Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 15/07/2014

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 15/07/2014

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 26/02/2013

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 01/05/2013

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

Datum van inontvangstneming : 09/11/2015

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 02/09/2016

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 13/09/2012

Datum van inontvangstneming : 04/08/2016

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Vertaling C-691/13-1. Zaak C-691/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

Datum van inontvangstneming : 10/07/2014

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 29/06/2017

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Date de réception : 24/02/2012

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 15/07/2016

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 24/03/2016

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

Datum van inontvangstneming : 19/03/2019

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 23 december 2015 (*)

Datum van inontvangstneming : 11/06/2014

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Vertaling C-41/14-1. Zaak C-41/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Datum van inontvangstneming : 31/07/2015

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 mei 2003 *

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 september 2004 (23.09) (OR. fr) 12609/04 FISC 163. VOORSTEL de Commissie d.d.: 20 september 2004 Betreft:

Datum van inontvangstneming : 13/08/2012

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

Date de réception : 16/12/2011

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

Datum van inontvangstneming : 04/04/2016

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

Datum van inontvangstneming : 12/05/2014

1 Het geding in feitelijke instanties

Datum van inontvangstneming : 25/02/2016

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 15/12/2015

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Vertaling C-303/16-1 Zaak C-303/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: 20 mei 2016 Verzoekende partij: Solar Electric Martinique Verwerende partij: Ministre des Finances et des Comptes publics DE CONSEIL D ÉTAT Op 21 september 2010 heeft de vennootschap Solar Electric Martinique de tribunal administratif de Fort-de-France (bestuursrechter in eerste aanleg Fort-de- France) verzocht om vast te stellen dat zij de belasting over de toegevoegde waarde die van haar werd nagevorderd voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007, en de daarmee samenhangende boetes niet verschuldigd was. Bij vonnis van 26 juni 2012 heeft de tribunal administratif haar verzoek afgewezen. Bij arrest van 10 juli 2014 heeft de cour administrative d appel de Bordeaux (bestuursrechter in tweede aanleg Bordeaux) het hoger beroep van de vennootschap tegen dit vonnis verworpen. Bij summier verzoekschrift in hogere voorziening en aanvullende memorie, ingekomen op 10 september en 10 december 2014, verzoekt de vennootschap Solar Electric Martinique de Conseil d État (hoogste bestuursrechter): NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 5. 2016 ZAAK C-303/16 1 ) dit arrest te vernietigen; 2 ). Zij stelt dat: [Or. 2] 2 - de cour administrative d appel blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, de feiten juridisch onjuist heeft gekwalificeerd en de stukken onjuist heeft opgevat door te oordelen dat de door haar verrichte installatie van fotovoltaïsche panelen en zonneboilers werken in onroerende staat betroffen, terwijl deze installaties normaal niet gepaard gaan met het oprichten van gebouwen. Bij op 2 februari 2016 ingeschreven verweerschrift heeft de ministre des Finances et des Comptes publics (minister van Financiën en Overheidsrekeningen) afwijzing van de hogere voorziening gevorderd. Hij stelt dat de door verzoekster aangevoerde middelen ongegrond zijn. 1. Artikel 256, IV, 1, van de code général des impôts (algemeen belastingwetboek), in de versie van toepassing op de litigieuze aanslagen, [Or. 3] bepaalt dat werken in onroerende staat worden beschouwd als diensten die zijn onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde. Artikel 266 van deze code bepaalt: 1. De maatstaf van heffing is: [...] f. Voor werken in onroerende staat, het bedrag van de aanbesteding, nota of factuur; [...]. Artikel 268 bis van deze code luidt: Wanneer een persoon tegelijkertijd handelingen verricht die betrekking hebben op verschillende categorieën zoals neergelegd in de artikelen van dit hoofdstuk, wordt zijn omzet bepaald door op elke groep handelingen de in die artikelen neergelegde regels toe te passen. In artikel 295 is tot slot bepaald: Zijn vrijgesteld van de belasting over de toegevoegde waarde: [...] 5 In de departementen Guadeloupe, Martinique en Réunion: a) De invoer van [...] producten waarvan de lijst wordt vastgesteld bij gezamenlijk besluiten van de ministre de l Économie et des Finances (minister van Economie en Financiën) en de ministre [...] chargé des Départements d outre-mer (minister van Overzeese Gebieden); b) De verkoop [...] van binnenlandse producten die vergelijkbaar zijn met die waarvan de invoer in bovengenoemde departementen is vrijgesteld krachtens voorgaande bepalingen [...]. Volgens artikel 50 duodecies, I, van bijlage IV bij deze code behoren tot de producten die in de departementen

SOLAR ELECTRIC MARTINIQUE Guadeloupe, Martinique en Réunion kunnen worden ingevoerd zonder belasting over de toegevoegde waarde lichtgevoelige halfgeleiderelementen, daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen. 2. Uit de aan de rechters ten gronde overgelegde stukken blijkt dat de vennootschap Solar Electric Martinique, die met name actief is op het vlak van verkoop en installatie van zonne-energiegerelateerde toestellen in Martinique, op basis van de in punt 1 aangehaalde bepalingen op de installatie van fotovoltaïsche panelen en zonneboilers op het dak van residentiële gebouwen slechts btw heeft aangerekend ten belope van de installatiekosten. Na een controle voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 was de belastingdienst van oordeel dat die handelingen werken in onroerende staat betroffen, zodat bijgevolg ook de kosten van het geleverde materiaal in aanmerking moesten worden genomen. Zij heeft derhalve de maatstaf van heffing van die handelingen gecorrigeerd. De vennootschap Solar Electric Martinique stelt hogere voorziening in tegen het arrest van 10 juli 2014 waarbij de cour administrative d appel de Bordeaux het hoger beroep heeft verworpen dat zij had ingesteld tegen het vonnis van de tribunal administratif de Fort-de-France van 26 juni 2012 houdende afwijzing van haar verzoek om vast te stellen dat zij de naar aanleiding van die correctie nagevorderde belasting over de toegevoegde waarde niet verschuldigd was. 3. ; 4. ; 5. ; [Or. 4] 6. In de vierde plaats volgt uit de combinatie van de in punt 1 aangehaalde bepalingen dat de handelingen inzake verkoop en installatie van het materiaal dat in artikel 295 van de code général des impôts en artikel 50 duodecies, I, van bijlage IV bij die code wordt vermeld, slechts zijn onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde ten belope van de installatiekosten, met uitsluiting van de aankoopprijs van het materiaal, tenzij die installatie werken in onroerende staat betreft en aldus aan de belasting over de toegevoegde waarde is onderworpen ten belope van de gehele prijs die aan de bouwheer wordt gefactureerd. Artikel 295 van de code général des impôts geldt weliswaar slechts voor de overzeese departementen, met andere woorden buiten het territoriale toepassingsgebied van de op dat ogenblik geldende Zesde richtlijn van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, maar de aangehaalde bepalingen van artikel 256 inzake werken in onroerende staat gelden ook voor het Franse moederland. Zij strekken tot omzetting in nationaal recht van artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 1, van de Zesde richtlijn van 17 mei 1977, thans artikel 14, lid 3, en artikel 24, lid 1, van de richtlijn van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 5. 2016 ZAAK C-303/16 belasting over de toegevoegde waarde. De bepalingen van deze richtlijnen moeten binnen de Europese Unie uniform worden uitgelegd. In het geding waarop de Conseil d État moet beslissen dat weliswaar betrekking heeft op handelingen die zijn verricht buiten het territoriale toepassingsgebied van deze richtlijnen rijst de vraag of de verkoop van fotovoltaïsche panelen en zonneboilers en de installatie daarvan op onroerende goederen of teneinde onroerende goederen van elektriciteit of warm water te voorzien, kunnen worden beschouwd als één enkele handeling betreffende werken in onroerende staat in de zin van die richtlijnen. 7. Deze vraag is beslissend voor de beslechting van het geding en is moeilijk te beantwoorden. Derhalve moet zij overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie en moet de behandeling van de hogere voorziening van de vennootschap Solar Electric Martinique worden geschorst in afwachting van de uitspraak van het Hof. BESLIST: Artikel 1: De behandeling van de door de vennootschap Solar Electric Martinique ingestelde hogere voorziening wordt geschorst totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan over de vraag of de verkoop van fotovoltaïsche panelen en zonneboilers en de installatie daarvan op onroerende goederen of teneinde onroerende goederen van elektriciteit of warm water te voorzien, kunnen worden beschouwd als één enkele handeling betreffende werken in onroerende staat in de zin van artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 1, van de Zesde richtlijn van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, thans artikel 14, lid 3, en artikel 24, lid 1, van de richtlijn van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. Artikel 2: [Or. 5] 4