Neuropsychologie Boeksamenvatting - Fundamentals of Human Neuropsychology; Kolb & Whishaw; 7th edition; 2015

Vergelijkbare documenten
Wat is hersenletsel? Het centrale zenuwstelsel bestaat uit 5 onderdelen die allemaal met elkaar in verbinding staan:

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam.

Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel Centraal zenuwstelsel

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

De hersenen. 1. Anatomie en ontwikkeling 2. De grote hersenen

Er zijn verschillend oorzaken bij hersenletsel. Deze oorzaken worden verdeeld in 3 groepen.

DUIZELIGHEID Keel-, Neus- en Oorheelkunde FRANCISCUS VLIETLAND

De Hersenen. Historisch Overzicht. Inhoud college de Hersenen WAT IS DE BIJDRAGE VAN 'ONDERWERP X' AAN KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE?

Om NAH te omschrijven maken we gebruik van de definitie van Horizon:

Nederlandse samenvatting

Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en daarbij behorende klachten. Deze folder is opgesteld door de KNO arts.

Maatschap Keel-, Neus- en Oorheelkunde. Duizeligheid

Gedragsneurowetenschappen

1 Ontstaan van hersenletsel

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Duizeligheid. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Duizeligheid. Afdeling KNO

Nederlandse Samenvatting

Ruggenmerg Hersenen. Hersenstam Cerebellum Diencephalon Telencephalon. Somatisch zenuwstelsel Autonoom zenuwstelsel

Duizeligheid. Havenziekenhuis

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel. Figuur 3.7 boek p. 68.

Het brein maakt deel uit van een groter geheel, het zenuwstelsel. Schematisch kan het zenuwstelsel als volgt in kaart worden gebracht:

Carol Dweck en andere knappe koppen

Duizeligheid. Wat is duizeligheid? In deze folder vindt u informatie over duizeligheid, de bijbehorende klachten en oorzaken.

Examen Medische Vakken

Verschil tussen Alzheimer en Dementie

Geschreven door Diernet Team zondag, 25 september :00 - Laatst aangepast zondag, 25 september :20

Neuropsychologisch onderzoek Volwassenen. Medische Psychologie

Een beroerte, wat nu?

Verschijnselen van duizeligheid Oorzaken van duizeligheid

DEMENTIE. Stadia en symptomen van dementie. Er zijn drie hoofdstadia van dementie.

Inhoudsopgave. Duizeligheid 4. Wat is duizeligheid? 4. Verschijnselen van duizeligheid 5. Oorzaken van duizeligheid 6. Onderzoek 7.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Doelstellingen basisstage neurologie

Deep Brain Stimulation

Neuropsychologie en neuropsychologisch onderzoek

Bio (EEG) feedback. Reflecties vanuit de klinische praktijk. Kannercyclus Dr. EWM (Lisette) Verhoeven

18. Gegeven zijn de volgende uitspraken: I. Tyrosine is de precursor van serotonine II. Een overmaat aan serotonine kan leiden tot agressief gedrag.

Het neuropsychologisch onderzoek. Informatie voor de patiënt en verwijzer

Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) bij volwassenen

Onderzoeken naar ME/cvs brengen de problemen met het autonome zenuwstelsel in verband met de hersenen

Nederlandse Vertaling van Neuroscience for Dummies

kno specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Duizeligheid

Epilepsie. Wat de docent moet weten.

Leefregels na opname kind met licht traumatisch hoofd-/hersenletsel

Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Vertrouwd en dichtbij. Informatie voor patiënten. Duizeligheid

Ontstaan en voorkomen Soorten gliomen Graad 1 Graad 2 Graad 3

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog

Duizeligheid. Havenziekenhuis

Kinderneurologie.eu. Ganglioglioom.

HERSENSCHUDDING BIJ EEN KIND FRANCISCUS VLIETLAND

Fysiologie / zenuwstelsel

Volwassenen met licht traumatisch hoofd-/hersenletsel

PATIËNTENBROCHURE. Zichtveranderingen na een beroerte

De ziekte van Parkinson. Ria Noordmans Margreeth Kooij

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest.

Kinderen met licht traumatisch hoofd of hersenletsel

TRIVIANT BLAUW (uitprinten op blauw papier) Stoornissen in het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek

Licht traumatisch hoofd-/ hersenletsel. Kinderen

Declaratiecode Zorgproduct passantentarief BCN 2015 Omschrijving 15A ,12 Consult op de polikliniek bij Een slaapstoornis 15A336

Refereerbijeenkomst Slaapproblemen HD. 4 april 2017

Ooit nagedacht over wat er gebeurt onder een halsband?

De ziekte van Parkinson (ZvP) is een progressieve aandoening van de hersenen

Informatie lichttraumatisch hoofd-/hersenletsel

Wat is een sinustrombose? Een sinustrombose is een verstopping van een grote ader in de hersenen.

Licht traumatisch hoofd-/hersenletsel volwassenen

Waarom kijkt iedereen boos? Vergelijkend onderzoek van de hersenen van mensen met een depressie

Licht traumatisch hoofd-/ hersenletsel. Volwassen

Volwassenen met licht traumatisch hoofd / hersenletsel

Neuropsychologisch onderzoek bij ouderen

Jos van Erp Psycholoog / Beleidsadviseur De Hart&Vaatgroep / Hartstichting j.v.erp@hartstichting.nl. Stress en hart- en vaatziekten

Licht traumatisch hoofd-/hersenletsel (LTH)

Inleiding. Wat is afasie?

Ziekte van Parkinson. 'shaking palsy' ofwel 'schudverlamming

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Ontslagadvies bij licht traumatische hersenletsel bij kinderen t/m 5 jaar

Brein. Basisinformatie Brain Training. Brain Gymmer

Licht traumatisch hoofd/hersenletsel (LTH)

Duizeligheid. Keel-, neus- en oorheelkunde

Behandelende logopedisten 02/

Hersentumoren en rijbewijs. Naam: prof. dr. Jan J.Heimans Functie: Neuroloog VU medisch centrum

Licht traumatisch hoofd-/ hersenletsel bij kinderen

Kinderen met hoofd-/hersenletsel

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

Geriatrie. Patiënteninformatie. Flauwvallen (syncope) Slingeland Ziekenhuis

Licht traumatisch hoofd- of hersenletsel

7 Epilepsie. 1 Inleiding. In dit thema komen aan de orde: 2 Wat is epilepsie? 3 Leven met epilepsie. 4 Epilepsie-aanvallen. SAW DC 7 Epilepsie

Dutch summary. Mitochondriaal dysfunctioneren in multiple sclerosis

Neuropsychologisch onderzoek en behandeling door de psycholoog in het ziekenhuis

Neurorevalidatie ITON IN VOGELVLUCHT

Het hoofd en het hart. F.C. Visser Stichting CardioZorg Amsterdam

Subduraal hematoom. Bloeduitstorting tussen de hersenvliezen.

Niet Aangeboren Hersenletsel

Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH) De Wielingen, Lindenhof en Reigerbos

Erfelijke spastische paraparese

Licht traumatisch hoofd-/hersenletsel

Spoedeisende hulp. Licht traumatisch hoofd-/ hersenletsel volwassenen

Trastuzumab (Herceptin )

Transcriptie:

AthenaSummary Vrije Universiteit Amsterdam Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen Bachelorjaar 2 Neuropsychologie Boeksamenvatting - Fundamentals of Human Neuropsychology; Kolb & Whishaw; 7th edition; 2015 Inhoudsopgave WEEK 1 DE NEUROPSYCHOLOOG EN HET BEWUSTZIJN... 2 HOOFDSTUK 3: DE ORGANISATIE VAN HET ZENUWSTELSEL... 2 HOOFDSTUK 22: AANDACHT EN BEWUSTZIJN... 4 HOOFDSTUK 26: NEUROLOGISCHE AFWIJKINGEN... 7 WEEK 2 DE ORGANISATIE EN ZIEKTEBEELDEN VAN DE HERSENEN... HOOFDSTUK 11: CEREBRALE ASYMMETRIE... HOOFDSTUK 13: DE OCCIPITALE KWABBEN... HOOFDSTUK 14: DE PARIËTALE KWABBEN... HOOFDSTUK 15: DE TEMPORALE KWABBEN... HOOFDSTUK 16: DE FRONTALE KWABBEN... HOOFDSTUK 27: PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN... WEEK 3 LATERALISATIE EN PLASTICITEIT VAN DE HERSENEN... HOOFDSTUK 20: EMOTIE EN HET SOCIALE BREIN... HOOFDSTUK 23: ONTWIKKELING VAN HET BREIN EN PLASTICITEIT... HOOFDSTUK 25: PLASTICITEIT, HERSTEL EN HET VOLWASSEN BREIN... WEEK 4 DE OCCIPITALE LOB EN NEUROPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK... HOOFDSTUK 8: ORGANISATIE VAN HET SENSORISCHE SYSTEEM... WEEK 5 DE TEMPORALE LOB EN DEMENTIE... HOOFDSTUK 18: LEREN EN GEHEUGEN... WEEK 6 DE PARIËTALE LOB EN HERSENTUMOREN... HOOFDSTUK 21: RUIMTELIJK GEDRAG... WEEK 7 DE FRONTALE LOB EN OVERKOEPELENDE KLINISCHE BEELDEN... In ons streven naar perfectie zetten wij alles op alles om een volledige samenvatting beschikbaar te stellen. Mochten wij onverhoopt toch punten over het hoofd hebben gezien of verkeerd hebben genoteerd, schroom dan niet dat terstond te melden. Dit geldt voor alle op- en aanmerkingen. Onze klachtenlijn is te vinden op www.athenasummary.nl. Dit is een product van AthenaSummary. VSPVU is hier op geen enkele wijze aansprakelijk voor.

Week 1 De Neuropsycholoog en het bewustzijn Hoofdstuk 3: De organisatie van het zenuwstelsel 3.5 De hersenstam De hersenstam bevindt zich tussen het ruggenmerg en de lage gebieden van het voorbrein. Het bestaat uit het diencephalon, het midbrein en het achterbrein. De hersenstam bestaat voornamelijk uit craniale zenuwcellen die het hoofd besturen. Ook lopen er vele zenuwen vanuit het ruggenmerg naar de hersenstam, en van het voorbrein naar het ruggenmerg. Het achterbrein Het belangrijkste deel van het achterbrein is het cerebellum. Dit is gelegen boven de hersenstam. Het oppervlakte is verzameld in kleine plooien die folia genoemd worden. In het cerebellum bevinden zich vier keer zo veel neuronen dan in de cerebrale cortex, zo dicht op elkaar dat het cerebellum toch veel kleiner is. Het cerebellum coördineert motorische functies en andere mentale processen. Wanneer deze is aangetast ontstaan evenwichtsproblemen, problemen met houding en problemen met aangeleerde motoractiviteit. Veel impulsen komen van het vestibulaire systeem, wat evenwicht regelt. Andere sensorische input komt vanuit het lichaam en geeft informatie over de houding die aangenomen wordt. In de kern van het achterbrein ligt een netwerk van kernen en vezels dat de reticulaire formatie wordt genoemd. De reticulaire formatie zorgt voor bewustzijn en controleert slaap en waak. Beschadiging kan leiden tot een permanent coma. Kernen tussen de pons en de medulla controleren vitale lichaamsbeweging zoals ademhalen en bloedsomloop. Het midbrein Het midbrein is in twee componenten te verdelen: het dorsaal gelokaliseerde tectum is het dak van het derde ventrikel en het ventraal gelokaliseerde tegmentum is de vloer van get derde ventrikel. Het tectum ontvangt sensorische informatie. In de superior colliculi komt informatie van de retina in het oog, in de inferior colliculi komt informatie van het oor. Samen zorgen de colliculi voor bewustzijn van de ruimte om ons heen. De kernen van het tegmentum zijn gerelateerd aan motorische functies. De rode kern reguleert beweging van de ledematen en de substantia nigra is verbonden met het voorbrein en is belangrijk voor de beloning van gedrag. Het diencephalon Waar het midbrein aansluit op het voorbrein bevindt zich het diencephalon. Het diencephalon bestaat uit de hypothalamus, de epithalamus en de thalamus. De hypothalamus is een heel klein maar heel belangrijk gebied wat deelneemt aan bijna alle vormen van gemotiveerd gedrag. De hypothalamus staat in contact met de hypofyse die vele endocriene functies controleert. De thalamus is het grootste onderdeel in dit hersengebied en bestaat uit 20 kernen die ieder een eigen deel van de cerebrale cortex weerspiegelen. Alle informatie voor het brein komt hier binnen en het zorgt voor communicatie tussen de verschillende hersengebieden op drie verschillende manieren: 1. Een groep thalamische kernen stuurt sensorische informatie uit het lichaam naar de juiste hersengebieden. 2. Sommige thalamische kernen sturen informatie van het ene corticale gebied naar het andere. 3. Sommige thalamische kernen sturen informatie van de cortex naar verscheidene regio s in de hersenstam. 2

De epithalamus is een verzameling kernen posterior gelegen in het diencephalon. Hier bevinden zich verschillende structuren die onder andere het dagelijkse ritme reguleren, en honger en dorst. 3.6 Het voorbrein Het voorbrein bestaat uit de basale ganglia en het limbische systeem dat bedekt wordt door de cerebrale cortex. Er zijn heel veel verbindingen tussen de onderlinge structuren maar toch zijn ze allemaal significant verschillend van elkaar. De basale ganglia De belangrijkste onderdelen van de basale ganglia zijn het putamen, de globus pallidus en de caudate nucleus. De caudate nucleus ontvangt projecties vanuit de gehele cortex en verstuurt zijn eigen projectie naar het putamen en de globus pallidus. De basale ganglia staan ook in verbinding met de substantia nigra. Ze worden gelinkt aan beweging en leren. De meeste kennis over de basale ganglia komt voort uit het bestuderen van afwijkingen die voorkomen wanneer de basale ganglia beschadigd zijn. De meeste problemen die ontstaan wanneer een beschadiging optreedt, gaan vooral gepaard met het controleren van bewegingen. Bij Huntington sterven cellen van de basale ganglia af en ontstaan daardoor oncontroleerbare bewegingen. Ook de tics van iemand met Tourette syndroom worden geassocieerd met het verlies van neuronen in de basale ganglia. Bij Parkinson is juist sprake van moeite met het uitvoeren van een beweging en stijfheid van de spieren. Ook een tremor van handen of benen komt vaak voor. Dit wordt toegeschreven aan een verminderend aantal verbindingen tussen de basale ganglia en de substantia nigra. De basale ganglia dragen ook bij aan het leren van relaties tussen stimulus en response. Wanneer de basale ganglia beschadigd zijn, wordt het moeilijk om gewoontes aan te leren. Het limbische systeem Het limbische systeem speelt een rol in de zelfregulatie van gedrag. De amygdala is één van de kernen en deze heeft emotieregulatie als functie. De hippocampus is belangrijk bij herinneringen en besef van ruimte. De singulate cortex, die zich net boven het corpus callosum bevindt, speelt een rol bij sociaal gedrag waaronder ook seksueel gedrag. De neocortex De cortex bestaat uit zes lagen grijze stof en heeft vele plooien. De cortex kan verdeeld worden in een linker en een rechterhelft die beide in vier lobben verdeeld worden: De frontale, pariëtale, temporale en occipitale lob. Fissuren, sulci en gyri Het meest opvallende kenmerk van de cortex is het geplooide oppervlakte. Een plooi wordt een fissure genoemd wanneer deze tot aan de ventrikels reikt. Wanneer de plooi minder diep is, wordt het een sulcus genoemd. Een ribbel wordt een gyrus genoemd. Corticale organisatie Iedere lob heeft een algemene functie. Iedere lob heeft een algemene functie: De frontale lobben hebben een motorische functie, de pariëtale lobben een zintuigelijke, de temporale lobben een auditieve en de occipitale lobben een visuele. Verder heeft iedere lob primary areas waar de sensorische input binnen komt, secondary areas waar de sensorische input geïnterpreteerd wordt en associatiegebieden (tertiary areas) die informatie tussen verschillende gebieden combineren. Hier worden complexe activiteiten zoals plannen, geheugen, taal en aandacht gereguleerd. 3

Cellulaire organisatie in de cortex De neuronen zijn in zes lagen georganiseerd, afhankelijk van de functie van de regio zijn bepaalde lagen beter ontwikkeld. De binnenste lagen, V en VI, sturen hun axonen naar andere hersengebieden. Deze lagen zijn vooral heel groot in de motorische gebieden, hier zijn de axonen namelijk langer omdat deze naar het ruggenmerg lopen. In laag IV ontvangen axonen sensorische input. Input kan visueel, somatosensorisch, auditief en olfactoir zijn. Lagen I, II & III krijgen hun informatie van laag IV en zijn vooral goed ontwikkeld in secondary areas en associatiegebieden, op deze manier kunnen zij hun combinerende functies goed uitvoeren. Corticale verbindingen Axonen kunnen voer soorten verbindingen maken: Lange verbindingen tussen verschillende lobben, korte verbindingen binnen de lob, interhemisferische verbindingen tussen de beide hersenhelften en verbindingen door de thalamus. Wanneer er sprake is van een interhemisferische verbinding gebeurt dit vaak op basis van de gespiegelde indeling van de beide hersenhelften. Dit worden ook wel homotopische punten genoemd. De belangrijkste verbindingen zijn in het corpus callosum en de anterior commissure. 3.7 Het gekruiste brein Beide hemisferen zijn bijna symmetrisch aan elkaar en reageren voornamelijk op informatie van de tegengestelde zijde van het lichaam. Bij de ogen wordt informatie over de rechterkant van het gezichtsveld verwerkt in de linkerhelft van de hersenen. De motorische en sensorische zenuwen kruisen vrijwel allemaal in het ruggenmerg. Hoofdstuk 22: Aandacht en bewustzijn 22.1 Een definitie van aandacht en bewustzijn Een veel gestelde vraag die vaak centraal staat in de neuropsychologie is wat de exacte relatie is tussen de geest en het brein. Simpele dieren zoals wormen zijn heel gelimiteerd in hun sensorische capaciteiten en welk gedrag zij kunnen uiten. Bij andere dieren zoals honden zijn beide capaciteiten al een stuk groter, en bij primaten zijn deze nog groter. Je zou kunnen stellen dat wanneer sensorische capaciteiten groter worden, andere processen, die helpen bij het selecteren van prikkels en gedrag, dit ook doen. Aandacht is een proces dat komt kijken bij selectieve aandacht en beperkt het aantal prikkels waar men zich bewust van wordt. Aandacht kan zowel bewust als onbewust plaatsvinden. Bij bewuste aandacht speelt de ontwikkeling van taal een rol, omdat bewust verwerken deels verbaal plaats vindt. Wanneer sensomotorische capaciteiten uitbreiden worden ook aandacht en bewustzijn groter. Evolutionair gezien is een toename in bewustzijn gecorreleerd aan het vermogen om sensorische en motorische capaciteiten te organiseren. Taal is hierbij de meest geëvolueerde organisator omdat het bijdraagt aan bewuste aandacht. Bewustzijn en aandacht zijn heel nauw met elkaar verbonden. Het belangrijkste verschil is dat bewustzijn niet selectief is; het geeft je een breed beeld van de wereld. Aandacht focust zich echter op specifieke kenmerken van diezelfde wereld. 22.2 Aandacht Sommige gedragingen zijn mogelijk met weinig tot geen gefocuste aandacht, waar andere juist heel veel aandacht nodig hebben. Er zijn veel automatische processen die onbewust uitgevoerd worden, deze zijn onvrijwillig, je hebt er geen controle over. Gedragingen die automatisch plaatsvinden 4

maken gebruik van bottom-up processen, wanneer het gedrag bewust plaatsvindt, is er sprake van een top-down proces. Bottom-up processen zijn op basis van beschikbare informatie, je reageert op de stimulus. Top-down precessen zijn op basis van een concept dat gebaseerd is op informatie die je al in je geheugen hebt. Je maakt gebruik van je verwachting van een situatie. Op basis van deze verschillende processen wordt aangenomen dat gebruik gemaakt wordt van verschillende corticale circuits. Feature search is een cognitieve strategie om een voorwerp of stimuli te scannen. Aandacht kan telkens gericht worden op specifieke locatie. Op deze manier zie je telkens een klein deel van een voorwerp tot je uiteindelijk een totaalbeeld gekregen hebt. Sommige eigenschappen worden makkelijker herkend dan andere. Zo zijn mensen beter in het herkennen van droevige gezichten dan blije gezichten. Wanneer er onderzoek gedaan wordt naar de focus van aandacht is het héél belangrijk dat er gebruik wordt gemaakt van slechts één stimulus. In dat geval is het namelijk zo dat dezelfde stimulus neuronen alleen laat vuren wanneer er aandacht aan geschonken wordt. We kunnen maar een beperkte hoeveelheid informatie tegelijkertijd verwerken. Sommige gedragingen, zoals fietsen, zijn routine en kunnen nadat ze aangeleerd zijn automatisch uitgevoerd worden. Op die manier kan nog genoeg informatie verwerkt worden om ook een andere taak uit te voeren, zoals een gesprek onderhouden. Is het echter druk op de weg dan zal het gesprek tijdelijk gestaakt moeten worden omdat de aandacht dan wel nodig is voor het verkeer. Wanneer we onze aandacht proberen te verdelen over twee taken, worden beide taken minder goed uitgevoerd dan normaal. Bij verschillende aandachtstaken worden verschillende hersengebieden geactiveerd. Wanneer aandacht aan een locatie wordt geschonken zie je dat bij een PET-scan in de parietale cortex. Bij andere kenmerken zoals kleur en vorm zie je dat in de occitemporale cortex. Beide vormen van aandacht hebben activatie van de anterior cingulate cortex en sommige prefrontale gebieden nodig. Ook worden de sensorische gebieden gerelateerd aan de stimulus actief. Bewijs dat aandacht een apart mechanisme in het brein is, komt onder andere voort uit het feit dat het anatomisch apart ligt van de sensorische systemen. Daarnaast is het niet een enkel proces maar combineert het meerdere door het brein verspreidde anatomische gebieden. Ten derde zijn er drie duidelijke netwerken te zien, die elk een andere vorm van aandacht vormen: alertheid, oriëntatie en uitvoerende controle. Mensen zijn in staat tot het controleren van hun cognities en emoties, ook dit is een vorm van aandacht. Kinderen kunnen dit niet zo goed als volwassenen, met name pasgeborenen reageren op elke stimulus. Op latere leeftijd kan stress ertoe leiden dat iemand verminderd in staat is om aandacht aan een specifieke set stimuli te schenken. Wanneer de stress verdwijnt, keert de aandacht terug naar normaal. 22.3 onoplettendheid Onoplettendheid kan leiden tot ongelukken in het verkeer. Soms zit een bestuurder te bellen en is de aanleiding duidelijk. In andere gevallen is de aanleiding minder duidelijk. Het is belangrijk om te weten wanneer aandacht faalt, om ongelukken in de toekomst te voorkomen. Er zijn drie bekende taken die gebruikt worden bij onderzoek naar onoplettendheid. 5

Onbedoelde blindheid Bij deze taak lukt het deelnemers niet om een gebeurtenis te herkennen terwijl ze bezig zijn met een andere taak. Bij een bekend experiment met deze taak moeten mensen tellen hoe vaak een groep basketballers een bal gooit en zien ze hierdoor vaak de gorilla die langsloopt over het hoofd. Veranderende blindheid Wanneer iemand blind is voor een verandering, en kleine veranderingen in de omgeving niet herkent. Een bekend voorbeeld hiervan is het experiment waarbij twee mensen een gesprek voeren op straat en één van de gesprekspartners midden in het gesprek van plek wisselt zonder dat hun gesprekspartner het door heeft. Attentional blink Een taak waarbij een beeld 500 milliseconden verdwijnt. In het tweede beeld ziet men de verschillen met het eerste beeld niet meer. Deze drie voorbeelden zijn vergelijkbaar omdat ze allemaal laten zien dat iemand niet in staat is om vrij duidelijke stimuli te onderscheiden. Het is duidelijk dat het visuele systeem een filter heeft, maar waar in het systeem wordt dit filter ingezet? Het blijkt dat de stimuli wel gezien worden, maar men wordt er niet bewust van. 22.4 bewustzijn Bewustzijn is een niveau van responsiviteit dat de geest heeft op de impressies van de zintuigen. Capaciteiten die daarbij horen zijn het herinneren van gebeurtenissen uit het verleden en spreken. Bewustzijn is een verzameling van processen die van persoon tot persoon, en van leeftijd tot leeftijd verschillen. Zo ontstaan er verschillende soorten. Wanneer een reactie op een stimulus reflexmatig is, is dit geen vorm van bewustzijn, dit is vaak het geval bij dieren. Bewustzijn is niet gelokaliseerd in één gedeelte van het brein, daarom wordt de aanname gemaakt dat bewustzijn de som is van alle corticale gebieden, de onderlinge verbindingen en de cognitieve processen die ze uitvoeren. De reden dat de mens een bewustzijn heeft, is waarschijnlijk omdat het evolutionair gezien vele voordelen had. Wanneer er slechts enkele reflexmatige reacties nodig zijn voor alle mogelijke stimuli, is bewustzijn niet nodig. Dit zie je bijvoorbeeld bij kikkers. Bij mensen zijn er echter zo veel verschillende stimuli en mogelijke reacties, dat bewustzijn nodig is om te kunnen overleven. Dat wil niet zeggen dat reflexen niet nuttig zijn voor de mens, deze zijn veel sneller omdat we ons hiervoor niet bewust hoeven te zijn van alles om ons heen. Er is vrij weinig bekend over welke hersengebieden een rol spelen bij bewustzijn. Onderzoek wordt gedaan bij comateuze patiënten, patiënten in PVS (persistant vegetative state), slapende mensen en mensen onder algehele anesthesie. In al deze vier gevallen wordt minder activiteit in de DLPFC, de mediale frontale cortex, de posterior parietale cortex en de posterior singulate cortex gevonden. Er wordt vaak vanuit gegaan dat de mens zijn eigen gedrag controleert vanuit bewuste gedachten. Toch zijn er veel momenten waarop dit niet het geval is. Wanneer mensen gevraagd wordt hun eigen gedrag te omschrijven wordt vaak gevonden dat veel mensen er niet in slagen om dit correct te doen. Veel omstandigheden worden weggelaten. 6

Hoofdstuk 26: Neurologische afwijkingen Er werd gedacht dat de effecten van stress puur psychologisch waren, onderzoek heeft echter uitgewezen dat er ook fysieke veranderingen in het brein kunnen ontstaan. 26.1 Neurologisch onderzoek Wanneer gedacht wordt aan een afwijking van het zenuwstelsel komt er een onderzoek ingesteld door de neuroloog. Dit is een arts gespecialiseerd in behandeling van hersenletsel of hersenafwijkingen. Neurologisch onderzoek bestaat uit twee onderdelen. 1. Geschiedenis: Er wordt gekeken naar de patiënt en wat deze nog meer heeft meegemaakt. Waren er in het verleden, ziektes, ongelukken of vaak terugkerende symptomen dan kan dit allemaal bijdragen aan een diagnose. Tijdens het uitvragen van de geschiedenis let een arts ook op het gedrag van de patiënt, is de patiënt alert, slaperig, instabiel of verward. Verder kan worden gekeken of de patiënt simpele geheugentaakjes uit kan voeren. 2. Lichamelijk onderzoek: Hier wordt op heel veel aspecten gelet. Zo wordt gekeken naar bloeddruk, lichaamsgrootte, het hart, de oren, de ogen, de reflexen, het reukorgaan en gevoeligheid van de huid. Vooral het onderzoek van het hoofd is erg belangrijk. Hierbij wordt gekeken naar hoe groot het hoofd is, maar ook of de twaalf hersenzenuwen hun functies nog correct uitvoeren. Wanneer één van deze zenuwen niet goed meer functioneert, is dat een aanwijzing voor de plaats van het hersenletsel. Wanneer het aannemelijk is dat er problemen zijn met het zenuwstelsel wordt dit onderzocht met het testen van bloed, speeksel en ontlasting. Ook worden de hersenen in beeld gebracht met een EEG, CT-scan en/of MRI. 26.2 Cerebrovasculair accident Problemen met de bloedvaten kunnen grote invloed hebben op de werking van de hersenen. Wanneer een gebied te weinig zuurstof krijgt zorgt dit al snel voor grote problemen. De meeste vaataandoeningen in de hersenen ontstaan in de slagaders. Een beroerte is het plotselinge ontstaan van neurologische symptomen omdat de bloedtoevoer tijdelijk onderbroken is. Het resulteert vaak in een infarct, hierbij sterft een deel van het hersenweefsel. De schade is afhankelijk van hoe groot de obstructie is. Is een relatief klein bloedvat tijdelijk geblokkeerd maar krijgt de rest van het weefsel voldoende zuurstof, dan is goed herstel mogelijk. Wanneer het tijdelijk geblokkeerde bloedvat groot is, is ook het gebied waarin schade ontstaat een stuk groter en kunnen de effecten moeilijker te compenseren zijn. Ischemie is een groep Een voorbeeld hiervan is trombose waarbij een prop ontstaat die het vat afsluit. Een embolie is een prop die vanuit een groot bloedvat naar een kleiner vat verplaatst en het afsluit wanneer het vast komt te zitten. Andere oorzaken van verminderde bloedtoevoer zijn cerebrale arteriosclerose, waarbij de slagaderwand dikker en harder wordt. In combinatie met migraine kunnen ook beroertes ontstaan. Gedacht wordt dat samentrekking van bloedvaten hier de oorzaak van is. De reden van deze samentrekking is voor nu nog onbekend. Cerebrale bloeding is ook een oorzaak van een beroerte en kan ontstaan door een te hoge bloeddruk. Ook aangeboren aandoeningen aan de vaten, leukemie, hersentrauma en giftige stoffige kunnen bloedingen veroorzaken. Een bloeding is vaak fataal. De verschillende vasculaire aandoeningen kunnen onder andere behandeld worden met medicatie, therapie of operatie. Binnen drie uur na het ontstaan van ischemie wordt vaak antistollingsmiddel toegediend, dit lost de bloedprop op. Wanneer er sprake is van een bloeding kan dit het juist erger maken, er moet dus goed gecontroleerd worden of dat het geval is. Er zijn ook medicijnen die 7

celdood tegen gaan, bijvoorbeeld door calciumkanalen te blokkeren. Om de kans op een nieuwe beroerte kleiner te maken bestaan verschillende soorten medicatie; medicatie om vaten te verwijden of bloeddruk te verlagen. Opereren is niet altijd mogelijk omdat het mogelijk meer schade toebrengt aan het brein. Preventie is de beste aanpak van vaataandoeningen. Daarom wordt veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van een beroerte. Belangrijk zijn: een gezond dieet, een goed gewicht, beweging, weinig stress en gematigde alcoholconsumptie. Wanneer nodig valt medicatie om bloeddruk te controleren ook onder preventie. 26.3 Traumatisch hersenletsel Bij een ongeluk kan ook hersenletsel ontstaan. Letsel aan het hoofd kan de hersenfunctie beïnvloeden door rechtstreeks de hersenen te beschadigen, maar ook door de bloedtoevoer of de intracraniale ruimte te beschadigen. Wanneer de schedel binnengedrongen wordt, bijvoorbeeld bij een schietpartij, blijft het slachtoffer vaak bij bewustzijn. Open hoofdletsel heeft vaak hele specifieke symptomen die heel snel en spontaan herstellen. Bij een klap op het hoofd blijft de schedel gesloten maar kan alsnog hersenletsel ontstaan. Vaak gaat dit soort beschadiging samen met een coma. Wanneer iemand lang buiten bewustzijn blijft, is dit een teken dat de schade ernstig is. De symptomen bestaan vaak uit beperking van specifieke functies op de plek waar het brein geraakt is, en meer algemene symptomen van de schade aan de rest van het brein. Concentratievermogen is een algemeen symptoom dat bij de meeste vormen van hersenschade voorkomt. Om de schade van het hersenletsel te meten wordt vaak gekeken naar gedrag. Een coma en geheugenverlies zijn vlak na het ongeluk de duidelijkste symptomen. Om de ernst van een coma te beoordelen, wordt gebruik gemaakt van de Glasgow Coma Scale. 26.4 epilepsie Iemand krijgt de diagnose epilepsie na het meerdere malen voorkomen van een epileptische aanval. Bij een symptomatische aanval kan de oorzaak aangewezen worden. Dit kan bijvoorbeeld een infectie, een tumor of hele hoge koorts zijn. Een idiopathische aanval ontstaat spontaan. Er bestaan verschillende soorten aanvallen: 1. Een focal seizure begint op een specifiek punt en verspreidt door de hersenen. 2. Een gegeneraliseerde aanval vindt in beide hersenhelften plaats en is symmetrisch. 3. Een akinetische aanval worden eigenlijk alleen gezien in kinderen. Het kind zakt plotseling in elkaar maar staat vaak na enkele seconden al weer op. 26.5 Tumoren Een tumor is weefsel dat onafhankelijk van het omliggende weefsel door groeit. In het brein ontstaan tumoren uit gliacellen of andere ondersteunende cellen, maar nooit uit neuronen. De groei is afhankelijk van het soort cel waaruit de tumor ontstaan is. Wanneer de tumor groeit ontstaat er druk op het omliggende weefsel. Symptomen die dan kunnen ontstaan zijn: hoofdpijn, overgeven, langzamere hartslag, mentale flauwte, dubbel zicht en functionele beperkingen afhankelijk van waar de tumor gelokaliseerd is. Hersentumoren kunnen nauwelijks behandeld worden met chemotherapie, de medicatie kan namelijk niet door de bloed-brein barrière. Bestraling en operatie worden daarom gebruikt als behandeling. 8

26.6 Hoofdpijn Bijna iedereen krijgt weleens last van hoofdpijn. Vaak is dat schadeloos en van korte duur. Er zijn meerdere specifieke soorten hoofdpijn. 1. Migraine: Dit is een aandoening die bestaat uit terugkerende hoofdpijnaanvallen die variëren in intensiteit, frequentie en duur. Er ontstaat een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen omdat de vaten vernauwen. Wanneer de vaten weer groter worden, begint de hoofdpijn. Vaak is de pijn aan één zijde van het hoofd gelokaliseerd. De pijn kan samengaan met misselijkheid of overgeven. 2. Hoofpijn door neurologische afwijkingen: Er zijn veel afwijkingen van het zenuwstelsel waarbij hoofdpijn een symptoom kan zijn. Voorbeelden zijn een tumor, trauma aan het hoofd, een infectie en te hoge bloeddruk. De oorzaak bepaalt hoe de hoofdpijn zich uit; waar deze gelokaliseerd is en de intensiteit van de pijn. 3. Spiersamenspanningshoofdpijn: Dit komt vooral voor bij een slechte houding en wordt veroorzaakt door spanning in de spieren in de nek en schedel. Het kan samengaan met angst, duizeligheid en felle stippen die voor de ogen verschijnen. 4. Slagaderlijke hoofdpijn: Pijn die net als bij migraine ontstaat door verwijding van de bloedvaten, maar met een andere oorzaak. Voorbeelden van oorzaken zijn koorts, zuurstoftekort, bloedarmoede, hoogte, fysieke inspanning, laag bloedsuiker, sommige soorten voedsel en chemische stoffen. 26.7 Infecties Bij een infectie komen ziekte-opwekkende micro-organismen het lichaam in en reageert het omliggende weefsel daarop. Een infectie van het zenuwstelsel is meestal het gevolg van een infectie elders in het lichaam, maar als er sprake is van een trauma of een operatie kunnen de hersenen ook direct geïnfecteerd worden. De infectie van de hersenen heeft vaak dezelfde symptomen als een infectie op een andere plek. Een infectie kan viraal, bacterieel of mycotisch zijn, of het gevolg van een parasiet. Door de bloed-brein barrière is behandeling met medicatie lastig. 26.8 Afwijkingen van de motorneuronen en het ruggenmerg Wanneer er problemen zijn met beweging, kan dit voortkomen uit schade aan het ruggenmerg of de corticale motorgebieden. Er zijn verschillende diagnoses mogelijk: 1. Myasthenia gravis: dit is een stoornis in de spierreceptoren waardoor spieren te snel vermoeid raken. Het kan overal in het lichaam bestaan, maar begint vaak in spieren gecontroleerd door de craniale zenuwen. Gevolgen kunnen zijn: dubbel zicht, hangende oogleden, zwakke stem, moeite met kauwen en slikken en moeite met het hoofd omhooghouden. Aan het eind van de dag zijn de symptomen vaak erger, in de ochtend zijn ze vaak nauwelijks aanwezig. 2. Poliomyelitis: Dit is een acute infectieziekte die verlamming kan veroorzaken. Je verliest cellichamen van motorneuronen. Wanneer dit bij de longen gebeurt kan dit zelfs fataal zijn. 3. Multiple sclerose: Bij MS breekt de myelineschede rondom neuronen af. Dit gebeurt met name in motorneuronen maar kan ook in sensorische neuronen plaatsvinden. De eerste symptomen zijn verlies van gevoel in gezicht, ledematen en lichaam. Langzaam neemt daarna ook de controle over de spieren af. Het is een veelvoorkomende ziekte, maar de oorzaak is nog altijd onduidelijk. 4. Dwarslaesie: Ontstaat meestal door een ongeluk. Het ruggenmerg wordt doorgesneden, wat zorgt voor verlamming van alles beneden dat punt. 5. Brown-Séquard syndroom: Wanneer het ruggenmerg slechts aan één zijde beschadigd is, zorgt dit niet voor een totale verlamming onder dat punt. In plaats daarvan is aan de zijde van het trauma sprake van verlies van lichaamsbesef en fijne sensoriek. Aan de andere zijde 9

is sprake van verlies aan pijn en temperatuursensatie. Dit is omdat de zenuwen niet al kruisen bij het binnengaan van het ruggenmerg, sommigen doen dit pas in de medulla. 26.9 Slaapstoornissen Wanneer iemand een slaapstoornis lijkt te hebben, wordt deze vaak opgenomen in een slaaplaboratorium om het slaappatroon van dichtbij de bekijken. Hier worden hersengolven bestudeerd, spieractiviteit gemeten, oogbewegingen bekeken en de lichaamstemperatuur wordt geregistreerd. Slaapstoornissen worden vaak verdeeld in 2 groepen: Narcolepsie: Bij deze aandoening heeft een persoon de neiging om op willekeurige momenten in slaap te vallen. Deze aandoening wordt veroorzaakt door een gemuteerd gen. Ondanks het feit dat deze aandoening heel weinig voorkomt, heeft iemand een zeer hoge kans het te krijgen wanneer een familielid er ook last van heeft. Er zijn meerdere varianten van narcolepsie mogelijk. Iemand kan last hebben van korte slaapaanvallen, kataplexie (hierbij verslappen iemands spieren volledig), van slaapverlamming (hierbij krijgt iemand bij het wakker worden niet direct de controle over de spieren terug) of van hypnagoge (hierbij heeft iemand hallucinaties tijdens het in slaap vallen of wakker worden). Insomnia is de tweede soort slaapstoornis waarbij patiënten niet slapen of heel vaak wakker worden. Een EEG geeft aan dat veel mensen die last hebben van insomnia meer slapen dan zij zelf inschatten. Deze slaap blijkt voor mensen met insomnia echter minder effectief. Insomnia wordt gerelateerd aan nachtmerries en nachtterrors. Bij slaap apneu krijgt iemand niet meer het signaal om adem te halen en moet diegene daarom wakker worden voor lucht. Dit kan een gevolg zijn van een obstructie of door een afwijking in het zenuwstelsel. 10