Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Vergelijkbare documenten
Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Vlaamse Regel"ing.:~~. =

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRI J DING

DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

"J'" Vlaamse Regering.

~aam.e Regering ~ door de toezichthouder met betrekking tot de toewijzing van de woning gelegen naast zich neer te leggen.

Vlaamse Regering ~~~ = }~ =,n-

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN ENERGIE, WONEN, STEDEN EN SOCIALE ECONOMIE,

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN ENERGIE, WONEN, STEDEN EN SOCIALE ECONOMIE,

Ministeriële uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 47, 1, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

.. J' Vlaamse Regering i

Vlaamse Regering. --

.~": -- tot de verloning van de directeur. Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN ENERGIE, WONEN, STEDEN EN SOCIALE ECONOMIE,

Vlaamse Regering ~~~ = ~= n-

~ - de doelstellingen van 2011 en de toekenning van een managementtoelage aan de algemeen directeur. Uitspraak nr. WB

Ministeriële uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 29bis, 5, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Ministeriële uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 47, 1, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale

Ministeriële uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 29bis, 5, van de Vlaamse Woon code betreffende de beslissing van de sociale

Vlaamse Regering :~~< " '.~

VR DOC.1537/2BIS

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRI J DING

TYPEHUUROVEREENKOMST (sociale verhuurders uitgezonderd sociale verhuurkantoren)

VR DOC.0265/2

Ministeriële uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 29bis, 5, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale

Vlaamse Regering. - Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN ENERGIE, WONEN, STEDEN EN SOCIALE ECONOMIE,

VR DOC.0849/5

VR DOC.0818/3

Vlaamse Regering : - l -

Vlaamse Regering. Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN ENERGIE, WONEN, STEDEN EN SOCIALE ECONOMIE,

DECREET. tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode VERWIJZINGEN*

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

VR DOC.0490/2BIS

Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het Vlaams Woninghuurdecreet

VR DOC.1537/1BIS

VR DOC.0854/2BIS

VR DOC.0737/2BIS

TYPEHUUROVEREENKOMST (sociale verhuurkantoren)

Klachten en verhalen van sociale (kandidaat-) huurders: Waar kunnen ze terecht?

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 december 2017;

VR DOC.0849/6

OCMW DENTERGEM KASTEELDREEF DENTERGEM INTERN HUURREGLEMENT DEEL 2 : VOOR DE HUURDERS

Voorstel van decreet ( ) Nr maart 2017 ( ) ingediend op

DOMICILIEFRAUDE. Katrien Van Damme. Inbreuk op specifieke huurdersverplichtingen (artikel 92, 3, 1 en 2 VWC):

INTERN HUURREGLEMENT DEEL 2: VOOR DE HUURDERS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

TOELICHTING BIJ DE INSCHRIJVING, TE LEZEN EN TE BEWAREN DOOR DE KANDIDAAT-HUURDER

VR DOC.1619/2

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De beëindiging van de huurovereenkomst

Hoe staan deze cijfers ten opzichte van de cijfers van vorige jaren? Wat is hier volgens de minister een mogelijke verklaring voor?

Gemeente Dentergem Toewijzing zoals bepaald door het Sociaal Huurbesluit. Een eigen lokaal toewijzingsreglement

Ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0737/1BIS

Bijlage 1. Oproep tot deelname aan de proefomgeving voor experimentele woonvormen als vermeld in artikel 1

Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een tegemoetkoming aan het OCMW ter bestrijding van uithuiszettingen

Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een aanpassingspremie voor woningen

INTERN HUURREGLEMENT

INFORMATIE BIJ DE AANVRAAG VOOR EEN SOCIALE HUURWONING

VR DOC.1183/1

Milieuhandhavingscollege

INLICHTINGEN VOOR KANDIDAAT-HUURDERS VAN EEN SOCIALE WONING : HET HUREN VAN EEN SOCIALE WONING / SOCIAAL APPARTEMENT VOORWAARDEN EN REGELS

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.

Wat heeft WoninGent nodig om uw kandidatuur aan te maken?

Overeenkomst over de afbetaling van de huurachterstal en de begeleiding van de huurder door het OCMW

VR DOC.0855/2BIS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Bijlage. Oproep tot deelname aan de proefomgeving voor experimentele woonvormen als vermeld in artikel 1

TOELICHTING BIJ UW INSCHRIJVING BIJ DE GENTSE HAARD (DGH) DEZE BROCHURE BEVAT BELANGRIJKE INFORMATIE DIE U MOET DOORNEMEN

TOELICHTINGSBROCHURE BIJ HET AANVRAGEN VAN EEN SOCIALE WONING

II. Verloop van de rechtspleging

INTERN HUURREGLEMENT DEEL 2: VOOR DE HUURDERS

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode

Intern huurreglement

ALGEMEEN INTERN HUURREGLEMENT DEEL 2: ONDERHUURDERS (VERSIE 03/2016)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.1.4, 2, vierde lid;

Omzendbrief RWO/WO/2014/03

OVERZICHT VAN DE HUURPRIJSBEREKENING VOOR WONINGEN VERHUURD DOOR DE VMSW OF EEN SOCIALE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJ IN 2017

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

INTERN HUURREGLEMENT BEJAARDENWONINGEN OCMW DE HAAN

Omzendbrief tot wijziging van de omzendbrief van 15 september 1998 betreffende het verblijf van vreemdelingen die in België wensen te komen studeren

Transcriptie:

Ministerieel besluit betreffende de beroepsprocedure met toepassing van artikel 29bis, 5, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij <verwijderd> met betrekking tot de opzeg van de huurovereenkomst van <verwijderd> na beoordeling van het verhaal tegen de weigering van de bijwoning van <verwijderd> Uitspraak nr. WB 609-01-17-20 DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING In zake: de sociale huisvestingsmaatschappij <verwijderd>, met zetel gevestigd <verwijderd>, te <verwijderd>, met ondernemingsnummer <verwijderd>, hierna de sociale huisvestingsmaatschappij genoemd. I. Voorwerp van het beroep Op 3 december 2014 beslist het directiecomité van de sociale huisvestingsmaatschappij om de weigering van bijwoning van <verwijderd> en de opzeg van de huurovereenkomst van <verwijderd> te handhaven. Op 10 december 2014 vernietigt de heer <verwijderd>, hierna de toezichthouder genoemd, deze beslissing. Het beroep ingesteld op 8 januari 2015 strekt tot hervorming van bovenvermelde vernietigingsbeslissing van de toezichthouder. II. Ontvankelijkheid van het beroep De vernietigingsbeslissing van de toezichthouder dateert van 10 december 2014. Op grond van artikel 29bis, 5 van de Vlaamse Wooncode, moet de sociale huisvestingsmaatschappij binnen de dertig dagen na de vernietiging beroep aantekenen. De laatste nuttige dag is 9 januari 2015. Het beroep dateert van 8 januari 2015, waardoor het tijdig is ingesteld.

Artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode, bepaalt dat het beroep, op straffe van onontvankelijkheid, moet gericht worden aan de minister op het adres van de afdeling Woonbeleid. Artikel 2, 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, verleent mevrouw Liesbeth Homans de bevoegdheid voor het beleidsveld woonbeleid. Het beroep is op het juiste adres en aan de bevoegde minister gericht. III. Feiten Mevrouw <verwijderd>, hierna de oorspronkelijke huurder genoemd, huurt sinds 1 mei 2011 een woning bij de sociale huisvestingsmaatschappij. Op 17 september 2014 wordt een aanvraag tot bijwoning van de heer <verwijderd>, hierna de bijwoner genoemd, ingediend. De precieze datum van de aanvang van de bijwoning is niet bekend, maar uit gegevens van het dossier kan opgemaakt worden dat de bijwoner reeds geruime tijd bij de oorspronkelijke huurder inwoont. De bijwoner heeft een procedure gezinshereniging opgestart. Er is nog geen uitspraak. In haar schrijven van 14 oktober 2014 meldt de sociale huisvestingsmaatschappij dat de oorspronkelijke huurder voor 14 november 2014 moet aantonen dat de bijwoner niet langer bij haar verblijft, zo niet wordt de huurovereenkomst t.a.v. de oorspronkelijke huurder opgezegd met ingang van 1 december 2014. Op 20 oktober 2014 dient de oorspronkelijke huurder verhaal in bij de toezichthouder tegen de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij om de bijwoner geen toestemming te geven om in te wonen bij de oorspronkelijke huurder. Op 13 november 2014 verklaart de toezichthouder het verhaal van de oorspronkelijke huurder gegrond. Het directiecomité van de sociale huisvestingsmaatschappij beslist op 3 december 2014 om de beslissing van de toezichthouder van 13 november 2014 niet te volgen. Het directiecomité van de sociale huisvestingsmaatschappij beslist de weigering van bijwoning van de bijwoner te handhaven en de huurovereenkomst van de oorspronkelijke huurder op te zeggen. Er werd nog geen opzegbrief verzonden aan de oorspronkelijke huurder, in afwachting van de uitspraak van de minister. 2

IV. Onderzoek van de middelen Standpunt van de toezichthouder De toezichthouder stelt dat het feit dat de bijwoner op dit ogenblik niet voldoet aan de voorwaarden om toe te treden tot de huurovereenkomst te wijten is aan het feit dat er nog geen uitspraak is in zijn procedure gezinshereniging. Tevens haalt de toezichthouder aan dat het feit dat betrokkene niet kan toetreden tot de huurovereenkomst geenszins een bijwoning uitsluit tot er een definitieve uitspraak is inzake zijn verblijfsstatuut. De woonbezettingsnormen worden niet overschreden. De toezichthouder is van oordeel dat het niet meedelen van de wijziging van de gezinssituatie aan de sociale huisvestingsmaatschappij niet in verhouding staat tot het verliezen van het recht op duurzame huisvesting. Er is geen ernstige tekortkoming aan de huurdersverplichtingen, vermeld in artikel 92, 3, eerste lid van de Vlaamse Wooncode. Standpunt van de sociale huisvestingsmaatschappij De sociale huisvestingsmaatschappij haalt artikel 95 van de Vlaamse Wooncode aan dat bepaalt dat een persoon enkel kan toetreden tot een lopende huurovereenkomst indien hij voldoet aan de toetredingsvoorwaarden. De wetgeving maakt niet expliciet het onderscheid tussen toetreding en bijwoning. Nergens in de sociale regelgeving wordt een uitzondering voorzien voor personen die niet voldoen aan de toetredingsvoorwaarden, maar slechts tijdelijk een sociale woning bewonen. De sociale huisvestingsmaatschappij is dan ook van oordeel dat de bijwoning in casu niet als een tijdelijke situatie, maar als een effectieve toetreding tot de huurovereenkomst moet worden beschouwd en dat er dus geen toestemming kan gegeven worden aan de bijwoner om in een sociale woning te wonen omdat hij niet voldoet aan de toetredingsvoorwaarden. De bijwoning beoogt immers duidelijk geen tijdelijk karakter. De sociale huisvestingsmaatschappij is van mening dat, gezien het gaat om een persoon die illegaal in België verblijft, tijdelijk als zeer beperkt in de tijd moet worden opgevat. Bovendien blijkt uit het verzoek tot machtiging verblijf namens de bijwoner duidelijk dat er in casu geen sprake kan zijn van een tijdelijke situatie, omdat in het verzoekschrift gesteld wordt dat de oorspronkelijke huurder en de bijwoner een kind verwachten tegen 21 november 2014, de bijwoner zeer geliefd is door zijn omgeving en in goede verstandhouding leeft met zijn buren. Bovendien vermeldt het verzoekschrift het adres van de oorspronkelijke huurder. Gezien de toezichthouder geen onderscheid maakt tussen tijdelijke bijwoning en duurzame toetreding, zal er volgens de sociale huisvestingsmaatschappij een ongebreidelde toestroom zijn in de sociale huurwoningen van kandidaten die geen verblijfsrecht hebben. Op deze manier worden de wettelijk voorziene toelatingsvereisten geschonden. Tevens worden ook andere kandidaathuurders die wel op een geldige wettelijke basis kunnen toetreden tot een sociale huurovereenkomst benadeeld. 3

De sociale huisvestingsmaatschappij meent dat zij de huurovereenkomst moet opzeggen op grond van art. 33, 1, eerste lid, 3 van het Kaderbesluit Sociale Huur t.a.v. de oorspronkelijke huurder gezien zij ernstig tekortgekomen is aan haar huurdersverplichtingen. Verder haalt de sociale huisvestingsmaatschappij aan dat het volgen van de beslissing van de toezichthouder inhoudt dat elk individu dat een procedure voert i.v.m. zijn verblijfsstatuut, mag bijwonen gezien een vreemdeling die in afwachting is van een uitspraak m.b.t. zijn verblijfsstatuut niet aan de voorwaarden voldoet om ingeschreven te zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister. De sociale huisvestingsmaatschappij meent dat de toezichthouder voorbij gaat aan het feit dat dergelijke procedures lang kunnen duren en er in dat geval geen sprake meer is van een tijdelijke bijwoning. Beoordeling De toezichthouder motiveert dat het in casu om een tijdelijke bijwoning gaat en dat van een toetreding tot de lopende huurovereenkomst geen sprake is. De toezichthouder is aldus de mening toegedaan dat de bijwoner niet moet worden afgetoetst aan de toetredingsvoorwaarden vermeld in artikel 95, 1, eerste lid, 5 van de Vlaamse Wooncode. Uit de gegevens van het dossier blijkt echter duidelijk dat de bijwoner de intentie heeft om duurzaam bij de oorspronkelijke huurder te wonen. Met tijdelijke bijwoning wordt bijvoorbeeld bedoeld personen met een LAT-relatie, personen die tijdelijk inwonen voor een zorgfunctie, kleinkinderen die sporadisch overnachten en tijdelijke logies (zie memorie van toelichting bij het decreet van 15 december 2006 (stuk 824 (2005-2006)). Het standpunt van de toezichthouder dat het in casu een tijdelijke bijwoning betreft, kan daarom niet worden bijgetreden. Artikel 95, 1, eerste lid, 5 van de Vlaamse Wooncode bepaalt dat de kandidaat-huurder alleen kan worden toegelaten tot een sociale huurwoning als hij aantoont dat hij ingeschreven is in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Artikel 95, tweede lid van de Vlaamse Wooncode bepaalt dat een persoon alleen kan toetreden tot een lopende huurovereenkomst als hij aantoont dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde m.b.t. het inkomen en als de toetreding niet leidt tot een sociale huurwoning die een onaangepaste woning is. Dit artikel is van kracht sinds 23 december 2013. Voor 23 december 2013 moesten wettelijke partners niet voldoen aan de toetredingsvoorwaarden, maar alle andere toetreders wel. De oorspronkelijke huurder heeft op 17 september 2014 een aanvraag gedaan om de bijwoner bij haar te laten inwonen, maar uit het verzoekschrift tot machtiging verblijf, ingediend door de bijwoner op 3 september 2014, kan afgeleid worden dat de bijwoner reeds geruime tijd bij de oorspronkelijke huurder inwoont. De precieze datum van de aanvang van de bijwoning is niet bekend. Het huwelijk van de bijwoner met de oorspronkelijke huurder is echter momenteel niet erkend. Bijgevolg moet de bijwoner momenteel beschouwd worden als een feitelijke partner. Een feitelijke partner diende zowel voor als na 23 december 2013 te voldoen aan de toetredingsvoorwaarden. De bijwoner is niet ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister en voldoet daardoor niet aan de toetredingsvoorwaarden. Hij dient de woning te verlaten. 4

Nu wordt beoordeeld dat de bijwoner dient te voldoen aan de toetredingsvoorwaarden om te kunnen bijwonen, moet de oorspronkelijke huurder ervoor zorgen dat de bijwoner verhuist. De vrederechter van Wetteren oordeelde dat, ook wanneer de tekortkoming van de huurder zou vastgesteld zijn, het vertrouwensbeginsel impliceert dat de verhuurder de huurder in de gelegenheid stelt zich te schikken naar zijn wettelijke verplichtingen (Vred. Wetteren 4 juli 1991, T. Vred. 1992, 147). Bijgevolg dient er aan de oorspronkelijke huurder een redelijke termijn van 3 maand te worden gegeven waarbinnen zij ervoor moet zorgen dat de bijwoner een andere verblijfplaats zoekt. Als de bijwoner na die termijn nog steeds bij de oorspronkelijke huurder woont, kan de oorspronkelijke huurder aangerekend worden dat ze zich schuldig maakt aan een blijvende tekortkoming aan haar huurdersverplichtingen (iemand laten inwonen die niet toegelaten is om in te wonen (=domiciliefraude)) en kan de sociale huisvestingsmaatschappij de huurovereenkomst opzeggen. Indien er intussen een gunstige beslissing getroffen werd i.v.m. het verblijfsstatuut van de bijwoner en hij wel voldoet aan de toetredingsvoorwaarden, is het niet opportuun om de huurovereenkomst op te zeggen. BESLUIT: Het beroep van 8 januari 2015, ingesteld door de sociale huisvestingsmaatschappij <verwijderd> met betrekking tot de opzeg van de huurovereenkomst van <verwijderd> na beoordeling van het verhaal tegen de weigering van de bijwoning van <verwijderd>, wordt ingewilligd onder de volgende voorwaarden. Aan mevrouw <verwijderd> wordt een termijn van 3 maanden gegeven vanaf de betekening door de sociale huisvestingsmaatschappij van deze beslissing aan mevrouw <verwijderd> en de heer <verwijderd>. Als de heer <verwijderd> na deze termijn nog steeds inwoont bij mevrouw <verwijderd> en er is intussen geen gunstige beslissing getroffen i.v.m. het verblijfsstatuut van de heer <verwijderd>, kan de sociale huisvestingsmaatschappij de huurovereenkomst van mevrouw <verwijderd> opzeggen. Brussel, 06-02-2015 De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding Liesbeth HOMANS 5