ELEKTRISCHE SCHRIKDRAADINSTALLATIES 1983 blz.1

Vergelijkbare documenten
ELEKTRISCHE SCHRIKDRAADINSTALLATIES TOEPASSING BINNEN GEBOUWEN 1979 blz.1

Citeertitel: Landsbesluit elektrische leidingen en kabels ==================================================================== Artikel 1

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

VEILIG WERKEN OP DAKEN 1961 blz.1

enexis.nl Aarding Voor alle zekerheid

Veiligheidstraining. Veilige aarding rolsteigers en containers op locaties. On location versie 2013 rev.1

Vei I ig heidsbepa I i ngen voor elektrische sch ri kd raadi nsta II aties. Safety provisions for electric fencing systems

Aarding. Voor alle zekerheid. Meer informatie:

AARDING VOOR ALLE ZEKERHEID

Opgaven elektrische installaties

AANWIJZINGEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN HET GEBRUIK VAN VANGNETTEN 1963 blz.1

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied.

ZX Ronde 14 augustus 2011

Veiligheidsrisico s van elektrotechnische. illegale hennepkwekerijen

Visuele Inspectie van elektrische installaties

Aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen?

Aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen?

aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen? Voorwaarden voor het veilig plaatsen en functioneren van bouwkasten in het voorzieningsgebied van Liander

Algemene. Montagerichtlijnen. Elektrische Bediende. Beveiligingsrolluiken. NCP AMR augustus 2007 versie 1.0

VLAKBANKBEVEILIGING MET PARALLELGELEIDING 1972 Blz. 1

Procedure : weide installeren

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

Een elektrische installatie moet altijd door een erkend organisme worden gekeurd bij :

Afrasteringen Materiaalgebruik, techniek van plaatsen en typen rasters

Multifunctionele detector Metaal- en stroomdetector

Inleiding. Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties in voertuigen 18 augustus Vac installaties in voertuigen

Ondergronds overdrachtspunt voor laagspanning

PowerBox Schrikdraadapparaat

Beschermings- en scheidingsvonkbruggen

AANPASSINGEN / TOEVOEGINGEN VOOR HANDBOEK HOGE DRUK 7 E DRUK, JULI 2008

Materialen en onderdelen. Nadruk verboden 1

BEVEILIGING VAN STEMPELS EN METAALPERSEN September 1981 Blz. 1

EisEn aan bouwkasten. in het voorzieningsgebied van EnExis

Aarding volgens NEN1010:2015..ZX ronde 2 juli 2017

ISOLATOREN. Blz. 55 t/m 67

WATERWERKBLAD BESCHERMINGEN

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Tuincontactdoos met piket

Toolbox-meeting Werken met ladders

Flexibele buizen voor gas Gepatenteerd uniek systeem

FICHE 2 TERUGSLAGKLEPPEN EN OVERLATEN

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max.

Isolatie meting. Veiligheid voor alles. De meting. Door Ruud Sikking, Emv.Ninja

Wandcontactdoos met aardlekbeveiliging 30 ma Art. Nr.:

Halogeen lampenset. Bestnr.: wit chroom titaan. Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Handleiding Gallagher Tuin & vijver kit B10 (072330) Elektrische afrastering voor tuin, erf, vijver of rond een vogel volière

18-13 < 80/ ^ 80/ v 80/ ^ 80/ elektrische omheiningen. Elektrificatoren 220 V Permanente elektrificatie

Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, van de Veiligheidsverordening (AB 1990 no.

DIVERSEN NIEUW! KOLTEC heeft een uitgebreid assortiment aan hulp-

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

1. Algemeen !!!LET OP!!!

Bekarond - P Montage.

Bekaclip - P Montage.

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Groep 7 - Les 3 Wat als het misgaat?

MODEL INSPECTIERAPPORT NR. :.. ELEKTRISCHE INSTALLATIE INSPECTIEDATUM

Zelfbouw & veiligheid

Bouwplannen in een residentiële verkaveling?

- Kluswijzer - 9. Zelf een tuinafscheiding plaatsen

Plakatube Ronde verloren kolombekisting

1. Inleiding. Lesfiche 2. Is stroom te stoppen? Op zoek naar de stroombron

OPGAVE A. Bijlagen Bijlage A1: brief van de cliënt Bijlage D1: gepubliceerde octrooiaanvrage

WATERWERKBLAD. AANLEG VAN LEIDINGWATERINSTALLATIES Leidingen in de grond buitenshuis

9, Groen gepoedercoate hoekpaal 130cm hoog, met M12 draadstuk

ESD bescherming voor LED systemen

WATERWERKBLAD. AANLEG VAN LEIDINGWATERINSTALLATIES Leidingen in gebouwen

Veebescherming bij aanplant hoogstamfruitbomen Regionaal Landschap Zuid-Hageland, versie april 2017

Installeren Hoofdstuk 5

VH INNOVAHEAT ELEKTRISCHE VLOERVERWARMING OP MAT. Installatiehandleiding & Instructies

Ronde installatiebuis

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

Pluimvee beschermen tegen predatie

ORYX Collar WR PRODUCTBESCHRIJVING

Nieuwsbericht. Uniforme eisen voor tijdelijke elektra-aansluitingen maken de bouw veiliger

KONINKRIJK BELGIE. Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 242 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

Algemene omschrijving... blz 2. Overzicht producten... blz 2 en 3. Montage op het ventilatiekanaal... blz 4. Montage van de meldersokkel...

Aansluiting van eengezinswoningen TGC-RES-SDU-2014/02 (NL)

1 DOELSTELLING Eisen voor bouwkasten t.b.v. aansluitingen voor tijdelijk gebruik met een maximale doorlaatwaarde van 3x80A.

laatste wijziging: Rims melding RIMS Zie 4.5 Datum laatste uitgave 29 oktober 13

Installatievoorschriften

MANUAL VEEBORSTEL HANGEND

POORTMATERIAAL. Blz. 71 t/m 78

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

PSI Fire Safe afdichtingen

Aarding in medisch gebruikte ruimten Aardingsvoorzieningen in medische gebruikte ruimten bestaan uit twee delen:

Montagehandleiding PLASITOR MET PROFESSIONELE RONDE PALEN

Algemene LPG-tank installatie instructies

Imitatie Hout montage instructies (met schaarsteunen)

Bliksemafleidercontrole

Quality Heating elektrische vloerverwarmingsfolie

Lichtdoorlatende Golfplaten

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 6 mm² Type electrode: Max. beveiliging: 2 x 20 A. # verdeelborden: Type: X2,5: 40 A.

Technisch systeemhandboek klemmenkasten KL

BEVEILIGING VAN RUBBERWALSEN 1961 Blz. 1

Quality Heating elektrische vloerverwarming

Veilig meten met passende, veilige meetapparatuur

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ALVORENS DE KOOKPLAAT TE GEBRUIKEN Blz. 19. ADVIEZEN VOOR MILIEUBESCHERMING Blz. 19. WAARSCHUWINGEN EN ALGEMENE WENKEN Blz. 19

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7

Transcriptie:

blz.1 1. INLEIDING Dat elektrische schrikdraadinstallaties niet altijd even onschuldig zijn als men denkt is in Nederland diverse malen gebleken door ongevallen die met zulke installaties plaatshadden. Enkele van deze ongevallen kostten zelfs mensenlevens; bij andere waren dieren het slachtoffer. Een onderzoek van de ongevallen bracht aan het licht dat de oorzaak meestal te wijten was aan ondeugdelijke aanleg van de installatie waardoor de schrikdraad onder een voor mens en dier levensgevaarlijke spanning was komen te staan. Dergelijke ongevallen zijn slechts te voorkomen door een nauwgezette naleving van de veiligheidsvoorschriften zoals die zijn opgenomen in het "Veiligheidsbesluit electrische schrikdraden" (Staatsblad I 482, van 2 november 1948). Deze voorschriften zijn van technische aard en voor de niet-vakman moeilijk te begrijpen. Mede daarom is in genoemd besluit bepaald dat een deskundige op elektrotechnisch gebied - bijvoorbeeld een door het Provinciaal- of plaatselijk elektriciteitsbedrijf erkende installateur - jaarlijks ter plaatse moet nagaan of de gehele schrikdraadinstallatie aan genoemde voorschriften voldoet. De deskundige geeft, ten bewijze dat de keuring heeft plaatsgehad, een bewijs in duplo af. Het bewijs verliest zijn geldigheid op 1 april van het jaar volgende op dat van afgifte. Op dit bewijs moet tevens worden vermeld het fabrikaat en het type van de spanninggever. De eigenaar moet een keuringsbewijs in zijn bezit houden ten bewijze dat de keuring heeft plaatsgevonden. Het duplicaat moet binnen 3 dagen na dagtekening - mede ondertekend door de eigenaar van de installatie - worden toegezonden aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie in wiens ambtsgebied het bedrijf van de schrikdraadhouder zich bevindt. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 16, 4e lid van het "Veiligheidsbesluit electrische schrikdraden". 2. INSTALLATIE- EN KEURINGSVOORSCHRIFTEN 2.1 Veiligheidsmaatregelen t.o.v. aanwezige bovengrondse sterkstroomleidingen van hoge of lage spanning Het is verboden schrikdraden of de toevoerdraden daarvan te bevestigen aan palen of masten van bovengrondse leidingen. Dit geldt in het bijzonder voor bovengronds aangelegde sterkstroomleidingen van hoge of lage spanning. Verschillende malen hebben zich dodelijke ongevallen voorgedaan doordat een schrikdraad - die aan palen van een bovengronds sterkstroomnet was bevestigd - met de sterkstroomleidingen in contact kwam en onder de volle netspanning kwam te staan. De bovengrondse toevoerleiding kan onder andere worden vervangen door een in de grond gelegde hoogspanningskabel, bijvoorbeeld bougiekabel, die in zijn geheel beschermd dient te worden door een slagvaste kunststofbuis (diameter 16 mm, 5/8"). De in- en uitgangen hiervan moeten worden afgedicht met bijvoorbeeld rubber compound om binnendringen van vocht te voorkomen.

blz.2 Teneinde te voorkomen dat bij breuk van een bovengrondse sterkstroomleiding (van lage en hoge spanning) de weide-afrastering onder een levensgevaarlijke spanning komt te staan is het dringend noodzakelijk dat tussen de sterkstroomleidingen en de leidingen van de schrikdraadinstallatie (met inbegrip van de toevoerleiding tussen de spanninggever en de schrikdraad) minimumafstanden in acht worden genomen (artikel 5 "Veiligheidsbesluit elctrische schrikdraden"). Horizontaal geprojecteerd moet de afstand tussen schrikdraden en hun toevoerdraden tot de daaraan evenwijdig lopende bovengrondse sterkstroomdraden van lage spanning tenminste 2 m zijn. Het vorenstaande geldt niet indien de schrikdraden zich nergens op een grotere hoogte dan 1 m boven het maaiveld bevinden. In horizontale projectie gemeten moet de afstand tussen schrikdraden en hun toevoerdraden tot de daaraan evenwijdig lopende bovengrondse sterkstroomdraden van hoge spanning tenminste 15 m zijn. De afstand van schrikdraden en hun toevoerdraden tot kruisende bovengrondse sterkstroomdraden, moet - vertikaal geprojecteerd - bij sterkstroomdraden van lage spanning tenminste 2 m en bij sterkstroomdraden van hoge spanning tenminste 4 m zijn. 2.2 De afstand van schrikdraadleidingen tot delen van sterkstroominstallaties Tussen delen van schrikdraadinstallaties en delen van sterkstroominstallaties - voor zover deze laatste door een defect onder spanning komen te staan (men denke bijvoorbeeld aan in metalen buizen gelegde leidingen) - dient een afstand van tenminste 50 mm te worden aangehouden. Ook hier geldt dat voorkomen dient te worden dat een isolatiedefect in de sterkstroominstallatie kan leiden tot het onder netspanning geraken van een schrikdraad. 3. DE SPANNINGGEVER 3.1 Opstelling Het is verboden spanninggevers van schrikdraadinstallaties in een stoffige of brandbare ruimten op te stellen (kippenhokken, hout-, hooi-, of stro-opslagplaatsen, bij de opslag van olie, benzine, tractoren en verder brandbaar materiaal). Ook dienen schrikdraden en toevoerdraden vrij van brandbare stoffen te worden aangelegd aangezien een schrikdraad zeer gemakkelijk brand kan veroorzaken. Het is voorgekomen dat een schrikdraad die door breuk van een isolator op de kop van een houten steunpaal was komen te liggen na verloop van tijd diep in het hout bleek te zijn ingebrand (door vonkvorming). 3.2 Aarding Om dezelfde redenen als genoemd in 2.1 dient ook de aardleiding, die de verbinding vormt tussen de spanninggever en de bijbehorende aardelektrode, tenminste 50 mm vrij te worden gehouden van de in 2.2 bedoelde delen van sterkstroominstallaties.

blz.3 Teneinde mechanische beschadiging van de aardleiding te voorkomen, moet deze door en langs muren in een slagvaste kunststofbuis worden gelegd (diameter 16 mm; 5/8"). De in- en uitgangen hiervan moeten worden afgedicht met bijvoorbeeld rubbercompound om binnendringen van vocht te voorkomen. De aardelektrode mag uitsluitend voor aarding van de schrikdraadinstallatie dienst doen en moet 3 m uit de buurt worden gehouden van andere aardelektroden. De aardelektrode moet deugdelijk worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een koperen of een verkoperde buis met een diameter van 15 à 20 mm of van een gegalvaniseerde stalen buis van tenminste 25 mm die zo mogelijk tot de laagste grondwaterstand moet reiken. De aardelektrode moet via een deugdelijke klemverbinding van roestvrij materiaal (koper of messing) en een aardleiding van tenminste 6 mm² met de spanninggever worden verbonden. De aardingsweerstand voor spanninggevers dient al naar gelang de bodemgesteldheid zo laag mogelijk te worden gehouden. In tegenstelling tot voorheen kan thans worden volstaan met een gemeenschappelijke aardelektrode voor zowel spanninggever van de schrikdraadinstallatie als de óverspanningsafleider voor eventuele blikseminslag. Dit is toegestaan indien de aarding is uitgevoerd volgens één der onderstaande methoden: - een vertikaal aangebrachte aardelektrode van tenminste 6 m lengte wordt aangebracht; - twee aardelektroden van tenminste 3 m lengte worden aangebracht, die tenminste 3 m uit elkaar worden geplaatst en metallisch met elkaar worden verbonden; - een draadvormige elektrode met een diameter van 6 mm² over een lengte van tenminste 20 m wordt ingegraven. 3.3 Aansluiting 3.3.1 Het is verboden meer spanninggevers op eenzelfde schrikdraad aan te sluiten. Indien meer spanninggevers op eenzelfde schrikdraad worden aangesloten zouden de door de spanninggevers afgegeven impulsen (spanningsstoten) - nu eens van de ene, dan weer van de andere spanninggever - elkaar zo snel opvolgen dat personen of dieren die met de schrikdraad in aanraking zijn gekomen hiervan niet meer kunnen loskomen met alle gevolgen van dien. 3.3.2 Schrikdraden en toevoerdraden die op verschillende spanninggevers zijn aangesloten mogen niet worden bevestigd aan eenzelfde paal of rij van palen; hierdoor ontstaat namelijk een verhoogde kans dat deze draden door een of andere oorzaak met elkaar in aanraking kunnen komen (zelfde gevaar als genoemd in 3.3.1). 3.3.3 Spanninggevers die uit het elektriciteitsnet worden gevoed moeten in het algemeen d.m.v. een vast aangelegde leiding op dit net zijn aangesloten. In deze leiding moet zo dicht mogelijk bij de spanninggever, een dubbelpolige schakelaar zijn opgenomen.

blz.4 Een aansluiting op een wandcontactdoos is weliswaar - zij het uitsluitend voor binnenshuis opgestelde spanninggevers - toegestaan, maar deze methode is minder veilig daar de aansluitleidingen (rubbermantelleidingen) aan ruwe behandeling en beschadiging kunnen blootstaan. 3.4 Keuring Spanninggevers voor schrikdraden moeten door de N.V. tot Keuring van Elektrotechnische Materialen te Arnhem (Kema) zijn goedgekeurd en ten bewijze daarvan zijn voorzien van een Rijkskeurmerk (Besluit spanninggevers voor schrikdraden van 28-8-1958, Staatsblad 449). Voor enkele typen spanninggevers is hiervoor, bij wijze van overgangsmaatregel, een tijdelijke uitzondering gemaakt. Lijsten van deze typen spanninggevers en van typen met "Rijkskeur" zijn bij de Arbeidsinspectie verkrijgbaar. Goedkeuring van een spanninggever wordt onder andere eerst dan verkregen indien de tijdsduur van de impulsen (spanningsstoten, de hoogte van de spanning en de tijd tussen twee spanningsstoten voldoen aan de keuringsnormen, zodat een mens of dier die per ongeluk met een schrikdraad in aanraking is gekomen hiervan ook weer los kan komen. 3.5 Beveiliging tegen blikseminslag 3.5.1 Schrikdraadinstallaties moeten, waar nodig, zijn voorzien van bliksemafleiders die de spanninggevers zo goed mogelijk tegen atmosferische ontladingen beveiligen, omdat (door inductie) bij onweer hoge spanningen in de schrikdraden kunnen optreden. Als gevolg hiervan kan een isolatiedefect optreden tussen het primaire en secundaire circuit van de transformator van de spanninggever. Bij spanninggevers voor netvoeding kan hierdoor een rechtstreekse verbinding ontstaan tussen het sterkstroomnet en de schrikdraad, met alle gevaren van dien. 3.5.2 Voor een spanninggever die is aangesloten op een openbaar elektriciteitsnet alsmede voor een spanninggever met batterijvoeding is aarding van de spanninggever en de bliksemafleider op een aardelektrode toegestaan (zie 3.2). Het verdient aanbeveling de weideafrastering van extra bliksemafleiders te voorzien. 4. SCHRIKDRADEN BINNEN GEBOUWEN Toepassing van een elektrische schrikdraadinstallatie met batterijvoeding binnen gebouwen (in rundvee-, varkens-, en pluimveestallen) is alleen toegestaan onder bepaalde voorwaarden aangezien in een stal of schuur een verhoogde kans aanwezig is op contact met een defect deel van de daar meestal aanwezige licht- of krachtinstallatie (zie publikatieblad P 122 van de Arbeidsinspectie betreffende de toepassing van elektrische schrikdraadinstallaties binnen gebouwen). Schrikdraadinstallaties binnen gebouwen met 220 V netvoeding zijn verboden.

blz.5 5. ELEKTRISCHE WEIDE-AFRASTERING 5.1 Toe te passen draad Voor de weide-afrastering verdient het aanbeveling gegalvaniseerd draad nr. 14 met een doorsnede van 2,11 mm te gebruiken. Dunnere draad wordt door het vee slecht of in het geheel niet gezien. Het toepassen van puntdraad kan huidbeschadigingen veroorzaken bij de dieren zodat het gebruik van glad gegalvaniseerd draad is aan te bevelen. Voor de toevoerleiding van de spanninggever naar de weide-afrastering dient gebruik te worden gemaakt van gegalvaniseerd draad nr. 12 met een doorsnede van ± 2,76 mm. Roestvorming op de draden veroorzaakt vooral bij de lasverbindingen een slechte stroomdoorgang en vergroot de weerstand bij aanraking. Teneinde dit tegen te gaan dienen lasverbindingen te bestaan uit zogenaamde telefoonlassen waarbij de draadverbindingen dicht op elkaar liggen. Een slechte lasverbinding zal de stroomdoorgang eveneens in hoge mate belemmeren maar kan tevens de oorzaak zijn van radioen televisiestoringen. Radio- en televisiestoringen kunnen voorts nog optreden door: - defecte of slechte isolatoren; - defecte aardleiding of bliksemafleider; - het te dicht bij een paal, tak en dergelijke aanbrengen van een afrasteringsdraad zodat er telkens een vonk overspringt; - een gebroken afrasteringsdraad; - een defecte spanninggever. 5.2 Isolatoren De voornaamste voorwaarden voor een goede en doelmatige werking van de schrikdraadinstallatie is de isolatie, de kwaliteit en de plaatsing van de isolatoren. Van de grote verscheidenheid in isolatoren zijn er slechts weinige met goede isolatie-eigenschappen welke voldoende weerstand bieden tegen vocht en bestand zijn tegen weersinvloeden. Van groot belang is de afstand tussen de zogenaamde rok van de isolator en de bevestigingshaak. De hoogte van de weerstand is afhankelijk van bovengenoemde afstand zodat de stroom bij vochtig of mistig weer niet via de afrasteringspalen naar de aarde kan afvloeien. Daarom is het belangrijk dat een isolator voldoet aan de vereiste isolatieweerstand. Isolatoren en bevestigingshaken dienen van een goede constructie te zijn. Kleine (goedkope) isolatoren hebben een te dunne wand en bezitten een gering isolatievermogen. Ook is dikwijls de bevestigingshaak te dun zodat de isolator gemakkelijk tegen de paal wordt omgebogen en de draad tegen de paal komt te liggen. In het algemeen kan worden gesteld dat slechte isolatoren een onnodig stroomverlies en bij spanninggevers met batterijvoeding een verhoogde belasting van de batterij veroorzaken.

blz.6 5.3 Draadspanners Teneinde de afrasteringsdraad steeds strak gespannen te houden dient gebruik te worden gemaakt van gegalvaniseerde draadspanners of draadwartels. Draadspanners dienen bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de hoekpalen van de afrastering te worden aangebracht. Teneinde te voorkomen dat door roestvorming tussen de afrasteringsdraad en de draadspanner een slechte doorverbinding ontstaat, verdient het aanbeveling de draadspanner d.m.v. een daaroverheen aangebrachte aparte draad te overbruggen. 5.4 Afrasteringspalen Een goed gecreosoteerde paal gaat lang mee; houten palen die niet tegen de inwerking van bodemwater zijn beschermd rotten snel weg en gaan scheef staan. Draadbreuk en defecten zijn dan meestal het gevolg. De palen dienen loodrecht en in rechte lijn te worden geplaatst. De afstand tussen de palen varieert van 5 tot 12 m afhankelijk van het soort dieren waarvoor de schrikdraad dient. De gebruikelijke doorsnede van de palen varieert van 60 tot 120 mm, afhankelijk van het aantal draden dat hieraan moet worden bevestigd. De totale lengte van de palen varieert van 0,6 tot 1,4 m. Hoekpalen dienen dieper in de grond te worden aangebracht en door één of twee steunpalen zo hoog mogelijk te worden geschoord. Te hoge hoek- of afrasteringspalen dienen te worden vermeden, daar zij door het vee als "schuurpaal" worden gebruikt. 5.5 Bijzondere afrastering Voor het afrasteren van paarden- en ponyweiden verdient het aanbeveling om de lengte van de afrasteringspalen op ± 1,30 m boven het maaiveld te houden waarbij als extra versterking kantplanken of rondhout horizontaal aan de afrasteringspalen moeten worden bevestigd, eveneens op een hoogte van ± 1,30 m. Tegen de kantplanken of het rondhout, dient met behulp van isolatoren een schrikdraad te worden aangebracht om schuren en duwen tegen de afrastering te voorkomen. 5.6 Poortgrepen Teneinde een afgerasterd perceel te kunnen betreden dient men gebruik te maken van een zogenaamde poortgreep. Deze poortgreep bestaat uit een haak die met een zeer stevige trekveer is verbonden, een bevestigingsoog en een goed geïsoleerde handgreep van kunststof of een ander hoogwaardig isolatie-materiaal. Bij montage van de poortgreep dient er op te worden gelet dat bij het loshaken en op de grond leggen van de poortgreep geen aardsluiting ontstaat aangezien dan de werking van de schrikdraad wordt tenietgedaan. Om dit te voorkomen moet de haak van de poortgreep naar de stroomkant toe worden gemonteerd en aan één zijde van de poortgreep, waar de veer zich bevindt, worden geïsoleerd d.m.v. een paalisolator. Wordt de poortgreep losgehaakt dan blijft de gehele afrastering onder spanning behalve de draad van de poortgreep, omdat de stroom dan tot de poort gaat; in gesloten toestand gaat de stroom door.

blz.7 5.7 Waarschuwingsborden Het aanbrengen van waarschuwingsborden PAS OP! SCHRIKDRAAD geldt alleen voor schrikdraden die zich langs een openbare weg bevinden waar geen sloot aanwezig is. De waarschuwingsborden dienen in ieder geval aan het begin en het einde van een weg te worden geplaatst en voorts bij percelen liggend aan lange wegen om de 50 à 60 m. De waarschuwingsborden (afm. 200 x 300 mm) dienen te zijn vervaardigd van geëmailleerd metaal of plastic. De tekst moet duidelijk leesbaar zijn. 6. GEVAREN VERBONDEN AAN SPANNINGGEVERS MET BATTERIJVOEDING Men is vaak van mening dat spanninggevers met batterijvoeding geheel ongevaarlijk zijn. Deze mening berust echter op een misverstand en wel om de volgende redenen. a Bij aanwezigheid van bovengrondse netten bestaat het gevaar dat een fasegeleider bij breuk in aanraking komt met de schrikdraadafrastering met alle gevolgen van dien. b Door regelmatig vervoeren van de batterijspanninggever (rantsoenbeweiding) bestaat het gevaar - in verband met de kwetsbaarheid van het mechaniek - dat ontregeling van de spanninggever kan plaatsvinden, waardoor de toegestane afgifte van impulsen niet meer voldoet aan de keuringsnormen (zie 3.4). De versnelde afgifte van impulsen veroorzaakt bij aanraking van de schrikdraad (door mens of dier) krampverschijnselen waardoor loskomen niet meer mogelijk is, met alle gevolgen van dien. Het vaststellen of spanning op de draad aanwezig is, dient niet met de handen te geschieden maar uitsluitend met een schrikdraadspanningzoeker.