Analyse van de ouderenvoorzieningen

Vergelijkbare documenten
Toewijzing erkenningskalenders

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juli 2017;

limburg.be Masterplan Ouderenzorg in Limburg

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Graag wens ik een actuele stand van zaken te verkrijgen met betrekking tot het aanbod van voorzieningen voor ouderen in woonzorgcentra.

Ouderenzorg. Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 juli 2016;

BESLISSINGSRAPPORT ERKENNINGS- EN OMZETTINGSKALENDER

COMMISSIE WELZIJN, WERK EN MILIEU - MONDELINGE VRAAG - ANTWOORD

lokalebesturen.limburg.be Vergrijzing en zorgvraag in beeld gebracht

Het woonzorgcentrum, een zorgleefgemeenschap, mèt accènt op léven

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikel 170, 1;

Grijs is Wijs CHRISTEL GEERTS. Ouderenzorg in de provincie Oost-Vlaanderen, 2014 Een analyse van een aantal voorzieningen. 1 Versie 17/03/2014

Zorgvastgoed België. 80 plus is heel gewoon

In de communicatie naar onze inwoners wordt er steeds gesproken over een woonzorgcampus.

BESLISSINGSRAPPORT ERKENNINGSKALENDER CENTRA VOOR KORTVERBLIJF

INFODOCUMENT ERKENNINGSKALENDER WZC - RANGORDEBEPALING ZORGREGIO S

MEMORIE VAN TOELICHTING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

ZORGZWAARTE IN DE OUDERENZORG

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O U D E R E N Editie 2010

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O U D E R E N Editie 2010

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O U D E R E N Editie 2010

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O U D E R E N Editie 2010

OPNAMEREGLEMENT WZC HOF TEN KOUTER

Actualiteit in ouderenzorg HEALTH & CARE 29/09/16

VR DOC.0134/1BIS

Persnota: Dag van de Verzorgende 20/10/2010

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 januari 2018;

vrtrr Tot eind 2015 geen nieuwe voorafgaande vergunningen.

1. Voor wie is dit besluit van belang?

ZORGZWAARTE IN DE OUDERENZORG

Opnamereglement woonzorgcentrum Hingeheem

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Federatie Onafhankelijke Seniorenzorg

INFODOCUMENT ERKENNINGSKALENDER CVK - RANGORDEBEPALING ZORGREGIO S

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikel 170, 1;

STRAMIEN VOOR DE OPMAAK VAN EEN ZORGSTRATEGISCH PLAN VOOR OUDEREN- EN THUISZORGVOORZIENINGEN

ZORG VOOR SENIOREN NU EN IN DE TOEKOMST

Meulebeke, Betreft: Uw huuraanvraag Assistentiewoningen Residentie Deeveland. Geachte,

DE VERGRIJZING: GEVAAR OF UITDAGING? Luc Martens burgemeester Roeselare

Reglement: Opnamereglement WZC Zonnig Huis Woonzorg

Cijfermateriaal basisregistratie

VR DOC.0682/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, 86, eerste lid, 1, en 87;

VLAAMSE OUDERENRAAD Standpunt over de commercialisering van de residentiële ouderenzorg in Vlaanderen

Inhoud. Besluit van de Vlaamse regering van 4 september 2009 betreffende de programmatie,

Opleiding nieuwe directies woonzorgcentra Les 1: Wetgevend kader

Bijlage III. Diensten voor oppashulp. Hoofdstuk I. Definities

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2016;

ZORGZWAARTE IN DE OUDERENZORG

I N H O U D INLEIDING 11. HOOFDSTUK 1 Zorgen voor morgen 13

VR DOC.0237/3BIS

Advies. Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming

OUDERENZORG BELEIDSPLAN NEERPELT

ZORGZWAARTE. / Archief cijfers. Vlaams Gewest /

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Reglement: Opnamereglement assistentiewoning. Woonzorg

ZORGZWAARTE IN DE OUDERENZORG

VR DOC.0908/1BIS

Tabel 1. Overzicht van de Vlaamse woonzorgcentra - stand van zaken op 31/12/2013

Centrumsteden en vergrijzing vergeleken per provincie. Socio-demografisch profiel (SDP) Anne-Leen Erauw Belfius Research. 21 maart 2017 Berchem

SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN

VR DOC.0356/1BIS

Bijlage XVII. Subsidiëring van de infrastructuur in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf

"~\ Vlaamse Regering. ?c. verbeelding werkt. Betreft: Nieuwe infrastructuursubsidiëring voor woonzorgcentra en centra voor kortverblijf

betreffende een betere ondersteuning van de mantelzorg in het Vlaamse beleid

Koppels in de woonzorgcentra

CENTRUM VOOR KORTVERBLIJF

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN CONCEPTNOTA. Residentiële ouderenzorg, een échte thuis voor kwetsbare personen

In de begroting van 2017 werd voorzien in een uitbreiding van het aantal F-forfaits met 98 verblijfseenheden.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

VR DOC.0237/16

Centrum voor Kortverblijf

JAARVERSLAG 2013 CENTRA VOOR KORTVERBLIJF IN BEHEER VAN OCMW ROESELARE KVC DE WATERDAM KVC SINT-HENRICUS KVC DE ZILVERBERG

JAARVERSLAG 2014 CENTRA VOOR KORTVERBLIJF IN BEHEER VAN OCMW ROESELARE

OP WEG NAAR.. EEN VLAAMS GEÏNTEGREERD BELEID VOOR PERSONEN MET EEN ZORG EN ONDERSTEUNINGSVRAAG

Gezinszorg. 1.1 Situering. 1.2 Berekening en invulling programmatie. Masterplan Woonzorg Brussel

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT:

LEERRECHT in het SBSO

EVOLUTIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN BELGIË

Rusthuisbarometer: Socmut analyseert bewonersfactuur in detail

Aan de initiatiefnemers van de woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en dagverzorgingscentra met een bijkomende erkenning in Vlaanderen

DIENST VOOR GEZINSZORG EN AANVULLENDE THUISHULP : KRAAMZORG

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014;

ZORG EN WONEN VOOR OUDEREN

29/04/2019 MINDER VERSNIPPERING MEER ZORG CHRONISCHE ZORG EN DE VERHOUDING TUSSEN DE ACTOREN

Opleiding nieuwe directies woonzorgcentra Les 1: Wetgevend kader

WOONZORGLIJN. / Jaarverslag. Jaarverslag kerncijfers

Deze vorm van begeleiding is beperkt in tijd (3 jaar), maar niet in het aantal begeleidingen.

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0237/2

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen.

WOONZORGCENTRUM HET GULLE HEEM

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Transcriptie:

Faculteit Geneeskunde en Farmacie Vakgroep Gerontologie Analyse van de ouderenvoorzieningen Prof. Dr. Christel Geerts

Analyse van de ouderenvoorzieningen 2.1 Situering Het eerste deel van het onderzoek staat stil bij de bestaande en geplande ouderenvoorzieningen. Welke diensten en voorzieningen bestaan er? Welke behoeften zijn er en waar zijn er tekorten? Welke initiatieven zijn er gepland? Zijn de vraag en het aanbod op elkaar afgestemd? Wat zijn de knelpunten, wat zijn de uitdagingen? In dit onderzoek onderscheiden we vijf types van voorzieningen: woonzorgcentra dagverzorgingscentra centra voor kortverblijf serviceflats (assistentiewoningen) lokale dienstencentra Een goede ouderenzorg moet aan enkele belangrijke criteria voldoen: voor iedereen toegankelijk: universaliteit en gelijkheid kwalitatief hoogstaand op maat van de senioren: de mogelijkheden en competenties van ouderen moeten centraal staan er moeten keuzes of opties mogelijk zijn: de noden, behoeften en wensen moeten het uitgangspunt van de zorg zijn Dit vereist een aanbod aan voorzieningen dat voldoende moet zijn in omvang en vooral voldoende verscheiden moet zijn. Daarom is het belangrijk om aandacht te besteden aan de verschillende schakels in de zorg: van het dienstencentrum tot en met de woonzorgcentra. Prof. Dr. Christel Geerts 2

De programmatie bepaalt, met het oog op een evenredige spreiding afhankelijk van de behoeften, aan de hand van objectief meetbare criteria, de planning in de tijd en ruimte van ofwel het maximale aantal voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen, ofwel het maximale aantal plaatsen in voorzieningen, ofwel het maximale aantal subsidiabele uren woonzorg die een voorziening mag aanbieden ofwel het maximale aantal subsidiabele personeelsleden van een voorziening. De Vlaamse Regering legt voor de verschillende soorten van voorzieningen, gevat in het woonzorgdecreet van 2009, de programmatie vast. De programmatie wordt opgesteld aan de hand van objectief meetbare criteria: op basis van de omvang en de leeftijdsopbouw van de bevolking gaat de overheid na hoeveel voorzieningen er in een bepaalde streek of regio zouden moeten zijn. Deze programmatiecijfers zijn gebaseerd op een schatting van hoe de bevolking de komende vijf jaar zal evolueren. Voor de assistentiewoningen zijn er evenwel geen programmatiecriteria voorzien. Op zich is dit jammer. De programmatiecriteria dienen uiteraard altijd in een ruimer kader te worden geïnterpreteerd, maar de toetsing van deze criteria aan de realiteit laat toch een duidelijke trendanalyse toe. Om een voorafgaande vergunning te bekomen, worden ook voor bepaalde woonzorgvoorzieningen specifieke evaluatiecriteria bepaald. Wanneer het initiatief past in de programmatie (cijfers en evaluatiecriteria) dan bekomt het een voorafgaande vergunning voor de realisatie van de voorziening. Prof. Dr. Christel Geerts 3

2.2 Woonzorgcentra (WZC) In dit onderzoek focussen we ons op het globale aantal bedden (woonzorgbedden en RVT-bedden) op zich 1. Het aanbod en programmatiecijfer van woonzorgcentra wordt uitgedrukt in het aantal woongelegenheden. De programmacijfers voor de woonzorgcentra worden berekend volgens de volgende regels: 1 woongelegenheid per 100 ouderen in de leeftijdsgroep 65 tot 74 jaar; 4 woongelegenheden per 100 ouderen in de leeftijdsgroep 75 tot 79 jaar; 12 woongelegenheden per 100 ouderen in de leeftijdsgroep 80 tot 84 jaar; 23 woongelegenheden per 100 ouderen in de leeftijdsgroep 85 tot 89 jaar; 32 woongelegenheden per 100 ouderen in de leeftijdsgroep 90 jaar en ouder. De invulling van de behoefte? Zijn er woongelegenheden voldoende voor senioren in woonzorgcentra? Dit kijken we na door het bestaande aanbod te vergelijken met de programmatiecijfers (daar wordt vooropgesteld hoeveel er theoretisch nodig is binnen de volgende vijf jaar). 1 Website Agentschap Zorg en Gezondheid, oktober 2016 Prof. Dr. Christel Geerts 4

Tabel : Erkende/geplande capaciteit per provincie geplaatst tegenover de programmatie voor woonzorgcentra op 1-09-15 Provincie Programmatiecijfer 1-09-2015 Erkend Beslissing erkenningskalender Realisatiegraad 1 (ERK/PC) Realisatiegraad 2 (ERK+BK/PC) Realisatiegraad 2008 (*1) Realisatiegraad 2013 (*1) Vlaanderen 97.594 75.364 6.051 77,22% 83,42% 82,08% 75,69% Antwerpen 26.196 20.877 1.665 79,70% 86,05% 83,87% 78,60% Limburg 11.959 8.034 1.117 67,18% 76,52% 59,82% 64,60% Oost-Vlaanderen 22.286 18.442 588 82,75% 85,39% 92,56 % 83,05% Vlaams-Brabant 16.257 12.361 1.602 76,03% 85,89% 72,75% 70,86% West-Vlaanderen 20.896 15.650 1.079 74,89% 80,06% 87,68% 74,18% *1: cijfers studie C. Geerts 2014 (cfr. tabel 3) Naast de absolute cijfers is het uiteraard interessanter om te kijken naar de realisatiegraden: deze houden immers rekening met de aangroei van senioren. Indien men deze absolute cijfers (aantal woongelegenheden) bekijkt ten opzichte van de noden en behoeften, zoals die aangegeven worden via de programmatiecriteria, dan krijgt men een ander beeld. Het invullingspercentage van de programmatiecriteria daalt overal. In Vlaanderen evolueert men van een invullingspercentage van 82% naar 77%, ondanks de absolute toename aan woongelegenheden. De groei van het aanbod houdt dus geen gelijke tred met de stijging van de programmatiecriteria. Zelfs bij volledige realisatie van de erkenningskalender blijft men quasi op een status quo: indien deze erkenningen allemaal gerealiseerd zullen zijn tegen 2018 dan komen we op een realisatiegraad van 83%. Prof. Dr. Christel Geerts 5

En de toekomst? De erkenningskalender voor woonzorgcentra en centra voor kortverblijf is ingevoerd sinds 1 januari 2015 en is volledig ingevuld tot en met eind 2018. Met de kalender plant men hoeveel woongelegenheden er elk jaar bijkomen. Er kunnen geen woongelegenheden bijkomen die niet in de erkenningskalender zijn ingepland. Alleen wie over een voorafgaande vergunning met goedgekeurde erkenningskalender beschikt, kan nog een erkenning als woonzorgcentrum of centrum voor kortverblijf aanvragen en dus bijkomende capaciteit in gebruik nemen. De basisprincipes van de erkenningskalender zijn vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 en worden toegelicht in de ministeriële brieven van 20 december 2013, 2 april 2014 en 26 november 2015. De erkenningskalenders voor 2015 en 2016 werden integraal goedgekeurd. Voor de implementatie van de erkenningskalenders voor woonzorgcentra voor 2017 en 2018 werden er prioriteiten op het niveau van de zorgregio s toegepast. Per trimester komen er een beperkt aantal regio s aan bod in de erkenningsronde. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan die zorgregio s waarbij er een lage realisatiegraad is (recentelijk werd beslist dat initiatieven die kunnen aantonen dat ze reeds voor 2015 begonnen waren nog een aanvraag konden doen voor 2017 en 2018 2 ). De programmatie van woonzorgcentra (en centra voor kortverblijf) is tot eind 2020 opgeschort. Dat betekent dat men geen bijkomende woongelegenheden via voorafgaande vergunning kan toekennen voor nieuwe initiatieven noch voor de uitbreiding van bestaande woonzorgcentra 3. 2 Website Jo Vandeurzen (www.jovandeurzen.be), oktober 2016 3 Website Agentschap Zorg en Gezondheid, oktober 2016 Prof. Dr. Christel Geerts 6

2.3 Dagverzorgingscentra Tabel : Erkende/geplande capaciteit per provincie, geplaatst tegenover de programmatie voor dagverzorgingscentra op 14-07-16 Provincie Programmatiecijfer 1-09-2015 Erkend + OZ Gepland Realisatiegraad 1 (ERK/PC) Realisatiegraad 2 (ERK+GEPL/PC) Realisatiegraad 2006 (*1) Realisatiegraad 2012 (*1) Vlaanderen 351 248 81 70,66% 93,73% 49,56% 65,45% Antwerpen 85 59 19 69,41% 91,76% 41,84% 50,69% Limburg 48 31 14 64,58% 93,75% 59,46% 73,42% Oost-Vlaanderen 77 55 23 71,43% 101,30% 36,09% 67,35% Vlaams-Brabant 67 42 12 62,69% 80,60% 22,14% 49,51% West-Vlaanderen 74 61 13 82,43% 100,00% 91,44% 89,66% *1: cijfers studie C. Geerts 2014 (cfr. tabel 5) Volgende programmatieregels zijn van toepassing op de dagverzorgingscentra: 0,1 centrum per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep van 65 tot en met 69 jaar; 0,4 centrum per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep van 70 tot en met 79 jaar; 0,8 centrum per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep van 80 tot en met 89 jaar; 1,5 centrum per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep vanaf 90 jaar. Anno 2016 zijn er 248 centra voor dagverzorging (245 erkend en 3 in onderzoek). Er zitten nogal wat centra in de planning: 81. Prof. Dr. Christel Geerts 7

De programmatiecriteria voor 2016 tekenen een nood op van 351 centra: anno 2016 is dus 70% gerealiseerd. Werken naar een 100% realisatie lijkt hier cruciaal wil men inderdaad optimaal inzetten op de thuiszorg. Prof. Dr. Christel Geerts 8

2.4 Centra voor kortverblijf Om een voorafgaande vergunning als centrum voor kortverblijf te verlenen, moet er voldoende ruimte zijn in de programmatie. Dat hangt af van de programmacijfers en de evaluatiecriteria. Jaarlijks berekent het agentschap de programmacijfers. Daarvoor gelden volgende regels: 3,2 woongelegenheden per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep van 65 tot en met 69 jaar; 5 woongelegenheden per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep van 70 tot en met 79 jaar; 10 woongelegenheden per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep van 80 tot en met 89 jaar; 25 woongelegenheden per 3.000 ouderen van de leeftijdsgroep vanaf 90. Net zoals voor de woonzorgcentra kunnen er geen nieuwe aanvragen voor een voorafgaande vergunning als centrum voor kortverblijf meer ingediend worden tot einde 2020. De volgende tabellen tonen aan dat we inzake de realisatie van kortverblijf al een lange (en blijkbaar) moeizame weg bewandelen. Tien jaar geleden waren er amper 649 plaatsen erkend en dat was 26% van het toen van toepassing zijnde programmatiecijfer. De daaropvolgende jaren verdubbelden het aantal plaatsen en in 2013 evolueerde men naar een realisatiegraad van 60%. Vandaag telt men 2.219 plaatsen op de 3.114 nodig geachte plaatsen: dit is een realisatiegraad van 70%. Ook hier kunnen we alleen maar een oproep doen om al de geplande initiatieven mogelijk te maken. Prof. Dr. Christel Geerts 9

Tabel : Erkende/geplande capaciteit per provincie geplaatst tegenover de programmatie voor centra voor kortverblijf op 14-07-16 Provincie Programmatiecijfer 14-07-2016 Erkend Beslissing erkenningskalender Gepland Realisatiegraad 1 (ERK/PC) Realisatiegraad 2 (ERK+BK+GEPL/PC) Realisatiegraad 2006 (*1) Realisatiegraad 2013 (*1) Vlaanderen 3.114 2.219 288 356 71,26% 91,94% 26,13% 59,60% Antwerpen 835 564 126 84 67,54% 92,69% 27,55% 53,22% Limburg 400 228 60 37 57,00% 81,25% 12,16% 44,44% Oost-Vlaanderen 701 586 25 77 83,59% 98,15% 30,63% 73,23% Vlaams-Brabant 516 307 56 56 59,50% 81,20% 13,33% 48,47% West-Vlaanderen 662 534 21 102 80,66% 99,24% 37,74% 81,42% *1: cijfers studie C. Geerts 2014 (cfr. tabel 7) Prof. Dr. Christel Geerts 10

2.5 Assistentiewoningen Een serviceflat is een woonvorm waar de ouderen zelfstandig wonen. Het biedt de senioren een aangepaste en comfortabele woonomgeving met heel wat mogelijkheden tot sociale contacten. Deze beschermende omgeving maakt dat mensen langer zelfstandig functioneren, al dan niet aangevuld met thuiszorg. Het maakt ook dat senioren veel minder snel behoefte hebben aan de meer intensieve zorgen van een woonzorgcentrum. De Vlaamse Regering heeft op 12 oktober 2012 een besluit goedgekeurd waarbij het ontstaan en de erkenning van assistentiewoningen wordt geregeld (trad in werking vanaf 2013). De groepen van assistentiewoningen vervangen de huidige serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening. Voor de bestaande serviceflats zijn er diverse overgangsmaatregelen van toepassing. De groepen van assistentiewoningen zullen, met inachtneming van een voorziene overgangsperiode, de huidige serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening vervangen. Voor assistentiewoningen wordt geen specifieke programmatie vastgelegd. Een groep van assistentiewoningen waarvoor een erkenning wordt aangevraagd, wordt van rechtswege geacht te passen in de programmatie en een voorafgaande vergunning te hebben verkregen. Niettegenstaande de programmatiecriteria vrij theoretische constructies bevatten om de behoeften in te schatten, zijn ze wel richtinggevend. Voor ons lijkt het een beetje vreemd om geen programmatiecriteria voor assistentiewoningen uit te tekenen. Het mag niet zijn dat de concentratie aan nieuwe projecten ter zake enkel en alleen in wijken en buurten komen waar lucratieve bewoners geconcentreerd zitten. De spreiding van dit soort voorzieningen vereist ook sociale spreiding. Onderstaande analyses, dateren van vroegere analyses, en richten zich dus specifiek op de data met betrekking tot de serviceflats. Het invullingspercentage van de serviceflats bedroeg voor Vlaanderen ongeveer 50%. Dit betekende concreet dat voor elke 100 serviceflats die volgens de programmatiecriteria voorzien zouden moeten zijn, nog niet de helft was gerealiseerd. Een exacte trendanalyse kan niet gebeuren, maar toch zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen. Op het niveau van Prof. Dr. Christel Geerts 11

Vlaanderen zijn er anno 2015 meer dan 19.000 assistentiewoningen erkend. Dit zit nog ruim beneden het programmatiecijfer van 2013. Anderzijds is er de laatste jaren evenwel een fikse aangroei van om en bij de 15%. Vorig jaar waren er 2.155 aangemelde assistentiewoningen. Dit betekent toch al ruim 10% van het aanbod. *1: cijfers studie C. Geerts 2014 (cfr. tabel 9) Tabel : Erkende/aangemelde assistentiewoningen op 13-07-15 Provincie aantal erkende we aantal we in onderzoek aantal aangemelde we Antwerpen 5.426 612 1.892 Limburg 1.964 26 9 Oost-Vlaanderen 4.456 159 146 Vlaams-Brabant 2.821 62 6 West-Vlaanderen 3.938 360 102 Totaal 18.605 1.219 2.155 Prof. Dr. Christel Geerts 12

2.6 Lokale dienstencentra Tabel : Erkende/geplande capaciteit per provincie geplaatst tegenover de programmatie voor lokale dienstencentra op 15-07-16 Provincie Programmatiecijfer 15-07-2016 Erkend Gepland Realisatiegraad 1 (ERK/PC) Realisatiegraad 2 (ERK+GEPL/PC) Realisatiegraad 2006 (*1) Realisatiegraad 2013 (*1) Vlaanderen 587 222 55 37,82% 47,19% 25,18% 32,88% Antwerpen 156 81 12 51,92% 59,62% 34,90% 41,93% Limburg 82 29 7 35,37% 43,90% 25,97% 31,71% Oost-Vlaanderen 134 34 16 25,37% 37,31% 16,00% 24,06% Vlaams-Brabant 106 29 3 27,36% 30,19% 16,16% 23,81% West-Vlaanderen 109 49 17 44,95% 60,55% 30,19% 40,36% *1: cijfers studie C. Geerts 2014 (cfr. tabel 11) Van alle voorzieningen kennen de lokale dienstencentra de laagste realisatiegraad; dit is een ongewijzigde vaststelling. In Vlaanderen is amper een derde (37%) van het volgens de programmatiecriteria voorziene aantal gerealiseerd. Ook dit realisatieproces loopt veel te moeizaam: in 2006 tekenden we een realisatiegraad op van amper 25%, in 2013 33% en nu 37%. Prof. Dr. Christel Geerts 13

Analyse van de wachtlijsten voor woonzorgcentra (WZC) Soms is het dus ook gewoon een kwestie van geluk hebben, op de juiste plaats op het juiste moment zijn Hoe zijn we te werk gegaan? Er werden 195 woonzorgcentra uit Oost-Vlaanderen aangeschreven (gebaseerd op document: Adressen woonzorgcentra en rust- en verzorgingstehuizen, Agentschap Zorg en Gezondheid). Volgende 4 korte vragen werden voorgelegd: 1. Wat is de gemiddelde wachttijd voor een opname? 2. Is er een wachtlijst en zo ja, hoeveel personen staan er op deze lijst? 3. Welke criteria geven recht op voorrang bij een opname? 4. Worden er nog O/A-profielen opgenomen? Na een eerste mailing, volgde nog een herinnering na 14 dagen. Uiteindelijk bekwamen we een respons van 80 woonzorgcentra. In bijlage 1 vindt men de wijze waarop de antwoorden gecodeerd werden. Alvorens in te gaan op de antwoorden van de specifieke vragen, gaan we eerst in op een globale vaststelling. Aard van de wachtlijsten Toen we ongeveer 10 jaar geleden het onderzoek uitvoerden naar de wachtlijsten bij de Oost-Vlaamse WZC was de analyse eenduidig. De meesten werkten met 1 lijst en hadden een vrij goed zicht op aantallen en wachttijden. Prof. Dr. Christel Geerts 14

Vandaag de dag is dit anders. Men differentieert naar de aard van de wachtlijst en de chronologie van de inschrijving is niet langer een prioritair criterium. Vrijwel elk van de geënquêteerde WZC werkt met minstens 2 wachtlijsten: enerzijds een dringende, acute lijst en anderzijds een preventieve, niet dringende lijst. Het zorgetiket van de betrokkene (KATZ-score) is daarbij dominerend geworden. Mensen die slechts een score O/A behalen op de KATZ-schaal komen in regel niet in aanmerking voor een plaats op de dringende wachtlijst en hebben dan ook veel kleinere opnamekansen in het WZC. En dit ongeacht hun leeftijd. Dit op de eerste plaats omdat de overheid de WZC zelf ook oplegt om de mensen met de zwaarste zorgprofielen op te nemen. In de praktijk betekent dit dat iedereen met een O/A- profiel op de preventieve wachtlijst wordt ingeschreven. Sommige WZC geven aan dat ze mensen niet willen inschrijven, omdat men hen op die manier eigenlijk valse hoop geeft. De dringende lijst wordt gevormd door personen met een B/C-profiel, al dan niet gecombineerd met een attest dementie of D- profiel. De wachttijd Voor velen was het moeilijk om een gemiddelde wachttijd op te geven. Dit heeft verschillende redenen: Velen wijzen erop dat dit in functie van de situatie soms zeer sterk kan fluctueren. Velen wijzen erop dat dit afhankelijk is van het type wachtlijst: dringende of een eerder preventieve wachtlijst. Een 50-tal woonzorgcentra gaven toch een gemiddelde wachttijd op voor de dringende wachtlijst, zoals men terugvindt in onderstaande tabel. Tabel : Wachttijden dringende wachtlijst Wachttijd Aantal WZC Minder dan 1 m 4 1m-3m 11 3m-6m 16 Prof. Dr. Christel Geerts 15

6m-9m 9 9m-12m 10 > 1 jaar 1 Geen antwoord 29 Voor die groep van mensen met een duidelijk vastgelegd zwaar zorgprofiel B/C zijn de wachttijden voor opname in een WZC (daarom niet in het WZC van voorkeur!) de dag van vandaag doorgaans nog relatief lang. Wat we bij de interpretatie zeker voor ogen moeten houden, is dat het hier om een dringende wachtlijst gaat, waarbij mensen een zeer hoog zorgprofiel hebben. Amper 1 op 3 kan binnen de 3 maanden geholpen worden, terwijl het voor bijna de helft langer dan 6 maanden duurt alvorens ze kunnen worden opgenomen. De algemene wachtlijst is een eerder diffuus gegeven. Er zijn relatief weinig concrete data bekomen m.b.t. dit topic. Tabel 14: Wachttijden preventieve wachtlijst Wachttijd Aantal WZC Minder dan 1 jaar 8 1-2 jaar 5 2-3 jaar 1 3-4 jaar 0 Meer dan 5 jaar 3 Feitelijk nooit 3 Geen antwoord 60 Prof. Dr. Christel Geerts 16

Aantal wachtenden Tabel : Aantal wachtenden op wachtlijst Aantal pers. Aantal WZC 10 2 10 20 7 20 50 12 50 100 4 > 100 8 Wat de algemene wachtlijst betreft (met exclusie van de dringende profielen ), voor zij die het aangaven, staan gemiddeld 309 personen op de wachtlijst. Toewijzingscriteria Er werd ook gepolst naar de toewijzingscriteria. Van de 80 valide antwoorden zijn er 18 die aangeven enkel met de zorgindicatie rekening te houden. Al de overigen houden, naast zorg, ook rekening met het feit of men: Inwoner van de betrokken stad/gemeente is. 35 woonzorgcentra gaven aan hier rekening mee te houden. 32 woonzorgcentra geven expliciet ook aan rekening te houden met sociale redenen (bv. dichter bij kinderen, ). In 29 antwoorden gaf men ook aan dat wie uit kortverblijf of uit een assistentiewoning komt voorrang heeft. Prof. Dr. Christel Geerts 17

Trendanalyse Gelet op de relatief vergelijkbare wijze van data-inzameling behoorde een trendanalyse tot de mogelijkheden. Het spreekt voor zich dat met deze cijfers omzichtig moet worden omgesprongen. Vele ouderen staan op meer dan één wachtlijst geregistreerd. Indien er meerdere woonzorgcentra in één gemeente zijn, is de kans erg groot dat men zich in meerdere woonzorgcentra inschrijft. Hier zijn dus heel wat dubbeltellingen bij. Anderzijds beperken veel ouderen zich in de mate van het mogelijke toch tot de eigen gemeente. Nu tekenden wij in onze studie (na sommatie van de antwoorden, toepassing van de correctiefactor en extrapolatie naar de 195 WZC) 7.274 wachtenden met een hoog zorgprofiel voor 18.442 bedden in Oost-Vlaanderen. Bovendien zijn er (na sommatie van de antwoorden, toepassing van de correctiefactor en extrapolatie naar de 195 WZC) 30.137 ouderen die op een preventieve wachtlijst staan in Oost-Vlaanderen. Per rusthuisbed in Oost-Vlaanderen zijn er dus 2,02 wachtenden (0,39 met een hoog zorgprofiel en 1,63 anderen). Op basis van dit cijfer kan een ruwe schatting gemaakt worden van het aantal personen op een wachtlijst in Vlaanderen. Extrapolatie naar de 75.364 bedden in Vlaanderen leert ons dat er 152.235 wachtenden zijn, waarvan er maar liefst 29.391 een zwaar zorgprofiel hebben. Uit deze vergelijking blijkt dat we er niet in geslaagd zijn de problematiek van de wachtlijsten te verminderen. De evolutie van duur van de wachttijd is irrelevant geworden, vermits de lijsten nu toch fundamenteel anders opgebouwd worden. Met betrekking tot de analyse van de toegangscriteria is de zorgbehoevendheid van mensen duidelijk aan belang toegenomen, wat niet wegneemt dat ook andere criteria mee in de afweging tot opname worden meegenomen. Prof. Dr. Christel Geerts 18

4. Conclusies Door de vergrijzing zal de ouderenzorg de komende jaren veel extra investeringen vergen, zowel in de thuiszorg als in de residentiële zorg. Het is onze absolute overtuiging dat er voldoende middelen moeten voorzien worden, opdat een kwaliteitsvol, toegankelijk en betaalbaar aanbod gegarandeerd kan worden. Ook de Vlaamse ouderenraad wijst in haar advies 4 op het belang van de noodzakelijke aanwezigheid van een voldoende groot divers toegankelijk en gebiedsdekkend woonzorgaanbod. We hebben via de studie deze bekommernis cijfermatig onderbouwd en inderdaad, de cijfers tonen aan dat stilstaan geen optie is. Verder vragen we bijzondere aandacht voor volgende punten: 1. Er is nood aan een beleid dat gestuurd wordt door een performante programmatie op basis van zorgprognoses, waarbij men uitgaat van reële noden en keuzemogelijkheden van ouderen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er op dit vlak onvoldoende proactief te werk wordt gegaan. We vragen dit met aandrang voor alle voorzieningen, gevat door het woonzorgdecreet. Het actualiseren en verdiepen van de huidige programmatiecijfers van voorzieningen is een must. Bovendien zouden wij willen onderzoeken of het niet aangewezen is om af te stappen van het systeem van aangemelde woonzorgvoorzieningen, bv. bij assistentiewoningen en lokale dienstencentra. Deze aanpak geeft weinig of geen zekerheden aan de gebruiker en creëert minder houvast wat de kwaliteitsborging betreft. Het principe van aangemelde zorgvoorzieningen zou eventueel vervangen kunnen worden door een light erkenning, waarbij toch een beperkt aantal voorwaarden moeten nageleefd worden. 4 Advies 2016/1 over de Conceptnota Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen (www.vlaamse-ouderenraad.be/adviezen) Prof. Dr. Christel Geerts 19

Ook volgens de Vlaamse ouderenraad moeten in de toekomst alle assistentiewoningen terug erkend worden en bijgevolg voldoen aan de minimale normen 5. 2. We willen nagaan hoe het wachtlijstbeheer op meer structurele wijze kan worden bijgehouden en gemonitord, met uiteraard maximale keuzevrijheid voor de betrokkenen. Onze analyse toont aan dat er veel variatie is, waardoor deze cijfers minder relevant zijn in de beleidsvoering. 3. Er is zeker nog veel te winnen door de focus op preventieve acties. Uiteraard betekent inzetten op preventie het verder uitbouwen van de eerstelijnszorg met alle actoren. 4. Cruciaal in onze onderzoeksbevindingen is het ontoereikende realisatie van een preventieve beleidsmatige invalshoek. De realisatiegraad van de lokale dienstencentra is bedroevend. We vragen met aandrang bijkomende investeringen en het evalueren van de bestaande regelgeving dienaangaande. Dit is ook vanuit economisch standpunt een heel belangrijk gegeven: ouderen die een betekenisvolle sociale functie hebben, sociale contacten onderhouden, een gezond levenspatroon ontwikkelen, zich gelukkig voelen, zullen minder een beroep doen op zorg en ondersteuning. Ook in het advies van de Vlaamse ouderenraad 6 wordt herhaaldelijk en meermaals gewezen op het belang van de dienstencentra, bv. In advies punt 37: het Vlaams ouderenbeleidsplan haalt terecht de voortrekkersrol aan van lokale dienstencentra, de ouderenverenigingen en zorgnetwerken i.h.k.v. het versterken van het sociaal netwerk. Inzake sport en bewegen bij ouderen pleit de Vlaamse Ouderenraad voor gerichte ondersteuning van campagnes van ouderenvereningen en lokale dienstencentra. Lokale dienstencentra i.s.m. ouderenverenigingen en andere actoren kunnen ook een belangrijke rol spelen in de uitbouw van informele en buurtgerichte zorgnetwerken. Maar zij kunnen dit 5 Advies 2016/1 over de Conceptnota Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen (www.vlaamse-ouderenraad.be/adviezen) 6 Advies 2016/3 over het ontwerp van het Vlaams ouderenbeleidsplan 2015-2020 (www.vlaamse-ouderenraad.be/adviezen) Prof. Dr. Christel Geerts 20

enkel doen mits voldoende ondersteuning door de overheid. De realisatiegraad inzake dienstencentra moet dus dringend verhoogd worden. 5. Bij de diensten gezinszorg zit de verhouding tussen het aantal gepresteerde en geprogrammeerde uren gemiddeld in Vlaanderen om en rond 75%. De urencontingenten lopen al jaren hopeloos achter op de programmatie gezinszorg, die net zoals voor de woonzorg gebaseerd is op de demografische evolutie. 6. Er zijn ook heel wat beleidsvoornemens m.b.t. de financiering van de zorg. Men wil komen tot een persoonsgerichte financiering. Dit is weliswaar theoretisch een interessante methodiek om de financiering te sturen vanuit de persoon maar onze eerste bekommernis gaat toch uit naar het feit dat er voldoende geïnvesteerd moet worden. Een persoonsgerichte financiering brengt geen oplossingen bij ontoereikende middelen. Bovendien is het van groot belang dat in een persoonsgerichte financiering heel wat zaken, zoals bv. het genormeerd zorgpersoneel en het onderhoud van gebouwen, blijven bekostigd worden uit collectieve en solidaire middelen. Zo niet vrezen we voor rechtsonzekerheid, verslechtering van arbeidsvoorwaarden voor zij die zorg moeten leveren en verminderde financiële leefbaarheid van de voorzieningen. Het zal dan uiteindelijk de zorgbehoevende oudere zijn die in de kou komt te staan. Ook de Vlaamse ouderenraad vraagt duidelijkheid i.v.m. timing en financiering 7. 7 Advies 2016/1 en advies 2016/3 over de Conceptnota Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen (www.vlaamse-ouderenraad.be/adviezen) Prof. Dr. Christel Geerts 21

Kortom: Blijf investeren in de ouderenzorg, zodat een kwaliteitsvol, toegankelijk en betaalbaar aanbod ook in de toekomst gegarandeerd blijft. Zet in op preventie. Zet in op een verdere uitbreiding en flexibilisering van de thuiszorg en ga niet uit van een onrealistisch potentieel inzake mantelzorg. En zet uiteraard eveneens in op de uitbreiding van een kwaliteitsvol (semi-)residentieel aanbod. Prof. Dr. Christel Geerts 22