0359/07/N Tuchtcommissie van 11 december 2007 (definitieve beslissing) - Inbreuken op artikel 133, lid 1 van het Wetboek van vennootschappen, op paragraaf 1.2. van de algemene controlenormen inzake de uitvoering van een controleopdracht, op de artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren en op het artikel 8, 1 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren (gebrek aan onafhankelijkheid); - Inbreuken op de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren (onwaardig gedrag). De Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, met zetel te 1000 Brussel, Arenbergstraat 13; tegen: De heer [X], bedrijfsrevisor sedert (...) en ingeschreven op de lijst van de bedrijfsrevisoren onder het nummer A(...) met als woonplaats (...)en kantoor te (...). Gelet op de verslagen van de Raad aan de Tuchtcommissie dd. 1 juni 2007. Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers; Gelet op de beslissing van 1 juni 2007 van de Raad om het dossier over te maken aan de Tuchtcommissie; Gelet op de oproeping van de heer [X] met aangetekende brief van 30 augustus 2007 om te verschijnen voor de Tuchtcommissie op 2 oktober 2007 datum waarop de zaak werd uitgesteld tot op de zitting van 13 november 2007. Gelet op de kennisgeving van dat uitstel aan de heer [X] bij brief van 27 september 2007. Verslag van 1 juni 2007 van de raad van het IBR in de zaak met nummer 0359/07/A(...)/N Tenlasteleggingen Aan de heer [X] kunnen volgens het voormeld verslag van de Raad aan de Tuchtcommissie volgende deontologische en/of tuchtrechtelijke inbreuken ten laste worden gelegd: A) Onafhankelijkheid: Inbreuk op de wetgeving en reglementering inzake de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor en van de commissaris in het bijzonder meer bepaald: - art. 16 van het K.B. van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren. - Art. 183 ter, 2 K.B. tot uitvoering van het wetboek van vennootschap van 30 januari 2001. - Art. 133 lid 1 van het wetboek van vennootschappen. 1/6
- Art. 133 lid 8 van het wetboek van vennootschappen. - 1.2 van de algemene controlenormen in zake de uitvoering van een controleopdracht. - Artikelen 2 en 3 van het K.B. van 10 januari 1994 betreffende de plichten van bedrijfsrevisoren. - Artikelen 6 en 7 van het K.B. van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren (algemene onafhankelijkheidsbepalingen). - Art. 8 1 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren (onafhankelijkheidsbepaling met betrekking tot de uitvoering van een controletaak). - Art. 8 van het K.B. van 10 januari 1994. B) Onwaardig gedrag: - Artikelen 2 en 3 van het K.B. van 10 januari 1994. Rechtspleging De betrokkene is bij aangetekende brief van 30 augustus 2007 en per brief van 27 september 2007 uitgenodigd om voor de Tuchtcommissie te verschijnen. De heer [X] is ter openbare zitting van 13 november 2007 verschenen in persoonlijke naam. Namens de Raad van het Instituut is de heer (...) verschenen en werd hij gehoord. De heer [X] werd gehoord in zijn verdediging, alsmede zijn raadsman de heer (...) en zij verwijzen eveneens naar het schriftelijk verweer van 13 november 2007. De Feiten en standpunten van de Raad Dit dossier vindt zijn oorsprong in een kwaliteitscontrole die in onvereenstemming met de IBR normen inzake de kwaliteitscontrole van 8 november 2002, in 2006 door de aangeduide revisor [Y] werd uitgevoerd bij bedrijfsrevisor [X]. De kwaliteitscontrole 2006 gaf aanleiding tot een geschreven verslag dd. 25 oktober 2006 ondertekend voor akkoord door de heer [X] op 26 oktober 2006 en overgemaakt aan het Instituut op 27 oktober 2006. Uit het verslag bleek dat in het gecontroleerde mandaatdossier N.V. [A] de bedrijfsrevisor [X] samenwerkte met het kantoor [Z] Bedrijfsrevisoren, die een persoon ter beschikking stelden om bedrijfsrevisor [X] bij te staan. De vennootschap [Z] Accountants trad in het mandaatdossier eveneens op als externe accountant. Dit blijkt historisch gegroeid. Vroeger was [Z] Bedrijfsrevisoren commissaris in vermeld bedrijf en was het accountantskantoor (...) de externe accountant. Toen dit laatste accountantskantoor werd overgenomen door [Z], werd nog enkele jaren de controle uitgevoerd door de bedrijfsrevisoren van [Z]. 2/6
De vennootschap [A] verkoopt aan groothandelaren binnenhuisartikelen en voert zelf de boekhouding. De afsluit- en correctieboekingen werden gedaan door [Z] accountants alsook de opstelling van de jaarrekening en de fiscaliteit. Op 18 juni 2004 nam bedrijfsrevisor [X] het commissarismandaat in N.V. [A] over en deed hij beroep op bedrijfsrevisor (...) van [Z] Bedrijfsrevisoren die hiervoor factureert aan de heer [X]. In een eerste periode werden de werkzaamheden van de heer (...) nog nagekeken door bedrijfsrevisor (...) omdat de heer (...) toen nog geen bedrijfsrevisor was. In een volgend stadium werden de werkzaamheden nagezien door de heer bedrijfsrevisor [X]. Hetzelfde systeem is van toepassing in de vennootschappen N.V. (...), N.V. (...), N.V. (...)en VZW (...). Er bestaat geen contractuele overeenkomst met [Z] Bedrijfsrevisoren, enkel een mondelinge. De uren van de medewerker van [Z] Bedrijfsrevisoren in het dossier [A] bedroegen 90 op een totaal van 115 gepresteerde uren. Van de in 2005 gefactureerde honoraria in de mandaatdossiers was slechts 56,95 % afkomstig van mandaten waarin [Z] Bedrijfsrevisoren het overgrote deel het werk verricht. Omdat de bedrijfsrevisor de voormelde mandaten, die hij materieel niet kan verrichten omdat hij geen eigen medewerkers heeft, overgenomen heeft van [Z] Bedrijfsrevisoren en hij beroept blijft doen op een medewerker van [Z] Bedrijfsrevisoren die het overgrote deel van de werkzaamheden verricht in deze mandaatdossiers en [Z] Accountants bovendien optreedt als externe accountant, stelt de Raad dat de bedrijfsrevisor [X] afhankelijk is van vermelde firma. Daarenboven worden de prestaties van [Z] Bedrijfsrevisoren door gefactureerd aan bedrijfsrevisor [X] en vertegenwoordigen deze dossiers meer dan 50% van de totale omzet qua commissarismandaten van bedrijfsrevisor [X]. Hierdoor komt de Raad tot het besluit dat bedrijfsrevisor een feitelijk beroepshalve samenwerkingsverband met [Z] Bedrijfsrevisoren heeft en bij uitbreiding met [Z] Accountants. Een en ander werd niet medegedeeld in de jaarlijkse mededeling van de bedrijfsrevisor. De samenwerking tussen bedrijfsrevisor [X] en [Z] Bedrijfsrevisoren is weliswaar mondeling aangegaan maar toch kan van een overeenkomst worden gesproken. Een overeenkomst is immer een op wilsovereenstemming berustende meerzijdige rechtshandeling waarbij een of meerdere partijen jegens een of meer andere dan wel over en weer verbintenissen aangaan en derhalve bepaalde rechtsgevolgen doen ontstaan. 3/6
Aangezien een samenwerkingsverband een consensuele overeenkomst is, die tot stand komt door de loutere toestemming van de partijen, is er voor de geldigheid van dergelijke overeenkomst geen geschrift nodig. Standpunt van de betrokkene De betrokkene en zijn raadsman leggen een verweerschrift neer. Hierin wordt de historische groei van het dossier nogmaals gedetailleerd toegelicht. Hiernaar dient verwezen te worden. De heer [X] benadrukt ondermeer: - dat in alle dossier alle circulaties (de saldobevestiging en de opgevraagde inlichtingen van derden) door de betrokkenen rechtstreeks werden toegezonden aan hem en alle dossier parallel in de auditsoftware Case Ware werden opgevolgd met de nadruk op analytische testen en het maken van een review van de werkzaamheden van revisor (...). - Dat de vermelding in het verslag dat [Z] Bedrijfsrevisoren het overgrote deel van het werk verricht niet juist is. - Dat de voormelde mandaten niet 56,95% van het werk vertegenwoordigen, doch slechts 40,30%. - Dat voor geen enkele van de vennootschappen bedrijfsrevisor [X] een 100% goedkeurende verklaring heeft afgeleverd doch slechts een goedkeurende verklaring met voorbehoud en voor wat VZW (...) betreft een onthoudende verklaring. - Dat het verslag van de heer [Y] nopens de door hem uitgevoerde kwaliteitscontrole uitdrukkelijk stelt: "dat er geen verboden opdrachten in dit dossier te signaleren zijn" en "hij voor het overige niets te signaleren heeft wat de onafhankelijkheid in het gedrang brengt." - Dat in 2007 de betrokken mandaten niet werden hernieuwd. Louter juridisch stelt de heer [X] in zijn verweerschrift dat: - art. 133 lid 8 van het Wetboek van vennootschappen werd opgeheven bij wet van 20 juli 2006. - De wetswijziging van 20 juli 2006 een versoepeling inhoudt ten aanzien van de wet van 2 augustus 2002 die verder ging dan wat de Europese richtlijn van 16 mei 2002 voorzag. - Er dient rekening te worden gehouden met deze evolutie. - Er geen essentiële taken door [Z] Bedrijfsrevisoren werden verricht die overeenkomstig art. 16 niet kunnen worden overgedragen. - Alle essentiële elementen van elke opdracht door de heer [X] zelf persoonlijk werden uitgevoerd tengevolge waarvan er geen schending is van art. 16 hogervermeld. - Er geen samenwerkingsverband bestaat tussen bedrijfsrevisor [X] enerzijds en [Z] Bedrijfsrevisoren anderzijds. De heer [X] liet zich enkel in zijn revisorale opdracht bijstaan door een andere revisor en/of medewerker van een revisorenkantoor doch dit in volle onafhankelijkheid en uitsluitend om redenen eigen aan persoonlijke voorkeur en vertrouwen. - De heer bedrijfsrevisor [X] zich op geen enkel ogenblik in een positie gebracht heeft die een onafhankelijk taakuitoefening overeenkomstig de regels geldend voor het beroep van bedrijfsrevisoren in het gedrang kon brengen. - Men bezwaarlijk, zoals gebeurde in het verslag van 1 juni 2007 kan stellen dat [Z] Bedrijfsrevisoren niet kon geacht worden onafhankelijk te zijn, zonder dat zij de kans kregen zich hierover te verdedigen of hierover werden aangesproken. 4/6
- Het vertrekpunt van het oordeel van de Raad betreft aldus een gegeven waarover geen uitspraak werd gedaan. Dit gegeven kan bijgevolg niet dienstig zijn in de beoordeling van deze kwestie. Gelet op al deze feitelijke gegevens en juridische argumenten blijft de heer [X] dan ook bij zijn standpunt dat hij zich niet onwaardig heeft gedragen, dat de betrokken regels niet werden geschonden en dat hij te allen tijde zijn onafhankelijkheid wist te bewaren. Beoordeling door de Tuchtcommissie Ter zake is het duidelijk dat de onafhankelijkheid van een bedrijfsrevisor nooit in het gedrang mag komen, ook niet op het vlak van perceptie. Er mag nooit enkele twijfel bestaan rond deze onafhankelijkheid. Is dit wel het geval dan dient de bedrijfsrevisor uiterst voorzichtig te zijn en zich terug te trekken. Het gaat hier niet enkel om een "aanvoelen" van de betrokken bedrijfsrevisor zelf doch duidelijk ook om een mogelijke interpretatie in die zin van anderen. De heer [X] blijft benadrukken dat hij nooit het gevoel heeft gehad zijn onafhankelijkheid te hebben verloren doch aanvaardt dat de Raad het niet met hem eens is. Hij accepteert aldus het standpunt van de Raad en wenst niemand voor het hoofd te stoten. Hij voegde het woord bij de daad en zorgde ervoor dat de betrokken mandaten niet werden hernieuwd in 2007. Een en ander kan duidelijk worden geïnterpreteerd als een bevestiging van het voornemen van de heer [X] om zich te schikken naar de opmerkingen en raadgevingen van de Raad, de kwaliteitscommissie en de Tuchtcommissie. Hier dient eveneens nogmaals benadrukt te worden dat er desbetreffend nooit een klacht door derden werd geformuleerd tegen de heer [X] en er geen andere negatieve aspecten van de kwaliteit der diensten werden benadrukt. De Raad apprecieert de door de heer [X] ingenomen houding, beschouwt het dossier als opgelost doch benadrukt dat het delicate probleem van de onafhankelijkheid ten allen tijde zal blijven bestaan waardoor het de volle aandacht en alertheid blijft vereisen. Rekening houdend met de uitmuntende medewerking van de heer [X], de door hem naar voor gebracht juridische en feitelijke argumenten, het ontbreken van klachten van derden, het ontbreken van vroegere tuchtrechterlijke veroordelingen en de aanpassing van de situatie aan de wensen van de Raad, komt de Tuchtcommissie dan ook tot het eindbesluit dat het niet opportuun is de heer [X] te belasten met een strenge tuchtsanctie en een waarschuwing volstaat. OM DEZE REDENEN, DE TUCHTCOMMISSIE, 5/6
Rechtsprekend op tegenspraak; Verklaart de tuchtvordering tegen de heer [X] ontvankelijk en acht de tenlasteleggingen bewezen; Legt aan de heer [X] als sanctie een waarschuwing op. Aldus gedaan en uitgesproken in de openbare zitting van 11 december 2007 van de Nederlandstalige Kamer van de Tuchtcommissie van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, zetelend te 1000 Brussel, Arenbergstraat 13, (...). 6/6