DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND.

Vergelijkbare documenten
Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland

de Graafwespen van de Benelux Hymenoptera, Sphecidae

EEN NIEUWE DETERMINEERTABEL. HET is nu al vele jaren geleden, dat ik in dit Tijdschrift een tabel gaf voor het determineeren

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

Solitaire bijen determineren

DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND.

DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND. I. Fam. Sphegidae.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 28 juli Beste natuurliefhebber/- ster,

DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND.

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

Basterdwederik (Epilobium)

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

7.3. Sleutel tot de families

Geelgerande waterkevers in Vlaanderen

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 2 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg. Tabel E. Soorten met lichtere (geel tot grijze) middenstreep op achterlijf

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Toorts (Verbascum) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens

LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 9 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Libellen herkennen. Weidebeekjuffer Vrouwtjes zijn metaalglanzend groen, de mannetjes zijn blauw. Ze leven langs beken en rivieren (stromend water).


DETERMINATIE SLEUTEL VOOR DE NEDERLANDSE HEIDELIBELLEN

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 18 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

1.-bladeren duidelijk naaldvormig 2. -bladeren geen naalden (vlak blad, grote-of kleine schubben, aanliggend aan twijgen, dakpansgewijze geplaatst) 49

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Verzorging van de Newfoundlander

Serama. Raskenmerken haan:

WERKDOCUMENT KLEINE GRASPARKIET

wildkleur KEURMEESTERSCONGRES 24 EN 25 MEI 2013

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Korte geschiedenis van het ras

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten

7-stippelig lieveheersbeestje

Langpootmuggen en verwanten

Tabellen. Determinatietabel voor de Nederlandse soorten metselbijen (Hoplitis en Osmia) Hans Nieuwenhuijsen

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 4)

Dit boomblauwtje fladderde er lustig op los en liet zich moeilijk fotograferen, maar ook hier geldt De aanhouder wint.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 5 september Beste natuurliefhebber/-ster,

JUFFERS klein, smal, ogen ver uiteen, zittend liggen vleugels meestal op achterlijf. Gekleurde vleugels Vrij groot Blauw glanzend Langs stromend water

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

HOE IK EEN BALG MAAK

Veld- en fotodeterminatie van wilde bijen Sleutel voor de toekomst?

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 12 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 7 juli Beste natuurliefhebber/- ster,

ID-tabel voor de Europese Satermieren, Coptoformica-soorten

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 27 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

Paardenstaart (Equisetum)

Offertemap. Algemene aanleverspecificaties

A. EFFEN (NON-AGOETI)

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

Genetische symbolen voor driekleur zwart: Zie Rijnlander blz 171.

De bouwonderdelen bij dit nummer

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei Beste natuurliefhebber/- ster,

Crabronidae graafwespen

Tandzaad (Bidens) Veerdelig tandzaad (B. tripartita) Smal tandzaad (B. connata) 3-5 tallig met gesteelde blaadjes. 3-5 tallig, donkergroen

overzicht en vermelding van twee nieuwe soorten

Boterbloem (Ranunculus)

Tabellen. Tabel voor de bijen van het genus Hylaeus in Nederland. Hans Nieuwenhuijsen, Ivo Raemakers. Tabel voor de vrouwtjes van Hylaeus

Gewone pad. Teksten en foto s overgenomen van de Hylawerkgroep van Natuurpunt

Herkenning bladluizen in suikerbieten

KO SHAMO KO SHAMO. Intro Oorsprong Raskenmerken Kleurslagen Beoordeling Samenvatting. Door: Urs Lochmann

Ratelpopulier Populus tremula. Verspreide knopstand, spits, bruin, glanzend, op eenjarige twijgen aanliggend, op oudere twijgen vaak op kortloten.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 13 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

Gestreepte Plymouth Rock

Crabronidae graafwespen

NAAIEN Alle onderdelen worden vastgezet met een overhandse steek. Kijk in het Voorwoord gedeelte voor meer info.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 11 april Beste natuurliefhebber/-ster,

DETERMINEREN VAN VLEERMUIZEN IN WINTERSLAAP

Hoofdstuk 15 Koekoeksbijen in nestblokken (tubebijen Stelis, viltbijen Epeolus, kegelbijen Coelioxys)

Kleine zwaan. Reuzenstern. Orde: Anseriformes Familie: Eenden (Anatidae) Lengte: cm

Plantenkennis. Bladhoudende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Checklist toestellen 2018

Mogelijkheden Buislaser

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

ONZE METSELBIJEN. 86 DE LEVENDE NATUUR.

VLAKBANKBEVEILIGING MET PARALLELGELEIDING 1972 Blz. 1

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Plantenkennis. Ericaceae. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Vrouwenmantel (Alchemilla)

BIJLAGE LIJST MET AFBEELDINGEN. Afbeelding 27. Afbeelding 16 Afbeelding 17 Afbeelding 18 Afbeelding 19 Afbeelding 20

Rasstandaard. FCI-Standaard N 14 / / GB VÄSTGÖTASPETS (Zweedse Vallhund) Vertaling : Jos Dekker.

Over de zweefvliegen, en in Nederland en België

Werkblad schedels groep 1

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

Vleermuizen in winterslaap determineren

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1. Deel 3 G41-G31-GB1+2

Checklist toestellen 2016 Commissie Agility, Raad van Beheer 1

DETERMINATIE TABEL voor de inlandsche soorten van de geslachten Bombus en Psithyrus.

Transcriptie:

DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND. (Vervolg van pag. 145.) IV. CROSSOCERUS KOHL. l) Teekeningen naar KOHL. o* la. Achterlijf geel geteekend 2 b. Achterlijf niet geel geteekend 5 2a. De achterhoof dsrand eindigt beneden (in de kinstreek) in een duidelijken naar voren gerichten doorn (van terzijde beschouwen). Kaken aan 't eind 2-tandig. Laatste sprietlid als recht afgesneden en met een puntig uitsteekseltje aan de binnenzijde (20 X)- Buikplaat 7 gewoon. Segment 2 en 3 met zijvlekken, de volgende zwart of met gele stipjes. Komt ook voor met geheel zwart achterlijf. 7 9 mm. 20. C. (Hoplocrabro) quadrimacttlatus F. b. Geen doorn in de kinstreek. Laatste sprietlid gewoon. Buikplaat 7 met een bultje in 't midden of met 2 doorns en daartusschen een bultje. 3 211 Fig. 188. Spriet van C. quadrimaculatus o". 3a. Segment 1 ongeveer zoo lang als aan 't eind breed. Vóórdijen aan de onderzijde nog vóór het midden met een uitsteeksel, overigens zonder scherpe lengte-. ; \ kant. Buikplaat 7 in 't midden bultig. Meestal pronotum, schouderbultjes en schildje geel. Zijvlekken op segment 2 en 3, de volgende vaak zwart i of even geteekend. 8 10 mm. 19. C. (Blepharipus) vagabundus PANZ. b. Eerste segment l 1^ è 2 maal zoo lang als aan 't eind breed. Voordijen zonder uitsteeksel, maar met scherpen kant langs de achterzijde. Voorschenen in het midden het dikst; behalve de gewone spoor een (nog langere) slanke doorn 4... iss. r-^c Fig. 184. Voorpoot van C. vagabundus o". 4a. Achterschenen geel, aan de buitenzijde glad, zonder doornen. Achterdijen aan de basis binnen met spits bultje. Middenschenen aan 't eind met een slanke dunne doorn. Derde tarslid der middenpooten korter dan aan 't eind breed. Kopschild geel 9 10 mm. 18. C. (Cuphopterus) signatus PANZ. b. Achterschenen zwart met geel, aan de buitenzijde met doornen. Achterdijen aan de basis binnen zonder spits bultje. Middenschenen (behalve de spoor) slechts met korte doorntjes aan 't eind. Derde tarslid der middenpooten even lang als aan 't eind breed. Kopschild zwart, zelden met gele vlekken. 8,5 10,5 mm. 17. C. (Cuphopterus) serripes PANZ. 5a. De achterhoofdsrand eindigt beneden (in de kinstreek) in een duidelijken doorn. 7 9 mm. Zeldzame zwarte variëteit van C quadrimaculatus F., zie No. 2. b. Geen. C. quadrimaculatus F. 6 6a. Voorschenen en de vóór metatarsus tot een schild verbreed 7 b. Voorschenen gewoon, niet schildvormig verbreed; de vóórmetatarsus soms wel 8 -A\ -.-C 157. T '** Fig. 185. Achterpoot van C. serripes o* en C. signatus o"- ^ Bij de onderscheiding der soorten speelt de al of niet aanwezigheid van een doorntje of bultje aan weerszijden van het mesosternum vóór de middenheupen een belangrijke rol. Dit is het best in profiel te zien. Met de loupe (10 4 15 X) beschouwt men daartoe het voorwerp schuin van achteren tegen een witten achtergrond en kijkt langs de zijden van het mesosternum. Men zorge, dat de dijen en dijringen der achteren middenpooten het vrije zicht niet belemmeren!

212 DE LEVENDE NATUUR. 7a. Middensegment boven zonder duidelijk begrensd middenveld. Scheenschild fig. 186fl. Wimperharen alleen aan de eerste vlagleden bij sterke vergrooting zichtbaar. Pooten grootendeels zwart, thorax zonder geel. De achterhoofdsrand eindigt in de kinstreek met een scherpe kant. Mesosternum niet zilverachtig behaard. 7 9 mm. 23. C. (Coelocrabro) cetratus SHUCK. b. Middenveld achter duidelijk begrensd. Scheenschild fig. 1866. Vlagleden beneden duidelijk bewimperd. Kinstreek, slapen beneden, prostemum en voorrand van 't mesosternum geel. Buikplaat 6 aan 't eind met een spits bultje, 7 dicht geel behaard. Mesosternum dicht zilverachtig behaard. 7 9 mm. *.. 29. C. (Crossocerus) palmarius SCHREBER. Sa. Metatarsus der vóórpooten duidelijk verbreed, vaak tot een schild. Bij C. varius [metatarsus geel met zwarte middenring] zou men de verbreeding over 't hoofd kunnen zien! zie cetratus o" en C. palmarius o'". Fig. 186. Voorpoot van C. No. 11a 9 b. Metatarsus der voorpooten gewoon; mocht hij iets verbreed lijken, dan is buik plaat 5 in 't midden diep uitgesneden 12 9a. Metatarsus der voorpooten tot een schild verbreed, ook de voorschenen iets verbreed (echter niet tot een schild!) Laatste sprietlid gewoon. Vlag beneden zeer fijn en kort gewimperd 10 b. Metatarsus wel verbreed, maar niet tot een schild; ook de voorschenen naar 't eind toe iets verbreed. Vlag beneden met wimperharen 11 10a. Metatarsusschild fig. 187. Laatste rugplaat met een pygidiaalveld, dat door 2 evenwijdige zijkanten begrensd is. Buikplaat 5 en 6 geelachtig. Mesosternum beneden dicht wit behaard. Voorscheenspoor zwart. Thorax meestal geel geteekend. 5 7 mm. 30. C. (Crossocerus) palmipes v. D. L. b. Metatarsusschild fig. 187. Laatste rugplaat zonder pygidiaalveld. Buikplaat 5 en 6 zwart. Mesosternum niet wit behaard. Thorax niet geel Fig. 187. Voorpoot van geteekend. Voorscheenspoor zeer klein en C. palmipes (f en c. ambibleek. Vlag aan de onderzijde kort gewim- g uus d"- perd. 6 7 mm. 26. C. (Coelocrabro) ambiguus DAHLB. Fig. 188. Voorpoot van C. varius c 51 en C. carbonarius cf- 11a. Laatste rugplaat op de eindhelft met duidelijk begrensd pygidiaalveld. Metatarsus der voorpooten slechts weinig verbreed, witachtig met zwarten ring in 't midden (fig. 188). Laatste sprietlid gewoon. Mesosternum beneden wit behaard. Pronotum, schouderbultjes en schildje bijna steeds geel. Dijen en schenen ten deele geel. 5 7 mm. 31. C. (Crossocerus) varius LEP. ET BRUL. b. Laatste rugplaat zonder pygidiaalveld. Metatarsus der voorpooten fig. 188. Laatste sprietlid aan 't eind als afgesneden metzijdelingsch puntje (20 X)- Thorax zonder geel. Mesosternum beneden niet wit behaard. stoma o". Fig. 189. Clypeus van C. leuco- Dijen en schenen zwart. 8 10 mm. In België. C. (Coelocrabro) carbonarius DAHLB.

DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND. 213 12a. Thorax en pooten nergens geel geteekend. Clypeus aan 't eind boogvormig uitgerand, aan weerszijden der uitranding een opwaarts gebogen tandje. Grondlid der sprieten aan de buitenzijde in de lengte kantig. Voorhoofd boven ingedrukt. Middensegment boven zonder duidelijk begrensd middenveld. Vlag aan de onderzijde duidelijk gewimperd. Mesosternum met een klein doornbultje vóór de middenheupen. Laatste rugplaat zonder pygidiaalveld, aan 't eind bruinrood. 7 10 mm. 22. C. (Coelocrabro) leucostoraa L. b. Thorax en pooten al of niet geel geteekend. Clypeus aan 't eind niet breed uitgerand. Voorhoofd boven niet ingedrukt. Grondlid niet in de lengte kantig.... 13 13a. Onderzijde der middendijen aan de basis met een doorn. Zesde sprietlid gewoon. Middenschenen in 't midden het dikst, boven en beneden met bruine lengteveeg, overigens geel; eindhelft beneden met korte wimperharen. Voordijen beneden zonder wimperharen. Middensegment boven met begrensd middenveld, de achterwand heeft boven een diepe middengroef. 4 5 mm. In België. C. (Crossocerus) denticrus H. SCH. b. Onderzijde der middendijen aan de basis zonder doorn 14 14a. Vlaglid 6 beneden aan 't eind met een tand. Clypeus, slapen, en een deel van 't prostemum geel. Onderzijde der vóórdijen met een rij korte wimperharen. Mesosternum wit behaard. Middenschenen naar het eind toe het dikst. Eindrand van het laatste tergiet boogvormig. Vlag aan de onderzijde gewimperd. Middensegment met duidelijk begrensd middenveld. 3-5 mm. In België. C. (Crossocerus) exiguus v. D. L. b. Vlaglid 6 zonder tand 15 15a. Laatste sprietlid aan 't eind vlak afgesneden en zijwaarts in een fijn puntje uitloopend (20 X)- Vlag aan de onderzijde gewimperd. Middensegment met duidelijk begrensd middenveld 16 6. Laatste sprietlid niet vlak afgesneden, maar naar 't einde toe eenigszins dunner wordend 18 16a. Middenschenen aan 't eind breed afgeknot, slechts 2 è 2 1 /2 X zoo lang als aan 't eind breed, zonder spoor, korter dan de middendijen. Mesosternum vóór de middenheupen met een spits bultje. Vlagleden beneden gewimperd (de wimperharen minstens half zoo lang als de vlagleden dik). Vóórdijen aan de onderzijde geel; middendijen boven en beneden geel, daartusschen zwart. 4 6 mm. (Vgl. ook 21a, ter onderscheiding van C. tirolensis!). 27. C. (Coelocrabro) podagricus H. SCH. b. Middenschenen aan 't eind niet breed afgeknot, met duidelijke eindspoor. Mesosternum zonder spits bultje. Laatste tergiet zonder pygidiaalveld 17 17a. Voorschenen eenigszins verbreed en evenals de vóórdijen en vóórdijringen aan de onderzijde met lange wimperharen. Sterniet 6 en 7 door dichte, fijne viltharen mat. Achterlijf abnormaal lang. Borststuk zwart. Pooten bijna geheel zwart, alleen de voordijen aan de onderzijde vuilgeel en met een vuilgele lengteveeg aan de bovenzijde. Tarsen der vóór- en middenpooten geelachtig wit, hun klauwleden donker. Sporen roodachtig vuilgeel. Laatste sprietlid aan 't eind vlak afgesneden, zijwaarts met een zeer duidelijk puntje. 71/2 10 mm. 25. C. (Coelocrabro) barbipes DAHLB. b. Voorschenen gewoon. Sterniet 6 en 7 niet mat. Mesopleuren duidelijk fijn gestippeld, de stippels verspreid Laatste tergiet aan 't eind boogvormig. Midden- en achterpooten bijna geheel zwart. Vóórdijen zwartbruin, aan de bovenzijde met gele lengteveeg, aan de achterzijde met wimperharen. _. s r.. 18 Mesosternum beneden wit behaard. Mesonotum aan 't eind vóór het schildje e i n( je va" 6 met fijne lengterimpels. 5 6 mm. C. barbipes o*- 35. C. (Crossocerus) distinguendus A. MOR. 18a. Middenveld van het middensegment door een duidelijke groeve begrensd. 19 b. Geen duidelijk begrensd middenveld, of, indien het is aangeduid, dan is a) het kopschild geel en de metatarsus der achterpooten verdikt, of b) dragen kop en borststuk ongewoon lange, afstaande haren 24

214 DE LEVENDE NATUUR. 19a. Mesosternum vóór de middenheupen met een spits bultje, of, indien dit onduidelijk is, dan zijn de middenschenen aan 't eind breed afgesneden 20 b. Mesosternum zonder spits bultje 22 20a. Laatste tergiet met een pygidiaalveld, dat aan de zijden door een verhoogde lijst duidelijk is begrensd, en krachtiger gestippeld is dan het voorlaatste. Metapleuren (het veld, dat op de mesopleuren volgt) vrijwel ongestippeld, glimmend. Mesosternum zonder wimperharen. Dijringen en dijen der vóórpooten met wimperharen. Vlag zeer kort gewimperd. Middenschenen boven met gele veeg, kaken gedeeltelijk geel. 5 6 mm. 32. C. (Crossocerus) anxius WESM. b. Laatste tergiet zonder begrensd pygidiaalveld. Achterschenen knotsvormig, hun metatarsus betrekkelijk dik. Het eindtergiet wordt naar het eind toe duidelijk smaller. De achterhoofdsrand eindigt in de wangstreek scherp. Vlagleden aan de onderzijde gewimperd. Metapleuren en de zijden van het middensegment zeer fijn in de lengte gestreept. Mesosternum aan de onderzijde dicht wit behaard 21 2Ia. Kop aan de onderzijde in de wangstreek zonder lange wimperharen. Middenschenen en middendijen verdikt (dikker dan bij C. tirolensis), de laatste aan 't eind breed afgesneden en zonder eindspoor. Middenschenen veel korter dan de middendijen. Metatarsus der middenpooten (van de smalle kant gezien) flauw gebogen en met korte wimperharen. Dijringen der middenpooten en de middenschenen aan de onderzijde, aan 't eind met wimperharen. Vóórdijen aan de onderzijde en middendijen grootendeels (behalve een bruine lengteveeg aan de onderzijde) geel. Voorschenen geel. Middenschenen geel (behalve een breede bruine lengteveeg aan de bovenzijde). 4 6 mm. (Vgl. ook 16a). 27. C. (Coelocrabro) podagricus H. SCH. b. Kop aan de onderzijde in de wangstreek met lange wimperharen. Middenschenen aan 't eind niet breed afgesneden, eindspoor duidelijk. Middendijen en -schenen dunner dan bij C. podagricus, Middenschenen weinig korter dan de middendijen. Metatarsus der middenpooten recht en zonder wimperharen. Dijringen der middenpooten zonder wimperharen. Vóór- en middendijen geheel zwart. Voorschenen alleen aan de onderzijde geel, boven zwart. Middenschenen zwart met gelen ring aan de basis. 6 8 mm. In België; 1 9 bij Gulpen. 27a. C. (Coelocrabro) tirolensis KOHL. 22a. Laatste tergiet naar 't eind toe versmald, niet krachtiger gestippeld dan 't voorlaatste. Kopschild geel, in 't midden driehoekig vooruitstekend. Vlagleden zonder wimperharen. Middenveld van het middensegment van de achterzijde duidelijk begrensd. Geel zijn: de binnenoogranden, twee strepen op het pronotum. vlekken op het schildje en soms ook op 't achterschildje, alle metatarsen (achtermetatarsus met smallen bruinen ring aan 't eind), vóór- en middenschenen (behalve een bruine lengteveeg aan de onderzijde) en de basale helft der achterschenen van boven gezien. 7 8 mm. 28. C. (Coelocrabro) Walkeri SHUCK (= aphidium Dahlb.) b. Laatste tergiet krachtiger gestippeld dan het voorlaatste. Mesonotum aan zijn uiterste einde fijn in de lengte gestreept (15 X)- Vlag met korte wimperharen 23 23a. Laatste tergiet aan 't einde bruinrood, halvemaanvormig, glimmend, veel krachtiger gestippeld dan het voorgaande, vooral aan de laatste helft. Middendijen in het midden het breedst. Schouders weinig ontwikkeld. Episternaalnaad (de groeve, die van de onderzijde van den vleugeiwortel over de mesopleuren naar beneden loopt) met grove dwarsrimpels. Mesopleuren en Fig. 191. Middendij van C.elonmesonotum zeer fijn en niet dicht gestippeld, fijner dan bij gaiuius cf. C. elongatulus. Vóórdijen aan de voorzijde min of meer geel. 5 61/2 mm. 33. C. (Crossocerus) Wesmaêli v. D. L. b. Laatste tergiet geheel zwart, aan 't eind recht afgesneden, een weinig krachtiger gestippeld dan het voorlaatste. Middendijen aan de basis het breedst, daar aan de onder-

DE GRAAFWESPEN VAN NEDERLAND. 215 zijde afgerond hoekig. De episternaalnaad met minder grove dwarsrimpels dan bij C. Wesmaêli. Vlaglid 3 10 aan de onderzijde flauw verdikt. Mesopleuren en mesonotum duidelijk fijn en tamelijk dicht gestippeld, daardoor minder glimmend dan bij de vorige. 5 8 mm. 34. C. (Crossocerus) elongatulus v. D. L. 24a. Clypeus geel, in 't midden spits driehoekig vooruitstekend. Pooten grootendeels geel. Achterschenen aan de basale helft geel. Langs de binnenoogranden een gele streep, die iets langer is dan het grondlid. 7 8 mm. Zie 22a. C. Walkeri SHUCK. b. Clypeus niet geel geteekend 25 25a. Achterschenen in sterke mate knotsvormig, aan de buitenzijde zonder doorntjes. Achtermetatarsen duidelijk verdikt. Clypeus in 't midden iets vooruitstekend. Mesosternum vóór de middenheupen zonder spits bultje. Borststuk zonder geel. Vlag aan de onderzijde slechts kort behaard. Achterschenen aan de basis met bleekgelen ring 26 b. Achterschenen matig knotsvormig, aan de buitenzijde met doorntjes Clypeus in 't midden stomp drietandig, aan weerszijden flauw boogvormig uitgerand. Sterniet 7 roodbruin, in 't midden met een knobbeltje. Vlag aan de onderzijde met duidelijke wimperharen. Kop en borststuk vrij sterk afstaand behaard 27 26a. PoQten geheel zwart, alleen de achterschenen met een witachtigen ring aan de basis. Het middelste deel van den clypeus bijna vierkant, breeder dan bij C. capitosus. Grondlid der sprieten langer dan het kopschild in 't midden, langer dan bij C. capitosus. 6 7 mm. In België. C. (Coelocrabro) cinxius DAHLB. b. Tarsus en onderzijde der voorschenen geelachtig wit. Middentarsen grootendeels wit. Het middelste deel van den clypeus steekt tamelijk spits (niet bijna vierkant) vooruit. Grondlid der sprieten ongeveer zoo lang als het kopschild in 't midden (korter dan bij C cinxius). 6 7 mm. Aan den eindrand van sterniet 2 een rij van 7 8 stijve borstelhaartjes (constant?). C. (Coelocrabro) capitosus SHUCK. 27a. Grondlid der sprieten aan de buitenzijde en achterschenen aan de bovenzijde van de basis geelachtig wit. Voorschenen aan de onderzijde met dichte wimperharen, behalve aan de basis. Schenen en dijen der vóór- en middenpooten roodachtig vuilgeel. Kop en borststuk sterk glimmend. Wimperharen der vlagleden lang (slechts weinig korter dan de dikte van het lid). 6 8 mm. 24. C. (Coelocrabro) pubescens SHUCK. b. Kleinere soort of variëteit. 5 7 mm. Grondlid nergens geelachjig wit. Achterschenen aan de basis niet geel geteekend. C. (Coelocrabro) inermis THOIWS. (Wordt vervolgd). B. E. BOUWMAN, Bilthoven. De Zomer van 1929. Verscheidene van onze lezers hebben belangrijke mededeelingen ingezonden over den winter van 1929. Binnenkort plaatsen wij er nog enkele. Maar mag ik nu ook eens de aandacht vragen voor den zomer van 1929? Die was ook in menig opzicht belangrijk genoeg, om te worden vastgelegd". Een paar voorbeelden. De kamperfoelie, die normaal drie gescheiden bloeiperioden vertoont, had dit jaar de twee eerste ineengeschoven. Het Stofzaad is hier in Kennemerland in het geheel niet voor den dag gekomen. Breedbladige Wespenorchis heeft nagenoeg niet gebloeid; hierbij was echter vermoedelijk ziekte in het spel. In Thijsse's hof in den vijver in het laatst van Augustus een énorme waterbloei van Euglena en veel tweejarige planten bloeiend in hun eerste jaar. Er is nog meer. JAC. P. THIJSSE.