veldinventarisatierapport vleermuizen Garderbroekerweg 175 te Kootwijkerbroek De Kuijt B.V. 10 september 2008 projectnummer 030801
I Naam product: Veldinventarisatierapport vleermuizen Locatie: Garderbroekerweg 175 te Kootwijkerbroek Opdrachtgever: De Kuijt B.V. Opdrachtnemer: Laneco Contact: Laneco.advies@gmail.com Ons kenmerk: 030801 Projectleider: ir. D van Pijkeren
INHOUD II 1 I N L E I D I N G 1 1.1 AANLEIDING 1 1.2 GEBIEDSBESCHRIJVING EN BEOOGDE INGREPEN 1 2 A C H T E R G R O N D 3 3 O N D E R Z O E K 4 3.1 ONDERZOEKSMETHODIEK 4 3.2 ONDERZOEKSVRAAG 4 3.3 ONDERZOEKSRESULTATEN 4 4 C O N C L U S I E E N S A M E N V A T T I N G 6 4.1 CONCLUSIE 6 4.2 CONSEQUENTIES 6 4.3 AANBEVELINGEN 6 B I J L A G E N: bijlage 1: literatuurlijst
1 INLEIDING 1 1.1 AANLEIDING In de gemeente Barneveld, in de plaats Kootwijkerbroek, is door De Kuijt B.V. de sloop van een agrarische schuur beoogd op een locatie aan de Garderbroekerweg. 175-464 175-463 Topografische Dienst, Emmen globale ligging plangebied (kaart: Natuurloket, luchtfoto: Google Earth) In een eerder uitgevoerde quick scan flora en fauna door Grontmij (april 2008), is de geschiktheid van het plangebied voor beschermde planten en diersoorten en de verwachte effecten op deze soorten beoordeeld. De aanwezigheid van vleermuizen in de oude schuur, die onderdeel uitmaakt van het plan wat de eigenaar op dit terrein wil uitvoeren, kon hierin niet geheel worden uitgesloten. Aantasten van verblijfplaatsen of belangrijke onderdelen van het leefgebied van vleermuizen is ontheffingsplichtig in het kader van de Flora- en faunawet. Laneco is daarom gevraagd nader onderzoek te verrichten naar het gebruik van het plangebied door deze soortengroep. 1.2 GEBIEDSBESCHRIJVING EN BEOOGDE INGREPEN Het plangebied ligt buiten Kootwijkerbroek aan de Garderbroekerweg 175. De omgeving van het plangebied bestaat uit een nog relatief kleinschalig landschap met bosjes, houtwallen en andere kleine landschapselementen. In de omgeving zijn veel erven aanwezig, waaronder een groot aantal (intensieve) agrarische bedrijven. Het plangebied betreft een schuur op een erf, aan een onverharde zijweg van de Garderbroekerweg. Deze schuur dient te worden gesloopt als onderdeel van de plannen voor de bouw van een nieuwe loods elders op het erf. De overige onderdelen van het plan zijn reeds door Grontmij in een verkennend onderzoek getoetst. De schuur waar dit onderzoek om handelt, ligt naast het woonhuis op het erf. Het betreft een oude boerenschuur die ooit de boerderij vormde en later omgevormd is tot schuur. Het gebouw is opgebouwd uit steens- en halfsteensmuren, zonder spouw. Het dak is gedekt met asbest golfplaten, en heeft een open nok. Ook de gevelbetimmering bestaat
uit een enkele laag planken. In de schuur is een hooizolder aanwezig op oude balken. Er is nauwelijks hooi meer op aanwezig. De schuur zelf wordt gebruik als opslagruimte. 2 Indrukken van de situatie in en om de schuur Aan zuidzijde van de schuur, aan de overzijde van de onverharde weg, ligt een dichte, opgaande singel. Aan de Noordzijde van de schuur ligt een restant van een beukenhaag, die is uitgegroeid tot stevige bomen (stamdoorsnede 20-30 cm.). Deze elementen worden gehandhaafd.
2 ACHTERGROND Vleermuizen zijn vliegende zoogdieren die aan de hand van echolocatie hun positie bepalen. Deze nachtdieren verblijven overdag in besloten ruimtes. Vleermuizen zijn globaal op te delen in gebouwbewonende soorten zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger en boombewonende soorten als rosse vleermuis en watervleermuis. Daarnaast zijn er soorten die van beide elementen gebruik maken. Ook is er onderscheid te maken in zomer- en winterverblijfplaatsen van de verschillende soorten. Sommige soorten verblijven het gehele jaar in gebouwen (spouwmuren, achter gevelbetimmeringen enz) of bomen (in holten, achter de bast). Een groot aantal soorten, ook soorten die s zomers in boomholten verblijven, overwintert echter weer in bunkers, grotten en kelders. Alle vleermuizen zijn strikt (tabel 3) beschermd door de Flora- en faunawet. Vanaf begin april komen vleermuizen te voorschijn uit hun winterverblijven, afhankelijk van het weer, de ene soort wat later dan de andere. Van half mei tot half augustus vormen de vleermuizen kraamkolonies waarin de jongen worden geboren en grootgebracht. De mannetjes verblijven dan apart in kleinere groepen. Vanaf half augustus tot september, in het paarseizoen, vallen de kraamkolonies uiteen en trekken sommige soorten vleermuizen uit hun voortplantingsgebied weg, terwijl ander nooit ver vliegen tussen zomer en winter verblijf. In deze periode paren de meeste vleermuissoorten, behalve grootoorvleermuizen, die in het vroege voorjaar paren. Vanaf oktober gaan de verschillende soorten in winterslaap, waarbij de ene soort zich eerder terugtrekt in zijn winterverblijf dan de andere (Helmer 1988). Vanwege dit jaarritme is voor het vaststellen van zomerkolonies alleen onderzoek mogelijk vanaf eind april tot begin augustus. Omdat de soorten vaak jarenlang gebruik maken van vaste aanvliegroutes tussen verblijfsplaats en foerageergebied, kan het behoud van deze lijnelementen cruciaal zijn voor de instandhouding van het leefgebied (Limpens, 2004). Hetzelfde geldt voor bepaalde foerageergebieden, zoals open schuren, waar bij slecht weer wordt gejaagd door sommige soorten. 3
3 ONDERZOEK 4 3.1 ONDERZOEKSMETHODIEK Het onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd met behulp van een batdetector (Petterson 100 en Petterson D240X). Batdetectors vertalen de voor mensen onhoorbare sonargeluiden van vleermuizen in hoorbare geluiden. Vleermuizen zijn op naam gebracht door het ritme en de klank van hun sonargeluid, gecombineerd met zichtwaarnemingen van vliegstijl en grootte. Er is onderzoek gedaan op: 11 augustus 2008 door 2 personen bij een avondtemperatuur van 15 C en windkracht 3 a 4. Het was droog, maar koelde in de loop van de avond af. Rondom de schuur was het redelijk windstil vanwege de nabijgelegen bosjes en singels. Een tweede onderzoeksronde werd vanwege de constructie van de schuur niet nodig geacht. Dit gebouw wordt niet geschikt geacht voor vleermuizen vanwege de dakbedekking (grote temperatuurswisseling onder golfplaten) open nok (tocht, weersinvloeden) en enkelsteens/halfsteens muren en enkelvoudige gevelbetimmering (geen schuilmogelijkheden). 3.2 ONDERZOEKSVRAAG In het plangebied zal een schuur worden gesloopt. Doel van dit onderzoek is om na te gaan of zich zomerverblijfplaatsen belangrijke onderdelen van het leefgebied van vleermuizen in het plangebied bevinden. 3.3 ONDERZOEKSRESULTATEN 3.3.1 waarnemingen Bij een visuele inspectie van de schuur zijn geen sporen van vleermuizen gevonden. Op 11 augustus ging de zon om 21.09 uur onder. Vanaf ongeveer 21.40 uur kwamen al foeragerend, 5 a 6 gewone dwergvleermuizen langs de ten zuiden gelegen houtsingel langsvliegen. Gedurende de hele avond bleef een aantal (3 a 4) gewone dwergvleermuizen foerageren in de nabijheid van de schuur. Ook verderop boven een nabijgelegen tuin foerageerde constant een gewone dwergvleermuis. Gezamenlijk zijn ongeveer 8-10 gewone dwergvleermuizen waargenomen. Verder kwam rond 21.45 uur een laatvlieger langsvliegen. Gezien een waarneming later op de avond foerageerde dit dier waarschijnlijk achter op het erf.
Er zijn geen uitvliegende vleermuizen uit de schuur of de naastgelegen bomen waargenomen. In deze schuur worden vanwege de constructie (bouwstijl) geen vleermuizen verwacht (zie ook paragraaf 3.2). 5 Legenda Gewone dwergvleermuis Vliegroute gewone dwergvleermuis Laatvlieger Waarnemingen vliegroutes en foerageerplaatsen van de verschillende soorten 3.3.2 overige In de kapschuur achter de woning is een beperkt gebruikte roestplaats van een kerkuil aanwezig gezien de kalksporen en braakballen. Het is niet bekend waar het dier broed. Verder is op enige afstand ten zuidwesten van het plangebied een roepende steenuil gehoord. De te slopen schuur is onderzocht op de aanwezigheid van uilen. Er zijn bij deze inspectie geen sporen gevonden van gebouwbewonende soorten (uilen en steenmarter).
4 CONCLUSIE EN SAMENVATTING 6 Op de locatie Garderbroekerweg 175 is als onderdeel van de bouw van een bedrijfshal, de sloop van een schuur voorgenomen. Voor deze schuur is nader onderzoek naar vleermuizen aanbevolen in een verkennend onderzoek (Grontmij, 2008). 4.1 CONCLUSIE In de schuur zijn geen sporen van vleermuizen, of uitvliegende vleermuizen waargenomen. De schuur wordt vanwege de enkel- en halfsteensmuren, de enkelvoudige gevelbetimmering, de bekleding met golfplaten en de open nok ongeschikt geacht als verblijfplaats voor vleermuizen. De omgeving van de schuur is wel interessant voor vleermuizen. Er zijn twee soorten vleermuizen waargenomen, de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis. Gezien het veelvuldige gebruik van de singel ten zuiden van de schuur (8 tot 10 exemplaren), is deze van belang als vliegroute voor de lokale populatie dwergvleermuizen. Dit element blijft gehandhaafd. Verder is er één laatvlieger waargenomen. Waarschijnlijk is het beschutte erf voor deze grotere vleermuizensoort van minder groot belang. In de omgeving komen kerk- en steenuil voor. In de te slopen schuur zijn van deze -en andere- ontheffingsplichtige gebouwbewonende soorten geen waarnemingen gedaan. 4.2 CONSEQUENTIES Er zijn voor de sloop van de schuur geen procedurele gevolgen (ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet) te verwachten. Omdat de vliegroute aan de zuidzijde (singel) gehandhaafd blijft, zijn ook hier geen negatieve invloeden op vleermuizen te verwachten omdat deze wordt gehandhaafd. Vanuit de zorgplicht dient verlichting in de avonduren in voorjaar, zomer en herfst te worden beperkt. Wel gelden de gestelde voorwaarden ten aanzien van het broedseizoen (Grontmij, 2008). 4.3 AANBEVELINGEN Het verdient aanbeveling de gebiedskwaliteiten met veel struwelen en opgaande beplanting zoveel mogelijk te handhaven. Het duurt jaren voorat de groenstructuur weer geschikt is voor flora en fauna. De aanwezige oudere bomen (vooral beuken) hebben een hoge vervangingswaarde en zijn zeer waardevol voor fauna. Voor zover mogelijk zouden deze moeten worden ontzien. In het plangebied en de omgeving zouden kasten voor kerk- en/of steenuil opgehangen kunnen worden. De omgeving is erg geschikt voor deze soorten.
BIJLAGE 1: LITERATUURLIJST Broekhuizen, S e.a., 1992, Atlas van de Nederlandse zoogdieren, uitgeverij KNNV, Utrecht,. Grontmij, 2008; Natuurtoets Garderbroekerweg, Grontmij Nederland B.V. Helmer, W., Limpens, H.J.G.A. en Bongers., W., 1 e versie 1988, Handleiding voor het inventariseren en determineren van Nederlandse vleermuissoorten met behulp van batdetectors, Stichting vleermuis-onderzoek (dr. L. Bels stichting). Limpens, H., K. Mosterd en W. Bongers, 1997; Atlas van de Nederlandse vleermuizen; Onderzoek naar verspreiding en ecologie; KNNV Uitgeverij. Limpens, H.J.G.A., P. Twisk en G. Veenbaas, 2004, Met vleermuizen overweg, Dienst Weg- en Waterbouwkunde Delft en Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming Arnhem. Websites: www.vleermuis.net www.natuurloket.nl www.minlnv.nl 1