Rapport. Rapport over een klacht betreffende de gemeente Tilburg. Datum: 21 september Rapportnummer: 2012/153

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Datum: 24 juni Rapportnummer: 2011/196

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport Datum: 20 november 2012 Rapportnummer: 2012/186

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland. Datum: 4 maart Rapportnummer: 2011/078

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/248

Rapport. Onderzoek naar een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Datum: 31 augustus 2016 Rapportnummer : 2016/080

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/126

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Dienst voor het kadaster en de openbare registers uit Apeldoorn. Datum: 23 mei 2011

Rapport. 2014/095 de Nationale ombudsman 1/9

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Oost-Brabant. Datum: 21 oktober Rapportnummer: 2013/155

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Beoordeling. h2>klacht

Rapport Datum: 11 oktober 2011 Rapportnummer: 2011/302

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie ressort 's-gravenhage te Den Haag. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2013/065

Rapport. Datum: 13 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/165

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Datum: 4 september Rapportnummer: 2012/139

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Rapport. Excuus verzilverd Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost te Eindhoven. Datum: 6 november 2012

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/020

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Rapport over Hefpunt te Groningen. Datum: 24 juli Rapportnummer: 2013/093

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/178

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Datum: 4 september Rapportnummer: 2012/140

Beoordeling. h2>klacht

Rapport betreffende een klacht over Domeinen Roerende Zaken.

Rapport betreffende een klacht over de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door de gemeente Venlo.

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Naast excuus ook een passende compensatie. Een onderzoek naar de afhandeling van een verzoek compensatie van.

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 25 september 2006 Rapportnummer: 2006/324

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer. Datum: 8 oktober Rapportnummer: 2013/140

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Een onderzoek naar de handelwijze van de gemeente naar aanleiding van een verzoek om bomen te rooien vanwege overlast.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant te Oss. Datum: 2 oktober Rapportnummer: 2013/138

Rapport Datum: 22 mei 2013 Rapportnummer: 2013/051

Rapport. Klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Zwolle. Datum: 20 april Rapportnummer: 2011/121

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

RAPPORT. Rapport over een klacht over de minister van Infrastructuur en Milieu te Den Haag (Rijkswaterstaat te Utrecht).

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december Rapportnummer: 2011/358

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/234

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Rapport. Datum: 27 januari 2000 Rapportnummer: 2000/025

Rapport. Datum: 4 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/305

Een onderzoek naar afhandeling van schoolverzuim door de gemeente Hoorn

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

"Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat:

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling.

Rapport. Een onderzoek naar een gedraging van de gemeente Meerssen. Oordeel

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 23 juni Rapportnummer: 2011/187

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: Rapportnummer:

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Een onderzoek naar de handelwijze van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van de Belastingdienst/Zuidwest. Datum: Rapportnummer: 2011/273

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Rapport. Rapport over een klacht over Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel. Datum: 23 juli Rapportnummer: 2013/092

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland uit Apeldoorn. Datum: 19 juli 2011

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/102

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over Gerechtsdeurwaarderskantoor X. te Apeldoorn en Stadsbank Apeldoorn. Datum: 7 mei Rapportnummer: 2014/043

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. 2014/111 de Nationale ombudsman 1/7

Rapport. Datum: 18 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/228

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht betreffende de gemeente Tilburg. Datum: 21 september 2012 Rapportnummer: 2012/153

2 Klacht Verzoekster klaagt er over dat zij trillingsoverlast en schade in de vorm van scheuren in haar woning ondervindt door verkeersplateaus voor haar woning en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg het aan haar overlaat om aannemelijk te maken dat deze overlast en schade het oorzakelijk gevolg zijn van deze plateaus. Bevindingen en beoordeling I Bevindingen Overlast Verzoekster en haar echtgenoot schreven het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 9 juni 2011 een brief, waarin zij de schade in hun woning aan de orde stelden. Naar hun mening werd deze veroorzaakt door trillinghinder vanwege verkeersplateaus die in de negentiger jaren voor hun huis waren aangelegd. Er waren scheuren zichtbaar in de stuclaag op de muren. Vooral zwaar vrachtverkeer met aanhangers die met te hoge snelheid de plateaus passeerden, veroorzaakten veel overlast. Verzoekers stelden de gemeente aansprakelijk voor alle zichtbare en onzichtbare schade en verzochten om een snelle adequate oplossing. Schriftelijke afwijzing aansprakelijkheid Bij brief van 27 juni 2011 wees het college elke aansprakelijkheid voor de door verzoekers geleden schade af en voerde hiertoe het volgende aan: " Opvallend is dat veel claimanten scheuren in panden tonen die zich op grote afstand van een trillingsbron bevinden. In de praktijk blijkt telkens een kritische afstand die in een orde van grootte van vijf meter ligt. De kans op schade buiten dit bereik is nagenoeg uit te sluiten. Uw pand bevindt zich ruim 13 tot 15 meter van de openbare weg af. Uit onderzoeken tot op heden is gebleken dat scheurvorming in woningen in de meeste gevallen heel andere oorzaken kent. Zo is deze met enige regelmaat te wijten aan door de jaren heen ontstane "zetting" van de grond onder de woning. Andere veelvuldig geconstateerde en hiermee samenhangende oorzaken zijn ongelijke verzakking van de woning dan wel verandering van het vochtgehalte in bouwmaterialen. Overigens merken wij nog op dat een goed gebouwde woning eventuele trillingen als gevolg van passerend verkeer ongeschonden moet kunnen doorstaan. Professionele metingen bij soortgelijke gevallen in het verleden hebben hoogst zelden enig rechtens relevant verband aangetoond tussen scheurvorming en trillingen als gevolg van verkeer. Het is uiteraard aan u om een dergelijk onderzoek toch uit te laten voeren.

3 Voorts wijzen wij erop dat uit metingen blijkt dat de verkeersplateaus voldoen aan de normen van het CROW (Centrum voor regelgeving en onderzoek in de grond-, water- en wegenbouw en de verkeerstechniek; een landelijke adviesinstantie voor overheid en bedrijfsleven op het gebied van verkeerstechniek N.o) " Klacht bij de Nationale ombudsman Hierop wendde verzoekster zich tot de Nationale ombudsman. Zij vond het op zijn plaats als de gemeente zou bewijzen dat de schade niet het gevolg was van het zware verkeer en de verkeersplateaus, in plaats van hen op kosten te jagen om bewijs te leveren. De Nationale ombudsman nam de klacht in behandeling en vroeg de gemeente onder meer in te gaan op een rapport over trillinghinder dat de ombudsman in 2011 had uitgebracht (rapport 20011/196) en waar verzoekster op had gewezen. Verder verzocht de ombudsman de gemeente om met verzoekster een aantal punten te bespreken die zij in een telefonisch onderhoud met een medewerkster van de Nationale ombudsman te berde had gebracht, zoals het verplaatsen of vervangen van de verkeersplateaus door wegversmallingen. Door deze laatste maatregel zou zwaar vrachtverkeer worden genoodzaakt om de "officiële" route via Tilburg-Noord te kiezen. Ook leek het verzoekster praktisch eventuele maatregelen te treffen in het kader van de herinrichting van de straat die gepland stond voor het najaar van 2012. De gemeente Tilburg gaf bij monde van de klachtencoördinator het volgende te kennen. De gemeente was van oordeel dat de bewijslast in beginsel bij verzoekster lag op grond van de artikelen 150 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en 6:98 Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 1. en 2.). Volgens de gemeente was uit onderzoeken gebleken dat schade door trillingen zich niet voordoet als de afstand van de woning tot de drempel groter was dan vijf meter. In dit geval was de afstand van de woning van verzoekster tot de openbare weg zodanig veel groter 13-15 meter dat schade redelijkerwijs werd uitgesloten. Gelet op dit ervaringsfeit was er voor de gemeente geen aanleiding om specifiek vooraf te onderzoeken of de woningen op (veel) grotere afstand schade zouden kunnen lijden door de verkeersmaatregel. Overigens was het niet zo dat de gemeente in alle gevallen verlangde dat de eiser zelf het bewijs leverde. In die gevallen waarbij de kritische afstand niet werd overschreden, verrichtte de gemeente zo nodig wel onderzoek op eigen kosten. De gemeente maakte dit onderscheid omdat jaarlijks vele soortgelijke schadeclaims werden ingediend. Het op de enkele claim, zonder een begin van bewijs, laten uitvoeren van dergelijke onderzoeken was zeer kostbaar, terwijl de uitkomst al zo goed als vast stond. Daarom was het in dergelijke gevallen niet onredelijk om te verlangen dat het bewijs werd geleverd door diegene, die stelde schade te hebben geleden, aldus de gemeente.

4 De gemeente merkte voorts op dat het genoemde rapport van de Nationale ombudsman geen aanleiding was om op haar standpunt terug te komen. In Tilburg was er sprake van een concrete schadeclaim, waar in het rapport werd gesproken over overlast door trillingen. Verder kon de gemeente uit het rapport niet afleiden wat de afstand van de woning tot de drempel was, maar gezien de klachtformulering in het rapport leek deze zich in de zeer directe nabijheid van de drempel te bevinden. Bovendien had de gemeente in het betreffende rapport erkend dat het wegdek niet goed was aangelegd, terwijl uit nader onderzoek, uitgevoerd naar aanleiding van de klacht van verzoekster, was gebleken dat de verkeersdrempel bij verzoekster goed was aangelegd. De projectleider van de herinrichting van de straat was bereid om contact op te nemen met verzoekster en haar voorstellen te bespreken. Het herinrichtingsplan was in principe al klaar maar de uitvoering, die was voorzien in 2012, was uitgesteld tot het voorjaar van 2013. Dit bood de mogelijkheid alsnog te kijken naar de suggesties van verzoekster. Tot slot merkte de klachtencoördinator op dat de klachten van verzoekster al veel eerder waren besproken met de gebiedsmanager. Hierbij was verzoekster er op gewezen dat er overal in de straat soortgelijke drempels lagen die niet voor problemen zorgden. Ook waren er bij de voorbereiding van de herinrichtingsplannen inspraakavonden voor omwonenden belegd, maar had verzoekster hier geen gebruik van gemaakt. Reactie verzoekster Verzoekster merkte in reactie op dat de gemeente volledig voorbij ging aan de grondsituatie waarop haar huis was gebouwd. Onder het perceel bevond zich een leemlaag. Een en ander was destijds in een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente beaamd, die een soortgelijk geval in zijn directe omgeving kende. Hierdoor konden trillingen zich ernstiger en over een groter gebied voordoen. Verzoekster stelde dat er hierdoor een uitzonderingspositie bestond ten aanzien van het standpunt van de gemeente. Zij kon zich verder voorstellen dat er jaarlijks vele schadeclaims werden ingediend, omdat er te pas en te onpas drempels waren aangelegd. Zij merkte ook nog op dat twee à drie jaar geleden een koppeling van een gasleiding was gescheurd, iets wat weinig voorkwam, en waarvan zij vermoedde dat ook hiervoor de oorzaak moest worden gezocht in de drempels. Over de inspraakavonden merkte zij op dat deze aan haar waren voorbij gegaan, aangezien haar huis inmiddels al vijf jaar te koop stond en zij had verwacht inmiddels te zijn vertrokken. Bovendien waren er persoonlijke omstandigheden in geweest, waardoor zij zich toentertijd niet had beziggehouden met de inspraakavonden. Tijdens een inspraakavond in het voorjaar van 2012 waar zij wel aanwezig was, bleek dat het herinrichtingsplan inmiddels al vaststond. Uitgangspunt Nationale ombudsman

5 Na de ontvangen informatie van de gemeente, deelde de Nationale ombudsman de gemeente mee dat hij zich in beginsel op het standpunt stelt dat wanneer een burger klaagt over hinder of schade ten gevolge van een door de gemeente genomen maatregel, de gemeente deze klacht serieus moet onderzoeken. De brief die verzoekster van de gemeente ontving, heeft de Nationale ombudsman opgevat als een weigering om een gedegen onderzoek in te stellen naar de overlast en schade van verzoekster. Vervolgens gaf de Nationale ombudsman de gemeente in overweging om, in de lijn van het rapport 'Behoorlijk omgaan met schadeclaims' en de hierin opgenomen spelregels van de "Schadevergoedingswijzer", zijn standpunt om geen nader onderzoek te doen te heroverwegen, dan wel nader te motiveren. Deze motivering zou worden gebruikt voor de beoordeling van de klacht van verzoekster. Ook werd de gemeente alsnog de mogelijkheid geboden een nader onderzoek naar de overlast en de schade in te stellen. Reactie college van burgemeester en wethouders Het college maakte van de gelegenheid gebruik zijn standpunt nader toe te lichten en te reageren op een aantal stellingen en bevindingen van de Nationale Ombudsman. Allereerst onderschreef het college het standpunt dat wanneer een burger klaagt over hinder of schade, de gemeente deze klacht serieus moet onderzoeken. De klacht van verzoekster was echter wel degelijk serieus onderzocht. De situatie ter plekke is opgenomen door medewerkers van de afdeling Beheer en Onderhoud. Zij hebben het verkeersplateau onderzocht en de ligging en afstand van de woning ten opzichte van het verkeersplateau opgenomen. Uit metingen bleek tevens dat het verkeersplateau voldoet aan de normen van het CROW. Op grond van deze constateringen, en in samenhang met professionele metingen bij soortgelijke gevallen in het verleden waaruit blijkt dat bij een ligging van een woning op meer dan vijf meter afstand van een drempel schade door trillingen zich niet voordoet, heeft het college verzoekster meegedeeld de aansprakelijkheid schade af te wijzen. Over de trillingsschade merkte het college op dat de Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu, deel 2 "Trillingen" en de Richtlijn verkeerdrempels van het CROW geen aanleiding geven om een ander standpunt in te nemen. Het verkeersplateau is aan de CROW-richtlijnen getoetst en in de publicatie van het CROW waar de Nationale Ombudsman naar verwees, is expliciet opgemerkt dat er verschil bestaat tussen normen voor trillingshinder en normen voor trillingsschade. In de publicatie wordt opgemerkt dat in de meeste gevallen de norm voor trillingsschade niet wordt overschreden. Het college merkte tevens op dat het niet zo kan zijn dat een gemeente, naar aanleiding van de enkele stelling van een burger dat hij/zij schade heeft geleden, zonder enige onderbouwing hiervoor, op kosten van de belastingbetaler een onderzoek moet opstarten.

6 Zeker nu uit de praktijk is gebleken dat de uitkomst van het onderzoek vrijwel zeker als resultaat heeft dat er geen enkel causaal verband bestaat tussen de schade die verzoekster (beweerdelijk) heeft geleden en het verkeersplateau. Daarnaast wees het college op de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 31 januari 2007, LJN AZ8958, over aansprakelijkheid van de wegbeheerder bij scheurvorming in gebouwen als gevolg van verkeerstrillingen. Hierin wordt bevestigd dat de bewijslast rust op degene die schade lijdt. De eisende partij dient, op grond van artikel 150 Rv. en artikel 6:98 BW, aan te tonen dat er sprake is van bovenmatige trillingen afkomstig van de weg en een causaal verband met de gereclameerde schade. Dat wil naar het oordeel van het college zeggen dat aangetoond dient te worden dat er sprake is van trillingen die men redelijkerwijs niet behoeft te verwachten van een wegdek dat aan de redelijke eisen voldoet. Het college ziet geen reden om in dit geval van de heersende jurisprudentie af te wijken. Het college herhaalde dat het daarom aan verzoekster is om een trillingsmeting te laten verrichten. Indien blijkt dat er schade is aan haar woning en er causaal verband bestaat tussen deze schade en het verkeersplateau, komen de kosten voor het onderzoek vanzelfsprekend voor vergoeding in aanmerking. Over gelijksoortige gevallen merkt het college op dat alle aansprakelijkstellingen gelijk worden behandeld. Er wordt onderzoek ter plaatse verricht en de gemeente beoordeelt de door claimant toegezonden stukken ter onderbouwing van de gestelde schade. Indien dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de gemeente ook nader onderzoek instellen en bijvoorbeeld een trillingsonderzoek laten verrichten. In een recent geval is de gemeente er ook toe overgegaan om een schade-expert in te schakelen. Daarbij onderbouwde claimant zijn claim met foto's en een trillingsrapportage. Hoewel de weg in de ogen van de gemeente voldeed aan de heersende normen, vond de gemeente dat claimant voldoende aannemelijk had gemaakt dat de schade mogelijkerwijs het gevolg was van verkeerstrillingen. Daarom is door de gemeente een nader onderzoek opgestart en een schade-expert ingeschakeld. Het college wees er nogmaals nadrukkelijk op dat door verzoekster geen bewijs is overgelegd en dat zij volstaat met de stelling dat aan haar woning schade is ontstaan door een verkeersplateau. Ook voor een coulante opstelling zag het college geen reden. Het college merkte op absoluut niet onwelwillend te zijn om schadeclaims van burgers nader te onderzoeken als deze enigszins aannemelijk maken dat zij schade hebben geleden als gevolg van onrechtmatig handelen of nalaten van de gemeente. Het college vraagt niet het uiterste van zijn burgers, maar verwacht wel enige inspanning van die burger om aan te tonen dat de gemeente in enigerlei mate verantwoordelijk is voor de beweerdelijk geleden schade.

7 De enkele stelling dat iemand schade heeft geleden vindt het college niet getuigen van enige inspanning van de zijde van de burger. Indien er ook door andere omwonenden diverse klachten zouden zijn gemeld met betrekking tot de verhoogde kruising en dat hierdoor schade is ontstaan, dan was de opvatting van het college wellicht anders geweest. Als er meer klachten waren over deze kruising zou, afhankelijk van de aard van de klachten, het meer aannemelijk zijn dat er zich ten aanzien van de betreffende verhoogde kruising een probleem voordeed en dat hierdoor (mogelijkerwijs) inderdaad trillingsschade wordt geleden. In reactie op de stelling van verzoekster dat het college volledig voorbij is gegaan aan de grondsituatie van haar woning, merkte het college op dat de betreffende medewerker aan verzoekster de afwijzing van haar claim heeft toegelicht. Hierbij is ook ter sprake gekomen dat de grondsituatie van perceel tot perceel kan verschillen. Een soortgelijk geval kent hij inderdaad in zijn directe omgeving. Hij heeft echter niet beweerd dat een bepaalde grondsamenstelling ertoe aanleiding kan zijn dat trillingen zich over een groter gebied voordoen, noch dat dit zich ook bij de woning van verzoekster voordoet. Of haar woning op een leemlaag staat, is het college niet bekend. Het college blijft van mening dat behoorlijk is omgegaan met de schadeclaim van verzoekster en dat terecht elke aansprakelijkheid voor de door haar gestelde schade is afgewezen. Ook is het college niet bereid om - zonder enige vorm van bewijs van verzoekster - alsnog een nader onderzoek naar de schade in te stellen. II Beoordeling Het redelijkheidsvereiste houdt in dat overheidsinstanties de verschillende belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is. Bij de beoordeling van een beslissing op een verzoek om schadevergoeding toetst de Nationale ombudsman of de behandeling van een verzoek om schadevergoeding door een overheidsinstantie behoorlijk is geweest. Met andere woorden, of die instantie zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat zij niet overgaat tot het vergoeden van de schade, op basis van de gegeven motivering. In het geval van verzoekster betwist de gemeente het causale verband tussen de door de gemeente aangelegde verkeersdrempel en de schade aan de woning van verzoekster. Voor zover verzoekster stelt dat er wel degelijk sprake is van causaal verband en de gemeente gehouden zou zijn schade te vergoeden, stelt de gemeente dat het aan haar is om dit nader te onderbouwen. Als het gaat om behoorlijk omgaan met schadeclaims door de overheid vereist de behoorlijkheid een coulante opstelling. Als een overheidsinstantie na afwijzing van een

8 verzoek om schadevergoeding stelt dat het aan de indiener van een claim is om zelf een deskundige in te schakelen om het oorzakelijke verband tussen de schade en de gestelde oorzaak aan te tonen, wijst zij hiermee een minder juridische aanpak van de hand. In beginsel is dit niet gewenst. Op deze manier worden verzoekers gedwongen om uit te wijken naar derden om te kunnen aantonen of er sprake is van een causaal verband en komen de kosten hiervan voor hun rekening. Van een overheidsinstantie mag verwacht worden dat er naar aanleiding van een melding serieus wordt gekeken naar schade en overlast die beweerdelijk is ontstaan door, bijvoorbeeld een verkeersmaatregel die onder haar auspiciën is getroffen. Hiertoe behoort ook dat de gemeente het op zich neemt om een onderzoek uit te voeren of te laten voeren naar het verband tussen een verkeersmaatregel en de naar aanleiding daarvan ontstane overlast en schade. In het onderhavige geval heeft de gemeente Tilburg een onderzoek uitgevoerd en op basis daarvan een inhoudelijke motivering gegeven voor het niet vergoeden van de schade. In haar standpunt dat van een gemeente niet verwacht kan worden naar aanleiding van de enkele stelling van een burger dat hij/zij schade heeft geleden, zonder enige onderbouwing hiervoor, op kosten van de belastingbetaler een onderzoek op te starten, kan het college van burgemeester en wethouders worden gevolgd. Vastgesteld kan worden dat de gemeente Tilburg niet op voorhand heeft geweigerd nader in te gaan op de melding van schade door verzoekster en het verzoek om hierin tegemoet te komen en zich dan ook in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het nu aan verzoekster is om op zijn minst met een begin van bewijs te komen dat er causaal verband bestaat tussen schade aan haar woning en het verkeersplateau. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg is niet gegrond. De Nationale ombudsman, dr. A.F.M. Brenninkmeijer Achtergrond Artikel 150 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering: "De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de

9 eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit." Artikel 6:98 Burgerlijk Wetboek: "Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend."