Jeugdige zedendelinquenten Jong geleerd, oud gedaan?

Vergelijkbare documenten
JEUGDIGE ZEDENDELINQUENTEN - DE STAND VAN ZAKENdr. Jan Hendriks. Hoofd Jeugd De Waag Den Haag UVA Adviseur Harreveld

LANGE TERMIJN RECIDIVE VAN DADERS VAN SEKSUELE DELICTEN

Achtergronden en aanpak jeugdige zedendelinquenten

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Prof. dr. Jan Hendriks VU/UVA/De Waag. Brussel: 1 december 2016

Criminele carrières van adolescenten en jongvolwassenen

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Seksuele delinquentie De prevalentie door de jaren heen

Jeugdige zedendelinquenten een cohortstudie gedurende 12 jaar

Onderzoeksbulletin. Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz. Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Recidive van jongens die de Leerstraf Seksualiteit hebben gevolgd

Waar moet het heen? Wat is het doel? What works? (Andrews & Bonta, 2010) What works? Hoe kunnen we het risico per individu bepalen?

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Jeugdige zedendelinquenten en geweldplegers Een vergelijking op grond van de Pittsburgh Youth Study

Autisme spectrum stoornissen en delinquentie

seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld onder hoog risico meisjes

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Recidive bij jeugdige zedendelinquenten

Samenvatting. Tabel a Onderzoeksaantallen recidivemetingen ex-pupillen JJI uitgesplitst naar wettelijk kader

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Rijks Justitiële Jeugdinrichting. Locatie Den Hey-Acker Breda. Landelijke bestemming ESP; Behandeling van jongens met Ernstige Seksuele Problematiek

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997

Samenvatting Jeugdinterventieprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid

Jeugdige zedendelinquenten

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Tijdschrift voor Seksuologie (2006) 30, Jeugdige zedendelinquenten: specialisten, generalisten en first offenders

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L.

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Kenmerken en recidivecijfers van ex-terbeschikkinggestelden met een zedendelict

DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK. Sabine De Moor

Samenvatting. Achtergrond, vraagstelling en methoden van onderzoek

Recidive na een rechterlijke beslissing

Project BR/154/A4/SOC Sex Offenders in and out of Crime. Recidivism, Criminal Careers and Desistance ANNEX 2

Nederlandse samenvatting

Dubieus onderzoek van VU en NSCR naar cybercriminaliteit

Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and juvenile sex offending. Oisterwijk: Boxpress.

Vrijwel al het onderzoek naar zedendelinquentie. Vrouwelijke zedendelinquenten: specialistische, generalistische en eenmalige daders

Jeugdige zedendelinquenten

Samenvatting Tabel a Enkele achtergronden van ex-gedetineerden uitgestroomd tussen 1996 en 1999

HUISELIJK GEWELD IN NEDERLAND 2010 Facts and Figures. 9 Mei 2010

CONGRESVERSLAG: DE JEUGDIGE EN VERSTANDELIJK GEHANDICAPTE ZEDENDELINQUENT 1. Bernard ten Hag 2

Bijlage 1 Gebruikte gegevens

Monitor Veelplegers 2016

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Slachtoffers van criminaliteit in Nederland Een vergelijking met zestien andere geïndustrialiseerde landen op basis van de ICVS 2000

Nederlandse samenvatting

Citation for published version (APA): van der Put, C. E. (2011). Risk and needs assessment for juvenile delinquents

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

De laatste jaren is er in de media regelmatig

RISICOTAXATIE BIJ ZEDENDELINQUENTEN: EEN GLOBAAL LITERATUUROVERZICHT 1

Zedendelinquentie en etniciteit Een exploratief onderzoek op basis van politiegegevens

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Dynamische risicotaxatie

12 Veelplegers: specialisten of niet?

Onderzoek met de SAPROF

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Samenvatting. LEMA 1 Wat zijn de achtergrondkenmerken van: a Beginnende bestuurders die in de periode een rijden-onder-invloeddelict

Who are these guys? Wat gebeurt er voor het eerste pedoseksuele handelen

Van probleemmeisje naar delinquente vrouw?

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Criminaliteit en slachtofferschap

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tijdschrift voor Seksuologie (2007) 31, Jeugdige daders van groepszedendelicten First-offenders in de leerstraffen van de Rutgers Nisso Groep

Stop it Now! over preventie van seksueel misbruik. Jules Mulder Voorzitter Stop it Now!

Groepszedendelinquenten blijken veeleer generalisten (plegen meerdere vormen van delicten) dan specialisten. De recidive naar zedendelicten is

Crimiquiz over trends en ontwikkelingen

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Zoiets doet een vrouw niet

Risicotaxatie en risicohantering geweld bij jongeren

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Over veelplegers, uithandengeving & plaatsing in GI. Jenneke Christiaens

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

September B.S.J. Wartna, S. el Harbachi & A.A.M. Essers

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017

Zedendelinquentie en etniciteit Een exploratief onderzoek op basis van politiegegevens

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Recidive na discriminatie Een onderzoek naar de strafrechtelijke recidive onder daders van discriminatiedelicten

Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag

Voorwaardelijke straffen: Publieke steun, naleving en recidive

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Samenvatting Inleiding Methode

Good governance in a Complex World

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten

Easy Money - maar tegen welke prijs?

Werkt MST? Een reactie op het onderzoek van Boonstra e.a.

Voorspellen van criminele carrières is moeilijk

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

Samenvatting. Achtergrond, doelstelling en onderzoeksvragen

Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap

Eerste Kamer der Staten-Generaal

6 SECONDANT #1 MAART Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND. Naar inhoudsopgave

Transcriptie:

95 Jeugdige zedendelinquenten Jong geleerd, oud gedaan? C. Bijleveld en J. Hendriks* Over zedendelinquenten bestaan veel hardnekkige ideeën. In de pers, in het publieke debat, en soms ook in het politieke debat lijken velen ervan uit te gaan dat zedendelinquenten persisterende, chronische en specialiserende daders zijn. De vraag is of dat terecht is. Hoewel veel van de aandacht daarbij naar volwassen daders uitgaat, is er de laatste jaren meer aandacht voor jeugdige zedendelinquenten. Wij behandelen in deze bijdrage twee vragen. De eerste vraag is of volwassen daders van zedendelicten altijd in hun jeugd beginnen met het plegen van zedendelicten. Anders geformuleerd: is jeugdig zedendaderschap een noodzakelijke voorwaarde voor volwassen zedendaderschap? Deze vraag is relevant en niet alleen vanuit wetenschappelijke optiek omdat, mocht het zo zijn dat vrijwel alle daders in hun jeugd beginnen met het plegen van zedendelicten, het duidelijk is dat al veel eerder in de criminele carrière ingegrepen kan en moet worden. De tweede vraag die wij behandelen is of alle jeugdige daders doorgaan met het plegen van zedendelicten. Anders geformuleerd: is jeugdig zedendaderschap een voldoende voorwaarde voor volwassen zedendaderschap? Ook deze vraag is niet alleen wetenschappelijk relevant. Het moge duidelijk zijn dat het antwoord op deze vraag waarschijnlijk niet voor de volle 100% ja zal zijn, een deel van de jeugdige daders zal waarschijnlijk niet recidiveren. De vraag wordt dan of het mogelijk zou zijn de groep die wél recidiveert te identificeren en interventies speciaal gericht op deze groep in te zetten. * De eerste auteur is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving en hoogleraar methoden en technieken van criminologisch onderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De tweede auteur is hoofd afdeling Jeugd van De Waag te Den Haag en consultant van Fora in Leiden.

96 Justitiële verkenningen, jrg. 31, nr. 1 2005 Cijfers Onderzoek naar zedendelinquentie wordt bemoeilijkt door een aantal factoren. Allereerst is er naar vermoed een hoog tot zeer hoog dark number, dat wil zeggen: waarschijnlijk komt een groot deel van de gepleegde zedendelicten niet ter kennis van de politie. Nu is dat voor vrijwel alle delicten het geval; het vermoeden is echter dat dit bij zedendelicten nog meer het geval is dan bij andere geweldsdelicten. Een reden hiervoor kan zijn dat het delict bij slachtoffers vaak gepaard gaat met schaamte. Het doen van aangifte wordt hierdoor bemoeilijkt. Het feit dat veel van dit soort delicten in de relationele sfeer plaatsvinden, zal er eveneens waarschijnlijk toe leiden dat men minder snel bereid is om aangifte te doen tegen de (veelal) bekende dader. Schattingen over onderrapportage lopen uiteen van tussen de 50 en 90% (Gise en Paddison, 1988), tot tussen de 64 en 96% (Lisak en Miller, 2002). Koss schat dat ongeveer 1 op de 5 vrouwen tijdens haar leven slachtoffer van verkrachting wordt (Koss, 1993); voor mannen ligt dit getal rond de 10%. De cijfers voor 2000 uit de International Crime Victims Survey lieten zien dat in Nederland 3% van de respondenten (alleen vrouwen werden hieromtrent ondervraagd) slachtoffer was van een seksueel geweldsdelict (gevraagd werd naar verkrachting, poging tot verkrachting en aanranding). In 17% van de incidenten was hiervan aangifte gedaan bij de politie (Van Kesteren, Mayhew e.a., 2000). Uit de slachtofferenquête van het CBS bleek dat in 2001 1,1% van vrouwen en mannen boven de vijftien jaar aangaf slachtoffer te zijn geworden van een zedendelict. Voor slechts 9% van de incidenten was hiervan aangifte gedaan bij de politie en in 6% werd een document ondertekend. Bijleveld en Smit (2005) lieten op basis van politiecijfers zien dat het aantal geregistreerde gevallen van verkrachting over de jaren heen een gestage groei heeft doorgemaakt: de geregistreerde aantallen omgerekend per hoofd van de bevolking stegen van 0.11 in 1981 tot 0.22 in 1999. Voor verdachten onder de achttien jaar ligt het aantal ingeschreven strafzaken voor seksuele geweldsdelicten tamelijk stabiel op rond de zeshonderd per jaar (Van der Heide en Eggen, 2003). Exhibitionisme vormt overigens geen onderdeel van deze cijfers, omdat dit geen seksueel geweldsdelict maar een openbareordedelict is. Al met al concluderen wij dat de groep jeugdige daders van seksuele geweldsdelinquentie klein is, maar relatief stabiel over de jaren heen een substantieel aandeel uitmaakt van de totale populatie bekende

Jeugdige zedendelinquenten; jong geleerd, oud gedaan? 97 daders. Dit soort uitspraken moet echter met allerlei waarschuwingen omgeven worden, gezien de lage aangiftebereidheid bij zedendelinquentie die bij de waarschijnlijk veelal jeugdige slachtoffers van jeugdige zedendelinquenten mogelijk nog geringer is. Jeugdige zedendelinquenten: kenmerken en motivatie Vrij algemeen wordt aangenomen dat zedendelinquenten, en ook jeugdige zedendelinquenten, een heterogene groep vormen: dé jeugdige zedendelinquent bestaat niet. Binnen de groep jeugdige zedendelinquenten bevinden zich diverse min of meer homogene subgroepen. Deze subgroepen worden verondersteld elk een meer of minder eigen specifieke persoonlijkheidsstructuur en achtergrondkenmerken te hebben, met daaraan gekoppeld een drive om zedendelicten te plegen. Daarnaast wordt verondersteld dat de subtypen daders ook een verschillende criminele carrière doormaken. Voor Nederland werden jeugdige zedendelinquenten in meer algemene zin onderzocht door Bruinsma (1996), Boelrijk (1997), Van Wijk (1999) en Van Wijk e.a. (2001). Hendriks en Bijleveld, auteurs van deze bijdrage, onderzochten in het kader van het onderzoeksproject Jeugdige zedendelinquenten (de verschillen tussen) diverse subgroepen jeugdige zedendelinquenten, zoals solo- versus groepsplegers (Hendriks en Bijleveld, 1999; Looije, Bijleveld e.a., 2004), kindmisbruikers versus misbruikers van leeftijdgenoten (Hendriks en Bijleveld, 2002), en meisjeszedendelinquenten (Hendriks, 2003). Ook onderzochten wij de recidive van residentieel behandelde jeugdige zedendelinquenten (Hendriks en Bijleveld, 2004). Tot nu toe delen wij de door ons onderzochte groep jeugdige zedendelinquenten in in drie groepen: wij onderscheiden allereerst groepsdaders en solodaders. Solodaders plegen het delict alleen, groepsdaders doen dit met minimaal één mededader. Binnen de solodaders delen wij vervolgens verder op in misbruikers van leeftijdgenoten en misbruikers van kinderen (dat wil zeggen, slachtoffers die vijf of meer jaar jonger zijn dan de dader). Tussen deze groepen blijken opmerkelijke verschillen te bestaan. Zo scoren groepsdaders relatief gemiddeld op allerlei persoonlijkheidskenmerken, terwijl zij relatief weinig slachtoffer zijn van seksueel misbruik. In vergelijking tot solodaders hebben zij minder vaak eerder een seksueel geweldsdelict gepleegd. De solodader steekt daar in ongunstige zin bij af. Binnen de groep

98 Justitiële verkenningen, jrg. 31, nr. 1 2005 solodaders blijken de kindmisbruikers vervolgens de meest problematische groep te zijn: zij zijn neurotischer, sociaal geïsoleerder, hebben een negatiever zelfbeeld en hebben vaker al een zedendelict gepleegd. Onze vragen Onze eerste vraag was, of volwassen daders van zedendelicten jong begonnen zijn. Hierover zijn voor Nederland weinig cijfers. Bijleveld, Meijer e.a. (2000) vonden op basis van politiecijfers dat slechts één op de acht in een bepaald jaar bij de politie ingeschreven verdachten van een pedoseksueel delict, bij de politie voor een dergelijk delict bekend was. Nieuwbeerta, Blokland e.a. (2003) rapporteren dat van hun cohort van daders die in 1977 voor een zedendelict veroordeeld werden, 40% eerder een registratie bij het Openbaar Ministerie voor delict had gehad; dat wil zeggen dat voor 60% van hun daders dit zedendelict het eerste delict in de geregistreerde criminele carrière was. Voor diegenen die voor hun zedenveroordeling in 1977 ook andere feiten gepleegd hadden, was de eerste veroordeling voor 30% een zedendelict, waarvan bijna de helft voor exhibitionisme, iets minder dan een kwart voor verkrachting of aanranding (art. 242 of 246 Sr) en iets meer dan een kwart voor ontucht (art. 243, 244, 245, 247, 248 en 249 Sr). Het aantal eerdere veroordelingen voor seksuele geweldsdelicten was ongeveer even groot als het aantal eerdere veroordelingen voor nietseksuele geweldsdelicten. Het aantal eerder veroordelingen voor vermogensdelicten was daar overigens weer een veelvoud van. Abel, Mittelman e.a. (1985) en Groth, Longo e.a. (1982) rapporteren dat ongeveer de helft van de volwassen daders toegeeft in hun jeugd ook al seksuele delicten te hebben gepleegd of hierover te hebben gefantaseerd. Het percentage dat een eerdere registratie heeft voor een seksueel delict is uiteraard lager. Opvallend is, dat uit andere studies blijkt dat de proportie jeugdige zedendelinquenten die aangeeft eerdere zedendelicten te hebben gepleegd, met driekwart beduidend hoger is (zie bijvoorbeeld Prentky e.a., 2000). Uit onze eigen dataset blijkt dat ongeveer 30% van de jeugdige zedendelinquenten aangeeft dat zij vóór het indexdelict (dat reden was voor een persoonlijkheidsonderzoek en daarmee voor inclusie in de steekproef) al eerder minimaal één zedendelict had gepleegd. Uit het recidiveonderzoek naar residentieel behandelde jeugdige zedendelinquenten (Hendriks en Bijleveld, 2004) blijkt dat iets minder dan een kwart al vóór instroom een zedendelict

Jeugdige zedendelinquenten; jong geleerd, oud gedaan? 99 had gepleegd. Eerder onderzoek van Hendriks, Bijleveld e.a. (2002) liet zien dat kindmisbruikers vóór hun indexdelict relatief vaker al een zedendelict hadden gepleegd dan leeftijdgenootmisbruikers. Al met al concluderen wij dat jeugdig daderschap zeker geen noodzakelijke voorwaarde is voor volwassen daderschap van zedendelicten. In ongeveer een achtste à de helft van de gevallen blijken volwassen daders echter wel al eerder zedendelicten te hebben gepleegd; onduidelijk is overigens of dit in alle gevallen ook in de jeugd is geweest. Kennelijk is er derhalve een aanzienlijk contingent daders van seksuele geweldsdelicten dat pas in de volwassenheid start met het plegen van dit soort delicten of, voorzichtiger geformuleerd, dat pas als volwassene voor het eerst wordt betrapt op het plegen van een dergelijk feit. Recidive Onze tweede vraag was, of jeugdige zedendelinquenten doorgaan met het plegen van zedendelicten. Uit de metastudie van Caldwell (2002) blijkt het recidivecijfer voor seksuele geweldsrecidive door jeugdigen te variëren tussen 1,75 en 19,5%. Met een gemiddelde leeftijd van rond de vijftien jaar ten tijde van het indexdelict en een gemiddelde follow-up tijd van ongeveer zes jaar betekent dit dat gemiddeld 10% recidiveert gemeten tot de vroege volwassenheid. Uit de studie naar recidive van jeugdige zedendelinquenten van Hendriks en Bijleveld (2004) blijkt eveneens dat 10% van de jeugdige daders na een mediane follow-up tijd van 6,5 jaar recidiveert. Hoewel dit cijfer vanwege het geringe aantal recidivisten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd dient te worden, vond de recidive relatief snel plaats. Opvallend is daarbij dat in deze studie alleen de als obsessief geclassificeerde zedendelinquenten recidiveerden die in vrijwel alle gevallen een kind hadden misbruikt. Bepaalde risicofactoren komen in diverse studies terug als samenhangend met het risico op recidive, zoals parafilie (een seksuele afwijking, bijvoorbeeld een seksuele voorkeur voor kinderen), de keuze van een slachtoffer buiten de familie- of bekendenkring en sociaal isolement. Een probleem daarbij is echter wel dat in al deze studies de daders relatief kort gevolgd zijn. Op grond van deze gegevens lijkt het er dus niet op dat deze groep jeugdige daders en masse recidiveert naar zedendelicten. Ook blijkt uit diverse studies (zie bijvoorbeeld Bonta en Hanson, 1994; Hendriks en Bijleveld, 2004) dat bij zedendaders de geregistreerde algemene recidive beduidend

100 Justitiële verkenningen, jrg. 31, nr. 1 2005 hoger ligt dan de geregistreerde seksuele geweldsrecidive. Hoewel wij ook hier om methodologische redenen enige voorzichtigheid met de interpretatie moeten aanbevelen, lijkt het er daarmee op dat de recidive van jeugdige zedendelinquenten mogelijk zelfs lager ligt dan die van volwassen zedendelinquenten: Nieuwbeerta, Blokland e.a. (2003) beschrijven voor Nederland hoe van een cohort delinquenten die in 1977 veroordeeld werden vanwege een zedendelict bijna 30% recidiveerde naar een nieuw zedendelict over een periode van 25 jaar. Internationaal liggen die cijfers iets lager, maar vergelijkbaar (Hanson en Bussière, 1998). Samenvattend concluderen wij allereerst dat jeugdige zedendelinquenten naar het zich op grond van de beperkte wetenschappelijke literatuur en de gebrekkige cijfers laat aanzien een grotere kans maken om als volwassene eerder niet dan wel te recidiveren naar een nieuw zedenfeit. Voor de meeste jeugdige zedendelinquenten kan er derhalve mogelijk gesproken worden van leeftijdsfasegebonden problematiek. Tevens blijkt dat jeugdige zedendelinquenten als zij opnieuw in contact komen met justitie, dat vaker doen voor geweldsen vooral vermogens- en overige delicten dan voor nieuwe zedendelicten. Deze bevindingen zijn consistent over diverse landen en over diverse definities van recidive heen. Een en ander neemt niet weg dat er mogelijk een kleine groep jeugdigen te onderscheiden is die ook in de volwassenheid doorgaat met het plegen van seksuele (gewelds)delicten. Gezien de verhoogde recidive bij jeugdige kindmisbruikers bevindt zich mogelijk een subgroep onder de kindmisbruikers die langzamerhand een pedoseksuele voorkeur ontwikkelt. Vanuit deze parafilie gaan zij waarschijnlijk dan door met het plegen van seksuele delicten. In dit verband dient vermeld te worden dat uit de recente overzichtsstudie van Worling en Långstrom (2003) blijkt dat er zes risicofactoren zijn die goed onderbouwd worden door empirisch onderzoek. Van deze risicofactoren lijken deviante seksuele interesse, eerdere sancties opgelegd in verband met een seksueel delict, eerdere seksuele delicten tegen twee of meer slachtoffers en sociaal isolement vooral kenmerkend te zijn voor de kindmisbruikers. Een andere subgroep bevindt zich waarschijnlijk onder de groep aanranders/verkrachters waarbij een anti-sociale attitude en een vijandig vrouwbeeld mogelijk een rol spelen. Empirisch onderbouwde risicofactoren door Worling en Långstrom genoemd die meer van toepassing zijn voor deze groep, zijn mogelijk de keuze van een onbekend slachtoffer en het niet afgerond hebben van een delictspecifieke

Jeugdige zedendelinquenten; jong geleerd, oud gedaan? 101 daderbehandeling. Het is onze praktijkervaring dat meer leeftijdgenootmisbruikers afhaken tijdens behandeling dan kindmisbruikers. Tevens zijn er indicaties dat het recidivecijfer bij zedendelicten die een openbareordekarakter hebben zoals exhibitionisme wel eens hoger zou kunnen zijn dan bij de hands-on daders. Al met al lijkt veel zedendelinquentie eenmalig of een fase, en moeten de persisterende daders in (kleine) speciale subgroepen gezocht worden. Een groep waarover overigens in termen van recidive niet veel gezegd kan worden, eenvoudigweg omdat daar nog nauwelijks onderzoek naar verricht is, is de groepsdader. In toekomstige publicaties willen wij dan ook aan herhaald crimineel gedrag van deze groep daders aandacht besteden. Gezien het feit dat wij bij hen weinig risicofactoren voor zedenrecidive aantreffen (Hendriks en Bijleveld, 1999) zou men verwachten dat de zedenrecidive hier laag is. Gezien hun grotere criminele betrokkenheid zou die echter ook juist weer hoger kunnen zijn. Implicaties Zoals wij eerder hebben betoogd, vormt de groep jeugdige zedendelinquenten een heterogene groep bij wie de kans op recidive voor een seksueel geweldsdelict kleiner blijkt te zijn dan de kans op nietrecidive. De kans op recidive naar een niet-seksueel delict is voorts weer groter dan de kans op recidive naar een zedendelict. Het is ons inziens wenselijk om subgroepen jeugdige zedendelinquenten te onderzoeken en per subgroep risicofactoren te identificeren. Het is zeker niet ondenkbaar dat risicofactoren die nu worden gehanteerd voor de totale groep jeugdige zedendelinquenten, aspecifiek zullen blijken te zijn. Zo is de risicofactor seksuele deviantie mogelijk wel een risicofactor voor de groep kindmisbruikers, maar niet voor de leeftijdgenootmisbruikers. Daarnaast zullen risicofactoren ook per leeftijd kunnen verschillen. Zo kan sociale geïsoleerdheid voor een twaalfjarige niet van voorspellende waarde blijken te zijn, maar voor een zeventienjarige wel. Vervolgens zullen ook de effecten van het wel of niet ondergaan van behandeling op recidive onderzocht dienen te worden. De combinatie van typologie, leeftijd en behandeling zal in de toekomst mogelijk kunnen leiden tot een meer adequate voorspelling van recidive. Voor zowel beschrijving als verdiepend onderzoek zou een veel gedetailleerder registratie van zedendelinquentie wenselijk zijn. Tevens zou

102 Justitiële verkenningen, jrg. 31, nr. 1 2005 verdiepend (survey) onderzoek naar slachtofferschap en aangifte van zedendelinquentie een belangrijke aanvulling vormen op de huidige gegevens die voor de onderzoeker die niet over de data zelf beschikt vaak niet meer dan een schetsmatig beeld opleveren. Gezien de ernst van het delict en de grote schade die het aanricht zou dat een waardevolle investering zijn. Als onderdeel van ons onderzoek naar jeugdige zedendelinquenten zullen in de nabije toekomst enkele artikelen verschijnen, die aan een verfijning van de risico-inschatting kunnen bijdragen. Zo wordt gewerkt aan een artikel over de recidive na ambulante behandeling en over recidive van niet-behandelde zedendelinquenten. Tevens zullen wij verschillen in persoonskenmerken en recidive tussen specialistische daders en generalistische daders van zedendelicten onderzoeken. Ten slotte staat een studie in de steigers naar de intergenerationele overdracht van seksueel daderschap. Literatuur Abel, G., G., Mittelman e.a. Sexual offenders; results of assessment and recommendations for treatment In: M.H. Ben-Aron, S.J. Hucker e.a. (red.), Clinical criminology; the assessment and treatment of criminal behaviour, Toronto, University of Toronto and M & M Graphics Ltd., 1985, p. 191-205 Boelrijk, M.N.A. Minderjarige delinquenten en het strafrecht; de strafrechtelijke aanpak van minderjarige plegers van seksuele delicten Amsterdam, Vrije Universiteit, 1997 (diss.) Bonta, J., R.K. Hanson Gauging the risk for violence; measurement, impact and strategies for change Ottawa, Ontario, Canada, Department of the Solicitor General of Canada, User Report nr. 1994-09, 1994 Bruinsma, F. De jeugdige zedendelinquent Utrecht, SWP, 1996 Bijleveld, C.C.J.H., P.R. Smit Crime and punishment in the Netherlands from 1980-1999; trends and analysis Crime and justice, 33e jrg., 2005 (in druk) Bijleveld, C.C.J.H., R.F. Meijer e.a. Verdachten van een pedoseksueel delict; een verkenning op basis van politiegegevens 1998 Justitiële verkenningen, 26 e jrg., nr. 6, 2000, p. 119-124

Jeugdige zedendelinquenten; jong geleerd, oud gedaan? 103 Caldwell, M.F. What we do not know about juvenile sexual reoffense risk Child maltreatment, 7e jrg., 2002, p. 291-302 Gise, L.H., P. Paddison Rape, sexual abuse, and its victims The violent patient, 11e jrg., 1988, p. 629-648 Groth, A.N., R.E. Longo e.a. Undetected recidivism among rapists and childmolesters Crime and delinquency, 28e jrg., 1982, p. 450-458 Hanson, R.K., M.T. Bussière Predicting relapse; a meta-analysis of sexual offender recidivism studies Journal of consulting and clinical psychology, 66e jrg., 1998, p. 348-362 Heide, W. van der, A.Th.J. Eggen (red.) Criminaliteit en Rechtshandhaving 2001 Den Haag/Voorburg, Ministerie van Justitie /CBS, WODC O&B 211, 2003 Hendriks, J., C.C.J.H. Bijleveld Jeugdige zedendelinquenten; verschillen tussen groeps- en alleenplegers Delikt en delinkwent, 29 e jrg., 1999, p. 722-737 Hendriks, J., C.C.J.H. Bijleveld e.a. Jeugdige zedendelinquenten; misbruikers van leeftijdgenoten gecontrasteerd met misbruikers van kinderen Delikt en delinkwent, 32 e jrg., 2002, p. 489-506 Hendriks, J. Meisjes als zedendelinquent Tijdschrift voor criminologie 45 e jrg., nr. 4, 2003, p. 401-412 Hendriks, J., C.C.J.H. Bijleveld Recidive van jeugdige zedendelinquenten; een onderzoek naar de algemene-, zeden- en geweldsrecidive van in JJI Harreveld behandelde jeugdige zedendelinquenten Leiden, NSCR, 2004-2 Kesteren, J., van, P. Mayhew e.a. Criminal victimisation in seventeen industrialised countries; key findings from the 2000 International Crime Victims Survey Leiden/Den Haag, NSCR/WODC, serie Research & Beleid, nr. 187 Koss, M.P. Detecting the scope of rape; a review of prevalence research methods Journal of interpersonal violence, 8e jrg., 1993, p. 198-222 Lisak, D., P.M. Miller Repeat rape and multiple offending among undetected rapists Violence and victims, 17e jrg., 2002, p. 73-84 Looije, D., C.C.J.H. Bijleveld e.a. Groepszedendelicten door jeugdigen; daderkenmerken en groepsdynamiek Tijdschrift voor seksuologie, 28 e jrg., 2004, p. 183-196

104 Justitiële verkenningen, jrg. 31, nr. 1 2005 Nieuwbeerta, P., A. Blokland e.a. Lange termijn recidive van daders van seksuele delicten Tijdschrift voor criminologie, 45 e jerg, 2003, p. 369-377 Prentky, R., P. Harris e.a. An actuarial procedure for assessing risk with juvenile sex offenders Sexual abuse, 12e jrg., nr. 2, 2000, p. 71-93 Wijk, A.Ph. van Een verkennend onderzoek naar jeugdige zedendelinquenten Arnhem/Amsterdam, Beke/VU, 1999 Wijk, A.Ph. van, T.A.H. Doreleijers Kenmerken en achtergronden van jeugdige zedendelinquenten In: R. Loeber, N.W. Slot e.a. (red.), Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie, Houten/Diegem, Bohn Stafleu Van Lochem, 2001 Worling, J.R., N. Långstrom Assessment of criminal recidivism risk with adolescents who have offended sexually Trauma, violence & abuse, 4e jrg., nr. 4, 2003, p. 341-362