7. AMMONIAK (NH 3 ) 1. Inleiding Waarom de ammoniakconcentraties opvolgen? 1.2. Gevolgen voor het milieu

Vergelijkbare documenten
De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

6. ZWAVELDIOXIDE (SO2)

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden:

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL

14. KOOLSTOFMONOXIDE (CO)

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" November 2004 INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

24. POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK)

10. TROPOSFERISCHE OZON (O3)

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" Juni ARSEEN

lucht RRR balans/indicatoren syntheserapport over de staat van het leefmilieu

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

43. BALANS VAN DE EMISSIES VAN ATMOSFERISCHE POLLUENTEN

1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS

HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

DE LUCHTKWALITEIT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

26. OPINIEPEILING INZAKE LUCHTVERVUILING IN BRUSSEL

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

8. STIKSTOFOXIDEN (NOX)

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in Zeist

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

PAS. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) De PAS is op 15 juni 2015 vastgesteld en treedt op 1 juli 2015 in werking.

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" Juni LOOD

16 OZON op WEEKEND- en FEESTDAGEN

emissie broeikasgassen

Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Emissies van het wegverkeer in België

2018D Lijst van vragen

31. ATMOSFERISCHE EMISSIES TENGEVOLGE VAN HET ENERGIEVERBRUIK

6. Resultaten Autoluwe zondagen

30. ATMOPFERISCHE EMISSIES TENGEVOLGE VAN HET ENERGIEVERBRUIK

Smog in zomer van 5

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Fijn stof in Vlaanderen; gezondheidseffecten, oorsprong en reductiemaatregelen

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR ZIJN INTERPRETATIE

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

10. TROPOSFERISCH OZON (O 3 )

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE

PM-problematiek, invloed van diffuus

KLIMAATVERANDERING EN ZESDE STAATSHERVORMING. Prof. Dr. Luc LAVRYSEN. Rechter in het Grondwettelijk Hof Hoogleraar Universiteit Gent

4. EVALUATIE MEETRESULTATEN. temp. + (vgl. 4.2) 4.1 STIKSTOFOXIDEN [NO X ]

DeNOx-installatie. Onmisbaar voor schone lucht

VR MED.0081/1

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Emissies naar lucht door verkeer en vervoer,

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

KARVA 17 november 2018, Antwerpen. Roeland SAMSON Laboratorium voor Milieu- en Stadsecologie Bio-ingenieurswetenschappen

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Monique Meijerink 30 maart Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Luchtkwaliteit in de provincie Utrecht

Milieuvervuiling. Planet

Fijn stof. Nieuwe feiten en realiteiten.

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Emissies naar lucht door verkeer en vervoer,

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

5. KWALITEIT VAN DE VISWATEREN

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Emissies naar lucht door verkeer en vervoer,

Luchtkwaliteit in de provincie Utrecht

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

5. DE INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN VOOR HET INZAMELEN EN

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

9 OVERSCHRIJDINGEN van de DREMPELWAARDEN voor OZON volgens de Richtlijn 2002/3/EG

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

4. EVALUATIE MEETRESULTATEN. temp.

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Yerseke Engine Services BV (YES) Yerseke Engine Services is een service provider voor Caterpillar en John Deere in Nederland.

A8-0249/139. Door de Commissie voorgestelde tekst

9 OVERSCHRIJDINGEN van de DREMPELWAARDEN voor OZON volgens de Richtlijn 2002/3/EG

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

1. Inleiding Toxiciteit / invloed op het leefmilieu Oorsprong van de BKG. De gegevens van het BIM : "Lucht basisgegevens voor het plan"

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Emissies door de zeescheepvaart,

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Transcriptie:

(NH 3 ) De wetgeving inzake luchtverontreiniging door ammoniak wordt behandeld in de factsheets Lucht nummers 3 en 4. Deze vormen dus een noodzakelijke aanvulling van de voorliggende factsheet. In factsheet 3 staat al de regelgeving die het Brussels Gewest op plaatselijk niveau moet (doen) naleven om de volksgezondheid te beschermen, terwijl factsheet 4 gewijd is aan de internationale akkoorden voor de bescherming van de planetaire ecosystemen voor zover deze ook het Gewest aanbelangen. Het Brusselse NH 3 -monitoringnet (meetpunten en methodes) wordt beschreven in de technische verslagen van het Laboratorium voor Milieuonderzoek (LMO). Zij bevatten ook de analyse van de gecumuleerde frequentieverdeling van de NH 3 -meetgegevens. Alle referenties en internetadressen vindt u achteraan dit document. 1. Inleiding 1.1. Waarom de ammoniakconcentraties opvolgen? Gasvormige ammoniak maakt geen deel uit van de prioritaire stoffen die gereglementeerd worden door richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Nochtans is de bijdrage van atmosferische NH 3 -emissies tot het algemene probleem van de verzuring niet verwaarloosbaar (over dit laatste onderwerp staat meer in fiche Lucht nr. 4). Omwille van deze reden is de ammoniakuitstoot op Belgisch, Vlaams en Waals niveau geplafonneerd (voor het Brussels Gewest geldt er geen plafondwaarde). Door de dalende tendens die de SO 2 -emissies vertonen (zie fiche Lucht nr. 6) en gezien het toenemende gebruik van 3-weg katalysatoren (verplicht op recente modellen van benzinewagens), neemt het relatieve belang van de NH 3 -emissies toe. Uitgedrukt in equivalente hoeveelheden overstijgt de bijdrage van NH 3 in België zelfs die van SO 2. Niettemin zijn de emissies van het Gewest erg gering te noemen in vergelijking met die van de andere Belgische Gewesten. 1.2. Gevolgen voor het milieu Ammoniak kan diverse nefaste gevolgen hebben voor het milieu. Zo draagt de stof, na transformatie (o.a. in nitraten), bij tot een verzuring van het milieu. Verzurende emissies verstoren de samenstelling van de lucht, het oppervlaktewater en de bodem. Zij berokkenen op deze manier schade aan ecosystemen en zijn o.a. verantwoordelijk voor het afsterven van bossen, de verzuring van zoetwatermeren en een ontregeling van voedselketens in zoet en zout water. Verder bevorderen ze ook de vorming van zure regen die op zijn beurt dan weer gebouwen en monumenten aantast. Wat het verzuringsfenomeen betreft, groeit het relatieve belang van de NH 3 -emissies door de dalende tendens van de SO 2 -emissies. De ammoniakemissies spelen ook een rol bij de eutrofiëring van het milieu. Een bovenmatige toevoer van voedingsstoffen (in casu stikstof, maar ook fosfor kan hierin een rol spelen) verstoort de ecologische processen en cycli. Afzettingen van grote hoeveelheden stikstof bedreigen de levensvatbaarheid van bossen, kunnen de kwaliteit van gewassen negatief beïnvloeden, doen de biodiversiteit afnemen en dragen bij tot de vervuiling van oppervlakte- en grondwater. De grootschalige ammoniakemissies interfereren ook met de fijn-stofproblematiek via de vorming van secundaire partikels (ammoniumzouten) (zie fiche Lucht nr. 23). 1.3. Gevolgen voor de menselijke gezondheid Geringe hoeveelheden ammoniak in de omgevingslucht hebben geen toxisch effect op de menselijke gezondheid. Door hun rol in de vorming van secundaire deeltjes versterken ammoniakemissies de impact van fijne deeltjes op de gezondheid (zie fiche Lucht nr. 23). PAGINA 1 OP 7 JANUARI 2011

1.4. Herkomst van de verontreinigende stof Ammoniak is voornamelijk afkomstig van bepaalde landbouwpraktijken, zoals de opslag en uitstrooiing van veeteelteffluenten in de vorm van gier en het gebruik van stikstofhoudende meststoffen. In 2007 was 92 % van de NH 3 -emissies in België afkomstig van de landbouwsector. Deze emissies hebben echter ook een impact hebben op de luchtkwaliteit in de stedelijke gebieden (zie punt 3.1). De stedelijke NH 3 -emissies zijn afkomstig van het wegverkeer en bepaalde industriële processen. De emissies door het verkeer zijn te wijten aan het rondrijden van auto s die zijn uitgerust met een katalysator. Deze laatste stimuleert of versterkt chemische reacties die een transformatie beogen van de meest giftige bestanddelen van de uitlaatgassen met name koolstofmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en stikstofoxiden in het geval van benzinemotoren (3-weg katalysator) en koolstofmonoxide en onverbrande koolwaterstoffen in het geval van dieselmotoren (2-weg katalysator) in minder toxische elementen (water en CO 2 ). De aanwezigheid van ammoniak in stedelijk gebied houdt voorts verband met het gebruik van ammoniakhoudende detergenten (schoonmaakproducten, ) en met het afbraakproces van organisch materiaal (ontbinding in de riolen en door compostering). Op dit ogenblik beschikken we echter niet over gegevens voor dit type van emissies, noch over een methodologie die ons in staat zou stellen om deze emissies voor het BHG te berekenen. 2. De ammoniakemissies in het BHG 2.1. Sectorale verdeling van de NH 3 -emissies in 2008 Figuur 7.1 toont voor 2008 het relatieve aandeel van de diverse economische sectoren in NH 3 -uitstoot. De sectoren waarvoor de respectieve NH 3 -emissies in het BHG werden becijferd (zie punt 1.4), zijn: het wegverkeer, de verbranding en de categorie Andere. In 2008 groepeerde deze laatste de emissies van het treinverkeer, de binnenscheepvaart en de crematoria. Figuur 7.1: Sectorale verdeling van de gekende NH 3 -emissies op het grondgebied van het BHG in 2008 Bron : BIM - Dep. Planificatie Lucht, energie en klimaat, Inventarissen ingediend in 2011 Wegverkeer 84% Verbranding 16% Andere 0,04% Uit figuur 7.1 blijkt dat van de thans gekende en berekende emissiebronnen die we op het grondgebied van het Brussels Gewest aantreffen, het wegverkeer overduidelijk domineert. Uit de analyse van de NH 3 -concentraties in de omgevingslucht blijkt echter ook dat het wegverkeer niet de enige stedelijke emissiebron kan zijn (zie punt 3.2). Wij vestigen er de aandacht op dat de absolute hoeveelheden NH 3 die door de bronnen in figuur 7.1 worden uitgestoten, erg laag zijn: 27 ton in 2008 wat overeenkomt met 0,04 % van de totale uitstoot voor België (69,63 kton). Figuur 7.2 toont de verdeling van de NH 3 -emissies in België per sector: landbouwactiviteiten (92 %), industriële processen (2 %), wegverkeer (2 %), de productie van elektriciteit (0,1 %) en het PAGINA 2 OP 7 JANUARI 2011

energieverbruik van de residentiële, de tertiaire en de industriële sector (0,8 %). De categorie Andere (2,7 %) omvat hier de emissies afkomstig van het treinverkeer en de binnenscheepvaart, de afvalwaterzuiveringsinstallaties, de crematoria en het energieverbruik van landbouwgebouwen en - machines, alsook de vluchtige emissies die vrijkomen bij de transformatie van vaste brandstoffen. Figuur 7.2: Sectorale verdeling van de NH 3 -emissies in 2008 op het Belgisch grondgebied Bron : http://cdr.eionet.europa.eu/be/eu/nec/envsziwlq Huisvesting, tertiair en industrie 0,8% Andere 2,7% Landbouw 92% Wegverkeer 2% Elektriciteitspro ductie 0,1% Industriële procedés 2% 2.2. Evolutie doorheen de tijd van de gewestelijke NH 3 -emissies Figuur 7.3 toont voor de jaren 1990, 1995, 2000 en 2005 tot 2008 de uitgestoten hoeveelheden NH 3. Figuur 7.3 : Verloop in de tijd van de sectorale NH 3 -emissies op het grondgebied van het BHG, in kiloton Bron : BIM - Dep. Planificatie Lucht, energie en klimaat, Inventarissen ingediend in 2011 0,12 0,10 0,08 kton 0,06 0,04 0,02 0,00 1990 1995 2000 2005 2006 2007 2008 Total 0,096907972 0,045127636 0,0706212 0,046917472 0,038860529 0,030822132 0,027304406 Verbranding 0,004603752 0,00475965 0,004815 0,004584267 0,00455346 0,004496616 0,004486653 Andere 0,08782704 5,87443E-05 5,07716E-05 5,4872E-05 9,93509E-06 9,57965E-06 9,57054E-06 Wegvervoer 0,00447718 0,040309242 0,065755429 0,042278332 0,034297134 0,026315936 0,022808182 Er trad een duidelijke verschuiving op in de sectorale verdeling van NH 3 -emissies tussen 1990 en 2008. Zo waren de emissies van de categorie Andere in 1990 nog hoog, terwijl ze vanaf 1994 quasi PAGINA 3 OP 7 JANUARI 2011

helemaal verdwenen blijken. Dat komt omdat deze emissies voornamelijk afkomstig waren van de cokesfabriek van Marly die haar deuren sloot in 1993. De van het wegvervoer afkomstige emissies blijken dan weer een sterke stijging te kennen tot het jaar 2000. Vanaf 1992 werden namelijk de EURO-normen ingevoerd, die tot doel hebben de emissies van de belangrijkste polluenten in de uitlaatgassen van voertuigen te beperken. Om de door deze normen opgelegde grenswaarden te kunnen naleven, moesten de wagens verplicht worden uitgerust met een katalysator, eerst de benzinewagens, later ook de dieselvoertuigen. Een katalysator zorgt voor een nabehandeling van de uitgestoten uitlaatgassen en vermindert zodoende de emissie van koolwaterstoffen, NO x en CO bij de 3-weg katalysatoren (benzinewagens) en van koolwaterstoffen en CO bij de 2-weg katalysatoren (dieselvoertuigen). De technici van het BIM zijn de mening toegedaan dat het gebruik van de 3-weg katalysator 1 leidt tot een verhoging van de NH 3 - en N 2 O-emissies. De geleidelijke vernieuwing van het (benzine)wagenpark in het BHG heeft m.a.w. bijgedragen tot een toename van de NH 3 -uitstoot. Sinds 2001 vertonen de NH 3 -emissies een dalende tendens. Deze geleidelijke daling laat zich deels verklaren door het feit dat de automobilisten steeds meer opteren voor voertuigen met een dieselmotor. De (2-weg) katalysator waarmee de dieselvoertuigen zijn uitgerust, elimineert de stikstofoxiden niet. Bij gebrek aan reactie met de stikstofoxiden stoten deze voertuigen dus geen ammoniak uit. 3. NH 3 -concentraties in de omgevingslucht 3.1. NH 3 als voorloper van secundaire aerosolen Het is belangrijk om hier even in herinnering te brengen dat de concentraties aan vervuilende stoffen in de lucht niet alleen verband houden met lokale emissiebronnen. De concentraties hangen ook af van de weersomstandigheden - die gunstig of ongunstig kunnen zijn voor de verspreiding van verontreinigende stoffen -, van fysisch-chemische transformaties in de atmosfeer en van de vervuiling die van buiten het Gewest wordt aangevoerd. Tijdens de maanden maart tot april en september tot oktober de maanden waarin er traditioneel gezien gier wordt uitgereden in de landelijke gebieden van Vlaanderen en Wallonië, waar er nog aan landbouw en intensieve veeteelt wordt gedaan worden in het BHG en in een uitgestrekte zone rond Brussel vaak bijzonder hoge PM-concentraties gemeten, terwijl de concentraties voor de andere verontreinigende stoffen normale waarden vertonen. Dit fenomeen werd intussen verklaard door een grootschalige emissie van ammoniak en doet zich voor wanneer het weinig regent tijdens de periode van bemesting. Lokaal kan in de atmosfeer de NH 3 transformaties ondergaan en ammoniumzouten gaan vormen; deze worden over grote afstanden meegevoerd en door de PM-meettoestellen gedetecteerd als deeltjes. Het nucleatieproces (vorming en persistentie van secundaire partikels) wordt in de hand gewerkt door gematigde temperaturen tussen 8 en 20 C en een relatieve vochtigheid van om en bij de 90 % (zie fiche Lucht nr. 23). Gezien het feit dat de vorming van secundaire aerosolen varieert in functie van de vochtigheids- en temperatuursomstandigheden en van de hoeveelheid ammoniak in de lucht, varieert ook het aandeel van de secundaire aerosolen in het totaal van de zwevende deeltjes aanzienlijk. Uit de door het Laboratorium voor Milieuonderzoek van het BIM uitgevoerde analyse van de anionische en kationische bestanddelen van de atmosferische aerosol blijkt dat 40 à 50 % van de - -- PM10-massa uit anorganische zouten bestaat (NO 3, SO 4 en NH + 4 ). Dit stemt overeen met de waarden die in vele studies werden waargenomen, in Vlaanderen (VMM 2010) en in het buitenland. De analyse van de chemische samenstelling van de partikels bevestigt dat NH 3 een precursor is van de aerosolen, zoals dat ook het geval is voor NOx en SO 2. 3.2. Beoordeling van de NH 3 -concentraties in het BHG De NH 3 -concentratie in de omgevingslucht wordt momenteel nog gemeten in 3 meetposten (m.b.v. uitgestelde analysemethode): KMI-IRM (Ukkel), Meudonpark (Brussel-Neder-Over-Heembeek) en Baksteenkaai (Brussel) (bron 1). Door de werken voor de herinrichting van het metrostation Sint- 1 In de 3-weg katalysator wordt de oxidatie gevolgd door een reductiefase. Een overmaat aan reductie zou tot de vorming van stikstof kunnen leiden. PAGINA 4 OP 7 JANUARI 2011

Katelijne was deze laatste meetpost buiten werking van maart 2006 tot maart 2008. Voor de recente periode die ons hier interesseert (januari 2006 tot december 2008), beschikken we dus alleen over de gegevens van Ukkel (omgeving met een residentieel karakter, representatief voor de stedelijke achtergrondvervuiling) en Neder-over-Heembeek (omgeving met een residentieel karakter in de buurt van een industriezone) 2. Tussen de verschillende meetposten worden verschillen in concentratie vastgesteld, maar in elk van de posten blijkt de gemiddelde dagconcentratie zo goed als constant te blijven over de hele week. Figuur 7.4 : Gemiddeld weekprofiel van de NH 3 -concentraties van januari 2006 tot december 2008 in de meetposten Meudonpark en Ukkel Bron : Leefmilieu Brussel, Laboratorium voor Milieuonderzoek (Lucht) 4 Concentratie µg/ 3 2 1 0 Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Meudonpark Ukkel De NH 3 -concentraties liggen gemiddeld hoger op de meetpunten die zich in een dicht bevolkte omgeving bevinden. Vermoedelijk zijn de verschillen in opgetekende meetwaarden tussen de stations voor een deel te verklaren door het feit dat op plaatsen met een hogere bevolkingsdichtheid, meer effluenten in de riolen geloosd worden. Opvallend is ook dat er geen noemenswaardig verschil is tussen de concentraties op weekdagen en in het weekend of tussen zaterdagen en zondagen. Dit fenomeen wijst op het permanente en veeleer diffuse karakter van de NH 3 -emissies. Voor geen enkel meetpunt kan er immers een verband gelegd worden met de variatie of de intensiteit van het verkeer of van een andere activiteit. Figuur 7.5 maakt duidelijk dat de verontreiniging door NH 3 gemiddeld groter is in de zomer. 2 Voor de periode vóór 2000 registreerde Leefmilieu Brussel gegevens in meer dichtbevolkte gebieden: zie de technische rapporten van het LMO voor de periode 1994-1996 en 1997-1999. PAGINA 5 OP 7 JANUARI 2011

Figuur 7.5 : NH 3 -concentraties in Meudonpark: vergelijking tussen het gemiddeld weekprofiel in de winter- en in de zomerperiodes (berekend voor de jaren 2005 tot 2008) Bron : Leefmilieu Brussel, Laboratorium voor Milieuonderzoek (Lucht) 5 4 Concentratie µg/ 3 2 1 0 Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Meudonpark - Zomerperiodes Meudonpark - Winterperiodes De gegevens voor de winterperiode stemmen overeen met het gemiddelde van de meetresultaten opgetekend van oktober tot maart voor de winters 2005-2006, 2006-2007, 2007-2008. Het gemiddelde voor de zomerperiode werd berekend op basis van de meetwaarden van april tot september en dit voor de jaren 2006, 2007 en 2008. De NH 3 -concentraties blijken hoger te zijn tijdens de zomerperiode. Wanneer de temperatuur hoger is, verloopt het organische afbraakproces (met name het ontbindingsproces in de riolen) namelijk sneller. Droog en warm weer is bevorderlijk voor de dispersie van gasvormig NH 3. (Erg) vochtig weer met een relatieve vochtigheidsgraad van meer dan 80 % en matige temperaturen (8 tot 20 C) is dan weer bevorderlijk voor de vorming van secundaire deeltjes. Zodra het vochtig is, wordt de NH 3 getransformeerd en dus vernietigd. 4. Naleving van de opgelegde doelstellingen Aangezien de NH 3 -emissies in het BHG erg gering zijn, zijn ze niet onderworpen aan een emissieplafond. Er bestaat evenmin een vastgelegde grenswaarde voor de NH 3 -concentraties in de omgevingslucht. De vergunning voor de afvalverbrandingsoven van het BHG legt wel een grenswaarde op voor de ammoniakuitstoot. De waarden die worden gemeten in de rookgassen van de verbrandingsoven blijken daar ver onder te blijven (fiche Lucht nr. 37). Besluit De NH 3 -uitstoot vormt geen groot punt van zorg voor het BHG. Op globaal niveau is deze polluent nochtans verontrustend door de aanzienlijke ammoniakemissies in de andere twee gewesten en de rol van deze emissies in de fijnstofproblematiek. Bronnen 1. LEEFMILIEU BRUSSEL-LMO, 2009, Luchtkwaliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: immissiemetingen 2006 2008,1. Voornaamste polluenten en meetprogramma, technisch rapport, 16 pp. http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/rpt0608_ch1_config_nl.pdf 2. LEEFMILIEU BRUSSEL-LMO, 2009, Luchtkwaliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: immissiemetingen 2006 2008, 4.10-11 Ammonia (NH 3 ), Chloriden als HCl, technisch rapport, 5 pp. http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/rpt0608_ch4_10_nh3_hcl_nl.pdf PAGINA 6 OP 7 JANUARI 2011

3. MALLARD Pascal, 2006. Emissions liées au compostage, à la méthanisation et au stockage des déchets ménagers, Cemagref Rennes. 4. VMM, 2010. Chemkar PM10 Hotspots, Chemische karakterisatie van fijn stof in Vlaanderen, 2008-2009, 130 pp. Aanverwante fiches Thema Lucht basisgegevens voor het plan : 3. De reglementering inzake luchtverontreiniging ter bescherming van de lokale volksgezondheid 4. De internationale akkoorden voor inperking van de globale luchtverontreiniging met het oog op het beschermen van de ecosystemen en de mens 23. De fijne deeltjes (PM10, PM2,5) 25. Naleving van de doelstellingen voor luchtkwaliteit en atmosferische emissies 37. Luchtuitstoot van de afvalverbrandingsoven van Brussel Energie (editie 2009) 43. Balans van de atmosferische emissies in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (jaar 2008) Auteurs van de fiche BLAVIER Géraldine en DEBROCK Katrien Nagelezen door : Laurent BODARWE, Anne CHEYMOL, Peter VANDERSTRAETEN Update: januari 2011 PAGINA 7 OP 7 JANUARI 2011