september 2003 emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting

Vergelijkbare documenten
Projectnummer /2800. Titel

Inhoud. Regelgeving voor stookinstallaties sterk in beweging

Regelgeving stookinstallaties vernieuwd. NEN-Infodag 4 juni Wim Burgers InfoMil

Wijzigingen emissienormen

feiten& weetjes energiecentrale REC Alles wat je zou moeten weten... Hoe Hoe eigenlijk? zit het eigenlijk? De REC maakt van uw afval duurzame energie

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

Voorbeeld considerans

NOx reductie. Oscar Moers en Max Breedijk

Emissieregelgeving voor stookinstallaties

Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B

Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Gericht op de toekomst. Stikstofoxiden. Praktische toepassing van meten van NO x

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Yerseke Engine Services BV (YES) Yerseke Engine Services is een service provider voor Caterpillar en John Deere in Nederland.

Antwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook.

Bos. Witteveen. Projectbureau Hart van Dieren. Parkeeronderzoek Dieren Bijlagenrapport. water. infrastructuur. milieu. bouw

BEMS: nieuwe emissie-eisen voor middelgrote stookinstallaties

Lucht in het Activiteitenbesluit. Rommy Ytsma (InfoMil) 11 februari 2016

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

BEMS emissie-eisen en de veranderende G-gaskwaliteit

HR WKK met CO 2 winning

VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

EMISSIES TEN GEVOLGE VAN HET STOKEN VAN BIO-OLIEN IN VERWARMINGSKETELS IN DE GLASTUINBOUW

Het toepassen van rookgasrecirculatie

Ruud van Empel. Inspecties & Onderhoud van stookinstallaties en brandstofsystemen. Van Empel Inspecties & Advisering bv

Wat doet Cogen Projects?

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" November 2004 INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS

Werkdocument Kd-waarden van zware metalen in zoetwatersediment[riza nr x]

Workshop stookinstallaties Wim Burgers Rijkswaterstaat - InfoMil

Leidraad. Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A

4 Verbranding. Bij gele vlammen ontstaat roet (4.1)

Boeren met energie. 11 November 2010

Emissiereductie Afvalverbranding

A N A L Y S E - C E R T I F I C A A T

MER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0

Onderwerp: Verbrandingsgassen van huishoudelijke toestellen

2 AANGEVRAAGDE ACTIVITEITEN EN BEOORDELING M.E.R PROCEDURE

THEORIE UIT EXPERIMENTEN TABELLEN SCIENCE / NATUURKUNDE / SCHEIKUNDE

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Deel 2. Basiskennis chemie

Notitie Herziening bestemmingsplan Zuiderpoort fase 2 te Apeldoorn; luchtkwaliteitsaspecten

van Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Team Metingen en Onderzoek

Bepaling van het totale gehalte (som van de stofvormige- en gasvormige fractie) aan metalen in een gaskanaal

1 Vul de gegevens van de aanvrager, leverancier, producent en importeur van de te toetsen stof in. Vul de gegevens van de aanvrager in.

Uitlaatgassennabehandeling Industriële Verbrandingsmotoren

Omgevingsgvergunning

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

1. Inleiding. Notitie Amsterdam, 8 december 2016

niet-technisch rapport

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Afbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER

Mono vergisting in Wijnjewoude?!

Provincie Noord-Brabant. Aanvulling. bij Planstudie/tracé-MER N261 Tilburg-Waalwijk. april 2005 / Definitief

Leidraad. Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B

Emissies naar lucht door huishoudens,

Stand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving

Emissies naar lucht door huishoudens,

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/13

Jaarrapportage monitoring kwaliteit injectiewater Twente. Waterinjectielocaties: TUB7, TUM1, TUM2, ROW2, ROW3, ROW5 en ROW6

Inhoud. Inleiding. Biomassa & biobrandstoffen


WIJZIGINGS VERGUNNING INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER MET BETREKKING TOT DE AAN. Akzo Nobel te Delfzijl. ten behoeve van

Tabellen. Thermodynamica voor ingenieurs, Tabellen 1

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein Hoorn. Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein stadsstrand Hoorn

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

(Ömgevingstí ienst Midden- en West-Brabant

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek

Coated Products Versie 1.0 Datum blz. 1 van 5

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

Optimale benutting van de energie input van een houtgestookte centrale door plaatsing rookgascondensor en CO2- benutting met PVT

Schone rookgassen uit de WKK en schadedrempels. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Aardolie is een zwart, stroperig mengsel van heel veel stoffen, wat door middel van een bepaalde scheidingsmethode in zeven fracties gescheiden wordt.

Kennisdeling: Duurzaamheid van vergistingsprocess

Emissies door de zeescheepvaart,

Compact Plus biogasinstallatie, Lierop, 600 kw

GroenLinks Bronckhorst. Themabijeenkomst Groengas Hoe groen is ons gas? 2 juni 2015

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

1) Stoffen, moleculen en atomen

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Hoe ontstaan gevaarlijke gassen in containers? 1. De lading zelf 2. Gassingen met bestrijdingsmiddel 3. De container

LUCHTKWALITEIT BESTEMMINGSPLAN LANDGOED DE REEHORST Triodos 11 JANUARI 2016

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Sectorplan 29 Batterijen

Biomassa WKK in de glastuinbouw

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Oprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door Omrin Toetsingsadvies over de aanvullende milieu-informatie

Emissies naar lucht door de industrie,

Wat zijn die Eisen aan Verpakkingen Hoe toon ik aan dat een verpakking Wanneer moet ik voldoet aan de Eisen aan Verpakkingen er aan voldoen?

Gemeente Borne. Externe Veiligheid Gemeentelijke Verbindingsweg Borne

Transcriptie:

september 2003 emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting

Informatie over het rapport Projectnummer: 2021-02-22-03-007 Rapportnummer: Projecttitel: emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het programma Duurzame Energie in Nederland DEN. Novem Nederlandse organisatie voor energie en milieu Postbus 8242 3503 RE Utrecht Telefoon (030) 2393411 Contactpersoon: drs. A.T. de Boer E-mail: a.de.boer@novem.nl Novem geeft geen garantie voor de juistheid en/of volledigheid van gegevens, ontwerpen, constructies, producten of productiemethoden voorkomende of beschreven in dit rapport, noch voor de geschiktheid daarvan voor enige bijzondere toepassing. Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.

Overname en publicatie van informatie uit dit rapport is toegestaan, mits met bronvermelding. Het onderzoek is uitgevoerd door:witteveen+bos te Deventer Witteveen+Bos b.v. Postbus 233 7400 AE DEVENTER The Netherlands tel: +31 (0)570 69 79 11 fax: +31 (0)570 69 73 44 e-mail: A.vKuijk@witbo.nl internet: www.witteveenbos.nl Contactpersoon: ir. A. van Kuijk Auteur(s): ir. V.V. Besselink, ir. A.M. Schakel, ir. A. van Kuijk onze referentie projectcode status UT370-2 definitief 01 projectleider projectdirecteur datum ir. A. van Kuijk ir. A.M. Schakel 19 september 2003 autorisatie naam paraaf goedgekeurd ir. A.M. Schakel Het kwaliteit management systeem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens NEN-EN-ISO 9001 : 2000 Witteveen+Bos Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

Exemplaren van dit rapport zijn te verkrijgen bij het Novem Publicatiecentrum, telefoon: (046) 4202250, fax: (046) 4528260, e-mail: publicatiecentrum@novem.nl Prijs van het rapport: vrij te downloaden Het DEN-programma wordt uitgevoerd door Novem in opdracht van het Ministerie en Economische Zaken.

INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 1 2. OVERZICHT RELEVANTE REGELGEVING 2 2.1. Samenstelling biogas 2 2.2. Beschouwing regelgeving 2 2.3. Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties B (BEES B) 3 2.4. Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR) 4 3. CONCLUSIES 5 REFERENTIES 6 laatste bladzijde 6 bijlagen aantal bladzijden I Componenten in biogas en rookgas 2

1. INLEIDING In het kader van het programma Duurzame Energie Nederland 2002 heeft Novem een knelpuntenanalyse uitgevoerd met betrekking tot nieuwe initiatieven waarbij energie uit biomassa wordt gewonnen. Voor mestvergisting is geconcludeerd dat het een techniek is die in de praktijk goed blijkt te werken, maar ook problemen kent, met name bij kleinschalige initiatieven, zoals mestvergisters bij boeren. Een knelpunt wordt gevormd door onduidelijkheid omtrent de wijze waarop met het aspect luchtverontreiniging bji vergunningverlening moet worden omgegaan. Tijdens de vergisting van mest worden de organische componenten in de mest omgezet in biogas. Het geproduceerde biogas wordt vervolgens verbrand in een gasmotor. De vrijkomende warmte en elektriciteit worden (deels) gebruikt op de eigen inrichting. Bij de verbranding van biogas in de gasmotor komen rookgassen vrij. Dit gaat gepaard met de emissie van luchtverontreinigende componenten. De normstelling ten aanzien van deze emissies is (nog) niet systematisch gereguleerd., waardoor soms door vergunningverleners afwijkende eisen en meetverplichtingen worden opgenomen in een vergunning. In deze notitie wordt een nadere beschouwing gemaakt van de regelgeving die van toepassing is op de emissie van luchtverontreinigende stoffen via de rookgassen. Voor een uitgebreide beschrijving van het vergistingsproces wordt verwezen naar ref. 1. Dit onderzoek is begeleid door de volgende personen: - de heer De Boer : projectcoördinator energie uit biomassa bij Novem; - de heer Kuypers : programma-adviseur bij Novem; - mevrouw Van Berkel : adviseur bij InfoMil; - de heer Stouthart : coördinator bij de Milieudienst Regio Eindhoven; - de heer Buiter : adviseur bij ZLTO/SLIM; - de heer Hannessen : vakspecialist landbouw bij VROM (inspectie regio Oost). 1

2. OVERZICHT RELEVANTE REGELGEVING 2.1. Samenstelling biogas Teneinde te bepalen welke regelgeving van toepassing is, is het goed om eerst in te gaan op de samenstelling van het biogas. Het biogas ontstaat als gevolg van mestvergisting. Hierbij zijn twee aspecten van belang ten aanzien van de emissies: - mestvergisting is geen 'thermisch' proces waarbij mogelijk schadelijke stoffen zouden kunnen worden geproduceerd (zoals bij afvalverbranding het geval is); - in de meest aanwezige vluchtige stoffen zullen al in de vooropslag grotendeels zijn verdampt uit het materiaal. Biogas bestaat voor circa 65% uit methaan (CH 4 ) en 30% kooldioxide (CO 2 ). Verder bevat het met name water en waterstofsulfide (H 2 S). Aangezien zowel water als H 2 S technische problemen (corrosie) aan de installatie geven, worden reeds bij het ontwerp van de installatie maatregelen genomen voor de reductie van deze componenten. Hierbij kan worden gedacht aan een geregelde condensatie in de leiding of de gashouder of dosering van een gecontroleerde hoeveelheid lucht (zuurstof), waardoor oxidatie van H 2 S optreedt. Naast bovenstaande hoofdcomponenten komen als gevolg van het vergistingsproces ook vluchtige componenten vrij die het gevolg zijn van het vergistingsproces (bijvoorbeeld mercaptanen). Tenslotte kunnen ook vluchtige stoffen uit de mest verdampen en in het biogas terechtkomen. Hierbij geldt als kanttekening dat deze stoffen voor een groot deel al in de vooropslag zullen zijn vervluchtigd. Het is de verwachting dat mestvergisting in veel gevallen gepaard zal gaan met co-vergisting. De huidige stand van zaken is dat hierbij met name aan co-vergisting van bermgras (van de boerderij of van wegkanten), GFT of (frituur)vet wordt gedacht. Als gevolg van co-vergisting kan de samenstelling van het biogas enigszins wijzigen, al is het de verwachting dat het geen (vanuit milieuhygiënisch oogpunt) substantiële wijzigingen zijn. Een nadere beschouwing van de mogelijke componenten in het biogas en het rookgas staat in bijlage I. 2.2. Beschouwing regelgeving In Nederland bestaan diverse regelingen voor de toepassing van biomassa. Deze regelingen richten zich op 'thermische behandeling' van biomassa, zoals het direct verbranden van organische reststoffen, of processen als vergassing of pyrolyse. Voor mestvergisting is het van groot belang vast te stellen dat dit geen thermische behandeling is, maar een biologisch proces waarbij een waterige biomassa (de mest) onder milde condities en bij lage temperatuur vergist, waardoor biogas ontstaat. Dit biogas (en dus niet de mest) wordt uiteindelijk verbrand teneinde thermische en/of elektrische energie te produceren. Het verbranden van gassen afkomstig van vergistingprocessen wordt dan ook expliciet uitgesloten in het (ontwerp) Besluit verbranden afvalstoffen (BVA). Dit betekent overigens niet dat deze gassen zonder meer als schone biomassastroom kunnen worden aangemerkt. In de Circulaire 'Emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval' (ref. 4) wordt hieromtrent geen eenduidige uitspraak gedaan. In de circulaire wordt voorgesteld om een witte lijst (schone stromen) en gele lijst (vervuilde stromen) te ontwikkelen. Witteveen+Bos is van mening dat de Circulaire vooralsnog geen goede basis vormt voor de regulering van emissies van mestvergistingsinstallaties, om de volgende redenen: - De genoemde witte en gele lijst zijn nog niet gepubliceerd. Onduidelijk is of dit op korte termijn zal plaatsvinden en derhalve onder welk regime biogas van mestvergisting zal gaan vallen. - InfoMil heeft naar aanleiding van de circulaire een knelpunteninventarisatie opgesteld (ref. 12). Hierbij is onder andere aan de orde gesteld dat wanneer biogas als vervuilde gasstroom zou worden gekenmerkt, de NO x -emissie-eis vier maal zo streng zou zijn als de eis bij een aardgasgestookte motor. Het ministerie van VROM erkent dat dit niet de bedoeling kan zijn en raadt aan om de 'normale' emissie-eisen uit het BEES B te hanteren. 2

Op basis van de thans beschikbare informatie is Witteveen+Bos van mening dat kan worden volstaan met het 'normale' toetsingskader, zoals is vastgelegd in het het BEES B (ref. 3) en de NeR (ref. 2). 1 2.3. Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties B (BEES B) In het BEES zijn eisen opgenomen voor de emissies van NOx, SO2 en stof door stookinstallaties. Voor zuigermotoren (gangbaar voor biogasverbranding) betreft het alleen eisen ten aanzien van NO x, aangezien standaard er vanuit wordt gegaan dat een zuigermotor met aardgas wordt bedreven (wat geen significante SO 2 - en stofemissies tot gevolg heeft). In de Leidraad BEES B (ref. 13) staat vermeld, dat BEES B algemene regels worden gesteld voor de meest voorkomende situaties. Dit neemt niet weg dat wat niet in BEES B geregeld is wel in de vergunning kan worden geregeld indien het vergunningplichtige inrichtingen betreft. Wanneer het een installatie betreft die ook niet onder BEES A valt (zoals bij een mestvergistingsinstallatie) kan worden aangesloten bij de eisen uit de NeR. Het BEES B gaat er vanuit dat de emissies van een stookinstallatie afhankelijk zijn van de brandstof, de leeftijd en het type stookinstallaties. Een overzicht van de NO x -emissie-eisen voor zuigermotoren staat in tabel 2.1. Deze tabel illustreert de complexiteit van de normstelling uit het BEES B. Tabel 2.1. Emissie-eisen voor zuigermotoren uit het BEES B brandstof datum asvermogen NO x - opmerkingen vergunning emissie-eis 50% gas vóór 29-5-87 > 50 kw 500 g/gj De eis geldt per 1-1-2000. Bevoegd gezag kan voor andere gassen dan aardgas een minder strenge eis stellen. 50% gas op/na 29-5-87 tot 1-8-90 > 50 kw 800 g/gj* De eis geldt per 1-1-2000. De eis is strenger te stellen tot en met 270 g/gj maal de rendementsfactor. 50% gas op/na 1-8-90 50 kw 800 g/gj* Bij ander gas dan aardgas geldt eis per 1-1-2000. Strengere eis is te stellen tot en met 270 g/gj maal de rendementsfactor. 50% gas op/na 1-8-90 tot 1-1-94 > 50 kw 270 g/gj* Bij ander gas dan aardgas geldt eis per 1-1-2000. Strengere eis is te stellen tot en met 100 g/gj maal de rendementsfactor. 50% gas op/na 1-1-94 > 50 kw 140 g/gj* Bij ander gas dan aardgas geldt eis per 1-1-2000. Strengere eis is te stellen tot en met 100 g/gj maal de rendementsfactor. < 50% gas op/na 1-8-90 > 50 kw 400 g/gj* Strengere eis is te stellen tot en met 150 g/gj maal de rendementsfactor. < 50% gas op/na 1-8-90 50 kw 1.200 g/gj* Strengere eis is te stellen tot en met 400 g/gj maal de rendementsfactor. * maal 1/30 van het motorrendement Bovendien zijn in het BEES B bepalingen opgenomen inzake de meetverplichting. Voor zuigermotoren is een afzonderlijke meting voorgeschreven, uiterlijk vóór 1 maart 2000, en vervolgens iedere keer na afloop van een periode van drie jaar. De afzonderlijke meting dient uiterlijk binnen 4 weken na het van toepassing worden van de emissie-eis te worden uitgevoerd, en vervolgens iedere keer na afloop van een periode van drie jaar. Het BEES B zal op de volgende onderwerpen worden aangepast: - rendementsafhankelijke NO x -norm voor inrichtingen kleiner dan 20 MW th ; - wijziging bijzondere regeling uit de NeR. 1 Mogelijk kan ten behoeve van de NeR te zijner tijd een Bijzondere Regeling voor mestvergistingsinstallaties worden ontwikkeld. 3

Ten aanzien van de NO x -emissie geldt tenslotte dat in Nederland een systeem van emissiehandel voor NO x in voorbereiding is. Dit systeem zal in beginsel van toepassing zijn op inrichtingen met een aanwezig vermogen hoger dan 20 MW th ongeacht proces of brandstof. Gelet op het gemiddelde vermogen van de motoren bij mestvergistingsinstallaties zal NO x -emissiehandel niet van toepassing zijn. 2.4. Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR) Het hiervoor beschreven BEES B reguleert voor biogasverbranding alleen de NO x -emissie. Naast deze component zullen ook andere luchtverontreinigende stoffen worden geëmitteerd. Voor deze componenten geldt dat de NeR adequate richtlijnen bevat voor de regulering van de betreffende emissies. In bijlage I wordt een analyse gegeven van componenten die mogelijk kunnen vrijkomen bij het mestvergistingsproces. Hierbij is tevens gekeken naar de mogelijke invloed van co-vergisting. Op basis van deze analyse wordt verwacht dat het onverbrande biogas met name bestaat uit vluchtige (al dan niet zwavelhoudende) koolwaterstoffen en H 2 S. Bij de verbranding hiervan zullen de zwavelcomponenten worden omgezet in SO 2, terwijl de vluchtige organische bestanddelen worden verbrand. Derhalve geldt dat het met name voor SO 2 relevant kan zijn om emissie-eisen op te stellen. Hierbij geldt als kanttekening dat de NeR voor SO 2 een grensmassastroom kent van 2 kg/h. Gelet op de verwachte grootte van mestvergistingsinstallaties en het feit dat er al ontzwaveling plaatsvindt, is het de verwachting dat deze grensmassastroom niet wordt overschreden. Voor de overige componenten geldt dat naar verwachting ruimschoots aan de eisen uit de NeR wordt voldaan en dat het voorschrijven van emissie-eisen niet relevant is. Ter illustratie staat in tabel 2.2 een overzicht van de emissie-eisen uit de NeR van de componenten die ook in bijlage I staan genoemd. Hierbij geldt NO x als uitzondering, aangezien de eisen hieromtrent reeds in het BEES B zijn vermeld. Tabel 2.2. Emissie-eisen uit de NeR componenklassstroom NeR- grensmassa- emissieeis opmerkingen [g/h] [mg/m 3 0 ] SO 2 ga.4 2.000 50 stof S 0,2 5 Minder strenge eisen mogelijk als het niet mogelijk is om filtrerende afscheiders toe te passen. Cd, Tl, Hg, SA.1 0,25 0,05 Betreft metalen en metaalverbindingen. As, V Pb, Co, SA.2 2,5 0,5 Betreft metalen en metaalverbindingen. Sb, Cr, Cu, SA.3 10 5,0 Betreft metalen en metaalverbindingen. Mn Ni carc. n.v.t. n.v.t. Deze stof valt onder de minimalisatieverplichting op basis van de indeling in de oude NeR. Medio 2003 komt een voorbeeldlijst beschikbaar die onder de minimalisatieverplichting vallen. chloorverbindingen ga.3 150 30 Berekend als HCl. fluorverbindingen ga.2 15 3,0 berekend als HF. dioxines ERS 20 mg TEQ/jr 0,1 ng ERS = Extreem Risicovolle Stoffen 3 TEQ/m 0 VOC O.2 500 50 CH 4 wordt hierbij niet meegeteld. CO - Van deze stof is bekend dat hij waarschijnlijk zal worden ingedeeld in de categorie Zeer Ernstige Zorg. De stof zal daardoor waarschijnlijk onder de minimalisatieverplichting gaan vallen. De voorbeeldlijst met minimalisatieverplichte stoffen zal medio 2003 beschikbaar komen. 4

3. CONCLUSIES In de praktijk blijken er misverstanden te bestaan over het toetsingskader inzake de emissies van mestvergistingsinstallaties. Het belangrijkste misverstand ligt erin dat betrokkenen geneigd kunnen zijn om het verbranden van biogas van mestvergistingsinstallaties (al dan niet met co-vergisting) als een afvalverbrandingsproces zien, waarvoor het BVA van toepassing is. Het BVA sluit dit echter expliciet uit. Witteveen+Bos is van mening dat de Circulaire 'Emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval vooralsnog geen goede basis vormt voor de regulering van emissies van mestvergistingsinstallaties, om de volgende redenen: - De genoemde witte en gele lijst zijn nog niet gepubliceerd. Onduidelijk is of dit op korte termijn zal plaatsvinden. - InfoMil heeft naar aanleiding van de circulaire een knelpunteninventarisatie opgesteld (ref. 12). Hierbij is onder andere aan de orde gesteld dat wanneer biogas als vervuilde gasstroom zou worden gekenmerkt, de NO x -emissie-eis vier maal zo streng zou zijn als de eis bij een aardgasgestookte motor. Het ministerie van VROM erkent dat dit niet de bedoeling kan zijn en raadt aan om de 'normale' emissie-eisen uit het BEES B te hanteren. Vooralsnog zijn wij van mening dat het BEES-B in combinatie met de NeR voldoende basis vormt voor het reguleren van de emissies van een mestvergistingsinstallatie. Via het BEES-B worden eisen gesteld aan de NO x -emissie van de zuigermotor, waarmee impliciet wordt gewaarborgd dat de installatie goed wordt bedreven. In het BEES-B zijn voorts meetverplichtingen (ten aanzien van NO x ) opgenomen waaraan de vergunninghouder moet voldoen. Voor de overige componenten stel de NeR grenswaarden. Naar verwachting wordt ruim voldaan aan deze eisen. Het is derhalve de vraag of het doelmatig om deze eisen in de vergunning inzake de Wet milieubeheer vast te leggen, te meer daar dit tot de (mogelijk onredelijke) eis kan leiden tot uitgebreide metingen per individuele veehouder. In dit kader geven wij in overweging om ten aanzien van bovenstaande aannamen een praktijkonderzoek uit te voeren, teneinde de in dit rapport beschreven visie nader te onderbouwen. Witteveen+Bos UT370-2 emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting definitief 01 d.d. 19 september 2003 5

REFERENTIES 1. Geuronderzoek naar geuremissie bij (gebruik van) vergiste mest en onvergiste mest, Witteveen+Bos, 14 april 2003. 2. Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht, InfoMil, Den Haag, 2003. 3. Besluit Emissie.eisen stookinstallaties milieubeheer B, Staatsblad, jaargang 1998, nr. 168. 4. Circulaire Emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval, document KVI2002023389, Ministerie V.R.O.M., Directoraat-Generaal Milieubeheer. 5. Energie op de Marke, Centrum voor Landbouw en Milieu, rapport 448, Utrecht, maart 2000. 6. Perspectieven mestvergisting op Nederlandse melkvee- en varkensbedrijven, Centrum voor Landbouw en Milieu, rapport 194, Utrecht, januari 2001. 7. Fulhage, C., D. Sievers, J.R. Fischer, Generating Methane gas from manure. Water Quality/Waste management. University of Missouri-Columbia., oktober 1993. 8. Stafford D.A., B.I. Wheatly, D.E. Hughes, Anaerobic Digestion. Applied Science Publisher LTD. Londen, 1980. 9. Glindemann, D., P. Morgenstern, R. Wennrich, U. Stottmeister, A. Bergmann. Toxic oxide depostis from the combustion of landfill gas and biogas. Environ.sci&pollut. res 3 (2) 75-77 (1996). 10. Calzoni J., et. al. Bio-energy for Europe: Which Ones Fit Best? A comparative analysis for the Community, november 2000. 11. PHYLLIS the composition of biomass and waste. ECN, april 2003. 12. Knelpunteninventarisatie m.b.t. de circulaire Emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval, InfoMil publicatie L36. 13. Leidraad BEES B, InfoMil, Den Haag, april 1999. 6

BIJLAGE I Componenten in biogas en rookgas Witteveen+Bos UT370-2 emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting definitief 01 d.d. 19 september 2003

Bijlage I Componenten in biogas en rookgas inleiding In het kader van dit rapport is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke samenstelling van biogas en rookgas afkomstig van een mestvergistingsinstallatie, al dan niet met co-vergisting. Tevens wordt kort ingegaan op de componenten die niet in het biogas voorkomen maar wel in het rookgas. Deze componenten hebben te maken met de verbrandingseigenschappen van de gasmotor (bijv. NO x ). stikstofoxiden (NO x ) De emissie van NO x (stikstofoxiden) wordt grotendeels bepaald door de verbrandingseigenschappen van de gasmotor. Vooral de luchtovermaat (hoeveelheid lucht die wordt gesuppleerd bovenop de hoeveelheid lucht voor de stoïchiometrische verbranding van het biogas) speelt een belangrijke rol bij de vorming van NO x. Hoe kleiner de luchtovermaat hoe minder NO x, maar ook hoe lager het energetisch rendement van de gasmotor. Co-vergisting heeft geen invloed op de NO-concentratie in het rookgas. zwaveldioxide (SO 2 ) Mest bevat een hoeveelheid zwavelhoudende componenten. Deze zwavelhoudende componenten worden onder anaërobe omstandigheden microbiologisch omgezet in waterstofsulfide (H 2 S) en kleine hoeveelheden mercaptanen. Afhankelijk van de temperatuur, ph en concentratie in de vloeistof zal een deel van de H 2 S ontwijken naar het biogas. Het ongereinigde biogas bevat 0-1% aan H 2 S (ref. 5). Door een kleine hoeveelheid lucht aan het biogas toe te voegen wordt het gevormde zwavelwaterstof omgezet in elementair zwavel. Hierdoor wordt het zwavelgehalte in het biogas gereduceerd tot 50-100 ppm (ref. 5 en ref. 6). Deze maatregel is vanuit technisch oogpunt wenselijk, omdat er anders corrosieproblemen in de installatie zullen optreden en kan als standaard worden beschouwd. In de gasmotor wordt het eventuele restant H 2 S (en de zwavel uit de mercaptanen) omgezet in SO 2. stof Bij het vergisten van (natte) mest komt geen stof vrij. zware metalen Mest bevat kleine hoeveelheden van zware metalen als cadmium (Cd), antimoon (Sb), arseen (As), lood (Pb), chroom (Cr), cobalt (Co), koper (Cu), mangaan (Mn), nikkel (Ni) en vanadium (V) (ref. 11). Het betreft met name verbindingen waar deze componenten onderdeel van uit maken. Benadrukt wordt dat uit de literatuur blijkt dat in mest het vluchtige zware metaal kwik (Hg) niet voorkomt. Gezien het proces van mestvergisting zouden de vluchtige zware metalen in het biogas en vervolgens in de rookgassen kunnen komen. Dit wordt echter voorkomen doordat de aanwezige vluchtige componenten (met name de cadmium, lood en koper) met het in de mest aanwezige sulfide reageren tot metaalsulfiden, die neerslaan in de mest (ref. 7 en ref. 8). Dit geldt overigens ook voor het merendeel van de niet-vluchtige zware metalen. Ten aanzien van co-vergisting geldt dat in materialen als bermgras, GFT en (frituur)vet zich ook zware metalen bevinden (ref. 11). Dit leidt echter niet tot een significant verschil in emissies aan zware metalen, aangezien de zware metalen voor een groot deel met het aanwezige sulfide reageren tot onoplosbare metaalzouten en het systeem derhalve als vaste stof verlaten.

waterstofchloride (HCl) Chloride is in de mest aanwezig in de vorm van zouten. Deze zouten zijn opgelost in het water en zullen tijdens de vergisting niet in het biogas terechtkomen. In de literatuur zijn geen concentraties gevonden van chloride in het biogas en het rookgas. waterstoffluoride (HF) In mest is geen fluoride aanwezig waardoor het biogas en het rookgas geen waterstoffluoride kunnen bevatten. Te co-vergisten materialen (met name bermgras en vet) bevatten fluorideverbindingen (zouten). Deze zullen zich evenals de in mest aanwezige fluorverbindingen in de waterfase bevinden en niet in het biogas terechtkomen. dioxines Dioxines is een verzamelnaam voor een groep giftige stoffen, die kunnen ontstaan bij verbrandingsprocessen. In principe kan bij elk proces waarbij organische stoffen op een hoge temperatuur worden gebracht, dioxines ontstaan. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor houtvuren en open haarden, allesbranders, kolencentrales waarin energie wordt opgewekt en afvalverbrandingsinstallaties. Echter, dioxines ontstaan alleen onder zeer specifieke voorwaarden. De voorwaarden zijn onder andere de aanwezigheid van roetdeeltjes, de aanwezigheid van chloor(verbindingen), de aanwezigheid van zuurstof en een bepaalde verblijftijd op een temperatuur tussen 200 en 500 C. Deze voorwaarden komen tezamen niet voor bij een mestvergistingsinstallatie (al dan niet met co-vergisting), want er worden geen chloor(verbindingen) én geen stof/roet verwacht. Dioxinevorming zal niet optreden (ref. 10). vluchtige organische koolwaterstoffen Tijdens de vergisting ontstaat er methaan in het biogas. Daarnaast kunnen er in het biogas mogelijk nog sporen vluchtige organische componenten (VOC) voorkomen. Het methaan en de VOC worden in de gasmotor verbrand tot CO 2. Uitgaande van een normale dimensionering van de gasmotor wordt een optimale menging verkregen tussen biogas en lucht en zal de VOC-concentratie sterk worden gereduceerd (90-99%). In feite werkt de motor voor VOC als naverbrander en is er bij een normale dimensionering sprake van stand der techniek emissiereductie voor VOC. Er is geen aanleiding om emissieeisen te stellen aan VOC bij gasmotoren. Covergisting heeft geen invloed op de hoeveelheid VOC in de verbrandingsgassen. koolmonoxide Als gevolg van een onvolledige verbranding in de gasmotor kan er tevens koolmonoxide (CO) ontstaan. De hoeveelheid CO in het rookgas is daarbij primair afhankelijk van de dimensionering van de gasstraat (menging gas/lucht, spruitstukken, injectnozzles etc.). Uitgaande van een normale dimensionering van de gasmotor wordt een optimale menging verkregen tussen biogas en lucht en kan een goed verbrandingsproces worden gegarandeerd. Er is geen aanleiding om emissie-eisen te stellen aan CO bij gasmotoren. Co-vergisting heeft geen invloed op de hoeveelheid CO in de verbrandingsgassen.