Wij zingen voor de dienst: Lied 218: 1
Lied 218: 1a, 1b,
Lied 218: 1a, 1b,
Votum en Groet
Wij zingen: Lied 218: 2
Kyrië Gebed
Zingt: I still haven t found what i m looking for Schijn met uw licht in mijn hart Heer
Gele vak: Eigen belang en conflicten
Lezing Genesis 25: 19-34
Genesis 25: 19-34 Jakob en Esau 19 Dit is de geschiedenis van Abrahams zoon Isaak en zijn nakomelingen. Isaak, de zoon die Abraham verwekt had, 20 was veertig jaar toen hij trouwde met Rebekka, die een dochter was van de Arameeër Betuel uit Paddan-Aram en een zuster van de Arameeër Laban. 21 Omdat Rebekka onvruchtbaar bleek, bad Isaak vurig voor haar tot de HEER, en de HEER verhoorde zijn gebed: Rebekka, zijn vrouw, werd zwanger. 22 De kinderen in haar lichaam botsten hard tegen elkaar. Als het zo moet gaan, dacht ze, waarom leef ik dan nog? En ze ging bij de HEER te rade.
Genesis 25: 19-34 23 De HEER zei tegen haar: Twee volken zijn er in je schoot, volken die uiteengaan nog voor je hebt gebaard. Het ene zal machtiger zijn dan het andere, de oudste zal de jongste dienen. 24 Toen de dag van de bevalling was gekomen, bracht zij inderdaad een tweeling ter wereld. 25 Het kind dat het eerst tevoorschijn kwam was rossig en helemaal behaard, alsof het een haren mantel aanhad; ze noemden het Esau. 26 Toen daarna zijn broer tevoorschijn kwam, hield die Esau bij de hiel beet; hij werd Jakob genoemd. Isaak was zestig jaar toen zij geboren werden.
Genesis 25: 19-34 27 Toen de jongens opgegroeid waren, werd Esau een uitstekend jager, iemand die altijd buiten was, terwijl Jakob een rustig man was, die het liefst bij de tenten bleef. 28 Isaak was zeer op Esau gesteld want hij at graag wildbraad, maar Rebekka hield meer van Jakob. 29 Eens was Jakob aan het koken toen Esau uitgeput thuiskwam van de jacht. 30 Gauw, geef me wat van dat rode dat je daar kookt, ik ben doodmoe, zei Esau tegen Jakob. (Daarom wordt hij ook wel Edom genoemd.) 31 Pas als jij me je eerstgeboorterecht verkoopt, antwoordde Jakob.
Genesis 25: 19-34. 32 Man, ik sterf van de honger, zei Esau, wat moet ik met dat eerstgeboorterecht? 33 Zweer het me nu meteen, zei Jakob. Dat deed Esau, en zo verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan Jakob. 34 Daarop gaf Jakob hem brood en linzensoep. Esau at, dronk en ging meteen weer weg; hij hechtte geen enkele waarde aan het eerstgeboorterecht.
Toelichting
Wij zingen: Gezang 285: 1
Gezang 285: 1a, 1b
Gezang 285: 1a, 1b
Rode vak: Vervreemding van God en van elkaar
Lezing Lucas 15: 11-32
Lucas 15: 11-32 11 Vervolgens zei hij: Iemand had twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb. De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
Lucas 15: 11-32 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners. 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 21 Vader, zei zijn zoon tegen hem, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.
22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden. En ze begonnen feest te vieren. 25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26 Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. Lucas 15: 11-32
Lucas 15: 11-32. 27 De knecht zei tegen hem: Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. 28 Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29 Hij zei tegen zijn vader: Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.
Lucas 15: 11-32 31 Zijn vader zei tegen hem: Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.
Toelichting
Wij zingen: Gezang 285: 2
Gezang 285: 2a, 2b
Gezang 285: 2a, 2b
Groene vak: Onverzoenbaar
Lezing Psalm 22: 2 t/m 3
Psalm 22: 2 t/m 3 2 Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit. 3 Mijn God! roep ik overdag, en u antwoordt niet, s nachts, en ik vind geen rust.
Toelichting
Wij zingen: Gezang 285: 3
Gezang 285: 3a, 3b
Gezang 285: 3a, 3b
Blauwe vak: Tegenstelling
Lezing Lucas 18: 10-14
Lucas 18: 10-14 10 Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. 11 De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. 12 Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af. 13 De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: God, wees mij zondaar genadig.
Lucas 18: 10-14 14 Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.
Toelichting
Wij zingen: Gezang 285: 4
Gezang 285: 4a, 4b
Gezang 285: 4a, 4b
Zingt: De wedloop Turn, Turn, Turn ( op basis van prediker 3)
Toelichting
Lezing Efeziërs 4: 1-7
Efeziërs 4: 1-7 Christus als fundament 4 1 Ik, die gevangenzit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen: 2 wees steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde. 3 Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: 4 één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, 5 één Heer, één geloof, één doop, 6 één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. 7 Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft.
Toelichting
Wij zingen: Gezang 210: 1 en 2
Gezang 210: 1a, 1b, 2a, 2b
Gezang 210: 1a, 1b, 2a, 2b
Gezang 210: 1a, 1b, 2a, 2b
Gezang 210: 1a, 1b, 2a, 2b
De collecte is bestemd voor: Het Jeugdwerk
Zingt: Opwekking 498: Alleen door U Wij geloven
Wij zingen als slotlied: Lied 299: 1 en 3
Lied 299: 1a, 1b, 3a, 3b
Lied 299: 1a, 1b, 3a, 3b
Lied 299: 1a, 1b, 3a, 3b
Lied 299: 1a, 1b, 3a, 3b
Numeri 6: 24-26:
Lied 425
Lied 425
Zondag 20 november 2016 Aanvang: 09.30 uur Volgende dienst:
Er is nu gelegenheid om een kop koffie / thee / ranja in de rank te drinken