33011/265/2/A/3 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende definitieve beslissing over milieuvergunningsaanvraag van B.V.B.A. BIOMASS CENTER gelegen Bargiestraat 1 te Ieper. De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement. Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit d.d. 17/08/2006 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het verder exploiteren en veranderen van een composteringsbedrijf voor een termijn tot 17/08/2026; Gelet op de naamswijziging naar BVBA Biomass Center; Gelet op het besluit d.d. 15/01/2009 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor de verduidelijking van de lijst van afvalstoffen die in aanmerking komen voor verwerking voor een termijn tot 17/08/2026; Gelet op het besluit d.d. 14/05/2009 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een vergistings- en composteringsbedrijf voor een termijn tot 17/08/2026; Gelet op het besluit d.d. 18/03/2010 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een vergistings- en composteringsbedrijf voor een termijn van 2 jaar op proef; Gelet op het besluit d.d. 12/05/2011 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een een vergistings- en composteringsbedrijf voor een termijn tot 17/08/2026; Gelet op het evaluatieverslag van de Afdeling bevoegd voor Milieuhandhaving d.d. 13/01/2012 waaruit het volgende blijkt : - het Vito heeft een geurstudie opgemaakt. Uit deze studie blijkt dat de situatie ivm geurhinder veel verbeterd is in en rond het industrieterrein Ieperleekanaal te Ieper. Dit werd bereikt door het nemen van geurreducerende maatregelen door de verschillende bedrijven. Bij Biomass Center werd er ondermeer een zure wasser en biofilter geplaatst, evenals 3- trapswassers. Ondanks de aanwezigheid van deze geurreductie-installaties, blijkt uit de resultaten van de metingen en berekeningen dat Biomass Center onaanvaardbare geurhinder kan veroorzaken voor de omwonenden. Dit is het gevolg van de lage geurverwijderingsrendementen van de biofilter en de 3-trapswassers. Ook de geuremissie ter hoogte van de schoorsteen kan hier een rol bij spelen. 1
- Er werd een rapport ontvangen dat is opgemaakt door Olfascan ivm de opvolging van de geursituatie Biomass Center. Daaruit blijkt dat door de genomen maatregelen er een sterke reductie is van de geuruitstoot. De maatregelen die werden genomen zijn enerzijds het verhogen van het spuidebiet van de wasser na voorcompostering en de wasser na de drooginstallatie en anderzijds een betere dosering van natriumhypochloriet in de tweede trap. - Echter blijkt dat het biofiltermateriaal in kamer 1 van de biofilter niet in goede conditie is. Het bedrijf heeft intussen vers wortelhout ingevoerd en is nu gedurende enkele weken dit aan het bevochtigen om deze biologisch actief te laten worden. Er is een meting voorzien op 01/02/2012. Volgens Olfascan worden, bij een goede werking van kamer 1 van de biofilter, zodoende de doelstellingen gehaald ttz een geurreductie van 56% wat voorgesteld werd door Vito. Er wordt ook gesteld dat uit de schoorsteen er een hogere waarde ammoniak wordt uitgestoten. Het is aangewezen dat het bedrijf binnen de 3 maanden een milieuzorgsysteem opmaakt waarbij er een meetfrequentieprogramma wordt opgesteld met een registratie inzake onderdruk loodsen, ammoniakconcentratiemetingen voor en na gaswassers, biofilter (verschillende kamers) en schoorsteen, algemene netheid van de verharde oppervlakken, een jaarlijkse analyse van het biofiltermateriaal van de verschillende kamers op het vochtgehalte, geleidbaarheid, zoutgehalte en sulfaten. De uitvoering van controles/metingen dienen te worden genoteerd in een register en steeds ter inzage ligt van de toezichthoudende overheden. Gelet op het Gunstig advies dd. 7/02/2012van het College van Burgemeester en Schepenen; Gelet op het gunstig advies dd. 23/01/2012 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het advies dd. van het Departement RWO; Gelet op het gunstig advies dd. 6/01/2012 van de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid; Gelet op het gunstig advies dd. 3/01/2012 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; Gelet op het gunstig advies dd. 16/12/2011 van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; Gelet op het Gunstig advies dd. 3/02/2012 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, in een reservegebied voor beperkte industriële uitbreiding van het gewestplan Ieper-Poperinge (d.d. 14/08/1979) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : reservegebied voor beperkte industriële uitbreiding Gelet op de ligging van de inrichting in het BPA Ieperleekanaal d.d. 26/09/1991 en 01/06/1994, waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : industriezone. Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; 2
Overwegende dat een vergunning op proef verleend werd voor een termijn van 2 jaar De vergunning dd. 18.03.2010 (o.a. uitbreiding met een bijkomende vergister 2.500 m³) werd door de deputatie verleend voor een termijn van 2 jaar op proef. In het besluit werden de volgende bijzondere voorwaarden opgenomen: - "De aanvoer van de afvalstoffen mag gebeuren vanaf 5.30 uur tot 19 uur. - Bij het opstellen van de geurstudie opgelegd met de vergunning dd 14.05.2009 wordt rekening gehouden met de thans aangevraagde veranderingen en dient te worden aangetoond dat de voorgestelde tweetrapsgaswasser als gelijkwaardige oplossing kan worden beschouwd als een zure gaswasser met biofilter. - In afwijking van art. 5.28.3.4.2 van het Vlarem II mag de behandeling van de afgezogen lucht van de hallen 1 en 2 geschieden via een zure wasser gevolgd door een alkalische wasser in plaats van een zure wasser met biofilter. Indien uit de uit te voeren geurstudie evenwel blijkt dat de geurhinder niet tot een aanvaardbaar niveau is beperkt of niet als een gelijkwaardige oplossing kan worden beschouwd dienen bijkomende milderende maatregelen te worden getroffen." De voorwaarde met betrekking tot de op te stellen geurstudie opgelegd met de vergunning dd 14.05.2009 luidde aldus: - "Eens de uitgebreide installatie in gebruik is, dient bij maximum-exploitatie de geurimpact opnieuw geëvalueerd te worden aan de hand van een geurstudie uitgevoerd door een erkend deskundige lucht. Deze studie wordt binnen een termijn van 3 jaar bezorgd aan de vergunningverlenende overheid, LNE afdelingen milieuvergunningen en milieu-inspectie van de buitendienst West-Vlaanderen, VMM- buitendienst Oostende, de Afdeling Toezicht Volksgezondheid en de gemeente. - De evolutie van de geurimpact op de omgeving dient verder opgevolgd te worden. Hiertoe dient jaarlijks een evaluatierapport opgemaakt door de milieucoördinator, waarin, indien nodig, remediërende maatregelen worden voorgesteld. Dit rapport wordt bezorgd aan de vergunningverlenende overheid, LNE afdelingen milieuvergunningen en milieu-inspectie van de buitendienst West-Vlaanderen, VMM- buitendienst Oostende, de Afdeling Toezicht Volksgezondheid en de gemeente." Het opvolgingsrapport betreffende de geursituatie werd bezorgd ter gelegenheid van de samenkomst van de begeleidingscommissie op 21 november 2011. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat: Analyseresultaten olfactometrie: meetlocatie gemiddelde geurconcentratie huidige toestand gemiddelde geurconcentratie Vito-studie 2010 geurvracht huidige toestand geurvracht Vito-studie 2010 ou E /m³ ou E /m³ ou E /sec ou E /sec biofilter 6.584 5.323 115.803 91.871 na gaswasser 750 1.946 3.417 26.815 drooginstallatie uitlaat gaswasser 2.031 6.929 10.939 70.148 voorcompostering schoorsteen 1.411 14.891 52.510 totaal 145.050 241.344 3
Sedert de Vito-studie en gevolggevend aan de geuraudit door Olfascan werden volgende maatregelen genomen: - Twee maal per week worden de terreinen grondig gereinigd om diffuse emissies door bevuilde betonstroken te vermijden; - De bewegingen van het eigen rollend materieel werden tot het strikte minimum herleid, zodat de poorten meer gesloten blijven en de betonvloer niet wordt bevuild; - De drukregelingen worden regelmatig gecheckt zodat de onderdrukken in de verschillende hallen wordt gewaarborgd; - De wassers worden heel kort opgevolgd, waardoor de uitval werd verkort; - In de tweede trap van de 2 wassers (wasser na voorcompostering en wasser na drooginstallatie, wordt veel meer gespuid waardoor de efficiëntie veel beter is - In de tweede trap (basische trap) van de wassers wordt natriumhypochloriet toegevoegd waardoor de organische zwavelverbindingen beter worden verwijderd; - De regeling van de onderdruk werd aangepast zodat alle proceslucht én een deel van de hallucht van hal 2 via de wasser van de indoor wordt afgevoerd. Hierdoor is er meer luchtverversing in hal 2 (vergroten onderdruk zodat meer verse lucht binnenkomt). Zoals uit bovenstaande tabel blijkt is de geurvracht afkomstig van de biofilter thans groter dan in de situatie 2010. De oorzaak hiervan is blijkbaar te wijten aan een slechte werking van kamer 1 van de biofilter waardoor de kamers 2, 3 en 4 overbelast werden. Thans werkt deze kamer terug optimaal. Op de andere emissiepunten is de situatie veel verbeterd in vergelijking met de situatie 2010. In het opvolgingsrapport wordt door de erkend deskundige tevens vastgesteld dat de 2 nieuwe wassers bestaande uit een zure wasser en een basische wasser aan de verwachtingen voldoen en dus als gelijkwaardige oplossing mogen worden beschouwd als een zure wasser met een biofilter. De goede werking van de biofilter dient echter nog te worden aangetoond. Dit kan gebeuren samen met een eindrapport van de erkend deskundige geur. Samenvattend wordt in het opvolgingsrapport gesteld dat mag worden verwacht dat de geurhinder tot een voor de omgeving aanvaardbaar niveau, zoals gesteld in de het Vito-rapport 2011, zal kunnen beperkt worden. Het is aangewezen dat de exploitant een milieuzorgsysteem implementeert. Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: Mei is de deadline voor de evaluatie van de biofilter. De exploitant vraagt zich af hoe je de onderdruk van de loodsen kan registreren. Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage; 4
Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden; BESLUIT Artikel 1 1. Aan B.V.B.A. BIOMASS CENTER, gevestigd te Bargiestraat 1 8900 Ieper wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit een vergunning verleend, voor een inrichting gelegen te Ieper, Bargiestraat 1 de definitieve vergunning te verlenen voor het wijzigen en uitbreiden van een vergistings- en composteringsbedrijf voor een termijn tot 17/08/2026 Artikel 2 Voor de artikel 1 bedoelde vergunning gelden volgende voorwaarden opgelegd in het besluit 18/03/2010 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor het wijzigen en uitbreiden van een vergistings- en composteringsbedrijf voor een termijn tot 18/03/2012, voor zover deze nog niet uitgevoerd zijn; Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering;. Artikel 3 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. 5
Artikel 4 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Waren aanwezig: de heer Carl DECALUWÉ, provinciegouverneur-voorzitter de heren Dirk De Fauw en Patrick Van Gheluwe, mevrouw Marleen Titeca-Decraene, de heren Gunter Pertry, Bart Naeyaert en Guido Decorte, leden de heer Hilaire Ost, Provinciegriffier Brugge, 01/03/2012 De provinciegriffier, Hilaire OST De provinciegouverneur-voorzitter, Carl DECALUWÉ AANDACHT! De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4 de + 6 de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden. 6