De Werkgroep Liturgie denkt na over de vorm van de eredienst. Deze kijkt hierbij ook naar andere kerken en gezindten en de vormen die zij hanteren. Deze keer wil ik graag samen met u kijken naar liturgie en handdruk en de volgende gedachten met u delen ter overweging. Vooraf aan de zondagse eredienst en na de dienst krijgt de predikant een hand van de dienstdoende ouderling. Een simpel en tegelijk veel zeggend gebaar. Het gebaar heeft iets van eenvoudige menselijke hartelijkheid en bemoediging. Want het is en blijft een heel ding om het Woord van God te mogen doorgeven. Maar er zit meer achter. De Rooms-katholieke kerk heeft vanouds een hiërarchische structuur. Dat wil zeggen: een vaste opbouw in bestuur met ondergeschiktheid van lagere afdelingen aan de hogere. Alle aanwijzingen komen, dus, van boven. De paus is het hoofd. De gedachte daarachter is dat de paus de opvolger van Christus is. De kerk zou gefundeerd zijn op Petrus de apostel. Wij, als Protestantse christenen, verwerpen die gedachte. Christus zelf is het Hoofd en de dragende grond van de kerk. Als een rooms-katholieke priester spreekt en de sacramenten bedient, doet hij dat vanwege de zogenaamde volmacht van Christus. Zijn gezag is hem van bovenaf gegeven en opgelegd. In de Protestantse Reformatie (1517) zocht met name Calvijn (1509 1569) naar een vorm van kerkregering. Hij wilde recht doen aan de Bijbelse grondlijnen. Daarom ijverde hij voor de zogenaamde presbyteriale kerkstructuur. Dat wil
zeggen: gemeenteleden kozen door middel van verkiezingen de ambtelijke kerkregering. Niet de paus, niet de ambten, niet de synode, maar de gemeente vormt de kerk. De plaatselijke gemeente is het belangrijkste. Daarin heeft Gods Woord het laatste woord. Daarom is de kerkenraad verantwoordelijk voor de gang van zaken. De kerkenraad belegt de erediensten. De dominee is de ouderling met een bijzondere opdracht. Hij / zij staat in de bediening van het Woord tegenover de gemeente. Tegelijk is hij / zij deel vàn de gemeente. De predikant bedient het Woord dus niet op eigen houtje, maar als geroepene door God èn de gemeente. De predikant krijgt door middel van een handdruk van de ouderling van dienst onder aan de preekstoel de verantwoordelijkheid over de gemeente. Die verantwoordelijkheid geldt voor de duur van de eredienst. De ouderling geeft die hand namens de gemeente op grond van zijn ambt. De woordverkondiging is daarmee in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de betreffende voorganger. Maar hij / zij deelt die verantwoordelijkheid met de gemeente die hem / haar in haar midden weet. Na afloop van de eredienst geeft de predikant deze verantwoordelijkheid weer terug aan de kerkenraad. Ook dat gebeurt onder aan dezelfde preekstoel, opnieuw door een handdruk aan de ouderling van dienst. Geeft die handdruk aan dat de ouderling het met de inhoud van de preek en de verdere gang van zaken tijdens de kerkdienst eens is? Nee! Achter die handdruk zit meer. Zodra de handdruk is gegeven aan de predikant begint de eredienst. De eredienst is niet zomaar een bijeenkomst. Het is een plaats waar God Zijn werk doet via de prediking. De taak van de predikant is een Verbi divini minister = dienaar van het
goddelijke woord. De predikant opent de Schriften, zò, dat het spreken van God op een zuivere wijze wordt doorgegeven. Dat het gehoord kan worden door mensen van vandaag. Maar het is ook de dienst, waarin de gebeden en de inzameling van de gaven plaatsvindt. Waar we als gemeente met elkaar zingen en voor Gods aangezicht blijdschap en verdriet delen. De handdruk is, dus, niet bedoeld als teken van ik ben het eens met wat u zei. Maar het is een teken van het geheim van het Woord, het Woord aan het werk. Wat niet aan één ambt is toevertrouwd, maar aan de gehele gemeente. In deze tweede handdruk maakt de ouderling dat duidelijk: in gemeenschap, in dienstbaarheid, in omzien naar elkaar, op zoveel andere wijzen zijn wij allen verantwoordelijk voor de doorvertaling van het Woord van God. Echter, er kunnen dingen gebeuren waarvan de kerkenraad meent dat ze niet in orde zijn. Dan heeft de kerkenraad de verantwoordelijkheid om daarover met de voorganger te spreken. Moet de predikant de mening van de kerkenraad uitdragen? Nee. Niet voor niets is de predikant geen werknemer en de kerkenraad geen werkgever van de predikant. De predikant krijgt, principieel gezien zijn opdrachten alleen van boven. De predikant wordt beroepen door een gemeente omdat hij / zij zich door God wil laten gezeggen en bij tijden ook laten tegenspreken. Aan de kerkenraad is dan de (soms) lastige taak met de predikant het gesprek aan te gaan. Laat de predikant zich alleen door God sturen of spreekt hij / zij in dat geval vooral voor zichzelf?
Niet gauw goed Hoe ondankbaar in dit land is het vak van predikant. Altoos eist men van zo n knaap zeven poten aan één schaap. In het geestelijke werk moet hij vaardig zijn en sterk, doch, daarnaast, de dienst des Heren vakbekwaam organiseren. Gaat hij veel op huisbezoek, dominee leest nooit een boek, maar studeert hij steeds nog verder, heet-ie leraar, maar geen herder. Als hij in de kerkenraad zich bescheiden gelden laat, is de weleerwaarde man een dictator en tiran. Maar wanneer hij daarentegen ieder lid van dit college in zijn waarde laat, verluidt: Er gaat weinig van hem uit. Als hij t leven ernstig neemt, is hij stijf en wereldvreemd. Is hij vlot bij spel en sport, dan komt hij waardigheid te kort. Streeft hij met de beste intentie naar wat kansel-eloquentie,
men weet smalend te vertellen dat hij zich staat aan te stellen. Zo hij met angstvalligheid alle retoriek vermijdt, is de goede man voorzeker saai en droog en geen goed spreker. Legt hij zich met mate- toe op liturgie, t heet Rooms gedoe, maar zo niet, dan heeft hij weer geen gevoel voor stijl en sfeer. Is hij voluit theoloog, prompt zegt men: Hij grijpt te hoog. Tracht hij populair te spreken men zegt: Praatjes, maar geen preken. Weegt bij hem een enkele keer t leven zwaarder dan de leer, hem dit scherpe vonnis wacht: ethisch, dierbaar en halfzacht. Wil hij t vrome volk vergaderen rond de leer der Dordtse vaderen, stellig treft hem dit verwijt, dat het hart er zo bij lijdt. Werkt hij echter van de stoel op het innerlijk gevoel, heel het kerkelijk publiek zegt misprijzend: vaag-mystiek. Als hij wijsheid heeft vergaard uit de leer van Karl Baart,
klinkt hem tegen: Geeft u zo de genade niet cadeau? Legt hij somtijds in zijn lering een accent op de bekering, ach, dan is het ook weer mis, wijl zulks methodistisch is. Is hij scherp in zijn reactie op Anselmus satisfactie, dan doet hij zo wordt gemord de gerechtigheid te kort. Wat hij laat of wat hij doet, nooit en nimmer is het goed, te allen tijd rust op zijn werk t kritisch oog van volk en kerk. Daarom: heil de predikant die t klinkt vreemd in dit verband heel dit heksenwerk verricht met een opgewekt gezicht. Nicolaüs Episcopus. Uit: Wij hebben hier een prima domineetje. Verzameld door Hans Werkman 1997.