens in staat op systematische wijze kennis en inzicht te verwerven, die hij toetst op praktische rechtszin en die hij op schriftelijke of mondelinge wijze toegankelijk weet te maken voor anderen. Hij laat zich leiden door de professionele standaarden van ethiek, waarmee hij in de studie in zekere mate vertrouwd is geraakt. Uitwerking van de doelstelling De drie hoofdelementen in een academische opleiding zijn traditioneel kennis en inzicht, vaardigheid en attitude. De Nijmeegse juridische faculteit heeft voor haar opleidingen een specifieke visie op deze elementen ontwikkeld. In een universitaire opleiding staat de verwerving van gedegen wetenschappelijke kennis en inzicht niet op zichzelf. Kennis, inzicht en reflectie De opleidingen zijn erop gericht dat de afgestudeerde over de kennis en het inzicht beschikt, die noodzakelijk is voor een beginnend jurist in de beroepspraktijk. Zij kennen daarom een positiefrechtelijke inslag. De faculteit heeft ervoor gekozen om in de eerste drie jaren van elke opleiding (de bacheloropleiding) het accent te leggen op grote vakken, die corresponderen met de hoofdgebieden van het recht (burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, strafen strafprocesrecht, staatsrecht, bestuurs- en bestuursprocesrecht, ondernemingsrecht, Europees recht). De hoofdvakken komen gedurende de gehele opleiding terug en worden steeds uitgediept (de filosofie van de lange lijnen). Het onderwijs in deze vakken is in semesters verdeeld. De stof behoeft zo niet in kleine eenheden te worden gepresenteerd. Het betreffende rechtsgebied kan als een stelselmatig geheel worden uitgelegd. Bovendien is veel oefening in het analyseren van juridische problemen mogelijk. Tevens worden handboeken voorgeschreven. Het vergaren van kennis staat in deze visie ten dienste aan het verwerven van inzicht. De facultaire keuze voor het aanbieden van grote vakken brengt met zich dat de student in de bachelorfase weinig keuzevrijheid heeft. Zij heeft als voordeel dat voor een belangrijk deel aan de vereisten van het civiel effect is voldaan. In de masterfase staat overigens de keuzevrijheid van de student voorop. Van de positiefrechtelijke vakken krijgt het burgerlijke recht verhoudingsgewijs veel aandacht in de Nijmeegse opleidingen. Deze keuze weerspiegelt de belangstelling van de Nijmeegse student. De faculteit verzekert dat in alle hoofdvakken tevens de Europeesrechtelijke invloed op het betreffende rechtsgebied naar voren komt. Relativering van en reflectie op de kennis van en het inzicht in de positiefrechtelijke vakken wordt voorts gewaarborgd door de rechtsvergelijkende dimensie, die - evenals het Europese recht - zo veel mogelijk in het onderwijs van deze vakken zelf naar voren komt, en door het onderwijs in de niet-positiefrechtelijke vakken, zoals rechtsgeschiedenis (die tevens vergelijkend van aard is), rechtsfilosofie en rechtssociologie. Parate kennis en inzicht zijn noodzakelijk, maar niet voldoende voor een wetenschappelijke, academische opleiding. Kennis en inzicht worden verdiept, indien leerstukken onderwerp van discussie worden gemaakt. Daarnaast is een juridische figuur vaak niet eenduidig te verklaren. Op een bepaald juridisch probleem zijn soms meer beargumenteerde antwoorden mogelijk. Een dergelijke aanpak van de stof leidt ertoe dat de student een kritische benadering ontwikkelt ten aanzien van het recht. Hij is bereid tot argumenteren over oplossingen, 6

verklaringen en interpretaties en leert een gemotiveerd, eigen standpunt te bepalen. Daarbij wordt tevens de wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek betrokken. Na een generalistische vooropleiding volgen verdieping en verbreding in de masterfase, die een zekere mate van specialisatie in een bepaald rechtsgebied brengt. De student leert met name in deze fase van de studie (1) het bestuderen en problematiseren van complexe juridische figuren en vraagstukken (die uit het eigen onderzoek van de docent kunnen worden geput), (2) het onderkennen, analyseren en beoordelen van nieuwe juridische problemen en (3) het zelfstandig verwerven van nieuwe juridische kennis. Een deel van deze nieuwe problemen houdt verband met de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkelingen, de voortschrijdende internationalisering en Europeanisering en de diversificatie van het recht. Op deze invloed wordt voor zover mogelijk, geïnspireerd door verricht onderzoek, in het onderwijs de aandacht gevestigd. De faculteit beschouwt de Nijmeegse juridische opleidingen als de noodzakelijke som van de generalistische bacheloropleiding en de meer specialistische masteropleiding. Zij garandeert een hoge kwaliteit van deze opleidingen. Die kwaliteit wordt geborgd door periodiek onderzoek onder studenten en werkgevers en eigen evaluaties. De faculteit realiseert de geschetste wijze van aanpak in al haar opleidingen. Zij vergt veel van haar docenten. Zij moeten een wetenschappelijke instelling hebben en moeten in beginsel zelf onderzoek verrichten. De verwezenlijking van deze aanpak behoeft de voortdurende aandacht van het faculteitsbestuur, de opleidingscommissie en de verantwoordelijke hoogleraren. Zij vraagt om voorlichting, intensieve begeleiding (en training) van docenten. Alleen op deze wijze ontstaat er draagvlak binnen de faculteit. Vaardigheid Rechtswetenschap is een tekstwetenschap. Het bronnenmateriaal van de jurist bestaat uit gezaghebbende teksten, waaraan hij een betekenis moet ontlokken. Belangrijke vaardigheden van een jurist zijn het zich goed in woord en geschrift kunnen uitdrukken, het argumenteren en het betogen. Deze vaardigheden worden getraind tijdens het werkgroeponderwijs, bijvoorbeeld bij de behandeling van aan de praktijk ontleende casus, of op andere wijze, bijvoorbeeld in het propedeusevak Academische Vaardigheden, door het schrijven van essays in het vervolg van de bachelorfase en het schrijven van een scriptie in de masterfase. De faculteit organiseert een scriptiecollege ter begeleiding van de scriptiestudent en ter voorkoming van studievertraging bij dit onderdeel van de studie. In de opleidingen van de faculteit komt de oefening van schriftelijke en mondelinge vaardigheden op een geïntegreerde wijze aan bod in de voor ieder jaar van de bacheloropleiding verplichte oefenrechtbank (rota: rota criminalis (jaar 1), rota administrativa of Europaea/Internationalis (jaar 2), rota carolina (jaar 3)). De rota's kennen een toenemende graad van moeilijkheid en intensiteit. Ook het onderwijs in de vaardigheden kent de al genoemde lange lijn: zij worden in de loop van de studie uitgediept. De faculteit bewaakt deze lijn en zorgt voor een goede onderlinge afstemming van de rota's. Het praktijkelement is door de rota's hecht in de opleidingen verankerd geraakt. De faculteit richt zich niet op de training van specifieke beroepsvaardigheden. Zij leidt namelijk geen zogeheten professionals (advocaten, rechters, etc.) op. Hoe praktisch de juridische opleiding ook zal worden, het is naar de opvatting van de beroepsgroepen toch nooit praktisch genoeg. Zij hebben in de voor hun opleiding specifieke wensen voorzien door eigen postinitiële beroepsopleidingen. De faculteit richt zich daarom in haar opleidingen niet op de introductie van nieuwe, op de beroepspraktijk gerichte vakken, maar op de mogelijke verbetering van (de samenhang tussen) bestaande practica (rota's). De vorming tot jurist is echter in de visie van de faculteit niet voltooid door de afronding van de initiële rechtenopleiding. Zij richt zich daarom mede op de postinitiële vorming van de afgestudeerde jurist. Zij beseft dat het levenslang leren een van de maatschappelijke ankerpunten in een kennissamenleving is. De faculteit verzorgt opleidingen voor afgestudeerde juristen via het CPO, het Nijmeegse centrum voor postacademisch juridisch onderwijs, en in samenwerking met de beroepsgroepen. Op deze wijze is tevens een goede afstemming mogelijk tussen initieel en postinitieel onderwijs. Attitude De student dient tijdens de opleiding een bepaalde attitude te ontwikkelen. Eén aspect van die attitude bestaat uit de al genoemde kritische benadering van het recht en zijn functioneren in de samenleving. De student is door zijn opleiding in staat tot reflectie op het positieve recht. Juist van academische juristen wordt verwacht dat zij zelfstandig nieuwe situaties kunnen beoordelen en een eigen gewetensvolle inbreng hebben. Een ander aspect van die attitude is het zich eigen maken van een integere levens- en werkhouding. De faculteit stimuleert dat studenten zich verantwoordelijk opstellen in en buiten het recht. Zij maakt hen vertrouwd met professionele standaarden en werkwijzen (zoals het aanleren van een adequate bronvermelding, het zorgvuldig citeren, de fatsoenlijke bejegening van medestudenten en medewerkers in woord en geschrift, e.d.). 7

Docenten kunnen het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid bij studenten mede stimuleren door te wijzen op de levensbeschouwelijke aspecten van een bepaald vraagstuk. De beginselen van rechtvaardigheid, die een lange geschiedenis hebben, kunnen als gezichtspunt dienen. Vanuit deze traditie kunnen docenten aandacht vragen voor thema's als de persoonlijke waardigheid van de mens, vrede en veiligheid, of de bescherming van zwakken in de samenleving. De student De faculteit beoogt aantrekkelijk te zijn voor de gemotiveerde VWO-student. Zij beschouwt het VWO-diploma als een volwaardig entreebiljet voor universitair onderwijs. Zij is om die reden tegen selectie aan het begin van de studie ("aan de poort"). Het eerste jaar van de studie heeft een tweeledig doel. Het is bedoeld om de student kennis te laten maken met de belangrijkste vakken van de opleiding en hem daarvoor te enthousiasmeren. Hij krijgt zo een goed beeld van de studie. Het eerste jaar dient eveneens tot selectie. De student moet zo snel mogelijk weten of de keuze voor de rechtenstudie de juiste is geweest. De strenge selectie in het eerste jaar kan leiden tot lagere rendementen dan in de andere bachelorjaren. De studeerbaarheid van het eerste jaar wordt echter niet uit het oog verloren. De faculteit heeft een beleid ontwikkeld voor de selectie in het eerste jaar (zoals dringend advies, beperkte hoeveelheid tentamenkansen, gekoppeld aan tijdsduur, etc.). De faculteit onderzoekt met regelmaat de studievoortgang in de eerste jaren van de studie. Mocht deze te wensen overlaten, dan neemt de faculteit maatregelen om de voortgang te bevorderen. De student moet binding ontwikkelen met de Nijmeegse rechtenfaculteit en universiteit. Die band moet vanaf het eerste jaar van zijn studie ontstaan. Zij wordt bijvoorbeeld versterkt door het creëren van een academisch gevoel (studeren aan een universiteit), de inrichting van het onderwijs (kleinschaligheid) en de intensivering van het onderwijs, zoals het laten maken van opdrachten, waardoor de student zelf aan het werk moet. Het moet de student duidelijk worden gemaakt (bijv. door middel van het mentoraat en de hoorcolleges Inleiding in het recht) wat van hem wordt verwacht. De faculteit biedt kwalitatief hoogwaardig onderwijs en verwacht daarom van de student dat de studie een centrale plaats in zijn leven inneemt. Discipline, doorzettingsvermogen en aanwezigheid (ook buiten het onderwijs) dragen bij aan een snelle en succesvolle afronding van de opleiding. De faculteit draagt zorg voor het laten ontstaan van die binding en van een juist verwachtingspatroon bij de student. De faculteit stimuleert dat een student, zeker indien hij verder in zijn studie is gevorderd, activiteiten naast de studie ontplooit, bijvoorbeeld door het lopen van een stage in de praktijk, verblijf in het buitenland, het volgen van een tweede studie, bachelor- of masteropleiding, facultaire of niet-facultaire bestuursactiviteiten, het werken in een rechtswinkel, etc. Een dergelijke activiteit vergroot de aantrekkelijkheid van een student op de arbeidsmarkt, draagt bij aan de ontplooiing van de student en zorgt voor een verantwoorde oriëntatie op zijn latere beroepsleven. De faculteit vindt het aanvaardbaar dat hierdoor enige studievertraging ontstaat. Hoewel de faculteit zich vooral richt op de gemotiveerde VWO-student, is zij van opvatting dat goede, afgestudeerde HBO-studenten niet belet mogen worden door te stromen naar het wetenschappelijke onderwijs. Zij ontwikkelt ter facilitering van deze doorstroom een uitgebalanceerd programma, dat regelmatig wordt geëvalueerd. De excellente student De faculteit garandeert aan al haar studenten kwalitatief goed onderwijs. Zij beoogt voor al haar studenten gelijkelijk hoogwaardig academisch onderwijs te verzorgen in de bachelor- en masterfase. Voor de meest getalenteerden heeft zij twee bijzondere masteropleidingen ontwikkeld, de duale master Onderneming & Recht en de onderzoeksmaster Onderneming & Recht (die overigens ook toegankelijk zijn voor de meest getalenteerde rechtenstudenten van andere faculteiten in Nederland). De faculteit stimuleert dat excellente studenten voor deze masters kiezen. De masters sluiten aan bij het door de KNAW erkende Nijmeegse Onderzoekcentrum Onderneming & Recht (OO&R), een samenwerkingsverband van de Nijmeegse juridische faculteit en een aantal vooraanstaande nationaal en internationaal opererende advocaten- en notariskantoren en bedrijven. De beide masters kennen docenten van uitstekend niveau (deels afkomstig uit de wetenschap, deels afkomstig uit de praktijk). De student maakt binnen deze opleidingen kennis met de top van het universitaire onderwijs en onderzoek en de top van de beroepspraktijk. Het onderwijs staat niet open voor reguliere masterstudenten. Het laatste jaar van de onderzoeksmaster richt zich op de achtergronden en de methodologie van het doen van rechtswetenschappelijk onderzoek en het aanleren van onderzoeksvaardigheden. Een aantal van de vakken uit deze fase maakt verplicht deel uit van de onderzoeksopleiding voor de junior-onderzoekers van het OO&R. De faculteit streeft ernaar een aantal van de vakken eveneens te verplichten voor andere facultaire junior-onderzoekers. De faculteit ontplooit initiatieven om ook in de bachelorfase getalenteerde of excellente studenten extra (onderwijs)activiteiten aan te bieden buiten het reguliere curriculum om. Op deze wijze ontstaat een betere 8

aansluiting op de twee topmasters, de duale master en de onderzoeksmaster Onderneming & Recht. Het wekken van belangstelling voor deze masters kan dan bovendien in een eerdere fase van de studie plaatsvinden. Voor de excellente student heeft de Nijmeegse juridische faculteit bovendien de twee multidisciplinaire onderwijsprogramma's Recht & Management en Recht & Economie ontwikkeld. Deze gecombineerde opleidingen bieden de goede VWO-student de gelegenheid om in twee verschillende wetenschappelijke disciplines af te studeren. Voorop staat dat ook in deze onderwijsprogramma s de juridische opleiding leidt tot civiel effect. Profielkenmerken van het onderwijs De Nijmeegse faculteit heeft een aantal profielkenmerken geformuleerd, waaraan het onderwijs voor alle studenten moet voldoen. Zij onderscheidt zich met het geheel van deze kenmerken van andere juridische faculteiten in Nederland. Kleinschaligheid De faculteit hecht aan de kleinschaligheid van haar belangrijkste onderwijsvormen (werkgroepen en rota's) over de gehele studie. Kleinschaligheid brengt met zich dat de contacten tussen studenten en docent en de studenten onderling intensief zijn. De toepassing van kennis en het aanscherpen van inzicht kunnen in werkgroepen van beperkte omvang op optimale wijze geschieden. Tevens ontstaat er ruimte voor gedachtenuitwisseling tussen studenten en docenten en voor persoonlijk contact tussen student en docent, omdat de student weet wie de docent is en andersom. Kleinschaligheid stimuleert het wetenschappelijke karakter van het onderwijs. Zij biedt de beste kansen voor de persoonlijke, academische en professionele ontplooiing van de student. De kleinschaligheid stelt de faculteit bovendien in staat de studievoortgang van studenten te volgen. Het streven naar kleinschaligheid beoogt niet het hoorcollege af te schaffen. Naar facultaire opvatting is het hoorcollege een ideale onderwijsvorm om studenten te enthousiasmeren en te motiveren, de actualiteit aan de orde te stellen, het wetenschappelijke denken voor het voetlicht te brengen en grote lijnen in de stof aan te brengen. Kleinschaligheid moet worden ondersteund door uitstekende materiële voorzieningen (goed uitgeruste werkgroepen rotazalen, het Studeon, ruime ICT-mogelijkheden (bijv. door de inzet van Blackboard), ruimtes voor studenten om samen te werken, studieplaatsen). De faculteit streeft naar een voortdurende modernisering van haar voorzieningen. Interactief Een tweede profielkenmerk van het Nijmeegse onderwijs is interactiviteit, die nauw samenhangt met de kleinschaligheid. Het onderwijs heeft niet alleen kennisoverdracht tot doel, maar is eveneens gericht op het bewerkstelligen van interactie. Het is van groot belang een balans te vinden tussen kennisoverdracht en interactie. De doelstelling van het interactieve onderwijs is tweeledig. Het stimuleert de student (en de docent) goed voorbereid naar werkgroep en practica te komen. Het beoogt daarnaast de student actief deel te laten nemen aan die werkgroepen en de practica, zelf antwoorden te formuleren en na te denken over de stof. Idealiter komt er een samenspraak op gang tussen studenten onderling en tussen studenten en docent. Het interactieve onderwijs sluit dus nauw aan bij de in dit visiedocument uitgewerkte doelstellingen van de faculteit ten aanzien van kennis, inzicht, reflectie, vaardigheid en attitude. Het beoogt de student onder andere een kritische benadering ten aanzien van het recht bij te brengen en het problematiseren van de stof onder de knie te krijgen. De samenhang tussen onderwijs en onderzoek wordt benadrukt. Het dwingt de student tevens om meer tijd aan zijn studie te besteden. De faculteit draagt - gelet op het belang van dit profielkenmerk - zorg ervoor dat het interactieve onderwijs in alle lagen van de faculteit op de agenda staat. Het is een opdracht aan elke docent om dit profielkenmerk te verwezenlijken. Het onderwijsmateriaal is zodanig samengesteld dat dit kenmerk optimaal aan bod kan komen. Grensverleggend De faculteit is in haar onderwijs grensverleggend door de internationale oriëntatie. Die oriëntatie is vorm gegeven in vakken, studievarianten, studenten- en docentenuitwisseling en in de samenwerking met een groot aantal universiteiten in en buiten Europa. De faculteit streeft ernaar dat in het onderwijs zelf de internationale, vooral Europese, dimensie van het betreffende rechtsgebied aan bod komt. Het grensverleggende karakter komt daarnaast mede in het onderwijs tot uitdrukking door vergelijking met het recht van de Nederland omringende landen. De faculteit stimuleert dat haar eigen studenten voor een bepaalde periode in het buitenland gaan studeren. Voor de opleiding European Law School/International and European Law is een verblijf in het buitenland zelfs verplicht. De faculteit stimuleert tevens dat docenten een periode in het buitenland verblijven. Zij ontvangt graag 9

buitenlandse studenten en docenten in Nijmegen. Zij hecht aan de internationale samenwerking en uitwisseling om in elk geval enig oog voor buitenlandse maatstaven te garanderen. Praktijkgericht De faculteit profileert zich blijvend als een toonaangevende onderwijs- én onderzoeksinstelling. Zij combineert het wetenschappelijke karakter van haar opleidingen met een gerichtheid op de juridische beroepspraktijk. Haar afgestudeerden zijn inzetbaar op een breed beroepsterrein en in velerlei maatschappelijke functies. De rechtspraktijk vormt mede het toetsingskader van de kwaliteit van het onderwijs. Kenmerkend voor het Nijmeegse onderwijs in de positiefrechtelijke vakken is de wisselwerking tussen theorie en praktijk. Onderwijs zonder voeding uit de rechtspraktijk en zonder relevantie voor de oplossing van praktische problemen is een tamelijk vruchteloze bezigheid, tegelijkertijd kan een adequate beoefening van de praktijk niet zonder een gedegen theoretische ondergrond. 10

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN Artikel 1 Het onderwijs- en examenprogramma van de academische opleidingen, behorende tot de studie der rechtsgeleerdheid aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt vastgesteld in overeenstemming met deze regeling. Artikel 2 1. De faculteit kent de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 EC: a. de opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht); b. de opleiding European Law School; c. de opleiding Notarieel recht. 2. De bacheloropleiding omvat een programma van drie studiejaren, het B1-jaar, het B2-jaar en het B3-jaar genoemd. 3. Een studiejaar bestaat uit twee semesters van veertien weken. 4. In het propedeutisch B1-jaar bestaat elk semester uit twee perioden van elk zeven weken. 5. Aan de bacheloropleiding is een examen verbonden. Artikel 3 1 1. De faculteit kent de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 EC: a. de opleiding Nederlands recht; b. de opleiding International and European Law; c. de opleiding Notarieel recht; d. de opleiding European Law: e. de opleiding Fiscaal recht. 2. De masteropleiding omvat een programma van één studiejaar. 3. Het studiejaar bestaat uit twee semesters van veertien weken. 4. Aan de masteropleiding is een examen verbonden. Artikel 4 1. De faculteit kent de volgende masteropleiding met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: de Onderzoeksmasteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 120 EC. 2. De faculteit kent een duale masteropleiding Nederlands recht met een studielast van 60 EC. 3. De faculteit kent de volgende gecombineerde masteropleidingen met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: a. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Belgisch recht; b. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Duits recht. 4. De faculteit kent de volgende schakelprogramma's met de navolgende studielast: a. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Bedrijfskunde (Recht en Management), met een studielast van 72 EC; b. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Economie (Recht en Economie), met een studielast van 78 of 84 EC; c. het HBO-schakelprogramma ten behoeve van de toelating tot de masteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 75 EC. Artikel 5 De faculteit neemt deel aan de post-initiële masteropleiding Pallas LL.M. European Business law, met een studielast van 72 EC. Artikel 6 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) luiden als volgt: 1 Artikel 3, lid e treedt in werking per 1 september 2011 11

De academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) beoogt in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Nederlands recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies, voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste is gesteld. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het privaatrecht en grondige kennis van het staatsrecht, bestuurs(proces)recht en straf(proces)recht. De kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van de betreffende vakgebieden. De afgestudeerde heeft daarmee een integraal beeld van het positieve recht van de hoofdgebieden van het recht. De afgestudeerde heeft voorts gedegen kennis van het Europees recht, de rechtsgeschiedenis, ondernemings- en mededingingsrecht, burgerlijk procesrecht, en belasting- of sociaal recht. De afgestudeerde heeft basiskennis van het internationale recht, filosofie, rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie, van economie, rechtseconomie, alsmede van balans lezen. Kern: grondige brede kennis van het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op juridische problemen uit de rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de historische en maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docenten e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding Nederlands recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Nederlands recht, in het bijzonder het Burgerlijk recht of het Strafrecht of het Staats- en Bestuursrecht of het Ondernemingsrecht of het Fiscale recht of in een eigen samengestelde en door de examencommissie goedgekeurde richting binnen het Nederlands recht. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Nederlands recht b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken 12

f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij is in staat daarbij de doorwerking van het Europese/internationale recht te betrekken. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 7 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding European Law School/International and European Law luiden als volgt: De academische opleiding European Law School/International and European Law beoogt in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Internationale en Europese recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs waarborgt dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste geldt en tevens beschikt over een zeer gedegen kennis op het gebied van het Europees recht. Hiertoe wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de doorwerking van het Europese recht in de Nederlandse rechtsorde. De vereiste internationaal publiekrechtelijke basis wordt gewaarborgd in het onderwijs, waar de meest relevante materiële en institutionele vraagstukken aan de orde komen. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding European Law School luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het Europees recht en het Internationaal recht en van het constitutionele, institutionele, en (delen van het) materiële recht van de Europese Unie. De afgestudeerde heeft grondige kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het privaatrecht, staatsrecht, inclusief het staatsrecht van de landen van de EU, bestuurs(proces)recht, en straf(proces)recht, en, alsmede gedegen kennis van het burgerlijk procesrecht en ondernemings- en handelsrecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van rechtsfilosofie. Daarnaast heeft hij kennis van rechtsfilosofie in Europees perspectief, rechtssociologie in Europees perspectief of rechtsgeschiedenis in Europees perspectief. Kern: grondige brede kennis van het Internationaal en Europees recht, alsmede van het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op problemen in de rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docenten e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding International and European Law luiden als volgt: 13

a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Internationaal en/of Europees recht. De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in de algemene kenmerken van de rechtsorde van een land buiten Nederland. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Internationale en Europese recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de rechtspraktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene internationaal en/of Europeesrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Internationaal en Europees recht te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Notarieel recht luiden als volgt: Artikel 8 De academische opleiding Notarieel recht beoogt zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van de voor het notariaat, en de daarmede nauw verwante beroepsgroepen, relevante onderdelen van het recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige uitoefening van juridische functies, in het bijzonder in de notariële beroepspraktijk en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet gesteld worden voor de toelating tot functies in de notariële beroepspraktijk en waaraan de hoedanigheid van meester in de rechten verbonden is. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het privaatrecht, van het personen- en familierecht, de successiewetgeving en grondige kennis van het voor de notariële praktijk relevante belastingrecht, het ondernemingsrecht, het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht. De kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van de betreffende vakgebieden. De afgestudeerde heeft daarmee een integraal beeld van het positieve recht van de hoofdgebieden van het recht. De afgestudeerde heeft voorts gedegen kennis van het burgerlijk procesrecht, het sociaal zekerheidsrecht, het internationaal privaatrecht, rechtsgeschiedenis, het agrarisch recht en het bestuursrecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie, en van economie, rechtseconomie, alsmede van balanslezen. Kern: grondige brede kennis van het Notarieel recht, alsmede het Nederlands recht, en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op juridische problemen uit de notariële rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de historische en maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen 14

c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridische wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docent e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De afgestudeerde heeft inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. Kern: inzicht in mores beroepsgroep g. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het erfrecht, het huwelijksvermogensrecht, het notariële onroerende zakenrecht, het ondernemingsrecht, het belastingrecht, in het bijzonder inzake inkomstenbelasting en belastingen van rechtsverkeer. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Notarieel recht en aangrenzende vakgebieden b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de notariële rechtspraktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Notarieel recht en aangrenzende vakgebieden c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vervat in de Wet op het notarisambt. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde heeft verdiept inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. Kern: verdiept inzicht in mores beroepsgroep f. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken g. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek h. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master De eindtermen van de academische masteropleiding European Law luiden als volgt: Artikel 9 a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Europees recht. De verdiepte kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van het vakgebied. Daarnaast heeft de afgestudeerde zich gespecialiseerd in minstens twee vakgebieden binnen het EUrecht die rond de kernleerstukken gepositioneerd zijn, of gespecialiseerd in mensrechten/migratierecht dan wel ondernemingsrecht. De afgestudeerde heeft zijn kennis zowel verdiept als verbreed. 15

Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Europees recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische Europeesrechtelijke problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe Europeesrechtelijke problemen. c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene Europeesrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief. d. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over Europeesrechtelijke vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. De afgestudeerde is in staat daarbij het Engels als voertaal te hanteren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken e. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Europees recht te formuleren. Hij kan, door middel van analyse van de geschiedenis, de systematiek en de uitleg (jurisprudentie) van Europese verdragen en regelgeving, de rechtsvergelijking en de rechtswetenschappelijke literatuur, onderzoeksvragen en rechts-vragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek f. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 9a 2 De eindtermen van de academische masteropleiding Fiscaal recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Fiscale recht. De verdiepte kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van het vakgebied. Daarnaast heeft de afgestudeerde zich gespecialiseerd in vakken binnen het Fiscale recht die rond de kernleerstukken gepositioneerd zijn. De afgestudeerde heeft zijn kennis zowel verdiept als verbreed. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Fiscale recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische fiscaalrechtelijke problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe fiscaalrechtelijke problemen. c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene fiscaalrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief. d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep. e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over fiscaalrechtelijke vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Fiscaal recht te formuleren. Hij kan, door middel van analyse van de geschiedenis, de systematiek en de uitleg (jurisprudentie) van verdragen en regelgeving, de rechtsvergelijking en de rechtswetenschappelijke literatuur, onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. 2 Artikel 9a treedt in werking per 1 september 2011 16

Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 10 3 1. De academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 2. De academische opleiding Notarieel recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 3. De academische opleiding International and European Law wordt alleen voltijds verzorgd. 4. De academische masteropleiding European Law wordt alleen voltijds verzorgd. 5. De academische masteropleiding Fiscaal recht wordt alleen voltijds verzorgd. PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN PARAGRAAF 1.2.1. TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN Artikel 11 1. Worden toegelaten tot één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2, degenen die voldoen aan de bij de wet gestelde vooropleidingseisen. 2. In afwijking van lid 1, kan degene die de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt worden toegelaten, indien hij bij een door de colloquium doctumcommissie in de zin van artikel 12 in te stellen onderzoek (colloquium doctum) heeft blijk gegeven van geschiktheid voor het onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs in de zin van artikel 12. Artikel 12 1. De leden van de colloquium doctumcommissie worden door het faculteitsbestuur benoemd. 2. Het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 11, lid 2 omvat: a. Nederlands: centraal eindexamen vwo, bestaande uit een beknopte samenvatting van een tekst en het schrijven van een opstel; b. Engels, Frans, Duits of Spaans: centraal eindexamen vwo. Tekstbegrip wordt getoetst met meerkeuzevragen; c. Geschiedenis: centraal eindexamen vwo, twee onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling "onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis en staatsinrichting"; d. Maatschappijleer: centraal examen vwo, twee onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling"onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen maatschappijleer". 3. De colloquium doctumcommissie kan ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde onderzoek, indien de kandidaat: a. op grond van een dergelijk onderzoek is toegelaten tot een opleiding van een andere faculteit der rechtsgeleerdheid; b. een equivalente vooropleiding heeft. Artikel 13 De examencommissie kan nadere eisen vaststellen voor de toelating tot de bacheloropleidingen op grond van een propedeusegetuigschrift, behaald aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs. Artikel 14 1. Worden toegelaten tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Bedrijfskunde (Recht en Management), studenten die de propedeuse Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Bedrijfskunde hebben behaald. 3 Artikel 10, lid 5 treedt in werking per 1 september 2011. 17

2. Worden toegelaten tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Economie, studenten die de propedeuse Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Economie hebben behaald. Artikel 15 1. Worden toegelaten tot het HBO-schakelprogramma, de kandidaten met een afgeronde HBO-opleiding aan een Nederlandse hogeschool die: a. Voor ten minste 80 EC aan juridische vakken hebben behaald in HBO-opleiding, en b. het HBO-diploma behaald hebben met een gemiddeld cijfer van 7 of meer. 2. De faculteit laat per studiejaar maximaal 80 studenten toe tot het schakelprogramma. 3. Ingeval meer dan 80 ontvankelijke kandidaten zich aanmelden, vindt een selectie plaats op grond van het gemiddelde cijfer behaald voor de vakken: Bestuursrecht, Strafrecht en Privaatrecht. PARAGRAAF 1.2.2. TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN Artikel 16 1. Studenten die het examen van één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben behaald, worden toegelaten tot de desbetreffende masteropleiding. 2. Studenten die het examen van een equivalente bacheloropleiding hebben behaald aan een andere Nederlandse universiteit, worden toegelaten tot het onderwijs van de masteropleiding, voor zover zij ten minste 160 EC aan juridische vakken hebben behaald. De examencommissie kan echter aanvullende eisen stellen voor zover dat nodig is voor de afgifte van een verklaring van civiel effect bij de uitreiking van het masterdiploma. 3. In afwijking van lid 1, worden studenten die het bachelordiploma nog niet hebben behaald, tot het onderwijs in hun masteropleiding toegelaten als zij in hun bacheloropleiding een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben. 4. In afwijking van lid 1, worden studenten die één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben afgerond, toegelaten tot een andere dan de desbetreffende masteropleiding, in de gevallen voorzien in paragraaf 14.1.3. 5. In alle overige gevallen is een door of namens de examencommissie afgegeven bewijs van toelating tot de masterfase vereist. 6. De in het derde en vierde lid bedoelde toelating geldt voor alle vakken zonder voorkenniseisen, en voor de vakken met voorkenniseisen indien daaraan is voldaan. 7. Het bepaalde in de leden 2 en 5 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op studenten die het examen van een bacheloropleiding aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) hebben behaald. Artikel 17 1. Aan studenten die aan een andere Nederlandse universiteit het equivalente bachelordiploma hebben behaald, met minder dan 160 EC aan juridische vakken, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 2. Aan studenten die het examen van de desbetreffende bacheloropleiding hebben behaald in een periode langer dan vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot toelating in de masteropleiding, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 3. Studenten aan wie dergelijke aanvullende eisen zijn gesteld, worden toegelaten tot het onderwijs in de masteropleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. Artikel 18 1. Studenten die het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de Duale masteropleiding Nederlands recht (Onderneming en Recht). In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een leer-arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 121. 18

Artikel 19 1. Studenten die het examen van de bacheroropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de Onderzoeksmasteropleiding, indien zij met meer dan gemiddelde studieresultaten (7,5 of hoger) hun bachelorexamen hebben behaald. In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 154. Artikel 20 1. Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding European Law komen in aanmerking studenten die een bachelordiploma op het terrein van de rechtsgeleerdheid hebben behaald aan een andere juridische faculteit waarmee een samenwerkingsovereenkomst tot uitwisseling van studenten bestaat. Bij de toelating dienen de studenten te voldoen aan de daartoe in artikel 164 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 2. Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding European Law komen in aanmerking, studenten die de bacheloropleiding European Law School aan de Radboud Universiteit Nijmegen met goed gevolg hebben afgerond. Een selectiecommissie, waarvan het faculteitsbestuur de leden benoemt, beslist over toelating tot de masteropleiding op basis van onder meer de studieresultaten van de bacheloropleiding. 3. In alle overige gevallen besluit de examencommissie. Artikel 21 1. Voor toelating tot de Engels-/Nederlandstalige Masteropleiding European law komen in aanmerking studenten die: a. een academische bacheloropleiding hebben afgerond aan een andere dan juridische faculteit, waarmee een samenwerkingsovereenkomst bestaat, en b. voldoen aan de daartoe in artikel 166 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 2. In alle overige gevallen beslist de examencommissie. Artikel 22 1. Voor toelating tot de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten komen in aanmerking, indien zij de academische opleiding Rechten volgen en aan hun faculteit de bacheloropleiding of een daarmee vergelijkbaar onderwijsprogramma hebben afgerond: a. studenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven; b. studenten van de Juristische Facultät van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster. 2. De examencommissie beslist over de toelating. Artikel 23 Studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) of de bacheloropleiding European Law School bedoeld in paragraaf 2.1. en in paragraaf 3.1. hebben hebben afgerond, komen in aanmerking voor toelating tot: a. het onderwijsprogramma Belgisch recht van de Katholieke Universiteit Leuven, als bedoeld in paragraaf 10.2. b. het onderwijsprogramma Duits recht van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster, als bedoeld in paragraaf 10.3. Artikel 24 1. Studenten die een bacheloropleiding hebben afgerond aan een Nederlandse instelling voor HBO-onderwijs worden toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht, mits een bewijs van toelating in de zin van lid 2 wordt overlegd. 2. Het bewijs van toelating tot de masteropleiding Nederlands recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen wordt afgegeven aan degene die het HBO-schakelprogramma met een gezamenlijke studielast van 75 EC in de zin van artikel 203 met succes heeft afgerond. Artikel 25 4 1. Wie op grond van een buitenlandse vooropleiding in aanmerking komt voor toelating tot één van de in artikel 2 en 3 genoemde academische opleidingen, moet ten overstaan van de examencommissie aantonen de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen. 4 Artikel 25, lid 3 treedt in werking per 1 september 2011 19

2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal, niveau twee. 3. Het bepaalde in de vorige leden geldt niet voor studenten van de masteropleiding European Law. PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS Artikel 26 5 1. Het onderwijs in de bacheloropleidingen Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht wordt gegeven in de Nederlandse taal, het onderwijs in het B2-jaar en het B3-jaar van de bacheloropleiding European Law School wordt in beginsel gegeven in de Engelse taal, voor zover dit onderwijs betrekking heeft op het Internationale en/of Europese recht. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. Artikel 27 6 1. Het masteronderwijs wordt gegeven in de Nederlandse taal. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. 3. In afwijking van het eerste lid, wordt de Engelstalige Masteropleiding European Law geheel in het Engels aangeboden. 4. In afwijking van het eerste lid, wordt het onderwijs in de masteropleiding International and European Law in beginsel gegeven in de Engelse taal. Artikel 28 1. Onderwijs in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges, rotae of in een andere onderwijsvorm vindt niet plaats, indien het niet zijn grondslag vindt in deze regeling, behoudens in bijzondere gevallen met toestemming van het faculteitsbestuur. 2. Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de vaststelling van het rooster van de hoorcolleges, de werkcolleges, de rotae en de toewijzing van de voor het onderwijs bestemde ruimten. Artikel 29 1. Het onderwijs wordt gegeven in de vorm door de verantwoordelijke gekozen. 2. De docenten zien erop toe dat het onderwijs in en de studie van het toevertrouwde vak de in deze regeling daarvoor aangegeven studiebelasting niet overschrijden. 3. De docenten bevorderen de onderlinge afstemming naar inhoud en naar volgorde van de onderdelen van de studiestof in de onderwijsprogramma's in de hun toevertrouwde vakken. 4. Ingeval het onderwijs werkgroeponderwijs omvat, heeft iedere student gedurende één studiejaar recht op deelname aan deze interactieve onderwijsvorm. 5. Het faculteitsbestuur draagt zorgt voor de tijdige bekendmaking van de onderwijsvorm van de vakken van de academische opleidingen. Artikel 30 1. Gastcolleges en voordrachten worden niet gegeven in de plaats van de volgens het onderwijsprogramma te geven hoorcolleges of werkcolleges dan wanneer zij passen in het onderwijsprogramma. 2. Gastcolleges en voordrachten kunnen worden gegeven in een andere taal dan de Nederlandse. 3. Uitnodiging van gastdocenten geschiedt slechts met goedkeuring van het faculteitsbestuur. PARAGRAAF 1.4. DE EXAMENS EN TENTAMENS Artikel 31 1. Er is een examencommissie rechtsgeleerdheid. 5 Artikel 26, lid 1 is gewijzigd per 1 september 2011 6 Artikel 27 lid 4 treedt in werking per 1 september 2011 20