Aanbevelingen voor de oogst van suikerbieten in 2003 J.-P. Vandergeten Inleiding De staalnamen van de bieten sinds begin juli laten veronderstellen dat de wortelopbrengst dit jaar hoog zal zijn. Dit mag evenwel de grote heterogeniteit van het plantenbestand en de slechte ruimtelijke verspreiding van de bieten in talrijke percelen niet verhullen. De droge weersomstandigheden tijdens de zaai en de opkomst, en de vorst zijn de oorzaak van deze situatie. Deze omstandigheden hebben af en toe een foutieve bodembewerking en de gebreken bij sommige uitrustingen beklemtoond. In velden met een heterogene vegetatie ontbreken er planten en gedeelten van rijen. De biet heeft niettemin een aanzienlijk compensatievermogen. Dit loopt helaas uit op een aanzienlijke wortelontwikkeling en een zeer brede wortelhals. Grote bieten leveren minder grondtarra maar zijn veel gevoeliger voor beschadiging tijdens de rooi dan kleine bieten. Grote bieten steken meer uit de grond en vertonen een zeer brede wortelhals. De opeenvolging van kleine en grote wortels bemoeilijkt aanzienlijk de ontbladering en ontkopping. De rooi van heterogene bieten in natte omstandigheden kan een hogere grondtarra en bietenkop produceren. In 2000 werden er simulatieproeven van heterogene plantenbezetting aangelegd. Zij toonden aan dat het percentage bieten dat bladstelen vertoont merkbaar verhoogt in de heterogene percelen. Voor de loonondernemers en de bietentelers is het uiterst belangrijk de campagne aan te vatten met goed afgesteld materiaal en de basisafstelling aan te passen in functie van de weersomstandigheden en de karakteristieken van de percelen. Wanneer rooien? De weersomstandigheden hebben een doorslaggevende rol. De dagen die gunstig zijn voor de rooi worden geraamd op 40 dagen per campagne. Voor de loonondernemer komt het er op aan het rooiseizoen goed te plannen. Vroeg genoeg contact opnemen met de loonondernemer laat hem toe op zijn campagnewerkzaamheden goed te plannen. Hoe meer de campagne vordert des te meer de bodem- en weersomstandigheden ongunstig kunnen zijn. Dit leidt over het algemeen tot een aanzienlijke verhoging van de tarra en opbrengstverliezen. De rooidatum wordt eveneens bepaald door vorstrisico. De groei van een biet in november is nagenoeg nul. Dit is maar al te waar dit jaar waarin de zaai vroeg gebeurde en de groeiperiode lang duurde. Bij extreme vochtigheid zijn de risico s op bodemstructuurschade evenzeer aanzienlijk temeer daar de machines en het transportmateriaal zwaarder zijn. De rooi uitstellen is eveneens het risico nemen om de opbrengst van graangewassen of andere teelten die op de biet volgen te beïnvloeden. Tijdens de rooi in slechte omstandigheden stijgen de kosten voor materiaal en werkuren. Rooien onder goede weersomstandigheden vermindert de tarrahoeveelheid. Voor kleigronden kan deze vermindering 5 à 10 % bereiken. 1
Adviezen voor ontkopping en ontbladering gebruik een ontkopper voorzien van een kopdikteregeling. Bij een kleinere en diep in de grond stekende biet neemt de afstand tussen de taster en het mes toe tijdens het dalen van de taster; stel de ontbladeraar en de ontkopper zo af dat maximaal 5 % van de bieten te diep ontkopt worden; de rotor van de ontbladeraar moet parallel met de grond staan; controleer de stalen klepels regelmatig; slijp de kopmessen regelmatig (ideaal na iedere 10 ha). Opgepast bij het vervangen van de messen : voor sommige machines moet het spitse gedeelte naar beneden geplaatst worden (raadpleeg de handleiding van de machine); pas de rooisnelheid aan de omstandigheden aan. Een machine met een te hoge rijsnelheid kan de bieten meestal niet goed ontkoppen; bij het openen van een perceel mag het blad nooit buiten het perceel geworpen worden om verspreiding van bladziekten en onkruiden te voorkomen. De rotor van de ontbladeraar moet parallel met de grond staan 2
De suikerbiet is juist onkopt wanneer de littekens van de oudste bladeren nog duidelijk zichtbaar zijn. De grootte van de bieten kan variëren. Het is derhalve onmogelijk om elke biet perfect te ontkoppen. Zelfs voor een goed afgestelde ontkopper blijft er een klein deel van de bieten slecht ontkopt. Men raamt over het algemeen dat men met de huidige systemen 10 à 15 % van de wortels met de bladstelen moet laten om te vermijden dat meer dan 5 % van de bieten te diep zou ontkopt worden. De juiste afstelling hangt af van de kwaliteit van de bestuurder. De opbrengstverliezen zijn bijzonder gevoelig wanneer de bieten schuin ontkopt worden. Dit is het resultaat van een overdreven rooisnelheid of het gebruik van niet geslepen messen. Dit resulteert eveneens in een hogere koptarra. Adviezen voor het rooien geef de voorkeur aan aangedreven rooischaren boven rooischijven; let erop dat de rooischaren geen overdreven slijtage vertonen; vervang versleten rooischaren; stel de rooidiepte in op 6 cm bij slechte rooiomstandigheden; in zeer lichte of zeer zware gronden de rooidiepte afstellen op 8 cm; regel de afstand tussen de rooischaren en de stand van de rooischaren in functie van de omstandigheden; regel de invalshoek van de rooischijven en de afstand tussen de schijf en slof; werk nooit met de zeefraderen in de grond. Indien de opening tussen de twee rooischaren te klein is kunnen de aangedreven scharen laterale schade aan de wortels veroorzaken. De regeling van de opening tussen de rooischaren en hun invalshoek is variabel in functie van de dikte van de wortels en van de weersomstandigheden. In normale omstandigheden bedraagt de opening tussen de rooischaren over het algemeen tussen 3 en 4 cm. Gezien de productie en de omstandigheden van dit jaar, zullen de openingen tussen de rooischaren waarschijnlijk 4 cm zijn, hetzij lichtjes groter dan 4 cm. Alle openingen tussen de paren rooischaren moeten identiek zijn. In droge omstandigheden moet de invalshoek van de scharen minimaal zijn om een zo lang mogelijk contact tussen de scharen en de wortels te verzekeren. Dit laat toe de wortelbreuk te beperken. In natte omstandigheden moet de invalshoek van de scharen maximaal zijn om de contacttijd tussen de scharen en de biet te beperken. Door de geringe contacttijden wordt ophoping van grond in de wortellijsten van de bieten vermeden. Deze grond is zeer moeilijk te verwijderen met de courante reinigingssystemen. 3
Dit jaar zal het regelen van het reinigingscircuit van de machines van heel groot belang zijn Door hoge producties en heterogeen gewas zijn er dikke wortels ontstaan. De opening tussen scharen zal in vele gevallen moeten worden aangepast (4 cm afstand tussen scharen, of meer) 4
Voor de systemen met alternerende aangedreven scharen is het regelmatig controleren van de slijtage van de kogellagers onontbeerlijk. Goed rooien is direct afhankelijk van de rooisnelheid. Rooien met een hoge snelheid brengt over het algemeen een hogere tarra mee. Pas de snelheid van het rooien altijd aan de rooiomstandigheden aan. De rijsnelheid bepaalt, gegeven de breedt van de machine, voor een groot gedeelte de capaciteit van de machine en daarmee de oogstkosten per hectare. Andere zaken die mede de capaciteit bepalen zijn de afmetingen van de percelen en de beschikbaarheid van voldoende tranportmateriaal voor de afvoer van de bieten naar de hoop. De rijsnelheid heeft een behoorlijke invloed op de kwaliteit van het rooien. Onder slechte omstandigheden in kleigrond is de aanbevolen maximale rijsnelheid 3 km/uur. Onder goede weersomstandigheden is de aanbevolen rijsnelheid 5 km/uur. De invloed van de snelheid op de rooikwaliteit wordt regelmatig opgemeten in vergelijkende proeven. Elke bijkomende km/uur veroorzaakt gemiddeld een stijging van 2 à 4 % (op netto geleverde bieten) van de grondtarra. De productieverliezen zijn relatief beperkt voor een goed afgestelde machine. De afstelling van de reinigingsorganen aan maximumsnelheid kan een verlies van meer dan 1.000 kg/ha veroorzaken. De kwaliteit van het ontbladeren en ontkoppen vermindert met de rijsnelheid. Dit fenomeen wordt vergroot door de onregelmatigheid van het gewas. Het geheel «ontbladeraar en ontkoppers» moet perfect geregeld worden om het aandeel groen tussen de bieten en productieverlies te beperken 5
Adviezen voor het reinigen stel de draaisnelheid van de zeefraderen af naargelang de omstandigheden. In goede omstandigheden voor een grond die goed verkruimelt varieert de draaisnelheid van de zeefraderen tussen 60 à 70 omwentelingen per minuut. In slechte omstandigheden kan de snelheid 100 omwentelingen per minuut overschrijden; in slechte omstandigheden en/of in kleigronden is het aanbevolen om varkensstaarten (geleidingsrekken met verticale spijlen) te gebruiken. Stel de ruimte af tussen de geleidingsrekken en de zeefraderen. Verliezen van bieten met een diameter kleiner dan 4,5 cm worden als normaal beschouwd. Indien de hoge productie van dit jaar bevestigd wordt, is het aanbevolen om de ruimte geleidingsrekken - zeefraderen te openen vooral indien de rooi in ongunstige omstandigheden gebeurt teneinde een maximum aan grond te verwijderen; gebroken of geplooide spijlen moeten vervangen worden; gebruik in klei- of zandkleigronden machines die voorzien zijn van een set axiaalrollen. Axiaalrollen verwijderen niet alleen grond maar ook koppen, bladstelen en onkruidresten; bij tweefasige werkgangen het zwad naar de rechterkant op een losse en vlakke grond plaatsen; voor gescheiden werkgangen moet het zwad naar rechts afgezet worden zodat de bunkerrooier de grond rond de nog niet gerooide bieten van de eerste rij niet aangedrukt wordt. Om dezelfde reden moet de side-shift van het rooiframe volledig uitgeduwd worden; voor gescheiden werkgangen moeten de bieten neergelegd worden op een platte en losse grond om het werk van de bunkerrooier te vergemakkelijken. Tijdens de eerste helft van de campagne kan men een verlaging van de grondtarra bereiken door zwaddrogen; 6
Set Vervaet axiaalrollen op bunkerrooier. De axiaalrollen zijn uitzonderlijk doeltreffend in kleigronden Na het rooien volgt meestal de reiniging door zeefraderen en soms een vijzelbed. Voor beide systemen geldt dat zij vrij moeten lopen boven de grond. Bij het veranderen van de rooidiepte dient men met deze factor rekening te houden. In geval van droge omstandigheden werken de eerste zeefraderen lichtjes in de grond om een beetje grond op te rapen teneinde de dikke wortels niet al te zeer te beschadigen. De reiniging van de bieten gebeurt vervolgens door meerdere zeefraderen. In de laatste jaren werden talrijke machines uitgerust met axiaalrolen (België en Nederland) of met een combinatie van axiaalrollen en borstels (Nederland). Borstels werken vooral goed op zand-, zand-klei- of lichte kleigronden. In België worden axiaalrollen intensief in kleigronden gebruikt om "kleiballen" te verwijderen. De axiaalrollen staan altijd achter de zeefraderen en dienen als laatste reiniging van de wortels om de laatste resten van grond, kopjes en bladstelen te verwijderen. Reinigen van bieten gaat onvermijdelijk gepaard met bietenbeschadiging en bietenverlies. Een intensieve reiniging vermindert de tarra maar verhoogt het productieverlies en beschadiging. Beschadigde wortels verliezen meer suiker tijdens de bewaring en in het waswater. Deze suikers en organische resten aanwezig in het waswater zijn onderhevig aan fermentatie en bemoeilijken de waterzuivering. Door de reinigingsintensiteit zo goed mogelijk af te stellen zullen beschadigingen zo veel mogelijk worden voorkomen. 7
Samenvatting De wo rtelopbrengst is hoog. De omstandigheden bij het begin van de plantengroei zijn de oorzaak van trapsgewijze opkomst of ontbrekende gedeelten van rijen in talrijke percelen. De biet heeft een aanzienlijk «compensatievermogen» wat zich vertolkt in de ontwikkeling van grote bieten. Dit verleent een zekere heterogeniteit aan de teelt. Dit artikel bespreekt de algemene afstelling van rooimachines maar eveneens adviezen aangepast aan deze bijzondere situatie. 8