Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 4 november 2016 Betreft Motie Grashoff en Groot Substance

Vergelijkbare documenten
Europees Parlement TAXE-commissie Dhr. Lamassoure Wiertzstraat 60 B-1047 Brussel België

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

1. Lichamen met financiële dienstverleningsactiviteiten binnen concernverband

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage

Datum 24 augustus 2017 Betreft Beantwoording Kamervragen Nederlandse rol in internationale structuren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Merkies (SP) over belastingparadijzerij (ingezonden 21 februari 2013).

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 22 november 2018 Betreft Vernieuwde rulingpraktijk

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 24 oktober 2017 Betreft Beantwoording Kamervragen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

25087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid Belastingdienst. Brief van de minister en staatssecretaris van Financiën

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA s Gravenhage

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA 's Gravenhage

Ministerie van Financiën

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA S-GRAVENHAGE

Datum 29 augustus 2017 Betreft Beantwoording Kamervragen over de totstandkoming van een fiscaal gunstige tegemoetkoming aan chemieconcern ICL

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's Gravenhage Datum 23 mei 2017 Betreft Beschrijving APA-ATR praktijk

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010)

De leden Van Weyenberg (D66) en Lodders (VVD) hebben op 17 juni jongstleden vragen gesteld over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland.

Hierbij stuur ik u de antwoorden op vragen van het lid Snels (GroenLinks) over de impact van belastingverdragen (ingezonden 21 november 2018)

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG. Inleiding

Toelichting internationale ontwikkelingen. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus AE DEN HAAG. Datum 23 november 2011

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bronbelasting terug van weggeweest

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Datum Betreft Schriftelijke antwoorden Wetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 28 oktober 2016 Betreft Multilateraal instrument BEPS

Een inzicht in de herziening van de rulingpraktijk in de strijd tegen belastingontwijking

Hoogachtend, de staatssecretaris van Financiën, Datum 20 december 2018 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Leijten en

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 september 2016 Betreft Fiscaal vestigingsklimaat

Tweede Kamer der Staten-Generaal

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA 's Gravenhage

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op en de verlaging van de opbouw

Beschrijving stand van zaken APA-/ATR-praktijk 2017

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

De Tweede Kamer der Saten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 september 2016 Betreft Coöperaties en dividendbelasting

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage

Gegevens uitwisseling van informatie over rulings met een internationaal karakter

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beantwoording VSO automatische uitwisseling van rulings

Analyse belastingverdrag Nederland-Zambia

Vraag 1 Wie heeft bij u, het ministerie van Financiën of elders richting de overheid gepleit/gelobbyd voor een fiscaal overgangsrecht?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2015D25226 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Datum 3 juni 2016 Betreft Wob-verzoeken over opgelegde vergrijpboeten zoals genoemd in art. 67d Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)

No.W /III 's-gravenhage, 7 september 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's Gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA 's Gravenhage

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente

2013D25064 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Belastingvoordeel halen door misbruik

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)

2014D45243 LIJST VAN VRAGEN

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA 's Gravenhage

De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's GRAVENHAGE

Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 12 juni 2015 over informatieverstrekking aan TAXE (Kamerstukken II 2014/15, , nr.

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Op 4 november 2016 stuurde u mij een Wob-verzoek. Hierin vraagt u mij de volgende informatie openbaar te maken:

Datum 27 maart 2015 Betreft Vragen over het wijzigingsprotocol bij het belastingverdrag met Ethiopië

Kamerstukken II, 2018/19, nr De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt als volgt

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Transcriptie:

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 4 november 2016 Betreft Motie Grashoff en Groot Substance Geachte voorzitter, In de motie van de leden Grashoff en Groot 1 heeft uw Kamer mij gevraagd om opties te presenteren om substance-eisen voor vennootschappen aan te scherpen, waardoor lege doorsluisvennootschappen voorkomen kunnen worden, zonder vennootschappen met reële economische activiteiten te schaden. Met deze brief kom ik aan dat verzoek tegemoet. Tijdens het wetgevingsoverleg op 31 oktober jl. heb ik toegezegd voorafgaand aan het wetgevingsoverleg op 7 november a.s. uw Kamer hierover een brief te sturen. Allereerst hecht ik eraan het verzoek in zijn context te plaatsen. Ik ga daarom eerst in op de achtergrond van de zorgen van uw Kamer en op de nationale en internationale maatregelen die de afgelopen jaren al zijn genomen. Vervolgens zal ik een aantal opties presenteren waarmee de substance-eisen verder kunnen worden aangescherpt. 1. Achtergrond Uit de motie blijkt dat uw Kamer zich zorgen maakt over mogelijk misbruik van verdragen door in Nederland gevestigde vennootschappen. Dat misbruik bestaat er dan uit dat deze Nederlandse (schakel)vennootschappen een beroep doen op de verlaagde tarieven voor bronbelasting in het verdrag tussen Nederland en het bronland. In samenhang met de ontvangen betalingen doet de Nederlandse vennootschap betalingen aan een vennootschap in een land dat geen of een minder gunstig verdrag heeft met dat bronland. De vraag komt dan op of dit gevallen zijn waarvoor dat verdrag tussen Nederland en het bronland bedoeld is. Het gaat in deze brief dus steeds om het gebruik van verdragen in situaties waarin een vennootschap in Nederland is gevestigd (het woonland) en betalingen ontvangt uit een ander land (het bronland). 1 Kamerstukken II 2016/17, 34 550, nr. 43 Pagina 1 van 6

Bij verschillende gelegenheden 2 hebben mijn voorgangers en ik laten weten deze zorgen te delen en het voortouw te willen nemen bij een proactieve aanpak van belastingontwijking. Ook internationaal worden die zorgen gedeeld, al zijn er geen aanwijzingen dat die internationale zorgen specifiek op Nederlandse vennootschappen zijn gericht. Het betreft een mondiaal probleem dat in de relatie tussen veel landen speelt. 2. Al genomen maatregelen Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2012 heeft uw Kamer een motie van de leden Braakhuis en Groot aangenomen 3 waarin gevraagd werd de substanceeisen in Nederland tegen het licht te houden. In reactie daarop heeft mijn ambtsvoorganger in zijn brief van 25 juni 2012 aan uw Kamer gemeld dat de bestrijding van verdragsmisbruik in eerste instantie een aangelegenheid is voor het bronland. Dat land kent immers een voordeel toe en dat land kan het best beoordelen of het geven van dat voordeel onder de gegeven omstandigheden past bij de overwegingen die het land maakte toen bij het sluiten van het verdrag de heffingsrechten wederkerig werden beperkt. De hierna te noemen maatregelen sluiten veelal aan bij die benadering. Zij geven de bronstaat de mogelijkheid het verdragsvoordeel niet toe te kennen in misbruiksituaties. Dan kan de bronstaat zelf invulling geven aan wat volgens de bronstaat misbruik zou zijn. Zou het woonland dat doen dan wordt het probleem niet fundamenteel aangepakt. De geldstroom kan verlegd worden naar andere landen of belastingplichtigen kunnen de substance in het woonland iets verhogen. In de afgelopen jaren is er internationaal maar ook nationaal veel vooruitgang geboekt om misbruik van de verdragen te voorkomen. In de Europese Moeder-dochterrichtlijn is in 2015 een bepaling opgenomen die lidstaten verplicht de voordelen van deze richtlijn niet toe te kennen in gevallen van misbruik. Deze antimisbruikmaatregel is per 1 januari 2016 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd voor situaties waarin Nederland het bronland is. Er wordt in Europees verband gewerkt aan voorstellen om een dergelijke bepaling ook op te nemen in de Interest- en royaltyrichtlijn. Nederland ondersteunt het opnemen van een antimisbruikmaatregel in de Interest- en royaltyrichtlijn. Bij de bestrijding van misbruik is het van essentieel belang dat landen beschikken over de relevante informatie. Op dit vlak zijn de afgelopen jaren grote stappen voorwaarts gezet waarbij Nederland een voortrekkersrol heeft gespeeld. Er zijn internationale afspraken gemaakt over uitwisseling van informatie, onder andere over rulings en over regelgeving voor zogenoemde country-by-country-reporting die door Nederland voortvarend zijn geïmplementeerd. Nationaal zijn de afgelopen jaren ook maatregelen genomen. In artikel 3a van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is geregeld dat dienstverleningslichamen 4, ook indien geen zekerheid vooraf wordt 2 Brieven van 25 juni 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 32), 17 januari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 25 087, nr. 34), 30 augustus 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 25 087, nr. 60), 16 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 77), 2 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 102) en 5 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 112). 3 Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 62. 4 Dit zijn lichamen waarvan de werkzaamheden in een jaar hoofdzakelijk bestaan uit het rechtens dan wel in feite direct of indirect ontvangen en betalen van rente, royalty s, huur of leasetermijnen, onder welke naam en in welke Pagina 2 van 6

gevraagd, moeten voldoen aan de in dat artikel genoemde substance-eisen. Indien het lichaam een beroep doet op een belastingverdrag, richtlijn of andere regeling ter vermindering van bronheffing, maar niet voldoet aan de substanceeisen, moet het lichaam informatie aanleveren waarna de Belastingdienst het buitenland informeert. Het niet voldoen aan de substance-eisen moet door deze lichamen worden aangegeven in de aangifte. Op basis van de verstrekte informatie kan het buitenland beoordelen of de bronheffing al dan niet terecht is verminderd. In het besluit DGB 2014/3101 5 is bepaald dat geen zekerheid vooraf wordt gegeven in de vorm van een Advance Tax Ruling (ATR) indien een vennootschap niet voldoet aan de in dat besluit genoemde substance-eisen. Daarnaast is in het besluit DGB 2014/3098 6 bepaald dat de zekerheid vooraf in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) wordt uitgewisseld met de belastingdienst van het betrokken land of de betrokken landen als het concern waartoe het dienstverleningslichaam behoort in Nederland niet meer activiteiten ontplooit dan de substance-eisen uit het besluit of geen concrete plannen bestaan voor een uitbreiding van de substance in Nederland. De verhoogde aandacht voor de substance-eisen, ook vanwege het toezicht daarop door de Belastingdienst, heeft een gedragsverandering teweeggebracht in de praktijk. Vanuit de praktijk is daardoor extra aandacht ontstaan om aan de substance-eisen te voldoen. Nederland is overigens een van de weinige landen die in bepaalde gevallen substance-eisen stelt. Ten slotte heb ik tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op het grote belang van een specifieke internationale ontwikkeling gewezen. In het kader van het G20/OESO BEPS project zijn onder Actie Item 6 bepalingen beschreven die in bilaterale verdragen kunnen worden opgenomen om misbruik te bestrijden. Een deel van die bepalingen ziet expliciet op de bestrijding van verdragsmisbruik in de vorm van het zogenoemde treaty shopping. De maatregelen tegen verdragsmisbruik geven bronlanden de mogelijkheid de verdragsvoordelen te weigeren indien, algemeen gesproken, sprake is van structuren of transacties waarbij de bedoeling om van het verdrag gebruik te maken voorop heeft gestaan en waarbij zakelijke overwegingen geen, of slechts een ondergeschikte rol hebben gespeeld. Dit is pas echt een efficiënt middel als zoveel mogelijk bilaterale belastingverdragen in deze zin worden aangepast. Om die verdragen snel te kunnen aanpassen, is binnen datzelfde project een multilateraal instrument ontwikkeld. Hierover heeft uw Kamer recent een brief ontvangen. Dus alle stappen worden gezet om dit systeem snel breed dekkend en werkend te krijgen. Vooruitlopend hierop heeft Nederland 23 ontwikkelingslanden benaderd om in de onderlinge verdragen een antimisbruik-bepaling op te nemen. Binnen afzienbare tijd zal zichtbaar moeten worden dat het verdragsmisbruik afneemt. 3. Opties De indieners van de motie vragen om opties om substance-eisen voor vennootschappen aan te scherpen. Ik zie drie denkbare maatregelen die ik hierna zal bespreken. vorm dan ook, van, onderscheidenlijk aan, niet in Nederland gevestigde lichamen die behoren tot het concern waar belastingplichtige deel van uitmaakt. 5 Stcrt. 2014, nr. 15957. 6 Stcrt. 2014, nr. 15955. Pagina 3 van 6

1. In meer gevallen uitwisselen van informatie Op dit moment wordt informatie over dienstverleningslichamen die niet aan de substance-eisen voldoen, uitgewisseld met het bronland. Het is denkbaar dit vaker te doen, door deze verplichting uit te breiden naar internationale houdstermaatschappijen (A) of hogere substance-eisen te stellen waardoor er voor dienstverleningslichamen en eventueel internationale houdstermaatschappijen eerder informatie wordt uitgewisseld (B). Ad A) Het is een optie om in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen te regelen dat naast dienstverleningslichamen ook internationale houdstermaatschappijen aan de informatieverplichting omtrent substance-eisen moeten voldoen, ook indien geen zekerheid vooraf wordt gevraagd. Indien een internationale houdstermaatschappij niet aan deze substance-eisen voldoet en een beroep doet (of kan doen) op een belastingverdrag, richtlijn of andere regeling ter vermindering van bronheffing, moet het lichaam informatie aanleveren over de aanwezige substance in Nederland waarna de Belastingdienst het buitenland daarover informeert. Op basis van de verstrekte informatie kan het buitenland beoordelen of de bronheffing al dan niet terecht is verminderd. Het effect van deze maatregel op het gebied van transparantie is dat het bronland op de hoogte wordt gebracht van de (afwezigheid van voldoende) substance in Nederland waardoor het bronland beter kan beoordelen of zij de voordelen van het verdrag moet toekennen. Ad B) Naast het uitbreiden van de substance-eisen in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen naar internationale houdstermaatschappijen, bestaat de mogelijkheid om de in artikel 3a van genoemd besluit opgenomen substance-eisen te verhogen. Daarbij kan gedacht worden aan dezelfde verzwaringen als hierna genoemd zullen worden bij de substance-eisen voor zekerheid vooraf. 2. Strengere voorwaarden stellen aan zekerheid vooraf De substance-eisen die gesteld worden aan het verkrijgen van zekerheid vooraf 7. kunnen worden aangevuld, bijvoorbeeld met de volgende voorwaarden: minimaal kostenniveau als indicatie voor de reële aanwezigheid in Nederland; minimaal aantal werknemers; hogere eis aan minimaal eigen vermogen (thans 15%) voor internationale houdstermaatschappijen. Bij het geven van zekerheid vooraf wordt getoetst aan de Nederlandse wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. De belastingwetgeving wordt daarmee niet anders dan voor vennootschappen die niet om zekerheid vooraf verzoeken. Ook vennootschappen die niet aan de substance-eisen voldoen kunnen in Nederland gevestigd zijn. Op deze vennootschappen is dezelfde wet- en regelgeving van toepassing. Wat er wel verandert wanneer de substance-eisen voor zekerheid vooraf worden aangescherpt is dat er minder zicht is op deze vennootschappen omdat problematiek door deze belastingplichtigen niet meer op voorhand wordt 7 Zie Besluit DGB 2014/3099 en Besluit DGB 2014/3101 Pagina 4 van 6

voorgelegd. Dit kan achteraf tijdens de aanslagregeling meer werk opleveren voor de Belastingdienst. 3. Aanscherpen artikel 8c van de Wet Vpb 1969 Op grond van de met Nederland gesloten bilaterale verdragen zijn andere landen verplicht de in te houden bronheffing te verlagen, indien de belastingplichtige inwoner is van Nederland en de uiteindelijk gerechtigde is tot de ontvangen rente en/of royalty. Artikel 8c van de Wet Vpb 1969 beoogt te ontmoedigen dat niet reële rente- en royaltydoorstromers zich in Nederland vestigen. Hierbij wordt aangesloten bij een minimum eigen vermogen 'dat passend is ter dekking van de risico's'. Indien niet aan dit minimumvereiste wordt voldaan, behoren de ontvangen en betaalde rente en royalty s niet tot de grondslag. Daardoor wordt geen verrekening verleend van buitenlandse bronheffingen die drukken op binnenkomende rente en royalty s, waardoor de buitenlandse bronheffing op de rente en royalty s blijft hangen. Rente- en royaltydoorstromers willen dat juist voorkomen. In de werkgroep fiscaliteit van de studiegroep duurzame groei is ook aandacht besteed aan artikel 8c van de Wet Vpb 1969. Artikel 8c van de Wet Vpb 1969 gaat nu voor rentedoorstromers uit van een minimum eigen vermogen van het laagste bedrag van 1) 1% van de uitstaande geldleningen of 2) 2 miljoen. Voor royaltydoorstromers wordt in de uitvoeringspraktijk als vuistregel gehanteerd dat het eigen vermogen dat wordt aangehouden om de risico s te dragen minimaal 50% van de jaarlijks te ontvangen royalty s dient te zijn, dan wel 2 miljoen. Veelal zal de ondergrens van 2 miljoen bepalend zijn. Deze ondergrens kan worden verhoogd of helemaal worden losgelaten. Het effect hiervan is dat Nederland minder aantrekkelijk wordt voor doorstromers. Dit komt ook naar voren in het rapport van de werkgroep fiscaliteit van de studiegroep duurzame groei. Uit dat rapport volgt dat deze maatregelen een negatief budgettair effect hebben. Ten aanzien hiervan merk ik op dat op basis van een quick scan de hierboven geschetste opties een beperkte impact kunnen hebben op de uitvoering door de Belastingdienst. Eventuele aanvullende kosten komen ten laste van de bestaande handhavingcapaciteit en de begroting van de Belastingdienst. In dat geval is herprioritering van bestaande taken nodig. Ten slotte In de literatuur is gesuggereerd om substance-eisen op te nemen in de vestigingsplaatsfictie van artikel 2, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). Daarmee wordt beoogd naar Nederlands recht opgerichte lichamen minder snel als inwoner van Nederland te laten kwalificeren waardoor minder snel een beroep kan worden gedaan op verdragsvoordelen. De fictie voorkomt in zijn huidige vormgeving dat er vennootschappen kunnen ontstaan die geen inwoner van Nederland zijn en ook niet belastingplichtig zijn in enig ander land omdat de vennootschap ook daar niet als inwoner wordt aangemerkt. Daarmee heeft de vestigingsplaatsfictie dus een belangrijke functie. Het hier introduceren van substance-eisen heeft naast het voordeel van minder snel verkrijgen van verdragsvoordelen het risico in zich dat hierdoor eveneens nieuwe vormen van belastingontwijking worden gecreëerd. Ik zie dit daarom vooralsnog niet als reële optie. Pagina 5 van 6

4. Conclusie Op uw verzoek heb ik een aantal technische opties geschetst om de substanceeisen aan te scherpen. Zoals aangegeven zou het beleid gericht moeten zijn op het beter in staat stellen van de bronlanden om te beoordelen of sprake is van misbruik. Dat is ook de achterliggende gedachte bij de grote stappen die in internationaal verband zijn gezet op het gebied van verdragsmisbruik en transparantie. Het is nu zaak in te zetten op snelle en brede implementatie daarvan, zodat bronlanden op een efficiënte wijze misbruik van verdragen kunnen bestrijden. Hoogachtend, De staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes Pagina 6 van 6