provincie groningen Voor de Wind gaan! Een praktijkproject over kleine windturbines in de gebouwde omgeving Beleidsmonitoring

Vergelijkbare documenten
Fryslân. Windmolens op land zijn belangrijk en zullen wij stimuleren. Doelstelling voor de provincie:

1 INLEIDING ALGEMENE VRAGEN... 3

BESTEMMINGSPLAN VERWIJDEREN WINDTURBINE NABIJ VROUWENPAROCHIE

Ja. Ja. D66 wil dat Groningen in 2040 al CO 2- neutraal is en wil dat de provincie een ambitieuze regionale energiestrategie opstelt.

statenstukken Provinciale Staten Vragen van het statenlid dhr. Babijn (Partij voor Zeeland) ingevolge artikel 44 reglement van orde AANHANGSEL

De paragrafen en worden in het kader van deze partiële herziening als volgt gewijzigd;

Het gebruik van energie wordt steeds meer. Dus zijn er ook meer bronnen nodig. Sommige gassen raken

Beleidsnotitie. Kleine Windturbines in de Gemeente Oude IJsselstreek

Presentatie van het onderzoek: Windenergie in Dordrecht? Verkenning van kansen

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op?

Windenergie. Verdiepende opdracht

Beleidskader windenergie

Stichting Platform Tegenwind N33 tegen de plaatsing van windturbines in het zoekgebied N33

Wind werkt windenergie in Groningen

Statenvoorstel nr. PS/2004/41

Ontwerp wijziging PRVS

Houtskoolschets Windstreek 2011

c. de wieklengte van een windturbine : de afstand tussen de uiterste punt van een wiek en de naaf.

Comité Hou Friesland Mooi

Noord-Holland. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

Windenergie & Windpark Neer. Har Geenen Eric van Eck

Onderwerp: Kaders voor windenergie

Voor- of tegenwind? Drenthe Molenvrij?

Aan Dorpsbelangen Zoutkamp, Wehe-den Hoorn, 16 juni 2014

Realisatie wind-energie in Weert in samenwerking met Nederweert, Leudal en Peel-en Maas. Informatiebijeenkomst Commissie Weert, 17 november 2015

Achtergrond en doel presentatie

Flevoland. Windmolens op land zijn belangrijk en zullen wij stimuleren. Doelstelling voor de provincie

Aan: Het college van Gedeputeerde Staten Provincie Noord-Brabant Postbus MC s HERTOGENBOSCH. Geachte college,

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

DHV B.V. Millenergy / WNW bijlage 2-1 -

Resultaat Windmolenenquête Wakker Emmen

Energievisie Energiecoöperatie Noordseveld

Beknopte beleidsnotitie voor zonne-energie gemeente Leeuwarderadeel Versie : ontwerp Datum : 1 februari 2016

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Programma vanavond.

Limburg. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

WINDPARK KOUDUM EEN VERKENNING VAN DE MOGELIJKHEDEN

FRYSLÂN FOAR DE WYN. Plan van aanpak. Finale versie, 14 november 2013

Energiek Gelderland. Gelders debat. 12 februari 2014, uur Hotel de Wageningsche Berg Wageningen.

Onderwerp: Kaders voor windenergie

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

RAADSCOMMISSIE. Nummer:

Zeeland. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

Raadsvoorstel gemeente Coevorden

Waarom dit windpark? Windplan Blauw. Energieakkoord 2020: Megawatt (MW) aan windenergie op land in 11 provincies

Zuid-Holland. Windmolens op land zijn belangrijk en zullen wij stimuleren. Doelstelling voor de provincie

Bij brief van 13 december 2016, ingekomen op 13 december 2016, heeft u namens de GroenLinks fractie schriftelijke vragen gesteld.

Agendapunt 5 Opinienota

4. Toetsingskader kleinschalige windturbines

UITVOERINGSDOCUMENT WINDENERGIE GEMEENTE MOERDIJK

Windenergie in Steenbergen

Geluid. De norm: 47 db L den

Drenthe. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle

Vragen bijeenkomst Windmolens 6 maart 2014

Werkstuk Aardrijkskunde Broeikaseffect

Nije Mûne eerlijke wind Een initiatief van D66 Fryslân o.l.v. Statenlid Klaas Hettinga

Raadsvoorstel. Agendapunt: 12b. Onderwerp: Bestemmingsplan Windturbines Netterden-Azewijn. Portefeuillehouder: wethouder F.S.A.

Besluit college van Burgemeester en Wethouders

Utrecht. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

Vraag- en antwoordlijst Windenergie op Goeree-Overflakkee Aanleiding

LAAT DE WIND WAAIEN

KLEINE WINDTURBINES NOVEMBER Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Maatschappelijke Kosten- en Baten Analyse: energie uit wind en zon

Energie Rijk. Lesmap Leerlingen

Stichting Platform Tegenwind N33 tegen de plaatsing van windturbines in het zoekgebied N33

Aan de gemeenteraad van de gemeente Kollumerland c.a., Wehe-den Hoorn, 16 juni 2014

Markstudie naar kleine windturbines in Vlaanderen

Samen voor schone energie

Motivering besluit ontwerp-vvgb windturbinepark Waardpolder

*Z7348DBDA7D* raadsvoorstel. Onderwerp. Uitgangspunten windenergie. Voorstel

Hoe kunnen treinen op wind rijden? Les in de Groene Top Trein

INITIATIEFVOORSTEL Onderwerp : Onderzoek uitbreiding windenergie Voorstelnummer : Raadstafel : 15 maart 2017 Raadsvergadering : 31 mei 2017

Windenergie in Horst aan de Maas

WELKOM. Algemene Ledenvergadering 15 februari 2018

De gemeenteraad heeft mij verzocht de gemeenteraad in de bezwaarprocedure te vertegenwoordigen en hem waar nodig nader van advies te dienen.

AMBITIEDOCUMENT ZONNE-ENERGIE UITWERKING OMGEVINGSVISIE - GEMEENTE OPSTERLAND

MKBA Windenergie Lage Weide Samenvatting

ASPIRAVI. Windpark Assenede

Betrekken omgeving bij ruimtelijke initiatieven

Provinciale Staten AGENDAVERZOEK

Concept Ruimtelijk Perspectief Windenergie op Land

Uitvoering windenergie in relatie tot Crisisen herstelwet/elektriciteitswet Bijlage 4 bij Windenergie sneller ingepast? Datum 22 juni 2010

Beleidsnotitie kleine windturbines 2008

Nummer : : Windturbine 2-B Energy

Antwoord Toelichting Antwoord Toelichting Antwoord Toelichting. instrumentarium geeft om goed op de windmolens om zo in %

Gemeente Reusel-De Mierden. Stand van zaken Klimaatvisie

Windmolenproblematiek in rangorde van grof naar fijn Probleem Gevolg Waarschijnlijk gevolg Maatregel Voornemen E.U. Beleid Nederlandse regering

Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie

De wind in de zeilen voor Dilbeek

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Windturbines De Grift

Nieuwe hoogspanningsverbinding vanuit Borssele. Zuid West

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

Tegen tenzij : de argumenten?

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is.

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Windenergie in Almere

Federatieplan Windenergie Wind werkt voor Flevoland

1 - Drentse Mondenweg 2 - Nieuw Buinen Zuid 3 - Nieuw Buinen Noord. 7 - Gieterveen zuid 8 - N Annerveensekanaal

Transcriptie:

provincie groningen Voor de Wind gaan! Een praktijkproject over kleine windturbines in de gebouwde omgeving

Inhoudsopgave Inleiding 5 1. Situatieschets 6 1.1 Behoefte aan duurzame energie 6 1.1.1 Energieopwekking door fossiele brandstoffen 6 1.1.2 Duurzame energie 6 1.2 Windenergie 7 1.3 Kleine windturbines 7 1.4 Project voor de wind gaan 8 2. Ruimtelijk beleid provincies 10 2.1 Provincie als middenbestuur 10 2.2 Streekplan en provinciaal omgevingsplan 10 2.2.1 Streekplan 10 2.2.2 Provinciaal omgevingsplan ( POP ) 11 2.3 Vastleggen windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies 11 3. Taak provincie op gebied van windenergie 12 3.1 Algemeen 12 3.2 Het BLOW-convenant 12 4. Windenergiebeleid drie noordelijke provincies 14 4.1 Friesland 14 4.1.1 BLOW Friesland 14 4.1.2 Beleid Friesland, Windstreek 2000 14 4.1.3 Evaluatie Windstreek 2000 16 4.1.4 Nieuwste ontwikkelingen 16 4.2 Groningen 17 4.2.1 BLOW Groningen 17 4.2.2 Beleid Groningen 17 4.2.3 Nieuwste ontwikkelingen 18 4.3 Drenthe 18 4.3.1 BLOW Drenthe 18 4.3.2 Beleid Drenthe 19 4.3.3 Nieuwste ontwikkelingen 20 4.4 Schematische weergave windenergiebeleid 20 5. Kleine windturbinebeleid drie noordelijke provincies 22 5.1 Friesland 22 5.1.1 Het kleine windturbinebeleid 22 5.1.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) 23 5.2 Groningen 23 5.2.1 Kleine windturbinebeleid 23 5.2.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) 24 5.3 Drenthe 24 5.3.1 Kleine windturbinebeleid 25 5.3.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) 25 5.4 Schematische weergave kleine windturbinebeleid 25 6. Stand van zaken project voor de wind gaan 27 Literatuurlijst 29 Bijlage I Vragenlijsten 30 Bijlage II Overzicht kleine windturbines 36 2

Samenvatting Dit rapport geeft een beschrijving van het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden omdat er nog veel onduidelijkheden bestaan over het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren op het gebied van de kleine windturbine. Het zal tevens een beschrijving geven van hoe de provincies in de toekomst om willen gaan met de kleine windturbine. Voordat de resultaten van het onderzoek worden beschreven is een beschrijving gemaakt van het nut en doel van hetonderzoek naar kleine windturbines, de manier waarop windenergie- en ruimtelijk beleid wordt vormgegeven op provinciaal niveau, taak en aanpak van de provincie op het gebied van windenergie en het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies. Deze beschrijving heeft tot doel om het onderzoek naar het kleine windturbinebeleid van de drie noordelijke provincies te verduidelijken. De belangrijkste punten uit het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine zijn hieronder kort samengevat: Friesland: Voor de provincie Friesland bestaat er nog geen specifiek beleid voor kleine windturbines. Momenteel wordt het kleine windturbinebeleid vormgegeven door het planologisch afwegingskader. Dit houdt in dat per kleine windturbine een afweging wordt gedaan of deze in het landschap en de omgeving past. De provincie wil voorkomen dat het hele buitengebied vol wordt gezet met kleine windturbines. In het verleden zijn namelijk in het buitengebied veel solitaire turbines geplaatst, hierdoor is het landschap op sommige plaatsen ernstig aangetast. Deze fout wil de provincie niet weer maken. Groningen: Ook voor de provincie Groningen geldt dat er op dit moment nog geen specifiek beleid bestaat ten aanzien van de kleine windturbine. Deze wil men namelijk opstellen nadat men de nodige kennis en ervaring heeft opgedaan met het project voor de wind gaan. Op dit moment is het beleid van kleine windturbines, die op gebouwen worden geplaatst, eigenlijk afgestemd op het beleid zoals dat er is voor antennes op gebouwen. Dit beleid houdt kortweg in dat de hoogte van een kleine windturbine in verhouding moet staan met de omvang van het gebouw waar op deze wordt geplaatst. Voorwaarde hieraan is dat de kleine windturbine geen afbreuk mag doen aan het gebouw. Voor een kleine windturbine die niet op het dak wordt geplaatst geldt een maximale ashoogte van 15 meter. Kleine windturbines dienen in de provincie Groningen in de toekomst een certificaat te hebben met betrekking tot de veiligheid om geplaatst te worden. Drenthe: Kleine windturbines worden binnen de provincie gestimuleerd in het gebouwde gebied. Het is echter geen speerpunt in het Drentse energiebeleid. Dit komt vooral omdat er in de provincie Drenthe nog nooit politiek draagvlak is geweest voor windenergie. Kleine windturbines zijn toegestaan in stedelijke kernen/stadsrandzones, grote dorpskernen en op bedrijventerreinen. Daarentegen zijn kleine windturbines niet toegestaan in het landelijke gebied van de provincie. Het komt er dus op neer dat kleine windturbines zijn toegestaan op plekken waar al de nodige verstoring aanwezig is. Wat betreft maximale hoogtes, geluidhinder etc. bestaan er in provincie Drenthe en het POP nog geen specifieke regels. 3

Voorwoord Het rapport is geschreven in het kader van de stage die tussen 30 januari en 14 april is gelopen bij KNN Milieu in Groningen. De stage is onderdeel van het derde studiejaar van de studie Milieumanagement aan het Van Hall Instituut in Leeuwarden. Deze stageplaats is mogelijk gemaakt dankzij dhr. Bottema en hiervoor wil ik hem dan ook bedanken. Tevens wil ik KNN Milieu bedanken voor de mogelijkheid om stage te lopen bij het bureau. KNN Milieu is een bureau die projecten in Noord Nederland met name op het gebied van energie en klimaat uitvoert. Het bedrijf voert voor overheden, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties allerlei projecten uit. Onderdeel van de stage bij KNN milieu was het schrijven van dit rapport over het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, betreffende kleine windturbines. Dankzij de medewerking van de drie noordelijke provincies is geprobeerd om via dit rapport hier antwoord op te geven. Het ontstaan van dit rapport komt voort uit de persoonlijke interesse in zowel kleine windturbines als beleidsvoering. 4

Inleiding De vraag naar duurzame energie wordt steeds groter. Energieopwekking door verbranding van fossiele brandstoffen leidt namelijk tot steeds grotere problemen voor het milieu. Tevens raken de fossiele brandstoffen langzamerhand op. Windenergie is een vorm van duurzame energie die als alternatief voor fossiele brandstoffen kan worden gebruikt. Maar windturbines hebben enkele nadelen. De windturbine wordt namelijk vooral gezien als horizonvervuiler in het landschap. De mensen vinden windenergie goed maar willen liever geen grote windturbine in het landschap van de leefomgeving zien. Dit blijkt de voornaamste reden te zijn waarom grote windturbines niet op een grotere schaal in het landschap zijn geplaatst. Dit is een van de redenen dat wordt gekeken naar de mogelijkheid van kleine windturbines. Deze leveren duurzame energie maar worden als minder hinderlijk in het landschap ervaren.tevens is de kleine windturbine uitermate geschikt voor het stedelijk gebied, dit in tegenstelling tot de traditionele windturbine. Sommige typen kleine windturbines kunnen zelfs op het dak worden geplaatst. Dit is dan ook de reden waarom de drie noordelijke provincies zijn gestart met het project voor de wind gaan. Op deze manier willen zij ervaring opdoen met de nieuwste ontwikkeling op het gebied van windenergie. Dit alles zal worden beschreven in de situatieschets van hoofdstuk 1. Dit rapport bestrijkt een klein gedeelte van het project voor de wind gaan. In dit rapport zal worden gekeken naar het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, betreffende kleine windturbines. Doordat de kleine windturbine een nieuwe ontwikkeling is, zijn er nog veel onduidelijkheden omtrent het beleid van de provincies over dit onderwerp. Immers voldoet de beleid en regelgeving van een kleine windturbine niet aan het bestaande beleid van de grote windturbines. Daarom wordt getracht via dit rapport het (toekomstige) beleid helder in kaart te brengen. Voordat dit in kaart wordt gebracht worden in hoofdstuk 2 en 3 het ruimtelijk beleid en de taken van de provincies op het gebied van windenergie beschreven. Deze hoofdstukken hebben tot doel om de rol van de provincie binnen windenergie te verduidelijken voordat antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies gemaakt. Na het windenergiebeleid wordt als laatste in hoofdstuk 5 de hoofdvraag en doelstelling van het rapport beantwoord. Namelijk het beleid van de drie noordelijke provincies voeren met betrekking tot de kleine windturbine. Deze is in kaart gebracht door middel van een vragenlijst die is opgesteld voor de provincies. Deze vragenlijst is terug te vinden in de bijlagen. De hoofdvraag luidt als volgt: Wat is het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine? De deelvragen binnen het rapport zijn: Waarom wordt er onderzoek gedaan naar kleine windturbines? Hoe wordt windenergie- en ruimtelijk beleid vormgegeven op provinciaal niveau? Wat zijn de taken van de provincie op het gebied van windenergie? Wat is het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies? 5

1. Situatieschets Verduidelijking van het nut en doel van (onderzoek naar) kleine windturbines In de situatieschets wordt geprobeerd om de plek van de kleine windturbine weer te geven in het streven naar het opwekken van duurzame energie. Op deze manier wordt geprobeerd om het nut en doel van (onderzoek naar) de kleine windturbine te verduidelijken. Als laatste zal in dit hoofdstuk de positie worden beschreven van dit rapport, die het inneemt ten opzichte van het project voor de wind gaan van de drie noordelijke provincies. 1.1 Behoefte aan duurzame energie 1.1.1 Energieopwekking door fossiele brandstoffen De aarde wordt verwarmd door de zon. Een gedeelte van de zonnestraling wordt door de atmosfeer terug de ruimte in gekaatst, een ander deel wordt omgezet in warmte op aarde. Ook deze warmte verdwijnt gedeeltelijk de ruimte in. Natuurlijke broeikasgassen, zoals waterdamp en CO2, zorgen ervoor dat de warmte die de aarde uitstraalt gedeeltelijk wordt teruggekaatst; deze gassen leggen een warme deken om de aarde. Dit noemt men het broeikaseffect. Zonder deze gassen zou de gemiddelde temperatuur van de aarde zo n 30 graden lager liggen. Dit proces wordt het natuurlijk broeikaseffect genoemd. Echter vindt op dit moment energieopwekking vooral plaats door het verbranden van fossiele brandstoffen. Stoffen zoals kolen, gas en olie worden verbrand om energie op te wekken. Maar het verbranden van deze stoffen leidt er toe dat de hoeveelheid broeikasgassen in de lucht toe neemt. Deze broeikasgassen, waarvan CO2 een van de belangrijkste is, versterken het broeikaseffect. Het gevolg hiervan is dat het klimaat veranderd, de kringloop van de gassen in de atmosfeer is uit balans. Dit vormt een bedreiging voor mens en natuur. Tevens is het zo dat de fossiele brandstoffen langzamerhand aan het opraken zijn. Om de energiebehoefte ook voor de toekomst veilig te stellen, is het dus belangrijk om alternatieve technieken voor energieopwekking te ontwikkelen. Het is dus wel duidelijk dat er steeds meer behoefte is aan een duurzame manier van opwekken van energie. 1.1.2 Duurzame energie Er is steeds meer behoefte aan een schone en onuitputtelijke vorm van energieopwekking, die geen schade toebrengt aan het milieu. Kortom duurzame energie. Zeker als men nagaat dat vanaf de jaren 60 het milieu een steeds belangrijkere rol is gaan spelen in het leven van de mens. Daar is alle reden voor. Immers, een gezond milieu is van groot belang voor de leefomgeving. Nadat het Brundtland-rapport, in het jaar 1987, verscheen is deze denkwijze tot stand gekomen. Het Brundtland-rapport is het verslag van de Wereld Commissie voor Milieu en Ontwikkeling, ingesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hier is het begrip duurzame ontwikkeling algemeen bekend geworden. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als: duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Enkele vormen van duurzame energie die als een vorm van duurzame ontwikkeling worden gezien zijn: windenergie, zonne-energie en het energie opwekken uit biomassa. Duurzame energie is onuitputtelijk. Dit in tegenstelling tot de voorraden van met name olie en gas die binnen enkele decennia zullen opraken. De Nederlandse overheid streeft dan ook naar meer productie van duurzame energie. De doestelling van de Nederlandse overheid is om 10% van alle verbruikte energie in Nederland in 2020 duurzaam op te wekken. Een laatste argument voor het opwekken van meer duurzame energie is dat duurzame energie tot een verminderde afhankelijkheid van olieproducerende landen lijdt. 6

1.2 Windenergie Een vorm van duurzame energie is windenergie. De energie wordt opgewekt met behulp van windturbines. De wind brengt de wieken van een windturbine in beweging. Deze beweging zorgt ervoor dat de generator in de turbine, een soort dynamo, wordt aangedreven. Deze generator produceert vervolgens de stroom. Nederland is qua geografische ligging erg geschikt om energie op te wekken door middel van windturbines. Windrijke depressies ontstaan boven de Atlantische oceaan en de Noordzee en trekken via een zuidwestelijke stroming vaak over ons land. Ook zijn de kustprovincies erg vlak en open, zo waait het aan de kust vrij constant met een behoorlijke kracht. Eind 2005 stonden in Nederland dan ook ruim 1700 windturbines opgesteld met een gezamenlijk vermogen van meer dan 1200 MW (MW = 1 miljoen Watt). Deze windturbines leveren per jaar ruim 1.850.000.000 kwh aan elektriciteit. Dit is genoeg om circa 600.000 huishoudens van stroom te kunnen voorzien. Windenergie leverde in het jaar 2005 dan ook 37 procent van de totale duurzame energieproductie. Dit is 1,6 procent van het totale energieverbruik in Nederland (www.vrom.nl). De doelstelling op het gebied van windenergie is om een vermogen van 1500 megawatt op land te realiseren in het jaar 2010. Tevens zouden mogelijkheden van windenergie op zee kunnen worden benut. Waarom wordt energie dan niet op een grotere schaal door windturbines opgewekt? Windenergie is een schone vorm van energie opwekking en omdat er altijd wind is kan het nooit opraken. Waarom wordt er dan niet op een grotere schaal energie door windturbines opgewekt? Dit komt doordat er nog een aantal nadelen zitten aan de grote windturbines. De twee voornaamste nadelen zijn: Kosten: Ten opzichte van fossiele brandstoffen is het opwekken van elektriciteit via windturbines nog relatief duur. De verwachting is echter wel dat windturbines in de toekomst efficiënter elektriciteit kunnen opwekken. De prijs van deze elektriciteit ligt op dit moment dus hoger dan grijze stroom. Dit wordt momenteel grotendeels door subsidies opgevangen Landschapsvervuiler: Het belangrijkst nadeel van de windturbine is dat de turbine als een groot landschapsvervuiler wordt gezien. De grote windturbine levert de gewenste duurzame energie op maar wordt als horizonvervuiler in het landschap gezien. Veel mensen vinden namelijk windenergie erg goed en nuttig maar willen liever geen grote windmolen in het landschap van de leefomgeving zien. Dit wordt ook wel het NIMBY (Not In My BackYard) effect genoemd. De windturbines hebben in de ogen van de mensen een te groot effect op de landschaps- en natuurwaarden van een gebied. Het plaatsen van een windturbine levert hierdoor vaak grote weerstand op bij de plaatselijke bevolking. Hierdoor zijn veel gemeenten huiverig voor het plaatsen van windturbines, doordat de gemeente weet dat dit tot grote weerstand en kritiek zal leiden. Concluderend kan men stellen dat aan de ene kant de klassieke windturbines zorgen voor een verminderende milieuvervuiling, meer onafhankelijkheid van olieproducerende landen en voor een duurzame oplossing voor energie opwekking. Maar dat anderzijds de windturbine voornamelijk als een grote landschapsvervuiler in het landschap wordt gezien. Dit blijkt de voornaamste reden te zijn waarom grote windturbines niet op een grotere schaal in het landschap zijn geplaatst. 1.3 Kleine windturbines Doordat de grote windturbine als landschapsvervuiler wordt gezien (en de beleid en regelgeving hierop is aangepast) is gekeken naar de mogelijkheid van kleine windturbines. De kleine windturbine is een nieuwe ontwikkeling op het gebied van windenergie. Maar doordat het een nieuwe ontwikkeling is zijn er 7

ook nog veel onduidelijkheden. Zo zijn er nog onduidelijkheden omtrent deze windturbines op het gebied van: Beleid en regelgeving, technisch en financieel rendement, sociale aspecten en veiligheid. Op deze gebieden kan nog veel kennis en ervaring worden opgedaan. Kleine windturbines zijn in tegenstelling tot de traditionele windturbines in mindere mate horizonvervuilend maar leveren toch duurzame energie op. Tevens is de kleine windturbine geschikt voor het stedelijk gebied, dit in tegenstelling tot de grote windturbine. Enkele types van de kleine windturbine kunnen namelijk zelfs op het dak worden geplaatst. Hierdoor kan windenergie ook in het stedelijk gebied worden opgewekt. Wel moet worden opgemerkt dat kleine windturbines, op dit moment, in vergelijking met de traditionele windturbine nog weinig energie opleveren. De kleine windturbine moet wat betreft de bijdrage in de energie ofwel de elektriciteitsvoorziening worden vergeleken met zonnepanelen. Een andere belangrijke rol voor de kleine windturbine is momenteel weggelegd in de acceptatie van windenergie. In de toekomst zou de kleine windturbine windenergie beter bespreekbaar kunnen maken. Er zijn verschillende typen kleine windturbines. De verschillende typen zijn geschikt voor verschillende locaties en situaties. Zo zijn er types die in de architectuur van een huis kunnen worden opgenomen (zie figuur 1, windside). Een ander type kleine windturbine kan als een soort van verkleinde vorm van de traditionele windturbine worden gezien (zie figuur 2, Fortis Montana). Door verschillen in vermogens, verschillen ook de opbrengsten van de verschillende types kleine windturbines. Zo levert de windside circa 900 kwh op. Een Fortis Montana levert circa 7000 kwh kw per jaar op, het gemiddelde energieverbruik van ongeveer twee huishoudens op jaarbasis. Voordat een kleine windturbine wordt geplaatst zal eerst een bouwvergunning en soms een milieuvergunning moeten worden aangevraagd. Voor de bouwvergunning zijn aspecten als: bestemmingsplan, welstandscriteria, stedenbouwkundige bepalingen, bouwbesluit en bouwverordening van belang. De milieuvergunning moet ervoor zorgen dat kleine windturbines niet teveel hinder opleveren voor de omgeving. In de milieuvergunning worden voorschriften opgenomen op het gebied van: veiligheid; geluid en hinder. Als aan al deze punten kan worden voldaan kan de kleine windturbine worden geplaatst. Figuur 1.) KWT type windside, architectonisch opgenomen Figuur 2.) KWT type Fortis Montana 1.4 Project voor de wind gaan Zoals gebleken is uit paragraaf 1.3 is er nog veel onduidelijkheid over de nieuwste ontwikkeling op het gebied van windenergie, de kleine windturbine. Zo ook in de drie noordelijke provincies. In dit kader is het project voor de wind gaan in januari 2004 gestart, waarbij de provincies Groningen, Friesland en Drenthe samen met de fabrikanten de toepassing van kleine windturbines in Noord Nederland willen 8

vergroten. Ook zijn bij het project Senter Novem, het Van Hall Business Center en KNN Milieu betrokken. Bij het project worden 22 kleine windturbines geplaatst, waarvan enkele al zijn geplaatst, in de drie noordelijke provincies. Op deze manier wil men ervaring opdoen in deze vorm van duurzame energieopwekking. De provincies zijn tot dit initiatief gekomen doordat ze het gebruik van duurzame energie in de provincies willen stimuleren. De projectdoelstelling voor het project voor de wind gaan luidt: Het in een praktijksituatie onderzoeken van de perspectieven voor meerdere types (kleine) windturbines in de gebouwde omgeving onderverdeeld naar landelijk gebied, woonomgeving en bedrijventerreinen. Zoals gezegd zijn er veel onduidelijkheden op het gebied van: Beleid en regelgeving: Bij beleid en regelgeving moet onderscheid worden gemaakt tussen de provincie en gemeente. Op provinciaal niveau is het de vraag wat de rol en het beleid is van de provincies bij het plaatsen van een turbine. Op gemeentelijk niveau zullen bijvoorbeeld de vergunningverlening en toetsing aan het bestemmingsplan moeten worden onderzocht. Technisch en financieel rendement: Hoe zit het met de verhouding tussen de kosten en de baten als een kleine windturbine wordt geplaatst in de betreffende provincies? Sociale aspecten: Inzicht krijgen in de houding en de mening van de mensen tegenover de kleine windturbine in de omgeving van een geplaatste windturbine. Veiligheid: In hoeverre is de kleine windturbine een gevaar voor mens en/of dier? Via het project probeert men antwoord te krijgen op deze onduidelijkheden. Er wordt op deze manier geprobeerd om de broodnodige ervaring op te doen over de kleine windturbine. Deze ervaringen zijn nodig om over de perspectieven van kleine windturbines in de drie noordelijke provincies te kunnen oordelen. Dit rapport zal zich voornamelijk richten op de beleid en regelgeving van de drie noordelijke provincies. Het zal daardoor een klein stukje bestrijken van het project voor de wind gaan. Het rapport is onderdeel van de voorbereidende fase (zie figuur 3). Uit dit figuur kan worden afgeleid op welk moment op een bepaald gebied ervaringen kunnen worden opgedaan. Voordat een kleine windturbine wordt geplaatst zal eerst de fase van beleid en regelgeving moeten worden doorlopen. Nadat een kleine windturbine is geplaatst begint de uitvoerende fase, deze zal circa een jaar duren. Er kan dan kennis en ervaring worden opgedaan op de verschillende gebieden. In de fase van beleid en regelgeving bestaan echter nog vele onduidelijkheden. Vandaar dat in dit rapport geprobeerd wordt om het (toekomstig) kleine windturbinebeleid te beschrijven. Deze hoofdvraag zal verder worden uitgewerkt in hoofdstuk 5. Figuur 3.) Fasen waarin ervaringen kunnen worden opgedaan over de kleine windturbine 9

2. Ruimtelijk beleid provincies Hoe windenergie- en ruimtelijk beleid wordt vormgegeven op provinciaal niveau Het ruimtelijk beleid wordt in Nederland bepaald op drie bestuursniveaus, namelijk door: het Rijk, de provincies en de gemeenten. Het Rijk bepaalt haar ruimtelijk beleid vooral via planologische kernbeslissingen. Deze bevatten de landelijke regels en visie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het beleid van het Rijk vormt vervolgens weer de richtlijn voor het opstellen van provinciaal beleid. Het provinciaal ruimtelijk beleid wordt opgenomen in het streekplan of het provinciaal omgevingsplan van een provincie (zie Hoofdstuk 2.2). Vervolgens wordt het ruimtelijk beleid van de provincie weer als richtlijn gebruikt voor het invullen van het beleid op gemeentelijk niveau. Het ruimtelijk beleid wordt op gemeentelijk niveau ingevuld via bestemmingsplannen of structuurplannen. Zo beoordeelt het provinciebestuur of de bestemmingsplannen van de gemeenten overeenkomen met de streekplannen die de provincie heeft opgesteld. Kortom de plannen die worden opgesteld zullen op een lager bestuurlijk niveau in acht moeten worden genomen. Het hogere bestuursniveau dient hier controle op te houden. 2.1 Provincie als middenbestuur De provincie vult de plannen van het Rijk op provinciaal niveau verder in. Zo moet bijvoorbeeld een planologische kernbeslissing van het Rijk in het streekplan worden opgenomen. In het streekplan is hier weer iets nauwkeuriger (maar wel indicatief ) beleid over opgenomen. Vervolgens wordt dit weer gedelegeerd naar de gemeenten. Waar in het bestemmingsplan nauwkeurig is beschreven wat het beleid gaat inhouden voor de gemeente. Kortom wordt in het Nederlandse beleid de provincie gezien als het middenbestuur. De provincie speelt als middenbestuur een belangrijke rol in de afstemming van beleid tussen de verschillende bestuursniveaus. De provincie functioneert als een soort van bemiddelaar tussen het Rijk en de gemeenten. 2.2 Streekplan en provinciaal omgevingsplan Om de toekomstige ontwikkeling van de provincie of een deel van de provincie in kaart te brengen wordt een streekplan of een provinciaal omgevingsplan ontwikkelt. In het streekplan of provinciaal omgevingsplan wordt het ruimtelijk beleid dat de provincies willen gaan voeren vastgesteld. Ook is er vaak ruimte vrijgemaakt in deze documenten voor het beschrijven van het windenergiebeleid van een provincie. 2.2.1 Streekplan Aan de hand van planologische kernbeslissingen van het Rijk stellen de provincies streekplannen op. Een streekplan geeft globaal aan hoe de toekomstige ontwikkeling van een gebied eruitziet. In een streekplan geeft de provincie globaal aan waar landbouw, natuur en recreatie mogen komen en waar er ruimte is voor kantoren, huizen, bedrijfsterreinen en wegen. Het opstellen van het streekplan gebeurt door de Gedeputeerde Staten, dit is het dagelijkse bestuur van een provincie. Bij het opstellen van het streekplan vragen de Gedeputeerde Staten advies aan de provinciale planologische commissie (PPC). De PPC is een via de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingesteld advies- en overlegorgaan. Deze commissie heeft als doel om de provincie te adviseren omtrent ruimtelijke ontwikkeling. Nadat PPC advies heeft gegeven aan de provincie stellen de Gedeputeerde Staten voor één of meer delen van de provincie, of voor de gehele provincie een streekplan op. Hierbij zullen belangrijke maar ook moeilijke keuzes moeten worden gemaakt. Waar wordt er bijvoorbeeld wel of niet gekozen voor windenergie? Elke tien jaar moet het streekplan 10

worden herzien ook zal het elke vier jaar worden moeten worden geëvalueerd. Een streekplan is niet direct juridisch bindend voor burgers. Maar het speelt vooral een belangrijke rol in de afstemming van landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het streekplan kan dus worden gezien als richtsnoer bij structuurplannen en als toetsingskader bij het vaststellen van een nieuw of gewijzigd bestemmingsplan, bijvoorbeeld om de oprichting van windturbines op een bepaalde locatie mogelijk te maken. Wanneer bestemmingsplannen afwijken kan dat een aanleiding zijn voor de provincie om goedkeuring te onthouden van het bestemmingsplan. Betreffende windenergie nemen veel provincies het windenergiebeleid specifiek op in het streekplan. Ook worden vaak mogelijke windlocaties in het streekplan opgenomen. 2.2.2 Provinciaal omgevingsplan ( POP ) Een nieuwer instrument voor de provincies is het provinciaal omgevingsplan. Hierbij is het streekplan geïntegreerd met het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en het mobiliteitplan. Op deze manier ontstaat er één provinciaal omgevingsplan, kortweg POP. Een voordeel hiervan is dat verschillende beleidsvelden op deze manier makkelijker op elkaar kunnen worden afgestemd. Een aantal provincies heeft al gekozen voor deze integrale aanpak. Deze hebben op dit moment het streekplan al vervangen door het provinciaal omgevingsplan, waaronder de provincies Groningen en Drenthe. 2.3 Vastleggen windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies Deze paragraaf zal kort weergeven in welke documenten het windenergiebeleid is vastgelegd in de drie noordelijke provincies. In deze documenten kan het windenergiebeleid dat de drie noordelijke provincies voeren worden teruggevonden. Het windenergiebeleid van de drie noordelijke provincies zal verder worden beschreven in hoofdstuk 4. Een beschrijving van het kleine windturbinebeleid is terug te vinden in hoofdstuk 5. Friesland: Friesland heeft haar windenergiebeleid vastgelegd in een afzonderlijk streekplan, Windstreek 2000. Elk jaar wordt er verslag gedaan van windstreek 2000. In dit jaarlijkse verslag staat onder andere in hoeverre het beleid en doelstellingen die zijn opgesteld in dit streekplan zijn behaald. In december 2005 hebben Provinciale Staten de kaders voor de evaluatie vastgesteld. Aan de hand van deze kaders zal een evaluatie worden uitgevoerd. De verwachting is dat daar eind april 2006 mee begonnen zal worden. Na de evaluatie zal ook duidelijk worden of het nodig zal zijn om Windstreek 2000 te herzien. Groningen: Provincie Groningen heeft het windenergiebeleid vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan van het jaar 2000. De provincie is bezig met het verlengen van het provinciale omgevingsplan, het POP I van 2000 door het POP II van 2005. POP II is een voortzetting van POP I. Het voorontwerp was van 16 januari tot 13 maart beschikbaar voor inzage. Maar halverwege het jaar 2006 zal men beginnen met het ontwikkelen van POP III. Hierin zullen ook nieuwe beleidsontwikkelingen met betrekking tot windenergie worden meegenomen. Drenthe: Het windenergiebeleid van Drenthe is beschreven in het tweede Provinciaal Omgevingsplan, POP-II. Ook in de Nota Energiebeleid is aandacht geschonken aan het windenergiebeleid van de provincie. Hier staat het energiebeleid van de provincie Drenthe in beschreven voor de periode 2006 tot 2010. Het komt er op neer dat in het POP het windenergiebeleid is uitgestippeld.dit is vervolgens nader uitgewerkt in de Nota Energiebeleid. 11

3. Taak provincie op gebied van windenergie Taak (BLOW) en aanpak van de provincies op gebied van windenergie De provincies van Nederland hebben verschillende taken op het gebied van windenergie. Deze zullen in dit hoofdstuk worden beschreven. 3.1 Algemeen Het windenergiebeleid kan in de provincies op verschillende manieren worden uitgevoerd. Zo hanteren sommige provincies een top/down-aanpak, waarbij de provincie de verantwoordelijkheid en taken in eigen handen houden. Andere provincies hebben juist voor een tegenovergesteld beleid gekozen en laten gemeenten en samenwerkingsverbanden de plannen maken betreffende het windenergiebeleid. Zeker is wel dat de provincie als middenbestuur de taak heeft om informatie en beleid als een soort doorgeefluik door te geven aan het Rijk en de gemeente. De Provincie dient controle te houden op gemeenten door deze te toetsen of zij het beleid op een juiste manier doorvoeren naar het gemeentelijke niveau. De belangrijkste taak voor de provincies is het behalen van het aantal MW windenergie dat per provincie is vastgesteld. Deze taak is vastgesteld om het opgestelde windvermogen in Nederland te vergroten. Deze doelstelling is door de provincies vastgelegd bij het ondertekenen van de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie, kortweg BLOW. 3.2 Het BLOW-convenant Het BLOW-convenant is een overeenkomst die gesloten is tussen het Rijk, de provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit convenant is gesloten in juli 2001 en heeft vooral tot doel om windenergie in de Nederlandse provincies te stimuleren. De overeenkomst is ontstaan doordat de groei van het opgestelde windvermogen tegenviel. Vastgelegd is dat aan het einde van het jaar 2010 in totaal 1500 MW aan windvermogen moet zijn opgesteld in de Nederlandse provincies. Per provincie is in het convenant vastgelegd hoeveel MW deze moet gaan produceren. Voor de verdeling van de landelijke taakstelling van 1500 MW over de provincies is gekeken naar het al aanwezige opgestelde vermogen, inschattingen omtrent plaatsingsmogelijkheden per provincie en geografische kenmerken van de verschillende provincies.voor de drie noordelijke provincies betekend dit dat: Friesland 200 MW, Groningen 165 MW en Drenthe 15 MW voor 2010 moet gaan opstellen, (zie figuur 4). Zoals duidelijk wordt uit figuur 4 heeft iedere provincie een duidelijke taak gekregen in het ontwikkelen van windenergie. Behalve de doelstellingen verplichtte het BLOW-convenant ook dat de provincies in een Plan van Aanpak moeten aangeven op welke wijze zij hun taakstelling denken te realiseren. Het Plan van Aanpak geeft een inzicht in de activiteiten die moeten lijden tot ontwikkeling van locaties voor windturbines. Maar ook de wijze van samenwerking met gemeenten en marktpartijen moet hierin worden beschreven. In de tussenevaluatie van BLOW in 2005 werd duidelijk dat de landelijke taakstelling van 1500 MW al voor ongeveer tweederde (ca. 1100 MW) was gerealiseerd. Uit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de landelijke taakstelling van 1500 MW in 2010 wel gehaald zal worden. Het BLOW-convenant heeft kortom een belangrijke stimulans gegeven aan de provincies om planologische ruimte te reserveren voor windenergie. De kleine windturbine zal echter maar een minieme bijdrage kunnen leveren aan de realisering van de BLOW-doelstelling. Dit doordat er nog niet op grote schaal gebruik wordt gemaakt van de kleine windturbine. Tevens heeft de kleine windturbine een kleine opbrengst in vergelijking met de traditionele windturbine. Hierdoor kan de kleine windturbine, op dit moment, nog geen grote bijdrage leveren aan de BLOW-doelstelling. 12

figuur 4.) Te produceren aantal MW per provincie 13

4. Windenergiebeleid drie noordelijke provincies Het windenergiebeleid dat de drie noordelijke provincies voeren Dit hoofdstuk zal een beschrijving geven van het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies. Aan het einde van dit hoofdstuk is het windenergiebeleid van de provincies schematisch weergegeven. Op deze manier wordt geprobeerd om op een zo n overzichtelijke manier het beleid van de drie noordelijke provincies weer te geven. Er zullen ook op deze wijze overeenkomsten en verschillen in het beleid zichtbaar worden gemaakt. In dit hoofdstuk wordt de kleine windturbine buiten beschouwing gelaten, het beleid van de kleine windturbine in de drie noordelijke provincies is beschreven in hoofdstuk 5. 4.1 Friesland 4.1.1 BLOW Friesland De landelijke doelstelling van BLOW is, zoals vermeld in hoofdstuk 3, op 1500 MW vastgesteld. Dit betekent voor de provincie Friesland dat zij 200 MW aan windenergie moeten gaan produceren in het jaar 2010. Deze 200 MW zou met name door het Interprovinciaal Project Windpark Afsluitdijk (IPWA) moeten worden gerealiseerd. Dit project zou maarliefst 150 MW aan windenergie voor de provincie Friesland opleveren. Op een andere wijze lijkt de BLOW-doelstelling voor Friesland in 2010 niet haalbaar. Daarom is in de BLOW specifiek voor het niet doorgaan van het IPWA een voorbehoud gemaakt. Namelijk als het IPWA niet wordt gerealiseerd mag Friesland voldoen met het plaatsen van 50 MW aan windenergie in 2010. Recentelijk is echter gebleken dat er geen meerderheid in de Tweede Kamer zal zijn voor realisatie van het IPWA. Daarom is voorlopig afgezien van het realiseren van het IPWA. Hierdoor blijft er eerst een BLOW doelstelling over van 50 MW voor Friesland. Aan deze doelstelling is op dit moment overigens al ruim voldaan, in december 2005 was al voor 121 MW aan windenergie opgesteld in de provincie Friesland (zie figuur 5). Maar de ambitie van de provincie Friesland ligt echter hoger. De provincie wil meer opgesteld windvermogen realiseren. Het gaat dan om acties om opschalingclusters te realiseren en om plaatsing van solitaire molens, op bedrijventerreinen, mogelijk te maken. De provincie wil hierbij uiterst zorgvuldig te werk gaan omdat ze het Friese landschap niet willen aantasten. Gerealiseerd windvermogen (MW) 140 120 100 80 60 40 20 R ealisatie Windenergie Friesland figuur 5.) Gerealiseerd windvermogen Friesland ten opzichte van de taakstelling. Opgemerkt moet worden dat de taakstelling, door het voorlopig niet doorgaan van IPWA, momenteel 50 MW i.p.v 200 MW is. 0 2000 2002 2004 Doelstelling 2010 Jaar 4.1.2 Beleid Friesland, Windstreek 2000 Het beleid van de provincie is er vooral op gericht om het opwekken van windenergievermogen op een 14

voor het landschap aanvaardbare manier mogelijk te maken. De provincie is zich er namelijk van bewust dat windturbines het landschap aantasten. Volgens de provincie heeft het beleid dat zij voorheen voerden tot aantasting van het landschap geleid. Dit wil de provincie zoveel mogelijk herstellen, hierdoor worden met name solitaire windturbines gesaneerd. Dit is dan ook één van de redenen waarom enkele gebieden zijn uitgesloten voor plaatsing van windturbines. Voor het plaatsen van windturbines zijn de volgende gebieden zeker uitgesloten, namelijk: De Waddenzee Op de Waddeneilanden In het IJsselmeer In stiltegebieden, maar ook het invloedsgebied (1000 meter) van stiltegebieden Gebieden met natuurlijke waarden, maar ook het invloedsgebied van gebieden met natuurlijke waarden (500 meter) Windstreek 2000 hanteert voor windturbines drie beleidscategorieën, namelijk: de Afsluitdijk, opschalingclusters en solitaire tribunes. Omdat zoals gebleken is uit paragraaf 4.1.1 het IPWA project tijdelijk van de baan is wordt de beleidscategorie Afsluitdijk niet verder besproken. Een opschalingcluster is het vervangen van één of meerdere turbines voor turbines met meer opgesteld vermogen. Een opschalingcluster bestaat uit minimaal twee en maximaal tien windturbines. De provincie verleent alleen medewerking aan opschalingclusters ter vervanging van solitaire (alleenstaande) windturbines of bestaande (cluster)opstellingen. Hiervoor geldt een maximum van één opschalingcluster van twee tot tien turbines per gemeente. Elke gemeente van de provincie heeft een locatie aan moeten wijzen die mogelijk in aanmerking komt voor een opschalingcluster. De belangrijkste voorwaarden voor een opschalingcluster zijn: Een opschalingcluster kan niet worden gerealiseerd op de uitgesloten gebieden Het cluster wordt bij voorkeur geplaatst op of aansluitend bij een bedrijventerrein. Dit mag overigens niet ten koste gaan van de ruimte voor bedrijfsvestigingen. Als niet aan deze voorkeur kan worden voldaan gaat de voorkeur uit naar plaatsing langs grootschalige structuurbepalende elementen. De voorkeur gaat uit naar zo groot mogelijke clusters met een maximum van 10 turbines. Bij vervanging en/of opschaling van bestaande (cluster) opstellingen op dezelfde locatie zullen er (opnieuw) milieu- en andere randvoorwaarden moeten worden getoetst. Bij het zoeken van locaties voor opschalingclusters moet rekening worden gehouden met de in provincie al aanwezige opstellingen met meer dan twee turbines. Bij voorkeur wordt een afstand van minimaal 5 kilometer aangehouden tussen de nieuwe en bestaande opstellingen. De maximale masthoogte bedraagt voor de windturbines op of aansluitend bij een bedrijventerrein in de stedelijke of regionale centra 60 meter. De maximale masthoogte langs grootschalige structuurbepalende elementen bedraagt ook 60 meter. In de overige gevallen is de maximale masthoogte 45 meter voor opschalingclusters. In bijzondere gevallen kan van de masthoogtes worden afgezien als dit op grond van gebruiks- en belevingsfuncties gemotiveerd kan worden. De mogelijkheden die Windstreek 2000 biedt voor het plaatsen van solitaire windturbines zijn beperkt. Dit komt vooral doordat de provincie het als een landschapsaantasting ziet voor het grotendeels open Friese landschap. De belangrijkste voorwaarden voor het plaatsen van solitaire turbines zijn: Solitaire windturbines kunnen niet worden geplaatst in de uitgesloten gebieden De provincie biedt de gemeenten de mogelijkheid om nieuwe solitaire turbines te plaatsen op of aansluitend bij bedrijventerreinen. Een voorwaarde hieraan is dat de turbine voldoende landschappelijk kan worden ingepast. 15

De maximale masthoogte voor solitaire windturbines is op of aansluitend bij een bedrijventerrein in de stedelijke of regionale centra 60 meter. In de andere gevallen is de maximale masthoogte voor solitaire turbines 45 meter. In bijzondere gevallen kan van de masthoogtes worden afgezien als dit op grond van gebruiks- en belevingsfuncties gemotiveerd kan worden. Bij het uitvoeren van het windenergiebeleid in Friesland is sprake van een gecombineerde bottum-up, topdown benadering. Dit houdt in dat de provincie sommige gebieden en taken betreffende het windenergiebeleid in eigen hand houdt maar dat de provincie ook taken en verantwoordelijkheden aan gemeentes toevertrouwd. In Windstreek 2000 zijn gebieden via een top-down benadering uitgesloten voor windturbines. Voor de overige gebieden (de zoekgebieden) worden allerlei beperkingen gegeven. Initiatieven voor opschalingclusters komen, bottum-up, van initiatiefnemers en/of gemeenten. De provincie toetst deze initiatieven dan weer aan Windstreek 2000. 4.1.3 Evaluatie Windstreek 2000 De gemeenten is het jaar 2003 gevraagd naar de ervaringen die zij hebben opgedaan met het streekplan. De belangrijkste ervaringen zijn hier kort opgesomd: Gemeenten vinden het beleid dat is opgesteld in Windstreek 2000 vaak onduidelijk, ingewikkeld of zelfs tegenstrijdig Gemeenten vinden het windenergiebeleid streng en remmend De gemeenten zijn van mening dat ze weinig ondersteuning krijgen van de provincie bij het opstellen van het windenergiebeleid op gemeentelijk niveau. De mogelijkheid om windturbines op bedrijventerreinen te plaatsen zijn beperkt gebleken. Mede doordat windenergieplannen niet goed en te laat worden geïntegreerd met andere ruimtelijke plannen. Provincie Friesland heeft de negatieve ervaringen, die de gemeenten hebben opgedaan met Windstreek 2000, geïnventariseerd bij het opstellen van het plan van aanpak BLOW. Om met deze problemen om te gaan is in dit plan van aanpak een strategie opgenomen. Er is gekozen voor een aanpak met meer aandacht voor coördineren, faciliteren en stimuleren. Het komt er kortweg op neer dat de provincie zich actiever wil opstellen dan in het verleden. De mogelijkheden van Windstreek 2000 worden uitgelegd aan gemeenten. Tevens wijzen gemeenten, in de nieuwe strategie, aan op welke vlakken zij zelf veel kunnen bepalen. Maar ook op welke gebieden ze kunnen worden geholpen door de provincie. Ook heeft de provincie nauwe contacten gelegd met de vereniging van windturbine-eigenaren, de VWF (vereniging windturbine-eigenaren Fryslân). Zij zijn namelijk beter op de hoogte van wie van hun leden bijv. belangstelling heeft om mee te doen in een opschalingcluster. 4.1.4 Nieuwste ontwikkelingen In december 2005 zijn door Provinciale Staten kaders vastgesteld voor een nieuwe evaluatie van Windstreek 2000. Door middel van deze kaders zal de evaluatie worden uitgevoerd. Verwacht wordt dat daar in april 2006 mee zal worden begonnen. Na de evaluatie zal bekeken moeten worden of het nodig is om Windstreek 2000 te herzien. Gedeputeerde Staten zullen Provinciale Staten dan een voorstel voor herziening voorleggen. Mogelijk zal hierin ook specifieker beleid worden opgenomen betreffende de kleine windturbine. Tevens is duidelijk geworden uit het jaarverslag van BLOW die in januari van dit jaar is verschenen dat de provincie niet meer actief medewerking zal verlenen bij het realiseren van het IPWA. De provincie is tot dit besluit gekomen na drie jaar van wachten op een definitief besluit. 16

4.2 Groningen 4.2.1 BLOW Groningen Groningen heeft in het kader van het BLOW-convenant een te realiseren doelstelling van 165 MW aan windenergie in het jaar 2010. Aan het begin van 2006 stond er 77 MW opgesteld in de provincie (zie figuur 6). Maar de provincie Groningen is druk bezig met het realiseren van meer windenergie. Om de vastgestelde BLOW doelstelling te realiseren wil de provincie kijken naar schaalvergroting en uitbreiding van de bestaande windparken in Lauwersoog, Delfzijl en Eemshaven. Daarnaast ziet de provincie mogelijkheden voor windenergie op grootschalige parken op of in aansluiting met andere industriegebieden. Dit alles zou een totaal van 453 MW aan windenergie opleveren voor de provincie Groningen. Kortom: De provincie Groningen is hard op weg om de BLOW doelstelling te gaan realiseren. Gerealiseerd windvermogen (MW) 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 R ealisatie Windenergie Groningen 2000 2002 2004 Doelstelling 2010 Jaar figuur 6.) Gerealiseerd windvermogen Groningen ten opzichte van BLOW taakstelling 4.2.2 Beleid Groningen Het windenergiebeleid van de provincie Groningen staat beschreven in het POP. De provincie Groningen is op dit moment bezig met het ontwikkelen van POP-II. Dit is de geactualiseerde versie van het POP uit het jaar 2000. In POP-II is het nieuwste beleid van de provincie Groningen opgenomen, zo is er ook aandacht geschonken aan windenergie. De provincie Groningen wil zich actief opstellen in de behoefte naar windenergie. Voorwaarde hiervan is wel dat dit niet ten koste moet gaan van de kwaliteit van natuur en het landschap. De provincie is namelijk van mening dat er steeds meer en hogere windturbines worden gebouwd. Deze zouden het landschapsbeeld verstoren van een omgeving. De provincie ziet windenergie namelijk als een industriële activiteit die thuishoort op industrieterreinen. Vandaar dat ook gekozen is voor schaalvergroting of uitbreiding van de bestaande windparken in Delfzijl en Eemshaven. Daarnaast ziet de provincie Groningen enkele opties voor grootschalige parken op of in aansluiting op enkele andere industrieterreinen in de provincie. Onder grootschalige parken worden windparken met een minimale opwekkingscapaciteit van 10 MW of minimaal 10 windturbines bedoeld. Het is dus wel duidelijk dat de provincie gekozen heeft voor concentratie van de windturbines in windparken. 17

Een mogelijke locatie voor windturbines moet volgens de provincie Groningen rekening houden met de volgende punten: Benutting van de bestaande mogelijkheden inclusief eventuele vervanging van bestaande windmolenparken De invloed van het Waddengebied De Vogelrichtlijn Het Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzee Belangen van landbouw en natuur en landschap Qua maximale hoogtes van windturbines mogen binnen windparken de windturbines, een ashoogte hebben van 100 meter of in sommige gevallen zelfs meer. Buiten windparken mogen er geen windturbines worden gebouwd die hoger zijn dan 15 meter. Iedereen die een mening had over windenergie heeft de provincie Groningen bij het opstellen van het windenergiebeleid een kans gegeven om die mening te laten horen. Deze meningen en visies zijn meegenomen bij het opstellen van het windenergiebeleid. Het windenergiebeleid in de provincie is dus eigenlijk in gezamenlijk overleg tot stand gekomen. Dit betekent kortweg dat de provincie een bottum-up aanpak heeft bij het opstellen van het windenergiebeleid. 4.2.3 Nieuwste ontwikkelingen Windparken zijn er op dit moment gerealiseerd bij Lauwersoog, Delfzijl en de Eemshaven. Er zijn twee zoekgebieden aangewezen bij Eemshaven en bij Menterwolde en Veendam. De allernieuwste ontwikkelingen op het gebied van windenergie zullen worden meegenomen in POP III. De discussies over andere locaties of uitbreiding van bestaande locaties zullen ook in POP III worden gevoerd. Met het opstellen van POP III begint de provincie Groningen in de tweede helft van 2006. Met het ontwikkelen van de windparken in Groningen gaat het voorspoedig: Het windpark in Delfzijl-Zuid is in aanbouw, in de loop van 2006 volgt de afronding hiervan. Dit zorgt voor 54 MW aan windenergie voor provincie Groningen. Delfzijl-Noord is bezig met het afronden van de MER, dit betreft een windpark van 36 MW. Op het industrieterrein van Delfzijl kan nog 82 MW geplaatst worden. In 2005 is hier al een totaal van 77 MW gerealiseerd. De Eemshaven zal bestaande turbines van 40 m ashoogte vervangen door turbines van 100 meter hoog. Hier komen 88 turbines met een totaal vermogen van 264 MW. Groningen moet dus voor het jaar 2010 165 MW aan windenergie geplaatst hebben, naar verwachting gaat dat dit dus wel lukken. 4.3 Drenthe 4.3.1 BLOW Drenthe In het kader van de landelijke doelstelling van 1500 MW aan windenergie heeft de provincie Drenthe een BLOW doelstelling van 15 MW (zie figuur 7). Door middel van het plaatsen van vijf windturbines van 3 MW per stuk bij Coevorden moet volgens de provincie Drenthe de doelstelling haalbaar zijn. Medewerking aan andere windparken wordt alleen overwogen wanneer dit noodzakelijk blijkt te zijn om de BLOW doelstelling van de provincie voor 2010 te behalen. De reden voor dit beleid is dat provincie Drenthe van mening is dat windturbines niet in het Drentse landschap thuishoren. De windturbines 18

zouden het landschap van Drenthe op een zodanige manier aantasten dat de provincie van mening is dat opstellingsmogelijkheden buiten Drenthe, inclusief de zee, benut moeten gaan worden. Gerealiseerd windvermogen (MW) 16 14 12 10 8 6 4 2 0 R ealisatie Windenergie Drenthe 2000 2002 2004 Doelstelling 2010 Jaar figuur 7.) Gerealiseerd windvermogen Drenthe ten opzichte van BLOW taakstelling 4.3.2 Beleid Drenthe Het windenergiebeleid van Drenthe is beschreven in het tweede Provinciaal Omgevingsplan, POP-II. Vervolgens wordt het windenergiebeleid verder uitgewerkt in de Nota Energiebeleid. Het windenergiebeleid van Drenthe is vooral op het behalen van de BLOW doelstelling gericht. Verder worden weinig mogelijkheden gezocht voor vergroting van het geplaatste vermogen aan windenergie in de provincie. Drenthe ziet vooral als het gaat om windturbines die groter zijn dan 80 meter gevaren voor de uitstraling van het landschap. De windturbines hebben namelijk een ingrijpende invloed op het landschapsbeeld. Met name als de turbines zonder structuur in het landschap worden geplaatst. Dit is de reden waarom Drenthe alleen medewerking verleent aan windparken. Op deze manier staat de grote ingreep op het landschap in verhouding met het rendement dat zij opleveren. Windenergie wordt dus puur gezien als economische activiteit. De provincie wil door het realiseren van het windpark bij Coevorden de opgelegde BLOW doelstelling behalen. Als de doelstelling niet wordt behaald met het realiseren van dit windpark wordt pas gekeken naar mogelijke andere windparken voor windenergie. Bij de keuze voor een locatie van een windpark zal rekening moeten worden gehouden met de volgende voorwaarden en aspecten: Landschappelijke waarden Cultuurhistorische waarden Natuurwaarden Milieuvoorwaarden Een windpark mag alleen geplaatst worden op een locatie waar al de nodige verstoring is Het windpark mag niet worden geplaatst op een locatie als het een ongestoord gebied elders aan zou tasten De rol die de provincie Drenthe speelt in windenergie vat de provincie samen als ondersteunend en stimulerend. De provincie Drenthe, als middenbestuur, heeft de taak om voor de gemeenten contact te onderhouden met bijvoorbeeld ministeries en buurprovincies bij realisering van windenergie Tevens wil de provincie met haar kennis medewerking verlenen om bepaalde moeilijke vraagstukken omtrent 19