Pasen 2015 Jezus krijgstrofee Johannes 20: 18 Orde van dienst: Welkom mededelingen. Zingen: GK 95 GK 97 Votum en zegengroet NLB 633 Gebed Voor de kinderen: Graankorrel. Gk 44 (De Heer is waarlijk opgestaan.) Lezen: Johannes 20: 1-18 NLB 624 Tekst: Johannes 20: 18 Preek N:B 626 Wet + Psalm 16: 4, 5 Gebed Collecte Uit het paasoratorium Ik ben de opstanding en het leven. GK 99 Zegen. ---------------- Voor de kinderen: Graankorrel. Mieren zijn echte verzamelaars. Ze leggen grote voorraden aan. Ze slepen zich een breuk. Ook Maarten de mier is druk bezig met het aanleggen van een wintervoorraad. Hij heeft een grote graankorrel op zijn rug. Eigenlijk is de graankorrel te groot voor Maarten. "Wat loop je te zeulen", hoort Maarten. Hij blijft staan. Hij legt de graankorrel neer en kijkt verbaasd om zich heen. Hij ziet niemand. Misschien heeft hij het gedroomd dat hij iemand hoorde. Hij wil de graankorrel weer op zijn rug sjorren. "Lieve mier, waarom neem je me eigenlijk mee?" Tot zijn stomme verbazing merkt Maarten dat het de graankorrel is die tegen hem praat. "Wil je weten waarom ik je meeneem?" vraagt Maarten. 'Snap je dat dan niet. Wij hebben je nodig voor de winter. Ik breng je naar onze voorraadkamer." "Ja maar..," zei de korrel,"ik wil niet opgegeten worden. Ik wil verder leven." "Dat kan wel zijn",zei Maarten, "maar alle korrels die achterblijven op het veld zijn voor de dieren. Dat is altijd zo geweest." "Luister", zei de graankorrel. "Ik doe je een voorstel. Als je mij hier laat geef ik je volgend jaar honderd graankorrels voor je voorraadkamer." Ongelovig kijkt Maarten de graankorrel aan. Honderd korrels in ruil voor één? Zou dat kunnen? Stel je voor! "Hoe weet ik dat je me niet voor de gek houdt?" vraagt Maarten. "Dat moet je geloven", zegt de graankorrel."het is een geheim. Doe nu maar wat ik je zeg. Stop me onder de grond en kom volgend jaar terug." Het is te proberen. Daarom graaft Maarten een kuiltje en stopt de graankorrel onder. Bij de plek legt hij drie steentjes. Dan kan hij de graankorrel terugvinden. Glimlachend gaat hij terug naar de andere mieren. "Er valt niets te lachen", zeggen ze boos als Maarten zonder iets terug komt. "Moet je niet voor morgen zorgen?" Maarten zegt niets. "Wacht maar", denkt hij." Ik heb straks meer gespaard dan jullie allemaal bij elkaar." Elke dag gaat hij kijken, maar er gebeurt niets. Het wordt winter. Het vriest, het sneeuwt. Er is niets te zien. Maar dan wordt het lente. Het wordt elke dag een beetje warmer. En toen gebeurde het. Bij de drie steentjes komt een groen sprietje uit de grond. Het is anders dan hij verwachtte, maar Maarten voelt dat het het begin is van iets groots. Zo is het met Pasen: het lichaam van Jezus wordt in de aarde gelegd. Als een korrel graan. Hij draagt veel vrucht.
Preek: Er is een mens opgestaan uit het graf. En zijn lichaam is mooi en gaaf. Stralend gezond en sterk. Wat een nieuws voor onze wereld! Een wereld, die zucht onder de enorme druk van ziekte, aanslagen en sterven. Een moeder huilt bij het graf van haar kind. Ontroostbaar huilt zij. Een kind voelt hoe koud het lichaam van haar gestorven vader is en schrikt. Een man begraaft zijn vrouw en aan de rand van het graf bedenkt hij als in een flits, wat zij al die jaren samen hadden. En dat is nu voorbij. De wereld zucht onder het gewicht van de dood. Wat een nieuws klinkt er dan op Pasen: Er is een mens opgestaan uit de dood!. Het zou breaking news moeten zijn. Op alle TV-zenders. In alle kranten. In wetenschappelijke bladen. Op de podia van cabaretiers en popconcerten. Dit is het nieuws waar de wereld op wacht! Maar om je heen merk je dat de wereld het moeilijk heeft met dit grote nieuws. Hoe komt dat? Omdat we leven in een wereld van wetenschap. We geloven bijna alleen nog maar wat we in het laboratorium kunnen testen. In wat we zien door onze microscopen en telescopen. Omdat we leven in een wereld waarin mensen alleen maar sterven. Er blijft niets van over. Nooit weer stond een dode op uit het graf. Dat is voor veel mensen het wereldbeeld. Het is niet mooi, niet hoopvol, maar dit is wel wat het is. Dood is dood. Dat was in de tijd van Jezus niet zoveel anders. Mensen geloofden nog wel in een soort van hemel of Nirwana. Maar dat een dode weer leeft. Nee, dat kan gewoon niet. Dat zie je ook terug in wat Johannes schrijft. Jezus heeft al heel wat keren verteld, dat hij zou sterven aan een kruis en na drie dagen weer opstaan. Maar zijn leerlingen denken daar niet aan. Ze leven zonder verwachting. De vrouwen lopen op zondagmorgen naar het graf. Dat doen ze niet om de opstanding te vieren. Ze hebben geen champagne bij zich. Ze hebben doeken en specerijen bij zich. Geurige olie. Allemaal dingen om een dode te verzorgen. Ze verwachtten geen levende Jezus, maar een lijk. Niemand van de leerlingen staat op zondagmorgen bij het graf te wachten totdat het graf open gaat en Jezus weer leeft. Alleen Petrus en Johannes gaan kijken als ze een verward verhaal horen over een steen, engelen en een leeg graf: Wat is er gebeurd!??. Ze weten niet hoe hard ze lopen moeten. Ze staan op zondagmorgen midden in het lege graf, maar ze geloven niet, dat Jezus is opgestaan. Ze hadden hem aan het kruis zien hangen. Ze hebben gezien, dat een romein zijn speer bijna achteloos door zijn hart stak. Hun Jezus was dood. Opstanding? Kletspraat.
En dat is natuurlijk nog steeds heel moeilijk. De opstanding uit de doden is niet vanzelfsprekend. De meeste mensen in Nederland vinden dit een totaal belachelijk idee. En die begrijpen niet, dat er intelligente, hoogopgeleide mensen zijn, die hier serieus in geloven. Die hier hun leven op bouwen zelfs. Het is absurd. Hoe kun je dat nu geloven: dat iemand dood gaat en weer tot leven komt? Misschien dat mensen dat in die tijd konden geloven, maar wij in 2015 Maar we zagen al: toen geloofden ze dit ook niet! Maar wat gebeurt er: al deze mensen waren een paar dagen later totaal veranderd. Ze waren er allemaal, van de eerste tot de laatste, van overtuigd, dat Jezus leefde. Eerst zaten ze bang verborgen in kleine achterkamertjes. Ramen dicht. Deuren dicht. Uit angst voor de overheid. Sceptisch tot en met. Opstanding? Kletspraat. En nu staan ze het open te vertellen op de markt. Hoe kan dat? Omdat het echt gebeurd is. Want ze wonnen er niets mee bij de mensen. Ze werden uitgelachen. Ze verloren hun werk. En sommigen werden zelfs geëxecuteerd en verloren hun leven. Maar ze deden het. In een paar dagen tijd veranderden ze van angstige mensen in mensen, die open, moedig en hoopvol waren. Hoe kon dat? Er is maar een verklaring: de opstanding. Ze hebben Jezus echt gezien. ***** De eerste die tot geloof komt is Maria. Maria van Magdala. Waarom zij? Maria was een van de vele Maria s. Vandaar haar bijnaam. Zij is Maria van Magdala. Ze komt uit het plaatsje Migdol, Magdala, vlak bij het meer van Galilea. En Jezus was haar tegengekomen op zijn zwerftochten door het land. Maar, ach, Maria, wat was je er vreselijk aan toe! Je was bezeten door wel 7 boze geesten. Een overmacht. Eén dwingende stem in je hoofd kan je al wanhopig maken, maar 7! Haar leven was een hel. Schreeuwend liep ze door de straten van Migdal. Door iedereen veracht. Uitgestoten. Verwond. Totdat ze Jezus tegenkwam. En die heeft haar bevrijd. Met één machtswoord. Wat moet dat voor Maria geweest zijn! Stel je voor: in één keer brak er licht door haar duisternis. Opeens was ze vrij. Ja, en vanaf die dag is ze Jezus gevolgd. Elke dag. Ze heeft hem nooit meer losgelaten. Zelfs toen hij gevangen werd genomen, was zij er. Toen hij aan het kruis hing, was zij er. Toen zijn lichaam in het graf werd gelegd. Steeds dichtbij. Maar wat moet dat moeilijk voor haar geweest zijn. Want hoe zou het gaan als ze weer alleen was? Zonder haar beschermer, Jezus. Zouden die demonen weer terugkomen? Weer zo donker?
Huilend buigt ze zich voorover om in het donkere graf te kijken. Maar het graf is leeg. Door haar tranen ziet ze het licht van de engelen niet. Ze heeft maar één gedachte: Ze hebben mijn heer weggehaald. Als ze zich omdraait, staat Jezus in de hof, maar ze herkent hem niet direkt. Ze denkt alleen maar aan een dode Jezus en daarom ziet ze de levende Jezus niet. Pas als Jezus haar naam noemt: Maria!. Dan kijkt ze op en ziet dat het Jezus is. Rabboeni. Mijn meester!. En ze klemt zich aan hem vast. Alsof ze hem nooit meer kwijt wil. Misschien denkt ze: Het wordt weer als vroeger! Mijn Jezus is er weer!. Het vasthouden is dus maar niet een beetje vasthouden, maar zó vasthouden, dat je die ander niet meer los kunt laten. Als je dit leest, denk je bij jezelf: Ach, Heer, laat Maria u even vasthouden. Ze was zó wanhopig. En ze is zó blij, dat ze u weer ziet! Troost haar toch even!. Het klinkt zo kil: Houd me niet vast!. Maar het mooie is, dat Jezus haar met die woorden juist trooswt!. Hij geeft haar een veel grotere troost, dan ze zelf op dat moment doorheeft. Want Maria denkt misschien vooral aan vroeger. En dat begrijp je heel goed. Jezus maakte haar vrij van haar demonen. Haar leven werd toen een paradijs. En op weg met Jezus ziet ze hoe honderden mensen genezen worden en bevrijd. Alsof de deur van het paradijs op een kier staat. En daar verlangt Maria naar terug. De tijd met Jezus. Maar Jezus wil niet terug. Hij wil vooruit. Er komt veel meer, Maria! De deuren van het paradijs moeten niet op een kier, maar die moeten wagenwijd open. Niet een paar doden moeten opgewekt. Maar alle doden moeten opgewekt. Niet één bezetene moet bevrijd, maar het hele rijk van Satan moet eraan. En dan het mooiste: Ik wil dat mijn vader ook jullie vader is. Mijn God jullie God. Dat was het doel van Jezus sterven: de weg openen naar het koninkrijk van God. Een nieuw koninkrijk op een nieuwe aarde. Laten zien, dat God geen verre, kille God is, maar een Vader. Hij wil het vertrouwen terugbrengen. Daarvoor is zijn lichaam als een graankorrel in de aarde gelegd. En nu gaat hij de oogst binnenhalen. Houd mij niet vast, Maria. Maar ziet u: Maria komt tot geloof, omdat zij Jezus echt ontmoet. Zoals dat later met Thomas gebeurt en alle andere discipelen. Zij geloven, omdat zij Jezus zien. Mensen zitten gevangen in de ervaring van deze wereld: doden staan niet op! Daarom kun je denken: Ik wil Jezus zien! Dán kan ik misschien wel geloven!. Dat is waar. Maar we zien Jezus door de ogen van die eerste ooggetuigen.
Neem zo n Maria. Aan de ene kant een slechte getuige. Ze is een vrouw en ze is nog behoorlijk gek geweest ook. Kletspraat, zeggen de discipelen dan ook. Als je een boek zou schrijven over het leven van Jezus en over zijn opstanding, zou je dus zeker Maria niet als ooggetuige hebben gekozen. Toch wordt zij de eerste die Jezus echt ontmoet. Waarom zij? Waarom niet eerst aan Petrus en Johannes? Of de joodse leiders of Pilatus? Omdat het Maria is. Maria uit Magdala. Omdat haar leven zo veranderd is door Jezus. Hij heeft haar bevrijd van wel 7 demonen. Een overmacht. Zij is het levende bewijs van de macht van Jezus. Zij is een indrukwekkende krijgstrofee in Jezus strijd tegen het rijk van satan. De leerlingen en vele anderen hadden met eigen ogen gezien, hoe Jezus haar bevrijdde van een legioen demonen. Zij is het levende bewijs van Jezus macht over de duisternis en juist zij vertelt: `ik heb de Heer gezien!!. Wat een getuige! En zo gaat dat met al die ooggetuigen. Allemaal komen ze tot geloof, omdat ze Jezus echt hebben gezien. Petrus, Johannes, Thomas En dat is ook de enige reden, dat er een christelijke kerk bestaat. De opstanding. Als Jezus niet echt was opgestaan, waren er geen ooggetuigen geweest en was er nooit een kerk geweest. ***** Kort gezegd: Jezus keert Maria om. Zij wil terug naar vroeger. Maar Jezus wil, dat zij oog krijgt voor zijn Koninkrijk van licht. Als heel het leven verlost is en de nieuwe aarde bloeit. Hij keert ons wereldbeeld om. Zijn opstanding laat zien, dat de dood niet het laatste woord meer heeft. Ook al lijkt dat in onze oude wereld nog steeds zo te zijn. Zijn opstanding breekt door onze oude wereld heen. Keert alles om: deze wereld gaat voorbij. Er komt een nieuwe wereld, een nieuwe schepping. Dat is de opstanding: het is geen absurd gebeuren in onze oude wereld, maar het symbool en startpunt van de nieuwe wereld. Ik las een mooi voorbeeld over de opstanding: Stel je voor, dat een heel rijk lid van de gemeente de kerk een mooi, duur schilderij wil geven. Een schilderij zo groot en kostbaar als de nachtwacht van Rembrandt. Waar zouden we zo n groot schilderij moeten ophangen? Onze muren zijn laag. Het dak is schuin. Het past niet in onze kerk! Dan kun je twee dingen doen.
Je kunt zeggen: Heel erg bedankt, lieve broeder, maar het schilderij past niet in onze kerk. Neem het maar weer mee. Maar je kunt dit ook doen: als het schilderij echt heel mooi en duur is, maar niet in dit kerkgebouw past, dan breek je het helemaal af en je bouwt een nieuw kerkgebouw, waar dat mooie schilderij wel in past. En wat blijkt: je kunt dat nieuwe gebouw tegelijk ook nog beter aanpassen aan de behoeften van de gemeente en van deze tijd. Alle andere kostbaarheden komen nog beter tot hun recht. Er valt een nieuw licht naar binnen. Zo kun je ook met de opstanding van Jezus omgaan. Je kunt zeggen: dit is niet waar, dit past niet in mijn wereldbeeld. Je kunt ook zeggen: als dit echt gebeurd is en als dit betekent, dat er een nieuwe aarde mogelijk is zonder zonde en dood, dan moet ik mijn wereldbeeld aanpassen. Dat is Pasen: Jezus is opgestaan. Als het begin van een nieuwe wereld vol leven en bloei. Keer je om en ga Jezus volgen en geloof in zijn beloften. Er zal nieuw licht in je leven vallen. Amen.