SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 225 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 maart 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Distributienetbeheerders - Doorgeven van meterstanden Elk jaar heeft de distributienetbeheerder de stand van de elektriciteitsmeter nodig. Om de twee jaar komt hiervoor een meteropnemer, een personeelslid van de distributienetbeheerder, aan huis, om de meterstand te noteren. In het jaar tussen die twee meteropnames moet de elektriciteitsverbruiker zelf de meterstand doorgeven. De distributienetbeheerder geeft vervolgens de meterstand door aan de elektriciteitsleverancier zodat deze een factuur kan opmaken voor de verbruikte hoeveelheid elektriciteit. Vanuit de sector vernemen we dat bij verschillende elektriciteitsverbruikers de meterstand niet kan worden opgenomen door de distributienetbeheerder en dat het verbruik ook niet wordt doorgegeven door de verbruiker zelf. Hier dient de distributienetbeheerder over te gaan tot het schatten van het verbruik. Daarnaast vernemen we ook dat er in Vlaanderen heel wat wanbetalers van de elektriciteitsfactuur zijn. 1. Bij hoeveel procent van de elektriciteitsverbruikers in Vlaanderen moet de distributienetbeheerder het elektriciteitsverbruik schatten omdat de juiste meterstand niet kan worden opgenomen? Dit graag voor 2012, 2013 en 2014, opgedeeld voor Eandis- en Infrax-werkingsgebied. 2. Is het bekend waarom die elektriciteitsverbruikers hun meterstand niet kenbaar willen maken? Welke stappen worden door de distributienetbeheerder ondernomen in een poging om toch een juist beeld te krijgen van het elektriciteitsverbruik van deze consumenten? Graag onderscheid voor Eandis- en Infrax-werkingsgebied. 3. Worden consumenten die hun juiste meterstand niet doorgeven ook benaderd door hun elektriciteitsleverancier? Weet de elektriciteitsleverancier voor welke klanten een factuur gemaakt wordt op basis van een geschat verbruik? 4. Waarmee wordt allemaal rekening gehouden bij het schatten van het elektriciteitsverbruik? Als de distributienetbeheerder op termijn toch zicht krijgt op het exacte verbruik van de consument, wat blijkt dan de gemiddelde afwijking te zijn tussen het geschatte en het exacte verbruik?
5. In hoeveel procent van de gevallen was het verbruik te hoog geschat? Graag onderscheid voor Eandis- en Infrax-werkingsgebied? Krijgt de consument het teveel betaalde dan allemaal terug van de elektriciteitsleverancier? 6. Hoeveel wanbetalers zijn er voor elk van de elektriciteitsleveranciers in Vlaanderen?
ANNEMIE TURTELBOOM VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE ANTWOORD op vraag nr. 225 van 13 maart 2015 van ROBRECHT BOTHUYNE 1. Voor het percentage van de elektriciteitsverbruikers in Vlaanderen waar de distributienetbeheerder het elektriciteitsverbruik moet schatten omdat de juiste meterstand niet kan worden opgenomen, zie tabel in bijlage. 2. Mogelijke redenen Dit hoeft geen kwaad opzet te zijn maar eerder: In geval van opname met meterkaartje: vergetelheid, niet aanwezig (op reis), mismatch adres (master data leverancier niet up-to-date > kans bestaat dat adres waar meterkaartje naar gestuurd moet worden niet correct in de systemen staat), meterkaartje niet begrepen, geen toegang tot de meetruimte of slechte toegang of fysisch in de onmogelijkheid om tot bij de meter te raken, In geval van meteropname ter plaatse: klant is niet thuis of kan zich niet vrij maken, er komt iets tussen waardoor hij niet ter plaatse is op moment dat meteropnemer langs komt, -> waarna alsnog een kaartje nagelaten wordt, In bepaalde gevallen is er wel een vermoeden van bewust niet mee werken aan het meteropnameproces: Geen reden om mee te werken (men kan beter af zijn door niet mee te werken lagere schatting dan daadwerkelijk verbruik); Energiefraude; Illegale activiteiten waardoor men de meteropnemer niet binnen laat; Klanten met zonnepanelen die geen melding gedaan hebben en/of vrezen voor verlies compensatie of vrezen voor detectie zodat ze in hun ogen gedwongen zullen worden een prosumententarief te betalen; Acties door de distributienetbeheerders Herinneringsbrieven indien er geen reactie komt op het eerste kaartje; Kaartje nalaten na bezoek opnemer; Aangepaste communicatie bij meermaals geen opname; Bezoek door technieker voor nazicht meter; Continue analyse en verbeteracties (e.g. gebruik van alternatieve communicatiemiddelen (mail) of manier van terugkoppeling (foto), aangepaste schattingsmethodiek in geval van 2de schatting op rij, ); 3. De energieleverancier weet of het verbruik dat hij van de distributienetbeheerder ontvangt gebaseerd is op een reële of geschatte index. Er worden hier in het berichtenverkeer immers verschillende berichten voor gebruikt. Energieleveranciers zijn niet verplicht te vermelden op de factuur of deze gebaseerd is op een reëel of geschat verbruik. Sommige leveranciers doen dit (hetgeen er toe
kan leiden dat geschatte klanten toch nog contact opnemen met de leverancier en/of netbeheerder), anderen niet. 4. Factoren in rekening genomen bij schattingen: Bij jaarlijks opgenomen netgebruikers, waaronder alle huishoudelijke verbruikers, zal men zich steeds baseren op de standaard jaarverbruiken: In geval de netbeheerder over historische gegevens van de distributienetgebruiker beschikt, wil dit zeggen dat zijn verbruik geschat wordt aan de hand van het verbruik van vorig jaar; In geval de netbeheerder geen historische gegevens van de distributienetgebruiker heeft, zal de schatting overeenkomen met het gemiddelde verbruik per netbeheerder van dezelfde categorie verbruikers. Voor maandelijks opgenomen netgebruikers zal men zich steeds baseren op de standaard maandverbruiken, analoog aan de procedure bij jaarlijks gemeten netgebruikers. In het geval van netgebruikers waarvoor de afname per kwartier geregistreerd wordt, de zogenaamde AMR klanten, wordt de beste waarde genomen van Dag -1, Week - 1, Maand -1, Jaar -1 op basis van objectieve en niet discriminerende criteria. Voor een nieuwe Distributienetgebruiker zijn er tweemogelijkheden: Ofwel wordt er vanaf het begin onmiddellijk gemeten, er is dan in principe geen probleem. Indien er juist na de opstart van de meting toch een probleem optreedt, kan men teruggrijpen naar de meest recente beschikbare gegevens (vb. D-1); Ofwel is de Distributienetgebruiker nog niet uitgerust met een meetinrichting met registratie van de belastingscurve (of de waarden zijn niet beschikbaar). De estimatieregels zijn dan die van maandelijks opgenomen netgebruikers. Gemiddelde afwijking geschat t.o.v. reëel verbruik Het is moeilijk om hier ten gronde op te antwoorden. In principe wordt er ofwel een reële meterstand bekomen ofwel geschat bij gebrek aan een reële meterstand. Wanneer men tot een schatting over gaat is de realiteit niet gekend en is die ook retroactief niet eenduidig vast te stellen. De enige mogelijkheid is een verdeling van het verbruik tussen reële meterstanden uit te voeren op basis van historische verbruiken (de zogenaamde standaard lastprofielen die aangeven hoeveel er gemiddeld procentueel per kwartier wordt verbruikt). Op die manier zou men op basis van een steekproef een inschatting kunnen maken van de gemiddelde afwijking. Dit blijft echter een theoretische inschatting. In een zeer beperkte steekproef bij Eandis en dus onder nodig voorbehoud ziet men ongeveer even veel over- als onderschattingen. Er is geen statistisch relevante afwijking in een bepaalde richting vast te stellen. In die zin kan men dus stellen dat het gemiddelde nul is. Wat in principe ook logisch is omdat men net werkt met gemiddelde statistische waarden om te schatten, waardoor men logischerwijs even vaak onder- als overschat. We spreken dan niet over specifiek zeer kleine subsegmenten zoals afnemers met herhaalde schattingen of groepen waar men energiefraude vaststelt. Hierover zijn echter op dit moment geen statistisch onderbouwde cijfers beschikbaar. Voor die klanten waar het verbruik niet systematisch evolueert doorheen de tijd ligt de schatting op basis van de eerdere zeer beperkte steekproef bij Eandis trouwens zeer vaak (bijna in de helft van de gevallen) binnen de marge van 100 kwh meer of
100 kwh minder (op een gemiddeld verbruik van om en bij de 4000 kwh). Dit geeft aan dat het systeem van schattingen zeer goed werkt. Noteer echter dat de resultaten van de schattingen een gauss curve verloop kennen waar er in normale omstandigheden zeer goede scores zijn maar in de uitlopers van de curve wel sterke afwijkingen van het gemiddelde kunnen voor komen. 5. Er kan niet ingeschat worden of het verbruik te hoog werd ingeschat vermits men het reële verbruik niet kent daar waar men een schatting heeft gedaan. Men heeft het reële verbruik vervangen door een statistisch gemiddelde. Pas een jaar later (of soms 2 of 3) krijgt men een reële meterstand door. Het reële verbruik over de periode van 1, 2, 3,.. jaar is dan ook niet gekend en wordt ook niet reëel door de ontvangst van een reële meterstand 1,2,3,.. jaar verder. Zie ook antwoord op vraag 4. Enkel in geval van klacht of in geval de reële meterstand een jaar voorbij de schatting lager blijkt te liggen dan de schatting, kan men redelijk objectief vaststellen dat de schatting te hoog was. Dit gaat echter om een zeer beperkt aantal gevallen, statistisch gezien nihil. 6. Aantal huishoudelijke afnemers naar wie minstens één ingebrekestelling werd verstuurd per energieleverancier en aantal opgestarte afbetalingsplannen per leverancier (Vlaanderen): zie tabel in bijlage. BIJLAGE Tabel antwoord deelvraag 1 en 6