Het opzetten van een goed functionerende broeihoop voor de Ringslang

Vergelijkbare documenten
De ringslang een bijzondere bewoner van Gouda

KNNV afdeling Delfland

Nieuwsbrief 3 november 2014

Compost maken in 3 weken. Compost maken duurt toch altijd heel lang? Minimaal een jaar of langer?

open voor Annie Zuiderwijk, Hans van den Bogert & Gerard Smit

INGENIEUR VAN DE RIVIER

Ringslangen in Oostvaardersveld 2016

Nieuwsbrief 18 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2015

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

in het huishouden in de tuin FilOsOFie OVeriGe ActiViteiten & slot

Samenwerking voor de gladde slang in Noord-Brabant, Jeroen van Delft & Arnold van Rijsewijk Vught, 1 december 2017

Beheer- en onderhoudsplan

RAVON midzomer vissenweekend

Nieuwsbrief 20 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2016

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge

Naam: REPTIELEN. Vraag 1. Noem vier kenmerken van een reptiel. Vraag 1b. Welke (soorten) reptielen ken je al? pagina 1 van 8

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Werkblad Waterrapport 1 - Kleur van het water

Composteren in de samentuin. Jos Goris Praktijkbegeleider samentuin / compostmeester Frank Petit-Jean - Velt medewerker

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening

Workshop. Composteren in de samentuin. Jos Goris Prak,jkbegeleider samentuin / compostmeester Frank Pe,t-Jean - Velt medewerker

RAVON Vissenweekend 2010 Utrecht

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

Uitgevoerd op 11 en 12 oktober 2006 door Jolmer de Vries en Wiebe Nauta

De composthoop Een composthoop bij school

Eindexamen biologie vmbo gl/tl II

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

Ordening. Voor groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. D M O B - B & E - j u l i

inhoud blz. Inleiding 1. De afvalberg 2. Soorten afval 3. Vier belangrijke stappen 4. Voorkomen 5. Opnieuw gebruiken 6. Afval als bran dstof

Composteren op school

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Telemetrieonderzoek naar de ecologie van de gladde slang in het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Christoffel Bonte Loïc van Doorn

Basiscursus Compostering

Docentenhandleiding bij Krijg een les over afval en Attero

GEZONDE BODEM, GEZOND VOEDSEL, GEZONDE MENSEN... Bokashi voor professionals

Notitie tbv. werkgroep praktisch natuur beheer Beheer Staatsbosbeheer. Onderhoud van deze twee poelen door wg pn ivn nijmegen

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Steenuilenwerkgroep Noord-Holland

INHOUDSOPGAVE. Het voorkomen van vleermuizen, amfibieën en vissen in het gebied van de stedelijke uitbreidingslocatie te Elst. 1 INLEIDING...

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Flora- en faunabemonstering Capreton en Linge

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

1. Geheimen. 2. Zwammen

Nieuwsbrief 8 van RAVON Afdeling Utrecht juli 2012

RAVON Hemelvaartweekend

Naar een artikel van Fukada (1960), bewerkt door Hans van der Rijst

Dieren (deel 2) Indeling dierenrijk. Cursus Natuur-in-zicht. 2 hoofdgroepen: GEWERVELDEN. * In deze cursus ligt de nadruk op de gewervelden 15/09/2011

Ordening. Klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Aquarium. Groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

Verslag Excursie Kombos Ravon Utrecht

Tuin- en keukenresten composteren? Dàt is kinderspel!

Verplaatsing houtsingel

Over haaien, vissen en bruinvissen. Leerlingen ontdekken het verschil tussen hondshaaien, bruinvissen en vissen.

Bodem en bodemverzorging

Bodem. Bodemleven. Bodemverzorging. Gevorderdencursus dl 1 TT Boxtel Volkstuinvereniging Ceres

RAVON Hemelvaartweekeind

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Nieuwsbrief 14 van RAVON Afdeling Utrecht mei 2013

Nieuwsbrief 21 van RAVON Afdeling Utrecht Juli 2016

Amfibieën. Les 1 Kenmerken amfibieën en de kikker. 1. De leerkracht vertelt dat de les gaat over hoe je amfibieën kunt herkennen.

M Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje

DE MELKSLANG. Na-aap slang

Tuinieren voor amfibieën en reptielen

Onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis in een herinrichtingsgebied in Polder de Peizer- en Eeldermaden in 2009

Een merk van Dohse Aquaristik KG. Radgeever ARTEMIA. Met HOBBY producten succesvol Artemia opkweken.

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland Noordereinde JJ S-GRAVELAND

Bijlage XXXIV. Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel , 1, f), en , derde lid, van het decreet

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009

SPREEKBEURT ROODKEELANOLIS

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot

Ecologische begeleiding

Hoe kunnen we de kwaliteit van onze houtchips verbeteren?

Naam:_ KIKKERS. pagina 1 van 6

Braziliaanse regenwoud. Jesse Klever. Groep 7

Hittestress, hoe ventileren?

Landschappelijke elementen

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Nationaal natuurbeleid voor vissen: signalering, stimulerend beleid en wettelijke bescherming

Nieuwsbrief 16 van RAVON Afdeling Utrecht Mei 2014

Leerlingen van het Gemini College Lekkerkerk met de boswachter van ZHL bij de broeihoop.

BMP Needse Achterveld 2006

De visstand in vaarten en kanalen

Verslag RAVON Utrecht Excursie Landgoed Den Treek Henschoten 10 april 2010

Cursus leer vissen. met de vaste hengel

Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011

VOORTPLANTING VAN DE VLEKKENPYTHON (LIASIS. Dr. R. Ross, Institute for Herpetological Research, Box 2227, Stanford, California

Les 5 Een goede bodem

Bijlage VMBO-GL en TL 2006

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

Transcriptie:

42 Het opzetten van een goed functionerende broeihoop voor de Ringslang Jelle Hofstra In dit artikel wordt beschreven hoe we de Ringslang een handje kunnen helpen door voor hen een plek te creëren waar ze hun eieren in af kunnen zetten en om deze door de natuur met een goed gevolg uit te laten broeden. Zaken die worden behandeld zijn o.a. oorzaken van achteruitgang van de Ringslang, maar ook sterke toename van de dieren in Fryslân, kenmerken van slangeneieren, het opzetten van een broeihoop, het ontstaan van broei en broedtemperatuur en het omzetten van broeihopen. Naast een royale greep uit de beschikbare literatuur over dit onderwerp, is dit artikel ook geschreven op basis van de vele praktijkervaringen die de auteur heeft op het gebied van het opzetten en onderhouden van broeihopen in Fryslân. Inheemse slangen Van de drie soorten slangen die in ons land voorkomen is de Ringslang (Natrix natrix) de enige die eieren afzet. De overige twee soorten t.w. de Adder (Vipera berus) en de Gladde slang (Coronella austriaca) zijn eierlevendbarend. Behalve enkele pythonsoorten die hun eieren bewaken, kennen slangen geen broedzorg. Eierlevendbarende slangen baren complete jongen die nog in een eivlies zitten en die ze direct of na enkele uren verlaten. Eieren evenwel moeten op gunstige plekken worden afgezet. Matige toename De Ringslang staat op de Rode Lijst in de categorie kwetsbaar. De soort is ten opzichte van de referentieperiode (de periode voor 1950) met 37 % afgenomen. (Delft et al., 2007). De trend van de ringslang binnen de reptielenmonitoring duidt Figuur 1: Een door Landschapsbeheer Fryslân aangelegde broeihoop. Figuur 2: Broeihopen op de golfbaan

43 Figuur 3. Ringslang zet eieren af in een broeihoop. gelukkig op een matige toename. In Flevoland en Fryslân is zelfs sprake van een sterke toename. (Werkgroep monitoring, 2008c). In onze provincie is dat vermoedelijk mede te danken aan ringslangkenner Hans van den Bogert die met zijn actie Help de Ringslang in de negentiger jaren letterlijk de boer op ging. Van zijn hand verscheen ook de brochure Handleiding voor het opzetten van broeihopen. Van den Bogert zag in de oprichting van de Werk- en studiegroep Amfibieën en Reptielen Friesland (Warf) in 1995 een mogelijkheid om zijn activiteiten nog verder uit te breiden. Dit resulteerde o.a. in het feit dat er momenteel maar liefst 12 actieve personen reptielen monitoren op even zovele natuurterreinen in de provincie Fryslân. Oorzaken achteruitgang De achteruitgang van de Ringslang in ons land is o.a. veroorzaakt door versnippering, verdroging, kanaliseren van waterlopen en de grootschalige landbouw. De achteruitgang is echter vooral te wijten aan het verdwijnen van de mestvaalten en Figuur 4: In de broeihoop moet voldoende ruimte zijn. Figuur 5: Een te compacte broeihoop.

44 Figuur 6. Een handjevol overwinterende Levendbarende hagedissen. Figuur 7: Aangesneden en uitgekomen slangeneieren.

45 composthopen die vroeger op vrijwel elk boerenerf aanwezig waren en die uitermate geschikt waren om eieren in af te zetten. De Ringslang kan dus erg geholpen worden door het plaatsen van kunstmatige broeihopen ter compensatie van de verdwijnende mestvaalten. Broeihopen moeten vanzelfsprekend op die plekken worden aangelegd waar regelmatig Ringslangen worden gesignaleerd. Het opzetten van een broeihoop Er wordt nadrukkelijk geadviseerd om een broeihoop te maken van materiaal uit de directe omgeving (Zuiderwijk et al., 1991). Dit kan afval zijn dat bij onderhoud of bedrijfsvoering op een hoop wordt gegooid. Bijvoorbeeld op een boerenbedrijf kan dat zijn: mest met stro en hooi; in volkstuinen groenteen tuinafval; in parken en bossen bladeren en takken; bij het onderhoud van sloten maaisel en slootafval; in rietlanden kunnen riethopen opgetrokken worden. Let wel op dat gemaaid gras van gazons alleen gebruikt kan worden door het te mengen met grover materiaal als takken en bladafval of afval uit sloten. Vaak wordt er voor gewaarschuwd geen beukenof eikenblad te gebruiken bij het opzetten van een broeihoop, aangezien dit materiaal erg langzaam verteert. De broeihopen op het terrein van de golfbaan van Beetsterzwaag bestaan uitsluitend uit dit soort bladeren en toch werden er jaarlijks in de tijd dat de hopen door mij werden gecontroleerd, honderden en honderden uitgekomen ringslangeieren verzameld. Het materiaal moet een losse structuur hebben zodat er voldoende lucht in de hoop kan doordringen waardoor bacteriën en bodemfauna hun werk kunnen doen. Als de broeihoop voor lucht is afgesloten ontstaan inkuilprocessen en verzuurt het gebruikte materiaal. Dit komt vooral voor bij hopen die overwegend uit gras bestaan. De losse structuur is ook belangrijk voor het ringslangvrouwtje; ze moet immers wel in de hoop kunnen komen en bovendien ook nog eens een flink aantal eieren af kunnen zetten. Vochtig opzetten Het gebruikte materiaal moet vochtig zijn bij het opzetten van de hoop. Heel vaak blijkt het bij de door mij gecontroleerde broeihopen niet het geval te zijn. Hierdoor is de broei miniem of blijft geheel achterwege. Enigszins in de schaduw geplaatste broeihopen blijven natter dan de hopen die zijn blootgesteld aan het zonlicht. Soms worden de hopen wel afgedekt met landbouwplastic om teveel aan verdamping te voorkomen. Behalve uitdroging kunnen broeihopen ook last hebben van teveel regenwater. Als voorbeeld: in de natte zomers van 1993 en 1996 stierven in de broeihopen op de golfbaan in Beetsterzwaag honderden pas geboren ringslangen en soms nog in het ei zittende diertjes redden het niet. De belangrijkste oorzaak hiervan was dat door de vele regen de broeihopen teveel waren afgekoeld en/of te nat van binnen waren geworden. Houtsnippers Broeihopen van houtsnippers worden de laatste jaren vooral opgezet door medewerkers en vrijwilligers van Landschapsbeheer Fryslân, die daarmee heel goed werk verrichten. Broeihopen die worden opgezet van louter houtsnippers, gaan na verloop van tijd echter sterk slinken, waardoor het materiaal zeer compact wordt en de broeihoop voor de slangen een onneembare vesting kan worden. Vooral in dit soort hopen moeten veel - zowel dunne als dikke - takken worden verwerkt waardoor een en ander meer luchtig wordt en er meer ruimten ontstaan waar de Ringslang haar eieren af kan zetten. Het ontstaan van broei Broei is een proces wat afhankelijk van het product snel of minder snel ontstaat. Voor broei zijn meerdere factoren nodig. Een van die factoren is de samenstelling van de biomassa. Een andere benodigde factor voor broei is vocht. Als het product meer dan 15% vocht bevat is er kans op broei. Er zijn twee soorten composteringsprocessen. Anaerobe en aerobe compostering. Bij anaerobe compostering is de stapeling van het te composteren materiaal compact waardoor er geen of nauwelijks zuurstof bij komt. Hierbij verloopt de compostering traag en is de temperatuur in de broeihoop laag. Deze broeihopen zijn ten behoeve van de voortplanting van de Ringslang totaal ongeschikt om eieren in af te zetten. Losse stapeling van materiaal zorgt voor zuurstof in de broeihoop. Bij deze aerobe compostering verloopt de compostering sneller en worden hogere temperaturen bereikt. Twee dagen na de aanleg van een hoop organisch materiaal, afhankelijk van de omstandigheden, wordt een piektemperatuur bereikt van 45-70 C. De hogere temperaturen worden verkregen in grotere hopen waar ook een deel stro en/of stalmest in is verwerkt. Na enkele dagen begint de temperatuur langzaam te dalen. (Elsken, van der, Daan, 2008). Bovenstaande houdt in dat de broeihopen een flink aantal weken moeten hebben gestaan om op de juiste temperatuur te komen voor de Ringslang er gebruik van kan maken. Grote hopen beter Door onderzoek is komen vast te staan dat grote hopen (>15 m2) vaker worden gebruikt dan kleine. Een goede standaard-broeihoop heeft bij voorkeur een afmeting van 1,5 meter breed, 3 meter lang en 1,2 meter hoog. Hopen die kleiner zijn lopen de kans bij een warme periode te veel uit te drogen. Vooral bladhopen, waarin takken zijn verwerkt, worden vaak gebruikt. Ook een mengsel van compost en vaste mest blijkt goed te voldoen. Al is mest in natuurgebieden niet aan te raden. Pure mesthopen scoren wezenlijk slechter. Composthopen scoren weer wat beter. Grotere hopen broeien dikwijls beter omdat de vochtigheid en warmte in de hoop weinig veranderingen ondergaan. (Zuiderwijk et al., 1991).

46 Figuur 8: Dode ringslangen door kou en regen. Eieren Afhankelijk van leeftijd en grootte van het Ringslangvrouwtje worden in de maanden junijuli ongeveer 10 tot 40 eieren afgezet. De eieren meten ongeveer 2 bij 1.5 cm en zijn iets elastisch. Wat structuur en kleur betreft hebben de eieren wel wat weg van champignons. Pas gelegde eieren zijn kleverig en vormen daardoor als het ware een tros. Door het opnemen van vocht kan het gewicht en de omvang van de eieren ook nog eens met 60% toenemen. Na verloop van tijd verkleuren de eieren vaak onder invloed van het broedmedium en krijgen bruine plekken op die plaatsen waar de eieren in contact zijn met het composteringsmateriaal. Afhankelijk van de heersende temperatuur in de broeihoop (24-28 C) komen de eieren na ongeveer zes tot tien weken uit. De diertjes bevrijden zich uit het ei door met hun eitandje dat zich voorop de snuit bevindt de zachte schaal aan te snijden. Temperatuur erg belangrijk De temperatuur die heerst in de broeihoop is erg belangrijk. Hoewel er vaak wordt geschreven dat deze temperatuur constant moet zijn, denk ik toch dat de temperatuur fluctueert. Immers, de eieren worden afhankelijk van het broedmedium op diepten van ongeveer 15 tot 30 cm in de broeihopen gelegd. Bij een koude en natte periode zal dat merkbaar zijn in de broeihoop en invloed hebben op de eieren die vooral minder diep zijn afgezet. Aangenomen wordt dat bij fluctuerende temperaturen bij reptielen grotere en sterkere jongen worden geboren. (Nijs, Jozef, 1994). Enkele graden hoger of lager tijdens de incubatie maakt een wezenlijk verschil. Bij een in de bebouwde kom van Gorredijk gevonden Ringslang - die bij mij in een emmer spontaan 25 eieren afzette - kwamen bij een kunstmatige broedtemperatuur van 30 C de eieren reeds na een maand uit. (Hofstra, Jelle, 2001). Bij deze temperatuur zitten we echter wel aan de limiet. Bij hogere temperaturen komen bij de slangetjes vaak afwijkingen voor. Bij veel reptielen bepaalt de broedtemperatuur het geslacht, zoals bij schildpadden, hagedissen en krokodillen. Deze dieren bezitten namelijk geen geslachtschromosomen. Zo worden bij hogere temperaturen vaak vrouwtjes geboren, bij lagere temperaturen mannetjes. Bij de Ringslang is de temperatuur echter niet van invloed op het geslacht, zo is proefondervindelijk aangetoond. Omzetten van de broeihoop Afhankelijk van de grootte van de aangelegde broeihoop is deze na één tot enkele jaren uitgewerkt. Het meeste organische materiaal is dan omgezet tot

47 compost waardoor de broei verdwenen is. Er moet dus regelmatig een nieuwe broeihoop aangelegd worden. Omdat Ringslangen een eenmaal gevonden broeihoop lange tijd blijven bezoeken, moeten nieuwe en goede broeihopen op dezelfde plaats gehandhaafd blijven, t.b.v. de continuïteit van de voortplanting. Werkzaamheden aan broeihopen dienen tussen midden april en mei (broeihoop opzetten) uitgevoerd te worden of in oktober (broeihoop omzetten en lege eierschalen verzamelen). Op die manier worden legsels en overwinterende dieren niet beschadigd of gestoord. Dat dit overigens geen wet van Meden en Perzen is, werd ondervonden in oktober 2011. Dit bleek tijdens het door schooljeugd omzetten van een aantal door Landschapsbeheer Fryslân aangelegde broeihopen op de Lippenhuisterheide. Deze hopen die erg compact waren en uit louter houtsnippers bestonden en waarin nauwelijks takken waren verwerkt, bevatten zoals te verwachten was in het geheel geen ringslangeieren. Wel bleek dat een 20-tal exemplaren van de Levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) de hopen al hadden uitgezocht om te overwinteren en daardoor ernstig werden gestoord. In een broeihoop aan de Poostweg te Hemrik werden een week later nog vele levende jonge Ringslangen en nog niet uitgekomen eieren gevonden. De werkzaamheden om deze hoop verder om te zetten werden in het belang van de eieren en dieren dan ook onmiddellijk gestaakt. Literatuur Delft et al., 2007. Basisrapport Rode Lijsten Amfibieën en Reptielen volgens Nederlandse en IUCN- criteria. Stichting RAVON Nijmegen in opdracht van Directie Kennis Ministerie van LNV. Elsken., D. van der, 2008. Maaiselhoop of broedhoop. Een onderzoek naar geschikte eiafzetplekken voor ringslangen in het Vechtsplassengebied. Opdrachtgever Natuurmonumenten. Hofstra., Jelle 2001. Gedwongen thuisbevalling van een Ringslang (Natrix natrix). PODARCIS. The herpetological webzine. Volume 1-6 (2000-2005). Hofstra., J. 2001. Ringslangen op de Lippenhuisterheide. Twirre 12 (1): 1-5. Nijs., J. 1994. Een eenvoudige incubator met een dagelijkse temperatuurcyclus. Lacerta 1994. Tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Herpetologie en Terrariumkunde Lacerta, 52 (5): 114-119. Werkgroep Monitoring, 2008c. Ringslang, een slang met aanpassingen. RAVON Werkgroep Monitoring, nieuwsbrief Meetnet Reptielen 41:10-11. Zuiderwijk., A, H. van den Bogert en G. Smit 1991. Broeihopen voor Ringslangen. De Levende Natuur 92 (6) 223-227. Jelle Hofstra Kerkewal 54 8401CH Gorredijk jelhofstr@ziggo.nl Visexcursie Zaterdag 8 oktober was het weer zover: de WVOF had weer een visexcursie georganiseerd. Deze keer gingen we kijken welke vissoorten we konden vangen in de omgeving van Makkum. De ontmoetingsplaats was een parkeerplaats bij Witmarsum. Wij zijn al vaker mee geweest met visexcursies van de werkgroep, maar voor onze maat Minne was het de eerste keer. Hij had van ons positieve verhalen gehoord over de eerdere excursies, waar we aan deel genomen hadden. Het leek hem interessant om ook eens andere vissoorten tegen te komen dan de soorten die je normaal met de hengel vangt. Door omstandigheden konden wij pas later aanwezig zijn. Toen wij rond elf uur aankwamen, waren wij net op tijd voor de inventarisatie van de vangsten op de eerste vislocatie van deze dag. De groep was net begonnen met het tellen van de vangsten. We hadden wat gemist, want deze vislocatie was al goed voor meerdere interessante vissoorten en amfibieën. Na dit goede begin ging de groep door naar de volgende locatie: de Makkumerwaard. Het was de bedoeling dat we dertig minuten gingen scheppen in deze mooie natuuromgeving. Ieder pakte een schepnet met emmer en kon los. We zochten een mooie stek uit en begonnen met scheppen. Ook hier begonnen de vangsten goed. Binnen korte tijd hadden we onder andere soorten als Paling, Gevlekte amerikaanse rivierkreeft, Kleine modderkruiper en een aantal er vreemd en ons onbekend uitziende vissen gevangen. Na dertig minuten kwamen we bij elkaar om elkaars vangsten te bekijken en de totale vangst te inventariseren. Er bleken twee niet direct te determineren soorten vis te zijn gevangen. Na enig onderzoek bleek het te gaan om een dikkopje, een soort van brak water en een achttal Marmergrondels. De laatste soort is een exoot uit het stroomgebied van de Donau. Deze soort was nog niet eerder in Fryslân aangetroffen. Wat een vangst! Nadat we de vissen in cuvetten (een soort mini-aquarium) hebben kunnen bewonderen en foto s hebben gemaakt, zijn de vissen weer teruggezet in het water, waar we ze hadden gevangen. Op de hierna volgende vislocaties heeft de werkgroep nog diverse andere leuke soorten gevangen, zoals een paar flinke Bittervoorns, kleine Snoekjes, kleine