Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie en Naturalisatiedienst en de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 14 mei 2014

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 23 juni Rapportnummer: 2014/063

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst te. Rijswijk. Publicatiedatum: 13 november Rapportnummer: 2014 /153

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: Rapportnummer: 2013/058

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/081

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 9 december: Rapportnummer: 2013/191

Rapport. Datum: 4 december 2001 Rapportnummer: 2001/384

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Datum: 21 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/291

Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/077

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Beoordeling. h2>klacht. Verzoeker klaagt erover dat:

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 22 mei Rapportnummer: 2012/087

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van het Detentiecentrum Rotterdam. Datum: 27 maart Rapportnummer: 2014/027

Bovenstaande video over de asielprocedure is naast alle talen op deze website ook beschikbaar in het Armeens, Chinees en Russisch.

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Rapport. Datum: 16 november 2005 Rapportnummer: 2005/352

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie. Datum: 17 december 2014 Rapportnummer: 2014/216

Rapport Datum: 13 december 2012 Rapportnummer: 2012/199

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 4 november Rapportnummer: 2013/161

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Datum: 14 juli 1998 Rapportnummer: 1998/274

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de minister van Defensie. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2014/045

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

De heer dr. K.H.D.M. Dijkhoff Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dijkhoff,

Rapport. Voor wie vertaalt de tolk? Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te Rijswijk.

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/116

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus Rapportnummer: 2011/233

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Rapport over een klacht over Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uit Dordrecht. Datum: 23 december Rapportnummer: 2011/367

Rapport. Een onderzoek naar een gedraging van de gemeente Meerssen. Oordeel

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Inspectie voor de Gezondheidszorg Bestuursorgaan: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag en de regionale politie-eenheid Den Haag

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/402

Rapport. Datum: 23 mei 2000 Rapportnummer: 2000/193

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: 18 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/228

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK. Datum: 25 maart Rapportnummer: 2014/024

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Incasso van de eigen bijdrage Zorg met Verblijf gaat over van CAK naar UWV: wat te doen als incassopraktijken niet op elkaar aansluiten?

Een onderzoek naar een klacht over de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2011/186

Rapport. Rapport over een klacht over de IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/089

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 27 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/329

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Datum: 5 februari 2003 Rapportnummer: 2003/027

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Transcriptie:

Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie en Naturalisatiedienst en de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 14 mei 2014 Rapportnummer: 2014/047

2 Bevindingen Verzoeker, een homoseksuele man met de Marokkaanse nationaliteit, kwam op 11 oktober 2013 aan op Schiphol. Omdat hij geen verblijfstitel had, werd hem de toegang tot Nederland geweigerd en werd hij vervolgens (op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet, zie Achtergrond) geplaatst in het aanmeldcentrum van Schiphol. Verzoeker werd vervolgens bijgestaan door een advocaat. Een week later, op 18 oktober 2013, diende verzoeker een asielaanvraag in. Ten grondslag aan zijn asielverzoek legde verzoeker het feit dat hij vanwege zijn seksuele gerichtheid problemen heeft ondervonden in Marokko, en dat de situatie daar voor hem niet langer houdbaar was. Medifirst stelde een advies op over verzoeker. In dit advies stond onder meer vermeld dat indien verzoeker een afwijzende beschikking zou krijgen op zijn asielverzoek, er een risico bestond op psychische decompensatie. Kort gezegd houdt dit in dat het risico bestond dat verzoeker zichzelf iets fysieks zou aandoen. Het advies was zowel in het bezit van de advocaat van verzoeker, als van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) locatie AC Schiphol. De IND had het voornemen om afwijzend te beslissen op de asielaanvraag van verzoeker. De advocaat van verzoeker faxte op woensdag 23 oktober 2013 om 13.00 uur de zienswijze op dit voornemen naar de IND. Op vrijdag 25 oktober 2013 wees de IND het asielverzoek van verzoeker bij beschikking af. Deze beschikking werd op dezelfde dag om ongeveer 17.30 naar de advocaat van verzoeker gefaxt, en om ongeveer 18.00 uur persoonlijk aan verzoeker uitgereikt in het aanmeldcentrum op Schiphol waar hij nog steeds verbleef. Verzoeker heeft zich, na ontvangst van de afwijzende beschikking, in zijn armen gesneden. Hierna is verzoeker, op advies van de dienstdoende GGD-arts, in een observatiecel met cameraobservatie geplaatst. Het afdelingshoofd van het detentiecentrum Schiphol (waar het aanmeldcentrum onder valt) heeft vervolgens contact opgenomen met de piketfunctionaris van de IND om door te geven dat verzoeker in een observatiecel was geplaatst. Om 19.45 is verzoeker nogmaals gezien door de GGD-arts. Omdat verzoeker aangaf dat hij zichzelf nog steeds iets wilde aandoen, is hij omstreeks 20.45 uur gezien door een GZ-psycholoog. Deze heeft geadviseerd om verzoeker weer terug te plaatsen naar de verblijfsafdeling, hetgeen ook met instemming van verzoeker is geschied. Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie en Naturalisatiedienst op vrijdag 25 oktober 2013 zeer laat in de middag (tussen 17.30 en 18.00) de afwijzende beschikking op zijn asielverzoek aan hem heeft uitgereikt en naar zijn advocaat heeft gefaxt. Hierdoor was het voor verzoeker die avond en het gehele weekend dat daarop volgde niet mogelijk om met

3 zijn advocaat in contact te treden, terwijl verzoeker hier gelet op zijn psychische gesteldheid dringend behoefte aan had. In het verlengde hiervan klaagt verzoeker erover dat geen enkele medewerker van het aanmeldcentrum Schiphol, zijn advocaat heeft geïnformeerd over hetgeen met hem was voorgevallen. Standpunt verzoeker Verzoeker bracht naar voren dat de IND, die door het advies van Medifirst op de hoogte was van het risico van decompensatie, met deze informatie bij het uitreiken van de afwijzende beschikking meer rekening had moeten en kunnen houden. Het valt niet te begrijpen dat de IND pas op het laatst mogelijke moment op de vrijdagmiddag en eigenlijk al in de avond, de beschikking aan verzoeker heeft uitgereikt. Ook de fax om 17.30 uur naar het kantoor van zijn advocaat vindt verzoeker onbegrijpelijk, gelet op het advies van Medifirst. Door deze handelwijze heeft de IND zich geen enkele rekenschap van de positie van verzoeker als asielzoeker gegeven. Verzoeker kon diezelfde avond en in het weekend zijn advocaat niet bereiken. Ook was zijn advocaat zelf niet op de hoogte, omdat hij die vrijdagavond de gefaxte beschikking niet meer onder ogen heeft gekregen. Verzoeker stelt dat dit heeft bijgedragen aan zijn zelfbeschadiging. Als zijn advocaat met hem over de afwijzende beschikking had kunnen praten en hem de strekking ervan uit had kunnen leggen dan was dit wellicht te voorkomen geweest. Verzoeker liet verder weten dat de rechtsbijstand van asielzoekers die verblijven in grensdetentie georganiseerd wordt door de balie van de Raad voor Rechtsbijstand, die zich in hetzelfde pand bevindt als het Detentiecentrum Schiphol. Deze balie is iedere dag, dus ook in het weekend, geopend van 8 uur tot en met 18.00 uur. De medewerkers van de balie beschikken over de mobiele telefoonnummers van alle advocaten die worden ingeschakeld, en dus ook over het mobiele telefoonnummer van de advocaat van verzoeker. Het valt dan ook niet in te zien waarom bij een calamiteit als in dit geval, geen contact is gezocht met de advocaat dan wel de Raad voor Rechtsbijstand. Verzoeker gaf aan dat bij asielzoekers die net in Nederland zijn aangekomen, juist de advocaat fungeert als enig vertrouwenspersoon. Volgens verzoeker mag in een geval als dat van hem meer voortvarendheid betracht worden ten behoeve van de kleine groep asielzoekers die in grensdetentie verblijven. Standpunt IND De IND liet weten dat zij de adviezen van Medifirst te allen tijde serieus neemt, en daarbij het met DJI vastgelegde Procesprotocol Ketenbreed Calamiteitenteam (hierna: Protocol) in het geval van mogelijk risico op mutilatie of psychische decompensatie van een vreemdeling die verblijft binnen het Justitieel Complex Schiphol volgt (zie Achtergrond, onder II.). Een van de voorgeschreven maatregelen in dat verband is dat de

4 verantwoordelijke diensthoofden telkens vooraf op de hoogte worden gebracht van de stappen die gedurende het proces van de Algemene Asielprocedure (hierna: AA-procedure) ten aanzien van de vreemdeling worden gezet door de IND, zodat het bewakend personeel indien nodig de betreffende vreemdeling kan beschermen, dan wel direct hulp kan inroepen. De IND gaf aan dat ook in het geval van verzoeker het bewakend personeel voorafgaand aan de uitreiking van het afwijzend besluit daarvan op de hoogte is gebracht. Ondanks de getroffen maatregelen kan het dan toch voorkomen, zoals in het geval van verzoeker, dat de vreemdeling kans ziet om zichzelf iets aan te doen. De IND betreurde dit in het geval van verzoeker zeer. Echter, dat het moment van uitreiking van het afwijzend besluit de oorzaak zou zijn van de zelfmutilatie, merkte de IND aan als een niet onderbouwd causaal verband. Standpunt DJI DJI liet weten dat het afdelingshoofd contact heeft opgenomen over de plaatsing van verzoeker in de observatiecel met de piketfunctionaris van de IND. Daarbij zijn ook de reden en de bijzonderheden over de toedracht en het verloop van de plaatsing meegedeeld, aldus DJI. DJI is niet op de hoogte van telefoonnummers van advocaten van ingeslotenen, en dus ook niet van het telefoonnummer van de advocaat van verzoeker. Volgens DJI had verzoeker zelf de mogelijkheid om zijn advocaat op de hoogte te stellen omdat hij beschikte over een telefoon op cel. Reactie staatssecretaris Naar aanleiding van het onderzoek naar de klacht van verzoeker door de Nationale ombudsman liet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie - als verantwoordelijke voor de gedragingen van de IND en DJI - nog het volgende weten. Een gemachtigde van een asielzoeker blijft gedurende de gehele AA-procedure betrokken bij zijn cliënt. Tijdens de procedure heeft een gemachtigde meerdere contactmogelijkheden met zijn cliënt, en ontvangt (al dan niet via de Raad voor Rechtsbijstand) op dagbasis het zogenaamde IND-planlogboek waarin de planning van de AA-procedure is opgenomen. Hiermee kan de gemachtigde de voortgang van dag tot dag volgen en ook de nodige maatregelen treffen. Dit gold ook voor de advocaat van verzoeker. Uit de planlogboeken van 23, 24 en 25 oktober 2013 bleek dat de advocaat van verzoeker al op 23 oktober 2013 op de hoogte had kunnen zijn dat op vrijdag 25 oktober 2013 een beschikking aan verzoeker zou worden uitgereikt, die gezien het eerdere voornemen van afwijzing van de aanvraag waarschijnlijk afwijzend zou zijn, aldus de staatssecretaris. Omdat in de bewuste week van 20 tot en met 25 oktober 2013 het werkaanbod hoog was in verhouding tot de beschikbare capaciteit, was het al op 23 oktober 2013 bekend dat de

5 behandeling van de zienswijze op het voorgenomen negatieve besluit pas op vrijdag 25 oktober 2013 kon plaatsvinden. Dit was voor de advocaat van verzoeker ook kenbaar, nu dit in het planlogboek was opgenomen. In geval van verzoeker heeft de behandeling van de zienswijze de hele dag in beslag genomen vanwege de complexiteit van zijn zaak. Dat was ook de reden waarom de afwijzende beschikking laat in de middag is uitgereikt. Dat de advocaat niet is gebeld voorafgaande aan het uitreiken van de beschikking is niet als zodanig opgenomen in het Protocol, waardoor dit dan ook niet is gebeurd. De staatssecretaris benadrukte dat overeenkomstig het Protocol was gehandeld door het bewakend personeel op de hoogte te stellen. De staatssecretaris lichtte verder toe dat de piketfunctionaris van de IND, die op de hoogte was gesteld door DJI over hetgeen met verzoeker was voorgevallen, de melding van DJI heeft aangemerkt als een kortstondige calamiteit waarop adequaat en professioneel is gereageerd. De calamiteit werd door de dienstdoende piketfunctionaris niet aangemerkt als een calamiteit die van invloed kon zijn op de inhoudelijke behandeling en het resultaat van de asielaanvraag en vormde voor de piketfunctionaris geen reden om de advocaat van verzoeker hiervan in kennis te stellen. Ook hier gaf de staatssecretaris aan dat de procedure en werkwijze in deze gevallen samen met de betrokken ketenpartners tegen het licht zal worden gehouden. Wat betreft de rol van DJI ten aanzien van het niet in informeren van de advocaat van verzoeker, bracht de staatssecretaris nog het volgende naar voren. Bij ernstige calamiteiten informeert DJI de piketfunctionaris van de IND en/of DT&V. Deze organisaties staan in contact met de advocaat van de vreemdeling. Het ligt ten principale niet op de weg van DJI om contact op te nemen met de advocaat van een vreemdeling. Het is niet aan DJI om te bepalen waarvoor de hulp van een advocaat moet worden ingeroepen. Samengevat liet de staatssecretaris aldus weten dat alhoewel de IND en DJI in dit geval volgens de bestaande werkafspraken hadden gehandeld, de klacht van verzoeker en dan met name de specifieke omstandigheden die daaraan ten grondslag lagen aanleiding gaven om de werkafspraken bij (mogelijke) calamiteiten nog eens nader tegen het licht te houden. Hiermee wordt beoogd de informatievoorziening verder te verbeteren in de richting van alle betrokken partijen om zodoende de risico's op calamiteiten als in het geval van verzoeker nog verder te kunnen beperken. Alle ketenpartners, waaronder ook de Raad voor Rechtsbijstand, zullen hierbij worden betrokken omdat het een gedeelde verantwoordelijkheid betreft, aldus de staatssecretaris. Een van de maatregelen die op korte termijn zal worden genomen is het in het logboek opnemen van een aantekening in geval er indicaties zijn die er op duiden dat psychische decompensatie zou kunnen optreden. Reactie verzoeker

6 De advocaat van verzoeker liet in reactie op het standpunt van de staatssecretaris nog weten dat de Nederlandse overheid de verantwoordelijkheid en zorgplicht heeft voor mensen die zij in detentie houdt. Het kan niet zo zijn dat deze verantwoordelijkheid wordt afgeschoven op de gemachtigde of de asielzoeker zelf. Volgens de advocaat had hij verzoeker wel degelijk voorbereid op de mogelijkheid van een negatieve beschikking. Verzoeker had echter hoop gehouden op een goede afloop, en toen dit aan het einde van de dag niet bewaarheid werd, raakte hij in paniek. Voorts gaf de advocaat aan dat het standpunt van de staatssecretaris dat de calamiteit niet van invloed was op de inhoudelijke behandeling en het resultaat van de asielaanvraag niet houdbaar was. Een dergelijke calamiteit betreft rechtstreeks het welzijn van de asielzoeker. Ook de opmerking dat er sprake was van een incident van geringe ernst is onjuist, nu verzoeker nog steeds littekens op beide onderarmen heeft. Daar komt bij dat automutileren over het algemeen als een zeer ernstige uiting van psychische nood wordt gezien, aldus de advocaat van verzoeker. DJI had dan ook stappen moeten ondernemen om verzoeker in contact te brengen met zijn advocaat. Beoordeling Vereiste van bijzondere zorg Het vereiste van bijzondere zorg houdt in dat overheidsinstanties aan personen die onder hun hoede zijn geplaatst de zorg verlenen waarvoor deze personen, vanwege die afhankelijke positie, op die overheidsinstanties zijn aangewezen. Dit betekent onder meer dat wanneer er over een vreemdeling bekend is dat hij mogelijk zichzelf iets kan aandoen bij een afwijzende beschikking van de IND, alle betrokken ketenpartners hier alert op zijn en de nodige voorzorgsmaatregelen treffen. Schending vereiste. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman heeft de IND het vereiste van bijzondere zorg geschonden door alvorens de afwijzende beschikking aan verzoeker uit te reiken geen contact op te (laten) nemen met zijn advocaat, maar ook door dit na te laten toen via DJI werd gemeld dat verzoeker zichzelf had verwond en in de isoleercel was geplaatst. In het Medifirst advies dat over verzoeker was opgemaakt stond onder meer dat indien verzoeker een afwijzende beschikking zou krijgen, er een risico bestond dat hij zichzelf fysiek iets zou aandoen. Dit was bekend bij de IND. De Nationale ombudsman heeft geconstateerd dat de betrokken partners in de vreemdelingenketen, te weten het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de IND, de Dienst Terugkeer en Vertrek en DJI ketenbrede afspraken hebben gemaakt over hoe de partners elkaar informeren en samenwerken in geval van (mogelijk te verwachten) calamiteiten. Dit is vastgelegd in protocollen, waaronder het Procesprotocol Ketenbreed Calamiteitenteam, en in werkafspraken. Ook aan het geval van verzoeker, waar er kans bestond dat hij zichzelf fysiek zou verwonden,

7 is gedacht en dit is vastgelegd in een concrete werkafspraak tussen de IND en DJI. Het is op zichzelf juist dat de IND-medewerker conform de werkafspraak heeft gehandeld door het bewakend personeel van DJI op de hoogte te brengen van de op handen zijnde uitreiking van een negatieve beschikking aan verzoeker. Hetzelfde geldt voor het afdelingshoofd van DJI, die na de zelfbeschadiging op zijn beurt weer de piketfunctionaris van de IND op de hoogte heeft gebracht van de plaatsing van verzoeker in de isoleercel. Echter, het geval van verzoeker geeft aan dat in de bestaande protocollen en werkafspraken de rol van de gemachtigde van de vreemdeling onderbelicht is gebleven. Immers, met de advocaat van verzoeker is de Nationale ombudsman van oordeel dat juist bij een vreemdeling de advocaat/gemachtigde ook fungeert als vertrouwenspersoon. Er kon dan ook in dit geval, met de achtergrond van verzoeker, niet volstaan worden met het per fax versturen van de afwijzende beschikking naar de advocaat van verzoeker. Het had op de weg van de IND-medewerker gelegen om niet alleen het bewakend personeel en het afdelingshoofd van DJI op de hoogte te stellen, maar ook contact te (laten) zoeken met de advocaat van verzoeker. Dit klemt in te meer nu de afwijzende beschikking aan het einde van de middag, dan wel bijna aan het begin van de vrijdagavond aan hem werd uitgereikt. Het was te verwachten dat het verzoeker niet zelf meer zou lukken om zijn advocaat op vrijdagavond en in het weekend op zijn kantoor te pakken te krijgen. Dat de zaak van verzoeker, zoals de staatssecretaris liet weten, complex was, dat het daardoor de hele dag had geduurd voordat er een beschikking op zijn aanvraag lag, en dat deze beschikking daarom pas aan het einde van de middag kon worden uitgereikt, is weliswaar begrijpelijk maar maakt dat niet anders. Tevens is de Nationale ombudsman van oordeel dat het in de rede had gelegen dat bij een calamiteit zoals bij de zelfbeschadiging door verzoeker, de advocaat door één van de ketenpartners wordt geïnformeerd, waarbij de omvang van de zelfbeschadiging niet ter zake doet. Het had hier dan ook op de weg gelegen van de dienstdoende piketfunctionaris van de IND om contact te (laten) zoeken met de advocaat van verzoeker. Dat verzoeker hierdoor langere tijd niet met zijn advocaat heeft kunnen praten over een voor hem ingrijpende gebeurtenis is spijtig. De Nationale ombudsman is het overigens met de staatssecretaris eens dat het informeren van een advocaat of gemachtigde van een vreemdeling geen taak is van de DJI. Het is in deze zaak niet gebleken dat DJI verzuimd heeft verzoeker bij het willen bereiken van zijn advocaat te ondersteunen, of anderszins te kort is geschoten. Aan de andere kant is het de Nationale ombudsman duidelijk geworden dat het ook voor de advocaat van verzoeker kenbaar was dat zijn cliënt op de bewuste dag van 25 oktober 2013 een beschikking zou ontvangen op zijn aanvraag, nu dit was opgenomen in het planlogboek van de IND. Gelet op het eerder afgegeven voornemen tot afwijzing van de aanvraag was het niet ondenkbaar dat de beschikking negatief zou luiden. Ook was het Medifirst advies bij de advocaat van verzoeker bekend en was hij dus op de hoogte van het risico dat verzoeker zichzelf zou kunnen beschadigen bij het horen van een negatieve beschikking. In alle redelijkheid had de advocaat van verzoeker met deze wetenschap op

8 de bewuste dag ook enige actie richting verzoeker of de IND kunnen ondernemen. Wat hier ook van zij, het stemt de Nationale ombudsman tot tevredenheid dat de staatssecretaris in de klacht van verzoeker aanleiding heeft gezien de bestaande werkwijzen en procedures tegen het licht te houden met als doelstelling verbetering van de informatievoorziening richting alle betrokken partijen. Dat hierbij ook de Raad voor Rechtsbijstand wordt betrokken én dat er al een verbetermaatregel is doorgevoerd, namelijk het in het logboek opnemen van een aantekening in geval er indicaties zijn die er op duiden dat psychische decompensatie zou kunnen optreden, is een positieve ontwikkeling. De onderzochte gedraging van de IND is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de Immigratie en Naturalisatiedienst is gegrond ten aanzien van het niet informeren van de advocaat van verzoeker, wegens schending van het vereiste van bijzondere zorg. De klacht over de Dienst justitiële Inrichtingen is niet gegrond Instemming De Nationale ombudsman heeft er met instemming van kennisgenomen dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de klacht van verzoeker aanleiding heeft gezien de bestaande werkwijzen en procedures tegen het licht te houden met als doelstelling verbetering van de informatievoorziening richting alle betrokken partijen, waaronder ook de Raad voor Rechtsbijstand. Tevens heeft de Nationale ombudsman er met instemming van kennisgenomen dat er al een verbetermaatregel is doorgevoerd, namelijk het in het logboek opnemen van een aantekening in geval er indicaties zijn die er op duiden dat psychische decompensatie bij een vreemdeling zou kunnen optreden. de Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman Achtergrond Vreemdelingenwet

9 1. De vreemdeling aan wie toegang is geweigerd kan worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats. 2. Een ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het voor de beveiligde ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, geldende regime, waaronder begrepen de nodige beheersmaatregelen. Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. ( ) Werkafspraak, voortvloeiend uit Procesprotocol Ketenbreed Calamiteitenteam 2012 "( ) Indien er signalen zijn van mogelijke psychische decompensatie bij een vreemdeling bij een afwijzend besluit wordt er voorafgaande aan de uitreiking van de betreffende afwijzing het bewakend personeel en het afdelingshoofd hiervan in kennis gesteld(...)"