COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD



Vergelijkbare documenten
EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Amendement 3 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken AMENDMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT *

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2011) 516 definitief

EUROPEES PARLEMENT * VERSLAG. Zittingsdocument DEFINITIEVE VERSIE A6-0431/

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 maart 2008 (25.03) (OR. en) 7041/08 VISA 77 COMIX 172

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

8620/01 AL/td DG H I NL

6986/01 CS/vj DG H I NL

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (07.11) (OR. it) 14286/03 LIMITE VISA 180 COMIX 662

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voor de delegaties gaat hierbij de ontwerp-verordening zoals deze er na de vergadering van de Groep visa van 20 februari 2003 uitziet.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

7107/15 JVS/jvc DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7107/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0049 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

13502/2/07 REV 2 AL/lg DG H 1 A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

14969/1/03 REV 1 huy/yen/rl 1 DG H I

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 15 april 2015 (OR. en)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 februari 2006 (OR. en) 6444/06 LIMITE VISA 53 FRONT 36 COMIX 172

7111/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7111/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0048 (NLE)

(Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing) VERORDENING (EG) Nr. 1931/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

UITVOERINGSBESLUIT (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

11562/08 CS/lg DG H 1 A

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a),

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 november 2001 (22.11) (OR. fr, en) 13835/01 LIMITE VISA 131 COMIX 716

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 mei 2006 (12.06) (OR. en) 8550/06 Interinstitutioneel dossier: 2003/0218 (CNS) LIMITE VISA 114 COMIX 393

Raad van de Europese Unie Brussel, 15 april 2015 (OR. en)

ANNEX BIJLAGE. bij. Voorstel voor een besluit van de Raad

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a),

12094/15 VP/mg. Raad van de Europese Unie. Brussel, 20 oktober 2015 (OR. en) 12094/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0198 (NLE) VISA 304 COLAC 93

*** ONTWERPAANBEVELING

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juli 2015 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 mei 2005 (OR. en) 7846/05 SIRIS 29 SCHENGEN 5 COMIX 216 OC 204

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 juni 2007 (OR. en) 9201/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0806 (CNS) SCH-EVAL 91 SIRIS 84 COMIX 447

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

12097/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 20 oktober 2015 (OR. en) 12097/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0197 (NLE)

***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

PUBLIC LIMITE NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 september 2006 (12.09) (OR. en) 8082/1/06 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2005/0104 (COD)

ANNEX BIJLAGE. bij. Voorstel voor een besluit van de Raad

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

*** ONTWERPAANBEVELING

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft ***I

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

*** ONTWERPAANBEVELING

*** ONTWERPAANBEVELING

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 december 2007 (OR. en) 15202/07 VISA 346 COMIX 968

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 september 2010 (09.09) (OR. en) 13380/10 FRONT 125 COMIX 571

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 september 2001 (06.09) (OR. fr) 11580/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0186 (COD)

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT 2004/0045 (COD) PE-CONS 3601/05 ENV 16 CODEC 22 OC 5

6850/08 AL/mg DG C I

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

Tweede Kamer der Staten-Generaal

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 mei 2008 (OR. en) 9196/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0048 (AVC) JUSTCIV 94 CH 28 ISL 15 N 18

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

13381/3/09 REV 3 dau/ngs/jg 1 DG H 3B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 september 2005 (12.09) (OR. fr) 12115/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0169 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 februari 2010 (OR. en) 5306/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0189 (NLE) JAI 35 COPEN 7

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 november 2007 (16.11) (OR. en) 15314/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0244 (CNS) LIMITE AGRILEG 171

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 13.07.2006 COM(2006) 84 definitief 2006/0022 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld (door de Commissie ingediend) NL NL

TOELICHTING Met dit voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/2005 2, beoogt de Commissie het volgende: - in het kader van de periodieke herziening van Verordening (EG) nr. 539/2001 waarborgen dat de actuele samenstelling van de bijlagen hiervan namelijk de lijst van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum (Bijlage I) en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld (Bijlage II) in overeenstemming is met de in de 5e overweging van de verordening uitgelegde criteria, in het bijzonder die met betrekking tot illegale immigratie en de openbare orde, en in dit verband derde landen overhevelen van de ene bijlage naar de andere; - de twee bijlagen van de verordening zodanig aanvullen dat zij de doelstelling die voortvloeit uit artikel 62, punt 2, onder b), bij i), van het Verdrag integraal verwezenlijkt, d.w.z. dat de verordening afdoende bepaalt of een onderdaan van een derde land aan de visumplicht onderworpen is, dan wel ervan is vrijgesteld; - de regeling die van toepassing is op vluchtelingen en staatlozen zodanig aanpassen dat deze personen van de visumplicht kunnen worden vrijgesteld wanneer zij verblijven in een derde land van bijlage II, maar dat zij van rechtswege worden vrijgesteld wanneer zij in een lidstaat verblijven; - een nieuw geval van vrijstelling van de visumplicht toevoegen, namelijk ten behoeve van houders van een vergunning voor klein grensverkeer; - een mogelijkheid tot vrijstelling van de visumplicht invoeren ten gunste van leden van een krijgsmacht die zich verplaatsen in het kader van de NAVO en het Partnerschap voor de vrede; - de andere categorieën van paspoorten dan de gewone verduidelijken. Dit voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 heeft geen betrekking op de vastgestelde gevallen van niet-wederkerigheid op het gebied van visa. Deze gevallen worden behandeld in het kader van het wederkerigheidsmechanisme, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/2005. 1. Herziening van de bijlagen van de verordening 1.1. Overheveling van derde landen van de ene bijlage naar de andere De Europese Raad van Sevilla heeft er voor het eerst op gewezen dat de bijlagen van Verordening (EG) nr. 539/2001 moeten worden herzien. Een eerste herziening vond haar beslag in Verordening (EG) nr. 453/2003 3, waarbij Ecuador werd overgeheveld van bijlage II naar bijlage I. Met het oog op een nieuw periodiek onderzoek heeft de Commissie gegevens verzameld, vooral door zich rechtstreeks tot de lidstaten te richten, om na te gaan of de 1 2 3 PB L 81 van 21.3.2001, blz. 2. PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3. PB L 69 van 13.3.2003, blz. 10. NL 2 NL

huidige samenstelling van de bijlagen bij Verordening nr. 539/2001 nog altijd strookt met de criteria van de verordening. De gegevens die de lidstaten op haar verzoek hebben verstrekt, zijn samengevoegd met andere gegevens en statistieken die werden toegezonden in het kader van het CIBGGI. Op grond van de analyse van al deze gegevens kwam de Commissie tot de volgende conclusies: Uit de vergaarde informatie blijkt in de eerste plaats dat er een intense en voortdurende migratiedruk is vanuit Bolivia. Deze druk leidt met name tot vele weigeringen aan de buitengrenzen en uitwijzingen in verscheidene lidstaten. Het aspect openbare orde is evenmin verwaarloosbaar, aangezien de aanhoudingen en veroordelingen van Bolivianen wegens criminele feiten en illegale immigratie eveneens stijgen. Bovendien trachten onderdanen van Latijns-Amerikaanse landen die aan de visumplicht zijn onderworpen, deze verplichting te omzeilen door het frauduleuze gebruik van Boliviaanse paspoorten. Om al deze redenen acht de Commissie het, gelet op de criteria van de vijfde overweging van Verordening nr. 539/2001, gerechtvaardigd voor te stellen Bolivia over te hevelen van bijlage II naar bijlage I. In de tweede plaats heeft de Commissie vastgesteld dat de onderwerping van onderdanen van bepaalde derde landen aan de visumplicht niet gebaseerd is op statistieken of andere gegevens die zouden kunnen bevestigen dat de betrokken landen een risico vormen uit het oogpunt van de criteria van de 5e overweging van Verordening (EG) nr. 539/201, in het bijzonder die met betrekking tot de illegale immigratie en de openbare orde. Het behoud van de visumplicht lijkt evenmin te rechtvaardigen op grond van de regionale coherentie of de internationale betrekkingen van de Unie. Bovendien heeft de Commissie zich niet beperkt tot de opmerkingen vanuit de staten die Verordening (EG) nr. 539/2001 toepassen. Zij heeft ook het visumbeleid van Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland onderzocht en hieruit nuttige lessen getrokken wat betreft de criteria van illegale immigratie en openbare orde. Voorgesteld wordt derhalve Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen over te hevelen van bijlage I naar bijlage II. Door deze wijziging kan tevens een einde worden gesteld aan de praktische problemen die deze landen momenteel kennen doordat er ofwel geen enkel consulaat van een lidstaat is (in vier van deze landen), ofwel slechts een consulaat van één lidstaat (in de andere twee landen). Verwacht wordt dat de tenuitvoerlegging van de vrijstelling van de visumplicht ten aanzien van de onderdanen van deze landen gepaard zal gaan met de gelijktijdige inwerkintreding van een visumvrijstellingsovereenkomst met de betrokken derde landen, zodat de wederkerigheid wordt gerespecteerd en de onderdanen van alle lidstaten in deze landen vrijstelling van de visumplicht genieten. 1.2. Vastlegging van de visumregeling voor bepaalde specifieke categorieën van onderdanen van derde landen In de derde plaats wilde de Commissie een einde stellen aan een situatie die in tegenspraak is met artikel 62, punt 2, onder b), bij i), van het EG-Verdrag en met Verordening (EG) nr. 539/2001, die is aangenomen op grond van deze bepaling. Het lijdt geen twijfel dat de betrokken lijsten van derde landen exhaustief moeten zijn en alle onderdanen van derde landen moeten bestrijken. Deze interpretatie berust op de tekst van het artikel en wordt zo nodig bevestigd door de historische ontwikkeling van het gemeenschappelijke visumbeleid, dat is begonnen met de opstelling van enkel een lijst van derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht waren onderworpen. Er moet evenwel worden vastgesteld dat bepaalde personen die geen burgers van de Unie zijn, in bijlage I noch in bijlage II van Verordening (EG) nr. 539/2001 zijn opgenomen. Het gaat daarbij enerzijds om British Nationals (Overseas) en anderzijds om personen die in verschillende mate "Brits" zijn, maar niet worden NL 3 NL

beschouwd als onderdanen van het Verenigd Koninkrijk in de zin van het Gemeenschapsrecht 4. Wanneer de lidstaten te maken kregen met dit hiaat in Verordening (EG) nr. 539/2001, hebben zij gekozen voor diverse oplossingen; sommige lidstaten onderwierpen deze personen aan de visumplicht, andere stelden hen hiervan vrij. De informatieve mededeling van de Commissie inzake Verordening (EG) nr. 539/2001 5 vormt de weerslag van deze praktische realiteit, die niet strookt met de volledige harmonisering die het Gemeenschapsrecht oplegt. Om een einde te stellen aan deze onbevredigende situatie stelt de Commissie voor deze categorieën van personen in bijlage I of in bijlage II onder te brengen, zodat deze twee lijsten werkelijk exhaustief zijn. Bij haar keuze voor de ene of de andere lijst, heeft de Commissie zich laten leiden door de criteria van de 5e overweging van Verordening (EG) nr. 539/2001. De Commissie stelt voor de British Nationals (Overseas) op te nemen in bijlage II. De overgrote meerderheid van deze personen, die verbonden zijn aan het grondgebeid van Hongkong, zijn tevens houder van een paspoort van de SAR Hongkong en op grond hiervan door de lidstaten vrijgesteld van visumplicht. Zoals reeds herhaaldelijk is vastgesteld bij besprekingen binnen de werkgroepen van de Raad, blijkt uit geen enkel gegeven dat deze British Nationals (Overseas) een risico zouden vormen op het gebied van migratie of openbare orde. Hun overname op het grondgebied van Hongkong is mogelijk. Bovendien beschikt het paspoort dat hun uitsluitend door de Britse diensten wordt verstrekt, over geavanceerde veiligheidskenmerken. Om al deze redenen lijkt vrijstelling van de visumplicht ten gunste van deze personen (die 9 lidstaten reeds toepassen, zonder dat totnogtoe enige problemen zijn vastgesteld) ten volle gerechtvaardigd. In artikel 5, lid 2, van het voorstel wordt hieruit de conclusie getrokken door het opnemen van de British Nationals (Overseas) in bijlage II van Verordening (EG) nr. 539/2001. Het is evenwel noodzakelijk om een specifieke rubriek toe te voegen, want deze personen hebben niet de nationaliteit van een derde land en kunnen evenmin op grond van het reisdocument waarvan zij houder zijn, worden beschouwd als onderdanen van het grondgebied Hongkong. De Commissie stelt daarentegen voor de British Overseas Territories Citizens (BOTC), de British Overseas Citizens (BOC), de British Subjects en de British Protected Persons (BPP) op te nemen in bijlage I. De regelgeving voor het Britse staatsburgerschap is aanzienlijk gewijzigd door de British Territories Act van 2002, waardoor met name de overgrote meerderheid van de BOTC Britse burgers en dus burgers van de Unie konden worden. De BOTC die geen Britse burgers zijn geworden, lijken evenals de BOC, de British Subjects en de BPP een band met het Verenigd Koninkrijk te hebben die als beperkt kan worden beschouwd in die zin dat zij er geen verblijfsrecht (right of abode) hebben en dat zij onderworpen zijn aan immigratiecontroles. Bovendien is er een grote onzekerheid over hun eventuele banden met een andere staat en over de precieze aard van die banden. Om al deze redenen is de Commissie van oordeel dat deze categorieën van personen behoren te worden onderworpen aan de visumplicht, want zij vormen een risico inzake illegale immigratie 6. Bij artikel 5, lid 1, worden zij opgenomen in bijlage I. Het is evenwel noodzakelijk een specifieke rubriek toe te voegen, want zij beschikken niet over de nationaliteit van een derde land. 4 5 6 Zie de verklaring die het Verenigd Koninkrijk laatstelijk in 1983 heeft afgelegd (PB C 23 van 28.1.1983, blz. 1). PB C 68 van 21.3.2003, blz. 11. Uit de hierboven vermelde mededeling van de Commissie van 2003 blijkt dat de meeste lidstaten de BOTC aan de visumplicht onderwerpen. NL 4 NL

2. De regeling voor houders van andere dan gewone paspoorten Krachtens artikel 4, lid 1, van de Verordening kunnen de lidstaten "houders van diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten en andere officiële paspoorten" vrijstellen van de visumplicht, terwijl in bijlage 2 van de Gemeenschappelijke visuminstructies 7 wordt verwezen naar "houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort". In de handleiding voor reisdocumenten die van een visum kunnen worden voorzien 8 worden evenwel drie categorieën vermeld: diplomatieke, officiële en speciale paspoorten. Het feit dat in deze instrumenten verschillende indelingen worden gebruikt, leidt tot ambiguïteit en kan praktische problemen veroorzaken wanneer een bepaalde regeling (visumplicht of vrijstelling hiervan) moet worden toegepast op het ene of het andere type van paspoort. Om dit ongemak te verhelpen en de situatie te verduidelijken, stelt de Commissie voor een nauwkeurigere indeling in drie categorieën van paspoorten in te voeren (diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten/officiële paspoorten, speciale paspoorten). Dit is het doel van artikel 1, lid 2, van het voorstel. Uiteraard zal deze indeling ook moeten worden gebruikt in bijlage 2 van de Gemeenschappelijke visuminstructies en in de handleiding voor reisdocumenten. Hiertoe zullen voorstellen van besluiten moeten worden ingediend. De Commissie wil tevens zorgen voor een verduidelijking met betrekking tot de regeling die van toepassing is op deze categorie van houders van specifieke paspoorten. In de huidige formulering laat artikel 4, lid 1, onder a), uitschijnen dat het de lidstaten vrij staat te beslissen om een uitzondering te maken op de visumplicht. Dit is echter niet het geval, zoals blijkt uit de gecombineerde bepalingen van artikel 1, lid 1, en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 789/2001 9 van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen. Om die reden wordt bij artikel 1, lid 2, van dit voorstel een verwijzing naar de in Verordening (EG) nr. 789/2001 bedoelde procedures toegevoegd aan artikel 4, lid 1, onder a). 3. Omzetten van bepaalde mogelijkheden van de lidstaten om een uitzondering te maken op de visumplicht, in geharmoniseerde gevallen van vrijstelling van de visumplicht In de huidige vorm van Verordening (EG) nr. 539/2001 is in artikel 3 en 4 voorzien in verscheidene mogelijkheden voor de lidstaten om uitzonderingen te maken op de visumplicht. Gezien de criteria van de vijfde overweging, in het bijzonder die van de illegale immigratie en de openbare orde, lijkt het gerechtvaardigd de harmonisering te bevorderen door te zorgen voor een vrijstelling van de visumplicht van rechtswege voor twee categorieën van personen die in een lidstaat verblijven. 3.1. Personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 539/2001 is bepaald dat personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen van de visumplicht kunnen worden vrijgesteld, "indien het derde land waar zij verblijven en dat hun een reisdocument heeft verstrekt op de lijst van bijlage II staat". De uitbreiding van de Unie met tien nieuwe lidstaten op 1.5.2004 heeft het paradoxale effect gehad dat het toepassingsgebied van de mogelijkheid tot vrijstelling van de 7 8 9 Laatste uitgave: document 12357/05, VISA 230 COMIX 586, van 27.9.2005. Laatste uitgave: document 11599/05, VISA 200 COMIX 527, van 29.7.2005. PB L 116 van 24.6.2001, blz. 2. NL 5 NL

visumplicht werd ingeperkt, aangezien in de verordening geen vrijstelling van de visumplicht wordt vermeld ten gunste van personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen die verblijven in een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast 10. De Commissie wil een einde maken aan deze onbevredigende toestand, mede omdat het Europees Parlement en de Raad haar hierom uitdrukkelijk verzocht hebben in het kader van de onderhandelingen betreffende het ontwerp van verordening tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) 11. Gelet op de criteria van illegale immigratie en openbare orde is de Commissie van oordeel dat verder kan worden gegaan dan louter een mogelijkheid tot vrijstelling. Daarom stelt zij voor aan artikel 1 van Verordening (EG) nr. 539/2001 een vrijstelling van de visumplicht van rechtswege toe te voegen ten gunste van personen met vluchtelingenstatus en staatlozen die in een lidstaat verblijven. Door deze vrijstelling kan bijvoorbeeld de situatie van de Letse "niet-onderdanen" worden verbeterd, die nog geen gebruik kunnen maken van de gelijkwaardigheid van verblijfstitel en visum omdat de Raad de desbetreffende beschikking over de onverkorte toepassing van de Schengen-regels ten aanzien van de nieuwe lidstaten nog niet heeft goedgekeurd. Bij artikel 1, lid 2, van dit voorstel wordt tevens de mogelijkheid tot vrijstelling van de visumplicht ten gunste van personen met vluchtelingenstatus en staatlozen die in een in bijlage II opgenomen derde land verblijven, behouden en opgenomen in artikel 4, lid 2, van de verordening. 3.2. Scholieren die deelnemen aan schoolreizen In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 539/2001 is voorzien in een mogelijkheid tot vrijstelling van de visumplicht ten gunste van scholieren die verblijven in een in bijlage II opgenomen derde land, wanneer deze deelnemen aan een schoolreis. Net als bij de personen met vluchtelingenstatus en de staatlozen, kunnen scholieren die verblijven in een lidstaat die het Schengen-acquis nog niet volledig toepast, geen vrijstelling van de visumplicht genieten. De Commissie wenst de administratieve obstakels voor het organiseren van schoolreizen binnen Europa zoveel mogelijk te beperken en stelt daarom voor aan artikel 1 van Verordening (EG) nr. 539/2001 een vrijstelling van de visumplicht van rechtswege toe te voegen ten gunste van scholieren die verblijven in een lidstaat en die zich verplaatsen in het kader van georganiseerde schoolreizen. Bij artikel 1, lid 2, van dit voorstel wordt tevens de mogelijkheid tot vrijstelling van de visumplicht ten gunste van scholieren die in een in bijlage II opgenomen derde land verblijven, behouden in artikel 4, lid 2, van de verordening. 4. Een nieuwe vrijstelling van de visumplicht toevoegen ten behoeve van personen die zich verplaatsen in het kader van het klein grensverkeer De Commissie heeft op 22.2.2005 een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructies ingediend 12. Uit de besprekingen over dit 10 11 12 In het kader van de technische aanpassingen van de Toetredingsakte is logischerwijze beslist de vermelding van de nieuwe lidstaten in bijlage II van Verordening nr. 539/2001 te schrappen. Verklaring betreffende houders van vreemdelingen en "niet-onderdanen"-paspoorten: "Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie om in het kader van de herziening van Verordening (EG) nr. 539/2001 met voorstellen te komen voor de afschaffing van de visumplicht voor houders van vreemdelingen- en "niet-onderdanen"-paspoorten die in een lidstaat verblijven". COM (2005) 56 def. NL 6 NL

voorstel binnen de Raad bleek de noodzaak om de invoering van een speciale vergunning voor grensbewoners, waarmee onderdanen van derde landen die krachtens Verordening (EG) nr. 539/2001 zijn onderworpen aan de visumplicht, zouden kunnen rondreizen in de grensstreek met vrijstelling van de visumplicht. De Commissie is bereid deze benadering te volgen, aangezien zij de hoofddoelstelling van de verordening, namelijk het vereenvoudigen van het grensverkeer voor bonafide grensbewoners, niet in het gedrang brengt. Om redenen die verband houden met de rechtsgrond, kan een dergelijk geval van vrijstelling van de visumplicht niet worden opgenomen in de verordening betreffende het klein grensverkeer, maar moet deze worden toegevoegd aan artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 539/2001, waarin momenteel dit geval niet vermeld is. Dit is het doel van artikel 1, lid 1, van dit voorstel. De verordening betreffende het klein grensverkeer, die nog wordt besproken, zal in het kader van de medebeslissingsprocedure worden goedgekeurd. Indien de Raad en het Europees Parlement uiteindelijk een regeling zouden goedkeuren, die niet de combinatie van vrijstelling van de visumplicht en het rondreizen in de grenszone met de speciale vergunning voor klein grensverkeer zou omvatten, zou de Commissie haar voorstel moeten wijzigen. 5. Een mogelijkheid tot vrijstelling van de visumplicht toevoegen ten gunste van militairen die opdrachten uitvoeren in het kader van de NAVO en het Partnerschap voor de vrede De uitzondering op de visumplicht, die de lidstaten op grond van artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 539/2001 kunnen verlenen, heeft enkel betrekking op ambtenaren van internationale organisaties. De lidstaten die Verordening (EG) nr. 539/2001 toepassen (met uitzondering van Oostenrijk, Finland, Zweden, Cyprus en Malta), zijn evenwel in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) verbintenissen aangegaan betreffende het verkeer van leden van de krijgsmacht. In artikel III van het Verdrag dat de partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag op 19.6.1951 te Londen hebben gesloten nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten is bepaald dat leden van de krijgsmacht vrijgesteld zijn van de regels inzake paspoorten en visa. In dit artikel wordt wel gesteld dat een persoonlijke identiteitskaart en een individuele of collectieve reisopdracht moeten worden voorgelegd. Het toepassingsgebied van deze vrijstelling van de visumplicht is uitgebreid bij het Verdrag dat de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag en de overige aan het Partnerschap voor de Vrede deelnemende Staten op 19.6.1995 te Brussel hebben gesloten nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten. In artikel I van dit Verdrag is bepaald dat, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, de bepalingen van het Verdrag van 1951 in beginsel tevens van toepassing zijn in het kader van het Verdrag van 1995. In het Verdrag van 1995 is geen uitzondering bepaald op het hierboven vermelde artikel III van het Verdrag van 1951. Krachtens het bepaalde in de Verdragen van 1951 en 1995 kunnen leden van de strijdmachten van de Staten die partij zijn bij deze Verdragen, zich derhalve verplaatsen zonder aan regels inzake paspoorten en visa onderworpen te worden. Die vrijstelling van de visumplicht, die de lidstaten die de hierboven vermelde Verdragen hebben ondertekend, moeten naleven, wordt niet vermeld in Verordening (EG) nr. 539/2001, hoewel deze in het voordeel kan zijn van de leden van de strijdmachten van de in bijlage I van de verordening opgenomen landen. Met het oog op de transparantie en de rechtszekerheid, dient derhalve Verordening (EG) nr. 539/2001 te worden aangevuld met een verwijzing naar de vrijstelling van de visumplicht die voortvloeit uit de Verdragen in het kader van de NAVO en het Partnerschap voor de Vrede. Dit is het doel van de voorgestelde toevoeging aan artikel 4, lid 2, van de verordening. NL 7 NL

Voorstel voor een 2006/0022 (CNS) VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), bij i), Gezien het voorstel van de Commissie 13, Gezien het advies van het Europees Parlement 14, Overwegende hetgeen volgt: (1) De lijst van landen in de bijlagen I en II van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld 15, moet in overeenstemming zijn en blijven met de criteria die in de vijfde overweging van Verordening (EG) nr. 539/2001 worden genoemd. Het blijkt dat sommige derde landen van de ene naar de andere bijlage moeten worden overgeheveld, met name uit het oogpunt van illegale immigratie en openbare orde. (2) Bolivia moet worden overgeheveld naar bijlage I. De datum waarop de visumplicht voor Boliviaanse onderdanen in werking treedt, moet de lidstaten in staat stellen hun bilaterale overeenkomsten met Bolivia tijdig op te zeggen en de nodige administratieve en organisatorische maatregelen te treffen om deze visumplicht in te voeren. (3) Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen moeten worden overgeheveld naar bijlage II. De vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van deze landen mag niet in werking treden voordat een bilaterale visumvrijstellingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het betrokken land is gesloten. 13 14 15 PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. PB L [ ] van [ ], blz. [ ]. NL 8 NL

(4) De twee bijlagen van Verordening (EG) nr. 539/2001 moeten algemeen geldend zijn. Daarom moet aan elk van deze bijlagen een rubriek worden toegevoegd om te regelen welke visumvoorschriften de lidstaten moeten toepassen op categorieën personen die tot nu toe in sommige lidstaten wel visumplichtig waren en in andere niet. Het is raadzaam aan bijlage I van de verordening diverse categorieën Britse onderdanen toe te voegen die geen onderdaan zijn van het Verenigd Koninkrijk in de zin van het Gemeenschapsrecht en anderzijds de British Nationals (Overseas) aan bijlage II toe te voegen. (5) De lidstaten kunnen uitzonderingen op de visumplicht maken voor houders van bepaalde andere dan gewone paspoorten. Er moet duidelijk worden omschreven om welke bijzondere paspoorten het gaat. Bovendien moet in Verordening (EG) nr. 539/2001 worden vermeld welke procedures voor deze uitzonderingsgevallen gelden. (6) Personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen die in een in bijlage II genoemd land verblijven en scholieren uit die landen die deelnemen aan een schoolreis, kunnen door de lidstaten worden vrijgesteld van de visumplicht. Voor deze twee categorieën personen dient een visumvrijstelling van rechtswege te worden ingevoerd zodra zij in een lidstaat verblijven. (7) Het verloop van de besprekingen over de invoer van een regeling voor klein grensverkeer nopen ertoe een nieuwe uitzondering op de visumplicht in te voeren voor houders van een vergunning voor klein grensverkeer. (8) De mogelijkheden voor uitzonderingen op de visumplicht moeten alle reële situaties omvatten. Sommige lidstaten kennen een visumvrijstelling voor onderdanen van derde landen van bijlage I die zich als lid van de krijgsmacht verplaatsen in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of het Partnerschap voor de Vrede. Deze vrijstellingen, die voortvloeien uit internationale verplichtingen die buiten het bestek van het Gemeenschapsrecht vallen, moeten in verband met de rechtszekerheid wel worden genoemd in Verordening (EG) nr. 539/2001. (9) De achtereenvolgende wijzigingen van Verordening (EG) nr. 539/2001 maken het noodzakelijk de structuur en de leesbaarheid hiervan te verbeteren door middel van een later uit te voeren herschikking. (10) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 16, vallend onder het in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst 17 bedoelde gebied. (11) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn niet gebonden door Verordening (EG) nr. 539/2001. Zij nemen niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend voor noch van toepassing in deze landen is. 16 17 PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26. NL 9 NL

(12) Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 18, vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/860/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 19, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt als volgt gewijzigd: (1) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: (a) Aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd: "Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de op 20 april 1959 te Straatsburg ondertekende Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen, dienen personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit te zijn van een visum indien het derde land waar zij verblijven en dat hun reisdocumenten heeft afgegeven, voorkomt op de lijst van bijlage I." (b) Aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd: "Ook de volgende personen zijn vrijgesteld van de visumplicht: de onderdanen van een in bijlage I opgenomen derde land die in het bezit zijn van een vergunning voor klein grensverkeer die is afgegeven door de lidstaten op grond van Verordening nr....; scholieren die onderdaan zijn van een in bijlage I opgenomen derde land en in een lidstaat verblijven, wanneer zij in het kader van een door een leerkracht van de instelling begeleide groep scholieren deelnemen aan een georganiseerde reis; personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen die in een lidstaat verblijven en in het bezit zijn van een reisdocument dat is afgegeven door die lidstaat." (2) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 18 19 Document 13054/04 van de Raad: zie http://register.consilium.eu.int. PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78. NL 10 NL

(a) In lid 1 wordt punt a) vervangen door: "a) houders van diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten/officiële paspoorten of speciale paspoorten, overeenkomstig een van de procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 789/2001." (b) Lid 2 wordt vervangen door: "2. Een lidstaat kan vrijstelling van de visumplicht verlenen aan: a) scholieren die onderdaan zijn van een in bijlage I opgenomen derde land en in een in bijlage II opgenomen derde land verblijven, wanneer zij in het kader van een door een leerkracht van de instelling begeleide groep scholieren deelnemen aan een georganiseerde reis; b) personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen, indien het land waar zij verblijven en dat hun reisdocumenten heeft afgegeven, is opgenomen in bijlage II; c) leden van de krijgsmacht die zich verplaatsen in het kader van de NAVO of het Partnerschap voor de Vrede en die in het bezit zijn van de identiteits- en reisbewijzen die worden bedoeld in het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord- Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951." (3) Bijlage I wordt als volgt gewijzigd: (a) (b) (c) Bolivia wordt toegevoegd; Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen worden geschrapt; Punt 3 wordt toegevoegd: "3) BRITSE BURGERS DIE GEEN ONDERDAAN ZIJN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND IN DE ZIN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT: British Overseas Territories Citizens British Overseas Citizens British Subjects British Protected Persons." (4) Bijlage II wordt als volgt gewijzigd: (a) (b) Bolivia wordt geschrapt. De volgende landen worden toegevoegd: Antigua en Barbuda Bahama s NL 11 NL

Barbados Mauritius Saint Kitts en Nevis Seychellen (c) Punt 3 wordt toegevoegd: "3) BRITSE BURGERS DIE GEEN ONDERDAAN ZIJN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND IN DE ZIN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT: British Nationals (Overseas)." Artikel 2 De lidstaten passen de visumplicht voor Boliviaanse onderdanen toe vanaf De lidstaten passen de visumvrijstelling voor onderdanen van Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen toe vanaf de datum van inwerkingtreding van een visumvrijstellingsovereenkomst die door de Europese Gemeenschap met het betrokken derde land wordt gesloten. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Gedaan te Brussel, op [ ] Voor de Raad De voorzitter NL 12 NL