KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST College Geneeskundige Specialismen Besluit van 12 september 2012 houdende de voorwaarden voor het experiment voor de erkenning van verworven competenties in het kader van de opleiding Ouderengeneeskunde (Besluit Erkenning Verworven Competenties voor het Specialisme Ouderengeneeskunde) Het College Geneeskundige Specialismen, gelet op de Regeling specialismen en profielen geneeskunst van de KNMG; artikel A.4. van het Kaderbesluit CHVG gezien het advies van de Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratie Commissie BESLUIT:
Hoofdstuk A Algemene bepalingen A.1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder: EVC: erkenning verworven competenties; EVC-project: project vastgelegd in Projectvoorstel EVC-procedure in opdracht van Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland (SOON) (datum); Projectgroep: projectgroep zoals bepaald in het Projectvoorstel EVC-procedure (datum); EVC-kandidaat: een specialist of arts die deelneemt aan de EVC-procedure. Assessor: een specialist ouderengeneeskunde die de toetsing en beoordeling van een EVC-kandidaat kan uitvoeren en is ingesteld door de projectgroep. A.2. Toepassingsbereik 1. Dit Besluit is van toepassing op de artsen en de specialisten die participeren in het EVC-project. 2. Voor deelname aan het EVC-project komen in aanmerking: a. een specialist, die geregistreerd is in een door het CGS ingesteld specialistenregister, anders dan het specialisme Ouderengeneeskunde; b. een arts, die een door het CGS erkende specialistenopleiding heeft voltooid, ingeschreven is geweest in het bijbehorende specialistenregister en in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de start van de EVC-procedure gedurende ten minste zes maanden werkzaam is geweest als arts binnen de setting van het specialisme ouderengeneeskunde. 3. De betreffende bepalingen van het Kaderbesluit CHVG zijn van toepassing, tenzij in dit besluit anders is bepaald. 4. Artikel B.11 Kaderbesluit CHVG is niet van toepassing op de EVC-kandidaat die participeert in het EVCproject. Hoofdstuk B EVC-procedure Artikel B.1 EVC-procedure 1. De EVC-procedure bestaat uit toetsing en beoordeling en heeft tot doel het niveau van de EVC-kandidaat te bepalen ten opzichte van het competentieniveau van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde in Nederland. 2. De inhoud van de EVC-procedure wordt vooraf bepaald door de projectgroep en met de EVC-kandidaat besproken. 3. De toetsing voldoet aan dit besluit en het Projectvoorstel EVC-procedure en is afgestemd met Verenso. 4. De verplichte toetsinstrumenten zijn in ieder geval: a. een kennistoets b. een arts-patiënt communicatietoets c. een beoordelingsgesprek 5. Naast de toetsinstrumenten genoemd in het vierde lid, kunnen in het Projectvoorstel EVC-procedure aanvullende toetsinstrumenten verplicht worden gesteld. 6. Een assessor voert de toetsing uit en geeft een EVC-beoordeling af. 7. Het hoofd van het opleidingsinstituut stelt met inachtneming van de EVC-beoordeling een individueel scholingsprogramma op en legt dit ter goedkeuring voor aan de HVRC. Hoofdstuk C Individueel scholingsprogramma EVC-kandidaten Artikel C.1. Individueel scholingsprogramma 1. Er is een individueel scholingsprogramma dat tot doel heeft de EVC-kandidaat zodanig te scholen dat hij het specialisme ouderengeneeskunde op het competentieniveau van de specialistenopleiding in Nederland kan uitvoeren. 2. De EVC-kandidaat dient uiterlijk binnen één jaar na afgifte van de EVC-beoordeling met het individueel scholingsprogramma aan te vangen. 3. De EVC beoordeling wordt als uitgangspunt genomen bij het opstellen van het individueel scholingsprogramma als bedoeld in het eerste lid. 2
4. De duur van het individueel opleidingsprogramma ten behoeve van registratie in het register ouderengeneeskunde bedraagt minimaal één jaar. De periode van één jaar kan worden bekort of verlengd met een periode van maximaal drie maanden. 5. De EVC-kandidaat die met goed gevolg een individueel opleidingsprogramma heeft gevolgd en voltooid komt in aanmerking voor inschrijving in het register Ouderengeneeskunde. Artikel C.2. Theorie 1. Gedurende het gehele individuele scholingsprogramma besteedt de betreffende arts één dag per week aan theoretische scholing en zelfstudie. 2. De theoretische scholing als bedoeld in het vorige lid bestaat uit geaccrediteerde deskundigheidsbevorderende activiteiten op het terrein van het betreffende specialisme of uit cursorisch onderwijs vanuit het opleidingsinstituut voor in totaal ten minste 200 uur, een en ander overeenkomstig het goedgekeurde individueel scholingsprogramma. Artikel C.3. Praktijk 1. De arts is gedurende de gehele duur van het individueel scholingsprogramma gemiddeld 80% per week in de praktijk werkzaam. 2. De arts werkt onder supervisie van een opleider. 3. De arts neemt deel aan alle reguliere activiteiten binnen de opleidingsinrichting waar de opleider werkzaam is. 4. Een periode van maximaal drie maanden kan worden besteed aan keuzestages bij opleidings- of stageinrichtingen een en ander conform het goedgekeurde individueel scholingsprogramma. Artikel C.4. Toezicht 1. Het toezicht op het individueel scholingsprogramma wordt door de HVRC gedelegeerd aan het hoofd. 2. Het hoofd beoordeelt de voortgang van de arts gedurende het individueel scholingsprogramma iedere drie maanden. 3. Aan het eind van het individueel scholingsprogramma beoordeelt het hoofd of de betreffende arts geacht kan worden en in staat is de ouderengeneeskunde zelfstandig en op verantwoorde wijze uit te voeren. 4. Het hoofd geeft hierover een verklaring aan de arts en de HVRC af ten behoeve van de registratie van de arts in het register van specialisten ouderengeneeskunde. Hoofdstuk D Slotbepalingen D.1. Publicatie 1. Dit besluit wordt gepubliceerd op de website van de KNMG. 2. In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit. D.2. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat deze is bekendgemaakt in Medisch Contact. D.3. Geldigheidsduur 1. Dit besluit eindigt van rechtswege door verstrijken van de looptijd van het EVC-project. 2. Het CGS kan op eigen inititiatief of op verzoek van de participerende wetenschappelijke vereniging of van de HVRC dit besluit tussentijds intrekken, indien wordt afgeweken van het EVC-project. D.4. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Experiment Erkenning Verworven Competenties Ouderengeneeskunde. Utrecht, 12 september 2012 prof. dr. R.J. Stolker, voorzitter CGS mw. mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris CGS 3
Toelichting In 2011 heeft SOON (Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland) in samenwerking met de KNMG een projectvoorstel ingediend voor een pilot Erkenning van Verworven Competenties (EVC) voor het specialisme ouderengeneeskunde. Aanleiding van SOON om te starten met een EVC-procedure is tweeledig. Enerzijds de toename van arbeidsmobiliteit en anderzijds raken de zorgvraag en het zorgaanbod uit balans. Bij de opleiding ouderengeneeskunde melden zich relatief vaker oudere artsen met veel werkervaring aan bij de opleiding. Van oudsher kwam deze groep in aanmerking voor vrijstelling van delen van de beroepsopleiding. Echter, bij het moderne competentiegerichte opleiden past een EVC-procedure beter dan een vrijstellingsregeling. Met het opzetten van een EVC-procedure ontstaat de mogelijkheid om deze eerder verworven competenties te erkennen. Het CGS ondersteunt dit project door voor de duur van het project een experimenteerbesluit op te stellen. Het CGS stelt het op prijs dat vanuit meerdere vakgebieden initiatieven worden genomen en wil deze graag ondersteunen. Tegen die achtergrond is dit experimenteerbesluit EVC opgesteld. Het CGS stimuleert hiermee het beoordelen van de reeds eerder opgedane ervaring van zowel zij-instromers als artsen die reeds eerder ingeschreven zijn geweest in een specialistenregister op een competentiegerichte manier.. Dit sluit aan bij de modernisering van de opleidingen naar competentiegericht leren. Het CGS heeft SOON gevraagd in de evaluatie te adviseren over mogelijkheden om onderdelen van het project te vertalen naar andere specialismen en zo mogelijk op te nemen in regelgeving. Artikel A.2. Toepassingsbereik Directe registratie in het specialisme ouderengeneeskunde op basis van de EVC-beoordeling is onwenselijk. Om die reden komen alleen de in dit artikel genoemde specialisten of artsen voor deelname aan het EVC-project in aanmerking. Dat geldt ook voor specialisten die in het bezit zijn van een Europees specialistendiploma dat op grond van Richtlijn 2005/36/EG in aanmerking komt voor automatische erkenning. Dat betekent dat de Belgische huisarts die in België de opleiding tot huisarts heeft afgerond maar die niet in Nederland is ingeschreven in het specialistenregister, voor deelname aan het EVC-project in aanmerking kan komen. Voor deze ruimere uitleg is gekozen om te voorkomen dat deze groep in het buitenland opgeleide specialisten zich bij de RGS moeten inschrijvingen als specialist. En dat alleen om te kunnen deelnemen aan het EVC-project voor het specialisme ouderengeneeskunde. De RGS beoordeelt het diploma en gaat na of de kandidaat in het land van herkomst zonder beperkingen zijn specialisme mag uitoefenen. Met het stellen van de eis dat het individueel scholingsprogramma ten minste één jaar moet duren (artikel C.1. lid 4) is uitgesloten dat registratie direct kan volgen op basis van de EVC-beoordeling. Vanzelfsprekend is het vrijstellingsartikel van het Kaderbesluit CHVG niet van toepassing op de EVC-kandidaat. Artikel B.1. EVC-procedure In dit artikel wordt inhoudelijk ingegaan op de EVC-procedure. Bij EVC gaat het om het zichtbaar maken van competenties die zijn verworven in eerdere (werk)ervaring. De EVC-procedure beschrijft hoe deze competenties inzichtelijk worden gemaakt. Er wordt bepaald wat het competentieniveau is op basis van (werk)ervaring, voorafgaand aan een eventuele opleiding. Een EVC-procedure is een manier om te toetsen welke competenties iemand beheerst op basis van zijn ervaring. De EVC-procedure wijkt hiermee af van de reguliere vrijstellingsregeling waar de inhoud van de ervaring, de duur ervan en de setting waarin deze is opgedaan bepalend zijn of een aios kan worden vrijgesteld van een of meer onderdelen van de opleiding.. Er wordt niet getoetst welke competenties iemand daadwerkelijk bezit. Om het opleidingsniveau van aios die via een EVCprocedure de opleiding starten te borgen is dit artikel toegevoegd aan het besluit. Hiermee zorgt het CGS voor een minimale kwaliteit van de te ontwikkelen EVC-procedure. Hoofdstuk C. Individueel scholingsprogramma EVC-kandidaten Er is in dit besluit voor gekozen om de artikelen over het individueel scholingsprogramma uit het Kaderbesluit 4
CHVG apart te noemen en te specificeren voor de EVC-kandidaat in plaats van ze van overeenkomstige toepassing te verklaren. Dit maakt dat het besluit zelfstandig leesbaar is. Omdat in het toepassingsbereik (artikel A.2) er voor is gekozen (overige) bepalingen van het Kaderbesluit CHVG van toepassing te verklaren, zijn de bepalingen over deeltijd ook van toepassing op de EVC-kandidaat. Het is derhalve mogelijk dat de kandidaat het individueel scholingsprogramma in deeltijd volgt, waarbij geldt dat hij gedurende het individueel scholingsprogramma gemiddeld 80% van zijn werkweek in de praktijk werkzaam is. Artikel D.3. Geldigheidsduur De geldigheidsduur van het besluit is gekoppeld aan de looptijd van het EVC-project eindigt. Hieronder wordt verstaan dat de looptijd eindigt als de laatste EVC-kandidaat rechtsgeldig (binnen één jaar) zijn EVC-beoordeling te gelde heeft gemaakt en het scholingsprogramma is aangevangen. 5