Enige aantekeningen over het geslacht Crataegus. Mej. J. G. Bakker. Wageningen)

Vergelijkbare documenten
hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

3 Nomenclatuur. 2 Aantal soorten In Nederland

Naam : Van Werven Holding B.V. t.a.v. : Dhr. T. van der Giessen Straat : Verlengde Looweg 7 Postcode : 8096 RR Plaats : Oldebroek - 1 -

Beplantingslijst EVZ Vossenbergse Vaart

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990

ERFBEPLANTING SLAGENLANDSCHAP Sandersstraat 5

AANVRAAG SUBSIDIE KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Bijlage 1: afbakening prioritaire zones

s ta a l k a a rt e n b e p l a n t i n g s p l a n r e g g e da l E n t e r 22 maart 2017, definitief

Pinus nigra, Oostenrijkse den. Aantal: 19 stuks Maat:

Landschappelijke inpassing teeltveld Mts Heuts 2 e Heiweg ongenummerd, PNR 6051JC / agp

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

Beplantingsplan Camping de Peelpoort. Gezandebaan 29A te Heusden i.o.v. Dhr. T. van Maris

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1. Deel 3 G41-G31-GB1+2

Ratelpopulier Populus tremula. Verspreide knopstand, spits, bruin, glanzend, op eenjarige twijgen aanliggend, op oudere twijgen vaak op kortloten.

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

Concept. Assumburg Beplantingsplan. Herbestrating Assumburg, Sterrenburg. Beplanting Assumburg Mei

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie paardenhouderij A.Vullers Boekhorstweg 3, 6105 AD Mariahoop- PNR 6105AD

Landschappelijke inpassing Karreveld Karreveld 10, Roggel - PNR 6089NC /031213

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

Werkstuk Biologie Bladerwerkstuk

Planten uit de Habitatrichtlijn

door T.W.J. Gadella Europa, uitvoerige publicatie in Gorteria zal verschijnen, verzameld van inheems materiaal, dat in de 18e

Boomkwekerij Dictus-Hereijgers vof Kraaiheuvelstraat 1e 4885 KZ Achtmaal blad 1. Telefoonnr: 0031-(0) Faxnr: 0031-(0)

Landschappelijke inpassing Hoogstraat Hoogstraat , Uden - PNR 5406TH

Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimteplan A. Vastenburg Bommerigerweg 21, 6281 BR Mechelen - PNR 6281BR

Inrichtingsplan natuurcompensatie Natuur- en recreatiepark Drakenrijk

Landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing Bouwplan Vermeer Roothweg 1, 5964 NS Meterik PNR 5964NS

Landschappelijke inpassing Zorgmanege The Horse Valley Heide 1a, 6088 PC Roggel - PNR 6088PC / / /

tijdens een excursie in september {fig. 1) gaf de tweede auteur namelijk de z.i. gerechtvaardigde indruk, dat het Sonchus palustris door

landschapsplan Udenseweg 45, Zeeland

Cursus herkennen bomen en struiken. i.o.v.

Bosjes plangebied Kassen Jonge Singel + buurerf UITGANGSSITUATIE

Landschappelijke inpassingen en tegenprestatie paardenfokkerij Flitige Lise Breestraat ongenummerd, 5993 BH Maasbree PNR 5802DC / agp

Assortimentslijst 2018 / 2019

Landschappelijke inpassing Land bouw en dierhouderij bedrijf, Fam. A.J. de Hullu Kokersweg PK 2 Zuidzande.

reijrink heijmans Landschappelijk inpassingsplan Kouterstraat, Someren.

PLANTACTIE NATUURLIJK HALLE GEVELGROEN HAGEN KLEIN FRUIT. geniet mee! AAN VOORDELIGE TARIEVEN

Lej. daarentegen werd in deze beide laatste edities weggelaten, omdat het voorkomen. beschrijving. forsterianum

Een bossingel voor Buitengoed Het Lageveld

Landschappelijke inpassing Deliscious Production 2 Waterloseweg 3B, Beesel - PNR 5945NX3B

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Wellness Centrum Heelderpeel Rijksweg 15, Heel PNR 6097NK /agp

LANDSCHAPPELIJKE INRICHTING PERCEEL SLAGHEKKENWEG 14B TE BENTELO

Acer platanoides (noorse esdoorn) Zoals al in de rij langs de Willy Sluiterweg.

Erfbeplantingsplan. Fressevenweg TP Bergeijk

Bouwverordening betreffende beplanting

ERFINRICHTINGSPLAN MADO CONSERVEN gemeente Woensdrecht

Erfbeplantingsplan en landschappelijke inpassing

Leve de tuin Bezoekerscentrum Webbekoms Broek - Diest

verspreiding (Laboratorium voor Aquatische Oecologie, Nijmegen) door Th.G. Giesen en G. van der Velde

we werken eraan Een frisse beek in een natuurlijke omgeving

Analyse plangebied. Doorninkweg 6 Lichtenvoorde

niet-inheemse vaatplanten in Nederland

ir. L. de Graaf, Landschapsarchitect bnt / 14 januari 2016 / definitief Functieverandering Kootwijkerdijk 12, Kootwijkerbroek Beplantingsplan

REGIONALE LANDSCHAPPEN

BEOORDELINGSCRITERIA BOMENERFGOEDLIJST EN LANDSCHAPPELIJKE BEPLANTINGSLIJST

Vrije vrd. Latijnse Naam Maatomschrijving Herkomst

Streekeigen en inheemse bomen en struiken Overijssel

Landschappelijke inpassing in het kader van wijziging bestemmingsplan Fukkinkweg 1-3 Kotten-Winterswijk Familie Huiskamp

Beplantings Visie. Dijktracé Lage Klompweg

Schapen en voederbomen

Landschappelijke inpassing en mitigerende maatregelen Ruimte voor Ruimteplan Grijzegrubben 2, Grijzegrubben 2, 6361 GM Nuth - PNR 6361GM

Bomen en struiken in. Park Bloeyendael. Een themawandeling

Landschappelijk inpassingsplan. Vijfhuizenbaan 14 Riel

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Mts Houtackers Breedenweg 4, 6114 LA Dieteren PNR 6114LA / AGP

Basterdwederik (Epilobium)

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Subsidiedossier KLE. Gemeente Sint-Amands Milieudienst Kristin Moens Livien Van der Looystraat Sint-Amands Tel Fax

Landschappelijke inpassing Niesweg 3 Niesweg 3, Hegelsom - PNR 5963NE

Landschappelijke inpassing woning Fam. Wassink Langedijk 1 Tonden BURO POELMANS REESINK LANDSCHAPSARCHITECTUUR

LPW-Florasleutel samengesteld door Liliane Dedroog. Vetkruid (Sedum)

Landschappelijke inpassing BERGHEMSEWEG 15 Berghemseweg 15, 5373 KG Herpen - PNR 5373KG / (print op A3)

Teloceras Blagdeni (Sowerby) in het Pleistocene Maasgrind van Zuid Limburg (II)

Foto s der natuur, biodiversiteit

Landschappelijke inpassing Bouwplan t Rondeel Elsenpas 2, Beuningen PNR 6641KB

Deze geactualiseerde aanvraag kan nu aangevraagd worden na vaststelling van het bestemmingsplan.

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan/bouwkavel A.P.W. Dirks Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler PNR 6012RD3a aangevuld

Schapen en voederbomen. Boki Luske Proeftuin Agroforestry Noord-Holland

Gemeentelijk subsidiereglement Kleine Landschapselementen (KLE) en Fauna- en Floraontwikkeling (FFO)

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 2: Huishoudensgrootte

Landschappelijke inpassing Bex BV Baarloseweg 42, Kessel - PNR 5995BL / /

Lijst van Vlaamse inheemse bomen en struiken

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

Vrij uit te kiezen van struikvorm 175/200 tot multistam 1000/+ Omschrijving + gebruik :

Dovenetel (Lamium) ALGEMENE SLEUTEL

Nederweert en Eind tekenen de horizon

Struweel aanplant. Struweel voor akkervogels. Voedsel (besjes), dekking en nestgelegenheid.

ZORGPROJECT AN GEN INJ. landschapsplan

Beeldkwaliteitsplan Zwartkoorten Zwiggelte

Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus GX Den Haag

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Aquiferkaarten van Nederland

clusters aan de Groenestraat

Landschappelijke inpassing en Kwaliteitsverbetering bouwkavel / bouwplan Agrapork Someren VOF Dooleggersbaan 12, 5712 RG Someren - PNR 5712RG

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimte plan Schey 11, Schey NL, Noorbeek PNR-6255NL

Vijko P.A. Lukkien & Pipasi Jeurissen (Universiteit Utrecht, Faculteit Biologie, Postbus 80084, 3508 TB Utrecht;

Landschappelijke inpassing Arnaud de Calavon Dijkerstraat 25, 6006 PR Weert - PNR 6006PR /agp

Bijlage 2: Landschappelijk inpassingsplan Drents Landschapsbeheer

streekeigen beplanting in het buitengebied West Maas en Waal

Transcriptie:

Enige aantekeningen over het geslacht Crataegus L. in Nederland door Mej. J. G. Bakker (Lab. voor Plantensystematiek en -geografie van de Landbouwhogeschool, Wageningen) De tot dusver in Nederland aangetroffen vormen van het geslacht Crataegus worden alle gerekend tot 1C. monogyna Jacq. of C. L. oxyacantha Van dit zeer vormenrijke geslacht worden voor verscheidene Europese landen nog andere, minder algemene soorten waarvan opgegeven, de bekendste C. calycina Peterm. en C. curvisepala Lindm. zijn. Evenals elders binnenhet areaal van Crataegus is de verscheidenheid aan vormen in Nederland groot. Dit ervaringsfeit wierp de of ook in Nederland vraag op, nog andere dan de twee eerstgenoemde soorten zouden voorkomen. Gefundeerde uitspraken hierover zijn alleen mogelijk na morfologisch onderzoek van Crataegus- materiaaldat alle voorkomendevormen omvat, waaraan waarnemingen 55

in verschillende ontwikkelings-stadia worden verricht, en na cytologisch onderzoek, omdat bij dergelijke vormenrijke geslachten de grenzen en rangen van de taxa moeilijk zijn te bepalen. Het mateiiaal, dat bij dit onderzoek de grondslag heeft gevormd, betreft een aanzienlijk deel van het Nederlandse herbariummateriaal en voorts levend materiaal. Bij hoge uitzondering was hieraan meer dan één ontwikkelingstoestand te bestuderen. Het onderstaandekan danook niet worden beschouwd als hetresultaat van een onderzoek naar het voorkomen van de verschillende Crataegus- soorten in Nederland, zoals het probleem aanvankelijk werd gesteld (zie Gorteria 1, 1961, p. 8). Zo hieruit eventueel een ontwerp-indeling van het in geslacht Crataegus Nederland valt af te leiden, dan moet deze als gevolg van genoemde tekortkomingen van het morfologisch onderzoek en het ontbreken van cytologisch onderzoek onder sterk voorbehoud worden bezien. Uitgaande van het feit, dat op buitenlandse vindplaatsen van nog niet uit Nederland vermeldesoorten bijna steeds C. oxyacantha, al dan niet in gezelschap van C. monogyna, werd aangetroffen, werd levend materiaal verzameld in streken, waarvan C. oxyacantha bekend is. De gebieden waar deze soort vrij algemeen voorkomt zijn Zuid- Limburg, het Maasheggengebied bij Mook en omstreken, de Graafschap, Twente en de Drentse beekdalen. In de eerste vier gebieden komen behalve de meer of minder variabele soorten C. monogyna en C. oxyacantha plaatselijk tussenvormen voor, die op grond van een groot aantal intermediairekenmerken waarschijnlijk C. monogyna X oxyacantha. moeten worden beschouwd als Een nog niet uit ons land bekend taxon werd alleen aangetroffen in Noord-Drente, waar op enkele plaatsen C. calycina X oxyacantha werd gevonden. De determinatieswerden gecontroleerd door Dr. A. Lawalrée (Brussel), waarvoor ik hem hierbij gaarne dank wil zeggen. C. calycina X oxyacantha werd ontdekt op enkele plaatsen in het laaggelegen weidegebied in het dal van het Lieverder Diep in de omgeving van Roden en Peize (o.a. bij Altena, Leutingewolde en de Weehorst), in een haag om een weideperceel of aan een bos- of wegrand tezamen met Prunus spinosa, Rosa canina var. canina, Quercus robur, Corylus avellana, Viburnum opulus, Alnus glutinosa, Betula pubescens, en een enkele maal ic. oxyacantha, op een ondergrond van potklei, waarover een dekzandlaag van iets meer of minder dan een halve meter is afgezet. Het zou interessant zijn te weten, ofhet voorkomen op deze zeeafzetting uit een Riss-interstadiaalverband houdt met het areaal in Midden-Skandinavië. Behalve uit Skandinavië is deze hybride bekend uit Polen (SZAFER, 9), de Belgische Ardennen en Frankrijk (LAWALREE, 5). Merkwaardigerwijze komt ze in Nederland oecologisch strikt gescheiden van C. de oxyacantha voor, terwijl andere ouder, C. calycina, geheel ontbreekt. C. oxyacantha wordt veelvuldig gevonden in dichte vrij Violo-Quercion-bosjes op horsten in debeekdalen. Deze plaatsen hebben, voorzover men in de geschiedenis kan teruggaan, steeds bos gedragen en zijn weinig door de mens beïnvloed (b.v. wandelbos bij Lieveren, bossen bij Nietap, bosjes in het Dinkelgebied). Waar die invloed groter is geweest ontbreekt C. oxyacantha (b.v. in het Lieverder Noordbos). Het voorkomen van C. oxyacantha op vrij ongestoorde, schaduwrijke plaatsen en 56

Fig. 1. a: Crataegus calycina Peterm. X C. oxyacantha L.; b: C. oxyacantha L. van C. calycina X oxyacantha op nabijgelegen, lichte plaatsen is misschien in overeenstemming met de wijze waarop BRADSHAW (1) het ontstaan van C. monogyna x oxyacantha verklaart, nl. door kruising van deze soorten op standplaatsen, waar beide kunnen groeien. Deze zouden door de mens zijn geschapen in gebieden met uitgestrekte, dichte bossen met uitsluitend C. oxyacantha. Door ontginning en kap van het bos ontstonden open plekken waar C. monogyna zich kon vestigen en C. oxyacantha zich kon handhaven (een hakhoutbosje van Corylus en Betula, waaruit Quercus door kap is verdwenen bevat beide soorten en zou een aanknopingspunt voor deze theorie kunnen zijn). Volgens Bradshaw brengt C. oxyacantha in de door hem bedoelde doch 57

en niet nader aangeduide bossen bloemen voort. In het Violo-Quercion is dit niet het geval, doch misschien is dit wel zo in het Carpinion, het vegetatietype binnen de bosformatie, waarin C. oxyacantha haar optimum bereikt (DOING, 2). Van dit bostype stonden geen eigen opnamen met C. oxyacantha ter beschikking, zodat gegevens over de fertiliteit aldaar ontbreken. Indien C. calycina X oxyacantha op dezelfde manier zou zijn ontstaan als C. monogyna x oxyacantha, zou C. calycina de voorkeur moeten geven lichte standplaatsen, doch van deze soort ontbreekt hier elk spoor. aan Dit is eveneens het geval in de Nederlandse herbaria. Uit de literatuur zijn jammer genoeg geen standplaatsgegevens bekend. Uit de spaarzame gegevens valt af te leiden, dat het een schaduwhoutsoort is (vindplaatsen in enkele bossen in de Ardennen zie LAWALREE, 5 enkele exemplaren van C. cf. calycina X monogyna in een arm eikenhaagbeukenbos aan de voet van de Austieberg in Twente). Ook de hybride is niet aanwezig in het onderzochte herbariummateriaal, afkomstig uit andere delen van Nederland. C. calycina X oxyacantha (fig. 1, a), doet op het eerste gezicht sterk denken aan C. oxyacantha {fig. 1, b) doch is forser van habitus: de struiken zijn iets de takken hoger, dikker en de bladen en vruchten iets Deze groter. forsere bouw is waarschijnlijk ook een kenmerk van C. calycina (HEGI, 3; SZAFER, 9). (De geringe hoeveelheid beschikbaar materiaal maakt een kwantitatieve aanduiding van de verschillen niet mogelijk). Andere verschilkenmerken met C. oxyacantha zijn: Bladen dikwijls iets dieper ingesneden (gelobd tot gespleten); kelkbladen meer lang dan breed, vrij spits, opgericht tot afstaand; schijnvruchten iets groter, cylindrisch tot zwak prismatisch van vorm (bij C. oxyacantha iets langwerpig tot bolvormig), enigszins paarsrood tot koraalrood (bij C. oxyacantha bruinrood). Aantal stijlen l(-2). De kenmerken van de kelkbladen en de schijnvrucht komen overeen met die van C. calycina, de bladkenmerken in vele opzichten met die van C. oxyacantha (gelobde, glanzende, stevige bladen, die dicht en scherp gezaagd zijn; het laatste is tevens een kenmerk van C. calycina). Behalve deze in vele opzichten intermediaire vormen, komen exemplaren voor die in meerdere of mindere mate dichter bij C. oxyacantha staan, wat geheel in overeenstemming is met het hybride karakter, waarbij door het misschien thans geheel ontbreken van C. calycina de eerste helft van een min of meer continue overgangsreeks van C. calycina tot C. oxyacantha ontbreekt. Een vierde soort, die voor vele landen wordt opgegeven, C. curvisepala Lindin., is hier niet aangetroffen. Wel vertoonden enkele exemplaren in de uiterwaarden langs de Oude IJssel bij Laag-Keppel en in een houtwal in de buurt van de Vledder A bij Vledder enkele vruchtkenmerken van deze soort (cylindrisch tot zwak prismatisch, purperrood met opgerichte tot afstaande, stompe, lange kelkslippen), doch het aantal overeenkomsten met C. oxyacantha en C. monogyna overwoog. Buiten de streken, waar <C. oxyacantha voorkomt, is door mij niet verzameld. De indruk bestaat, dat elders verreweg de meeste vormen tot C. monogyna moeten worden gerekend, want de afwijkingen van de meeste daar voorkomende vormen zijn niet van die aard, dat het kenmerken van andere soorten betreft. Hoewel de variatie binnen de soort zeer groot is, blijft ze beperkt tot kwantitatieve verschillen: o.a. meer of minder diepe bladinsnijdingen, grotere of kleinere bladen of vruchten. 58

, C. oxyacantha is heel weinig variabel. Vindplaatsen komen uitsluitend voor op pre-holocene afzettingen, waarop ze optimaal ontwikkeld is in de Prunetalia-gezelschappen (heggen en struwelen op vrij voedselrijke en vochthoudende standplaatsen). dit vegetatie-type bloeit ze in het voorjaar meestal rijkelijk, in tegenstel- goed In ling tot exemplaren die in het Violo-Quercion worden aangetroffen. Uit eigen verzamelingen werd de indruk opgedaan, dat C. oxyacantha in Zuid- Limburg vnl. in de Prunetalia voorkomt; in Twente en in de oostelijke Graafschap eveneens hoofdzakelijk, doch ook in bossen; in Noord-Drente juist omgekeerd en langs de Maas in Noord-Limburg uitsluitend in heggen. Het is opvallend, dat in het laatste gebied de groeiplaatsen zijn beperkt tot de oude rivierleemgronden (einde Laatglaciaal) en dat C. oxyacantha in de uiterwaarden wordt vervangen door C. monogyna. Ook elders in het holocene rivierengebied is C. monogyna de enige soort. Dit pleit voor de opvatting van o.a. BRADSHAW (1), dat C. oxyacantha de oudste soort is die oorspronkelijk alleen voorkwam toen de daarvoor geschikte plaatsen nog met bos bedekt waren. Toen de menselijke invloed reeds zo groot was dat zich geen uitgestrekte bossen meer konden ontwikkelen (op de zeeklei, langs de grote rivieren en in de duinen), kon misschien alleen C. monogyna zich vestigen. Literatuur 1. A. D. BRADSHAW, Human influence on hybridisation in Crataegus. The changing flora of Britain, ed. J. E. Lousley. Oxford, 1953, p. 181 184. 2. H. DOING, Übersicht der floristischen Zusammensetzung, der Struktur und der dynamischen Beziehungen niederlandischer Wald- und Gebüschgesellschaften. Med. Landb.hogeschool Wageningen 63 (2), 1963, p. 1 60. 3. G. HEOI, Illustrierte Flora von Mittel-Europa, IV, 2. München, 1922, p. 738. 4. A. LAWALRÉE, Le piquant des aubépines. Les Natur. Beiges 38, 1957, p. 135 136. 5. Une aubépine méconnue de Belgique et de France: Crataegus calycina Peterm. Buil. Jard. Bot. Bruxelles 30, 1960, p. 247 253. 6. C. A. M. LINDMAN, Crataegus calycina Peterm. i Sveriges flora. Bot. Notiser 1904, p. 135 137. 7. B. LUNDMAN, Nagra ord om Crataegus-formerna vid ekoln söder om Uppsala. Svensk Bot. Tidskr. 49, 1955, p. 247 251. 8. M. RYBERG, En sörmlandsk hagtornsskog och nagra ord om Crataegus formerna i Södermanlands kustland. Svensk Bot. Tidskr. 48, 1954, p. 502 512. 9. W. SZAFER, Studiën über Crataegus-Arten in Polen. Acta Soc. Bot. Poloniae 1, 1923, p. 233 243. 10. J. VLIEGER & H. J. VENEMA, De groeiplaats van de beide inheemse Crataegussoorten. Jaarb. Ned. Dendr. Ver. 12, 1937, p. 99 102. Summary A preliminary systematic study of the genus Crataegus L. in the Netherlands resulted in the fact that at least 3 taxa can be distinguished, viz. the species C. monogyna Jacq. and C. oxyacantha L., and the hybrid C. calycina Peterm. X C. oxyacantha L. The hybrid was not yet known from this country; it is found in the NE part of Drente in hedges around wet pastures on a clay-formation deposited in the Riss-glacial period. 59