Advies van het Bestuur

Vergelijkbare documenten
aan de Staatssecretaris van de Noordzee

aan de heer Minister van Begroting en Overheidsbedrijven

Advies van het Bestuur aan de Staatssecretaris voor de Noordzee

KONINKRIJK BELGIË FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

KONINKRIJK BELGIË FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

ADVIES COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

(A) april 2019

aan de Staatssecretaris van de Noordzee

EINDBESLISSING (B) CDC-1272

EINDBESLISSING (B) CDC-1273

EINDBESLISSING (B) CDC-1251

Productie van tweekleppige weekdieren door middel van hangstructuren in 4 bepaalde zones in de zeegebieden onder rechtsbevoegdheid van België

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

EINDBESLISSING (B) CDC-1464

Advies van het Bestuur

EINDBESLISSING (B) CDC-1231

Advies van het Bestuur aan de Minister bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu

4 «de bevoegde overheid» : de overheid bevoegd tot het verlenen van de vergunningen en machtigingen voor de activiteiten die

EINDBESLISSING (B) CDC-1478

Advies van het Bestuur

(B) september 2017

Bijlag. Marien Ruimtelijk Plan Bijlagen Bijlage 3

(B) november 2018

(A) april 2018

(A) juni gegeven met toepassing van artikel 6, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Bijlage D: Aanbevelingen

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Milieueffectenbeoordeling van het RENTEL offshore windmolenpark ten noordwesten van de Thorntonbank en ten zuidoosten van de Lodewijkbank

BESLISSING (B) CDC-981

ADVIES DIENST REGULERING

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Advies van het Bestuur aan de minister bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu. betreffende:

EINDBESLISSING (B) CDC-1282

Milieueffectenbeoordeling van het NORTHER offshore windmolenpark ten zuidoosten van de Thorntonbank

Standaard informatie voor de aanvraag tot goedkeuring van een GEMEENSCHAPPELIJKE DIENST VOOR FYSISCHE CONTROLE

(B) juni Niet-vertrouwelijk

Toelichting bij de procedure voor de bouw van een 2 de kerncentrale te Borssele (Nederland)

ADVIES (A) CDC-607

Advies van het bestuur aan de minister bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu

Richtlijnen voor domeinconcessies voor windenergieparken

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

Belgisch Staatsblad dd

DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT

Adviescomité SEA. Brussel, 11 april 2008

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

MLAV1/ /MV/lydr.

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Adviescomité SEA. Is er al dan niet een strategische milieubeoordeling (SEA) vereist voor het ontwerp beleidsplannen mariene beschermde gebieden?

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli gewijzigd op 24 januari 2007

ADVIES DR

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 juli 2016;

Advies van het Bestuur

VR DOC.0389/1BIS

MEDEDELING AAN DE LEDEN

FEDERALE ENERGIESTRATEGIE

Procedureel De aanvraag voor de onderhavige vergunning werd gedaan bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna: EL&I).

EINDBESLISSING (B) CDC-1279

ADVIES VAN DE COMMISSIE. van

Besluit van de Deputatie

VR 2016 DOC.0943/1BIS

Bijlage 3: Acties tot uitvoering van het marien ruimtelijk plan

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 14/1.1.1 en 14/1.1.2, ingevoegd bij het decreet van 16 november 2018;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Het Energieatol Energieopslag in de Noordzee

Staatssteun nr. N 14/ België Belgische federale steunregeling ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen

Een race for space op zee Mariene Ruimtelijke Planning in de Belgische Zeegebieden

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

Imagine the result. Milieueffectenrapport - Wijziging Norther offshore windpark. Norther NV

Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee

MLAV1/ /MV/bd

BESLISSING (B) CDC-657G/12

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Bijlage B: Milieueffectenbeoordeling

Vlaamse Regering VLAAMS MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW EN PLATTELANDSBELEID

Kernenergie: Kan België zonder?

Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 7 oktober 2003

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER 29 SEPTEMBER

Milieueffectenbeoordeling van het BELWIND offshore windmolenpark op de Bligh Bank

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 11 december 2007

Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid (hierna: "het Comité");

MIX. Van verantwoorde. herkomst

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Milieueffectenbeoordeling van het NORTHWESTER 2 offshore windpark ten noordwesten van de Bligh Bank

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie

(PRD)nummer Datum. te weten

Gelet op het feit dat op datum van 23 november 1992 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie

RICHTSNOEREN VOOR ONDERZOEK IN HET BUREAU VOOR HARMONISATIE BINNEN DE INTERNE MARKT (MERKEN, TEKENINGEN EN MODELLEN) BETREFFENDE GEMEENSCHAPSMERKEN

Transcriptie:

KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE AFDELING BEHEER VAN HET MARIENE ECOSYSTEEM Advies van het Bestuur aan de Minister van de Noordzee betreffende: de machtigings- en vergunningsaanvraag van de n.v. Rentel voor de bouw en exploitatie van een offshore windmolenpark gelegen ten noordwesten van de Thorntonbank en ten zuidoosten van de Lodewijkbank December 2012 BMM 100 Gulledelle B 1200 Brussel België

1. Aanhef en motivering 1.1. De wettelijke en reglementaire bepalingen Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België zoals gewijzigd door de wetten van 17 september 2005, 21 april 2007 en 20 juli 2012, inzonderheid op de artikelen 3 tot 5, 25 1, 26, 28 tot 31 (hierna genoemd de wet ); Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 6, 2, en artikel 30, 2; Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefen overeenkomstig het internationaal zeerecht, zoals gewijzigd door de koninklijk besluiten van 17 mei 2004, 28 september 2008 en 8 februari 2011; Gelet op het koninklijk besluit van 7 september 2003 houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België (hierna genoemd KB VEMA ); Gelet op het koninklijk besluit van 9 september 2003 houdende de regels betreffende de milieueffectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België (hierna genoemd KB MEB'); Gelet op het ministerieel besluit van 14 april 2004 houdende verlening aan de naamloze vennootschap C-Power van een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark van 60 windturbines, met een nominaal vermogen van 3.6 MW per windturbines, inclusief de kabels, voor de productie van elektriciteit uit wind op de Thorntonbank in de Belgische zeegebieden (hierna genoemd MB CP van 14 april 2004 ), zoals gewijzigd door het ministerieel besluit van 10 mei 2006 (hierna genoemd 'MB CP van 10 mei 2006'), en het ministerieel besluit van 25 april 2008 (hierna genoemd 'MB CP van 25 april 2008'); Gelet op het ministerieel besluit van 7 oktober 2005 houdende verlening aan de AG Haven Oostende van een vergunning voor de productie van tweekleppige weekdieren door middel van hangstructuren in de zones Z1,Z2, Z3 en Z4 in de zeegebieden onder rechtsbevoegdheid van België; geschorst bij ministerieel besluit van 19 oktober 2012; Gelet op het ministerieel besluit van 20 februari 2008 houdende verlening aan de NV Belwind van een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark op de Bligh bank in de Belgische zeegebieden (hierna genoemd MB BW van 20 februari 2008'); Gelet op het ministerieel besluit van 19 november 2009 houdende verlening aan de nv Eldepasco van een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark op de BMM-UGMM-MUMM 1

Bank zonder Naam in de Belgische zeegebieden, respectievelijk gewijzigd tot nv Northwind en Lodewijkbank (hierna genoemd MB EDP van 19 november 2009 ); Gelet op het ministerieel besluit van 18 januari 2012 houdende verlening aan de nv Norther van een machtiging voor de bouw en een vergunning voor de exploitatie van een windmolenpark ten zuidoosten van de Thorntonbank in de Belgische zeegebieden (hierna genoemd MB NOR van 18 januari 2012), zoals gewijzigd door het MB van 19 oktober 2012. 1.2. Procedureverloop 1.2.1. Het voorafgaande Gelet op het ministerieel besluit van 4 juni 2009 houdende toekenning aan de NV Rentel van een domeinconcessie 1 voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de mariene zones (Thorntonbank); 1.2.2. De indiening van de aanvraag Gelet op de aanvraag tot het bekomen van een vergunning voor de bouw en exploitatie van Rentel windpark, door de n.v. Rentel op 2 juli 2012 (datum ontvangst door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, zesde departement van het Koninklijk Belgisch Instituut voor natuurwetenschappen, en hierna het Bestuur genoemd) ingediend conform artikel 12 van het KB VEMA en gericht aan de minister van de Noordzee, hierna genoemd de Minister ; Gelet op het feit dat, in toepassing van artikel 13, 1, 5 van het KB VEMA, de n.v. Rentel samen met haar aanvraag een milieueffectenrapport (hierna 'MER' genoemd) heeft ingediend; dat voorafgaandelijk aan deze aanvraag een notificatie conform artikel 7 van het KB MEB van 9 september 2003 aan het Bestuur werd betekend op 2 januari 2012; Gelet op het feit dat de n.v. Rentel in het kader van deze aanvraagprocedure bij schrijven van 15 november 2011 het Bestuur om een standpunt had gevraagd inzake de wijze waarop het MER werd uitgewerkt; dat het Bestuur op 7 december 2011 een informatieve vergadering heeft georganiseerd met de n.v.rentel om dit te bespreken; Gelet op het feit dat de Minister, op advies van het Bestuur, bij aangetekend schrijven van 20 juli 2012, de aanvraag van de n.v. Rentel volledig en ontvankelijk heeft verklaard met vermelding van het bedrag van de retributie verschuldigd voor de milieueffectenbeoordeling van de aangevraagde activiteit; dat de aanvrager deze retributie heeft betaald en op 13 augustus 2012 het bewijs hiervan aan het Bestuur heeft betekend; 1 De concessie werd verleend voor 60 WT van 5 7,5 MW BMM-UGMM-MUMM 2

1.2.3. Het openbaar onderzoek Gelet op de bekendmaking van de aanvraag in het Belgisch Staatsblad van 22 augustus 2012; Gelet op het feit dat de aanvraag met in bijlage het milieueffectenrapport (MER), van 29 augustus tot 27 september 2012 in de burelen van het Bestuur gelegen te Brussel en Oostende en in iedere kustgemeente in toepassing van artikel 18 van het KB VEMA van 7 september 2003 ter inzage van het publiek werd gelegd; dat het MER en de niet technische samenvatting eveneens op de website van het Bestuur werden geplaatst (www.mumm.ac.be); Dat de termijn voor het betekenen van standpunten, opmerkingen en bezwaren door iedere belanghebbende persoon of vereniging in België, op 12 oktober 2012 verstreek en voor de ESPOO consultatie in Nederland op 11 november 2012; Gelet op het feit dat de domeinconcessie van de n.v. Rentel op meer dan 500 m van de Nederlandse maritieme grens is gelegen; dat het aanvraagdossier, samen met inlichtingen over het verloop van de procedure, op 20 augustus 2012 aan de Nederlandse autoriteiten (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) werd betekend conform artikel 19 van het KB VEMA; 1.2.4. De bijkomende aanvraag voor het geotechnisch grondonderzoek die door de aanvrager aan het Bestuur werd overgemaakt Gelet op de aanvraag voor een machtiging voor geofysisch en -technisch onderzoek door de nv Rentel op 3/11/2011 aan het Bestuur betekend; Overwegende dat met zijn MB van 20 november 2011, de Staatssecretaris bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu de NV Rentel een machtiging verleende voor dit grondonderzoek; Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is verdere grondonderzoeken samen met de andere bouwactiviteiten te onderwerpen aan de milieueffectenbeoordeling en, in voorkomend geval, in de machtiging op te nemen; Gelet op de melding van de nv Rentel op 4 september 2012 van een ingreep m.b.t. bovenvernoemd MB waarbij een meer gedetailleerd geotechnisch onderzoek werd uitgevoerd; Gelet op het akkoord van 24/10/ 2012 van de Minister voor deze ingreep; Gelet op de bijkomende informatie m.b.t. het grondonderzoek van de nv. Rentel ontvangen op 25 oktober 2012 in aanvulling bij de aanvraag; BMM-UGMM-MUMM 3

1.2.5. De milieueffectenbeoordeling Overwegende dat, in overeenstemming met het KB MEB van 9 september 2003, het Bestuur is overgegaan tot een milieueffectenbeoordeling van de voorgenomen activiteiten; dat, in toepassing van artikel 15 van dat besluit, het aanvullende studies heeft verricht; Overwegende dat binnen het Bestuur tien deskundigen aangeduid werden voor de beoordeling van de milieueffecten en van de aanvaardbaarheid van het project voor het mariene milieu; dat deze gespecialiseerd zijn in de volgende disciplines: hydrodynamica en sedimentologie; geluid en trillingen; avifauna, zeezoogdieren; benthos, vissen en biodiversiteit, visserij, materiële goederen en menselijke activiteiten; landschap en meteo, wettelijke en technische aspecten, risico s en gevolgen van mogelijke rampen; cartografie; ruimtelijke planning expert milieueffectenbeoordeling en algemene coördinatie. Overwegende dat de deskundigen, elk voor zijn discipline, het MER, evenals de deelstudies hebben bestudeerd en waar nodig aangevuld; 1.3.Motieven tot het advies 1.3.1. Algemeen Overwegende dat in toepassing van artikel 21 van het KB VEMA van 7 september 2003, het Bestuur bij dit advies onder meer rekening heeft gehouden met de algemene doelstellingen en beginselen van de wet, met de resultaten van de milieueffectenbeoordeling en met de standpunten, bezwaren en opmerkingen ingediend naar aanleiding van het openbaar onderzoek; Overwegende dat de voorgenomen activiteit aanzienlijk kan bijdragen tot het naleven van de nationale verplichtingen die voortvloeien uit de Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen en meer bepaald gelet op het artikel 2 en de bijlage II van deze beschikking, die de verplichting inhouden voor België om tegen de periode van 2008 tot en met 2012 en ten opzichte van het basisjaar 1990, de emissies van broeikasgassen waaronder CO2 met 7,5 % te reduceren en om hiertoe de nodige maatregelen te treffen, en rekening houdend met de Richtlijn 2001/77/EG van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen; Overwegende het Klimaatplan (IP/08/80) waarbij België tegen 2020 13% van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energie moet betrekken en de communicatie van de EC eind 2008 BMM-UGMM-MUMM 4

(COM 2008/768) waarin benadrukt werd dat offshore windenergie hierbij een belangrijke rol te spelen heeft; Overwegende het nationaal hervormingsprogramma België 2011, goedgekeurd op de ministerraad van 15 april 2011, waarin bij de prioritaire maatregelen die het dringendst zijn voor de federale overheid om uit te voeren vermeld wordt: de ontplooiing van de windmolens op de Noordzee, via de toekenning van de vergunningen voor de installatie van infrastructuur; Dat dit onrechtstreeks zal bijdragen tot de energieprestaties van het Belgische elektriciteitsproductiepark. 1.3.2. De resultaten van het openbaar onderzoek Overwegende dat het Bestuur geen standpunten, opmerkingen en bezwaren heeft ontvangen; Dat het Bestuur pro forma brieven van 2 kustgemeenten ontving, die dienden om het Bestuur in te lichten van het openen en het sluiten van de periodes van de openbare consultatie. 1.3.3. De consultatie met Nederland Gelet op het feit dat het Bestuur geen Nederlandse standpunten, opmerkingen en bezwaren heeft ontvangen van Nederlandse belanghebbenden binnen de bezwaartermijn die op 11 november 2012 verstreek; 1.3.4.De beoordeling Gelet op de resultaten van de milieueffectenbeoordeling die als bijlage B bij het huidige advies wordt bijgevoegd; Overwegende dat uit deze milieueffectenbeoordeling geen duidelijk onaanvaardbare effecten van de activiteit op het mariene milieu zijn gebleken voor de verschillende onderdelen: juridische achtergrond, klimaat en atmosfeer, hydrodynamica en sedimentologie, geluid en seismisch onderzoek, risico s en veiligheid, schadelijke stoffen, macrobenthos, epibenthos en en visgemeenschappen zeezoogdieren, avifauna, elektromagnetische velden, interactie met andere menselijke activiteiten, zeezicht, cultureel erfgoed, grensoverschrijdende effecten; Overwegende in het bijzonder dat uit de milieueffectenbeoordeling blijkt dat de activiteit, afzonderlijk of in combinatie met andere reeds gemachtigde of vergunde activiteiten, geen significante gevolgen kan hebben voor de mariene beschermde gebieden in de kustzone van België, de speciale zone voor natuurbehoud Trapegeer Stroombank gebied en de drie speciale beschermingszones SBZ1, SBZ2 en SBZ3 inbegrepen, alsook voor instandhoudingsdoelstellingen van de Nederlandse Natura 2000 gebieden Vlakte van de Raan en Voordelta; Overwegende dat uit het MER, en ondanks de aanvullende studies en de milieueffectenbeoordeling van het Bestuur, echter blijkt dat er leemten in de kennis blijven bestaan voor sommige milieueffecten van de voorgenomen activiteiten; dat het Bestuur derhalve oordeelt dat de door BMM-UGMM-MUMM 5

de aanvrager voorgestelde activiteiten enkel aanvaardbaar zijn mits naleven van strenge voorwaarden; dat het Bestuur bij afloop van zijn onderzoek voorwaarden noodzakelijk heeft geacht waaronder in het bijzonder: het uitvoeren van een uitgebreide monitoring, een gefaseerde uitvoering van het project, compensaties voor bepaalde nadelige effecten van deze activiteiten, financiële garanties; Overwegende dat, zowel bij de beoordeling van de aanvraag en van de milieueffecten van de voorgenomen activiteiten als voor het stellen van de voorwaarden en voor het bepalen van de aangewezen monitoring, voor zover relevant en voordelig ten opzichte van de algemene doelstellingen en beginselen van de wet, door het Bestuur rekening werd gehouden met de ervaring opgedaan bij het behandelen van de vroegere gelijkaardige aanvragen en met de sinds de behandeling van die dossiers opgedane kennis, alsook met de recente ontwikkelingen in het buitenland met betrekking tot gelijkaardige projecten; Overwegende dat gelijkaardige activiteiten, met name het C-Power windmolenpark op de Thorntonbank, het Belwind windmolenpark op de Bligh Bank, het Northwind windmolenpark op de Lodewijkbank en het Norther windmolenpark ten zuidoosten van de Thorntonbank na gunstig advies van het Bestuur respectievelijk in 2004, 2008, 2009 en 2012 reeds vergund werden in de bij KB van 17 mei 2004 afgebakende zone; Overwegende dat bij de beoordeling van de cumulatieve effecten van de voorgenomen activiteit rekening werd gehouden met de reeds vergunde activiteit op de Thorntonbank, de Bligh Bank, de Lodewijkbank en ten zuidoosten van de Thorntonbank alsook met de activiteiten die reeds over een concessie beschikken met name Seastar en Mermaid; Overwegende dat het Bestuur van mening is dat het afwachten van verdere wetenschappelijke resultaten over de mogelijke effecten van de voorgenomen activiteit op het mariene milieu meer nadelen dan voordelen met zich zou meebrengen voor een verantwoord en duurzaam algemeen milieubeheer; dat uit ervaring in het buitenland en recent ook in de Belgische windmolenzone echter blijkt dat de exploitatie van offshore windturbines in de Noordzee nog te kampen heeft met bepaalde technische moeilijkheden; dat met deze moeilijkheden rekening werd gehouden in de door het Bestuur voorgestelde gebruiksvoorwaarden van de activiteit; Gelet, hieromtrent, op de mededeling van de Europese Commissie van 2 februari 2000 over het voorzorgsbeginsel waarmee het standpunt van het Bestuur in overeenstemming blijkt te zijn; Gelet op de mededeling van 6 juni 2012 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio s getiteld Hernieuwbare energie : een belangrijke speler op de Europese energiemarkt; Gelet op de studie van de Commissie van de Regularisatie van de Elektriciteit en het Gas (CREG) verschenen op 27 september 2007 en getiteld Studie over de ontoereikende productiecapaciteit van elektriciteit in België ; Gelet op de studie van het Federaal Planbureau verschenen in juli 2006 en getiteld Het klimaatbeleid na 2012 ; Gelet op de studie van de Commissie van de Regularisatie van de Elektriciteit en het Gas (CREG) BMM-UGMM-MUMM 6

verschenen op 16 juni 2011 en getiteld: Studie over de nood aan productiecapaciteit van elektriciteit in België over de periode 2011-2020; Gelet op het nationaal hervormingsprogramma België 2011 goedgekeurd op de ministerraad van 15 april 2011; Gelet op de stelling van het Bestuur dat gezien de complexiteit van de materie een strenge monitoring, gekoppeld met de strenge voorwaarden die de aanvrager worden opgelegd, ter opvolging van de voorgenomen activiteit zich opdringt, dat zo een monitoring een geloofwaardig en valabel middel is om aan het voorzorgsbeginsel tegemoet te komen; Overwegende eveneens het belang van een correcte toepassing van het daaraan gekoppeld "vervuiler betaalt" beginsel; Overwegende dat bij eventuele via deze monitoring vastgestelde negatieve evolutie van de impact van de voorgenomen activiteit op het mariene milieu het Bestuur deze impact zal evalueren en aan de bevoegde overheid de gepaste maatregelen zal voorstellen om deze impact te milderen of te niet te doen; dat deze overweging eveneens geldt voor de monitoring uitgevoerd voor de andere vergunde parken; 1.3.5. De monitoring Gelet op de eerder genomen beslissing om het monitoringsprogramma voor het offshore windenergiepark te optimaliseren, rekening houdend met de verschillende windparkprojecten, en de kosten van de monitoring op een billijke manier onder de vergunde projecten te verdelen; Overwegende dat het monitoringsprogramma van het windenergiepark geïntegreerd dient te worden in de bestaande monitoringsprogramma s en dat elk vergund project dient bij te dragen aan de financiële last van het geheel; Overwegende dat volgens de toekomstige ontwikkelingen het programma met de gepaste flexibiliteit kan worden herschikt en de inspanning en kost verdeeld zal worden onder de vergunningshouders op een billijke manier en dit rekening houdend met het lange termijn perspectief van de monitoring; Overwegende dat er alzo een dynamisch proces wordt opgezet, waarvan de doeltreffendheid regelmatig in overleg met de vergunninghouders zal kunnen worden herzien; 1.3.6. De voorwaarden Gelet op de voorwaarden die het Bestuur in uitvoering van artikel 16 van het KB MEB van 9 september 2003 bij zijn milieueffectenbeoordeling noodzakelijk heeft geacht om de activiteit als aanvaardbaar te verklaren; Overwegende dat bijkomende voorwaarden zich opdringen om de aangevraagde machtiging en vergunning op gelijke voet te plaatsen met de machtigingen en vergunningen die reeds verleend zijn in de BMM-UGMM-MUMM 7

voor de exploitatie van windenergie afgebakende zone; Overwegende ook dat het Bestuur zijn beoordeling aanvult met aanbevelingen die geen voorwaarde uitmaken van de aanvaardbaarheid maar die kunnen bijdragen tot een optimaal en veilig verloop van de activiteit; dat sommige van deze aanbevelingen gericht zijn tot de aanvrager en andere tot de overheid; Overwegende dat de uitgevoerde risicoanalyses inschat dat de kans op een scheepvaartongeval in het voorgenomen windpark van de aanvrager lager is dan voor het C-Power, het Belwind, Northwind en Norther windpark; dat de aangevraagde activiteit ten noordenwesten van de Thorntonbank en ten zuidoosten van de Lodewijkbank voor een verhoging van de gemiddelde totale uitstroom van bunker- en ladingolie ten gevolge van scheepsongevallen in de Belgische exclusieve economische zone kan zorgen; dat de kans op aanvaring door routegebonden schepen voor het Rentelpark relatief laag is in vergelijking met de andere parken. Dat echter het cumulatieve risico, in de windmolenzone, op scheepvaartongevallen en olielozingen aanzienlijk blijft; dat de aanvrager derhalve dient bij te dragen aan een verhoogde paraatheid om het hoofd te bieden aan het risico van accidentele mariene verontreiniging; dat zo n bijdrage de vorm kan aannemen van een compensatie in milieuvoordelen; Overwegende dat het Bestuur van oordeel is dat bij toepassing van deze voorwaarden adequaat wordt opgetreden om milieuschade die door de voorgenomen activiteit zou kunnen veroorzaakt worden, te voorkomen; dat hierbij het beginsel van het preventief handelen nageleefd wordt; 1.3.7. De fasering van de activiteit Gelet op artikel 5 van het MB C-Power van 14 april 2004 en op artikel 5 van het MB Belwind van 20 februari 2008 die voorzien in een fasering van de vergunde activiteiten en in een rapporteringsplicht; Overwegende dat in de afgelopen jaren voldoende ervaring is opgebouwd bij offshore windenergieprojecten in de Noordzee op het vlak van industriële procédés, werkprocedures en milieulast om een pilootfase overbodig te maken; dat de nood aan controle van projectuitvoering en aan rapportering volledig blijft bestaan; Overwegende dat de uitvoering van de betrokken windenergieprojecten sowieso over ten minste drie fasen loopt: een bouwfase, een exploitatiefase en een ontmantelingfase; dat de rapporteringsplicht met deze fasering dient rekening te houden; 1.3.8. De termijnen voor ingebruikname Gelet op de talrijke toekenningen van domeinconcessies in de bij KB van 17 mei 2004 ingestelde zone voor de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen en winden; Overwegende dat het voordelig is de voorziene installaties zo snel mogelijk te bouwen en te exploiteren in de geplande concessiegebieden waarvoor de milieuvergunningen en machtigingen reeds verleend zijn; BMM-UGMM-MUMM 8

Overwegende dat echter onvoldoende aansluitingscapaciteit op het electriciteitsnetwerk aan land aanwezig is en dat dit probleem ten vroegste in 2015 zal opgelost geraken; Overwegende dat de start van de ingebruiknametermijn voor de vergunning conform artikel 42 van KB VEMA kan uitgesteld worden, dat wordt voorgesteld van deze mogelijkheid gebruik te maken en de start van de ingebruikname van de vergunning met maximum 2 jaar, te rekenen vanaf de datum van betekening van het ministerieel besluit aan de aanvrager, uit te stellen; dat hierdoor de ingebruikname van de vergunning ten laatste binnen de 7 dagen en vier jaar na deze datum dient te gebeuren. 1.3.9. De looptijd van de vergunning Gelet op de reeds gebouwde fasen van de projecten C-Power en Belwind waarbij de start van de looptijd van de vergunning werd gedefinieerd door de start van de exploitatiefase zijnde: de fase die begint op de dag dat de elektriciteitsproductie door zes windturbines aanvangt en beschikbaar is voor de verdeling op het elektriciteitsnet, zonder dat deze fase later mag starten dan drie maanden na de elektriciteitsproductie door de eerste windturbine ; Gelet op artikel 13 van het KB van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationale zeerecht waarbij een concessie verleend wordt voor een periode van 20 jaar, 1 maal verlengbaar met maximaal 10 jaar zodat de volledige looptijd maximaal 30 jaar bedraagt. 1.3.10. De mogelijke uitbreidingen Gelet op de toekomstige mogelijke concessieuitbreidingen die bestaan uit drie potentiële uitbreidingen van het reeds toegekend concessiegebied met name: Een uitbreiding van de oppervlakte van de concessie met 1,7 km² wordt bekomen door de veiligheidsmarge rond de niet-operationele Rembrandt 2 telecommunicatiekabel te verkleinen van 250 m tot 50 m; Een tweede uitbreiding van de oppervlakte van de concessie met 1,8 km² aan het noordoosten van het concessiegebied door optimale benutting van het beschikbare gebied binnen de Belgische windmolenzone; Een derde uitbreiding van de oppervlakte van de concessie met 4,9 km² beoogt een benutting van de bufferzone tussen 2 windparken en voorziet een gedeelde veiligheidsafstand van minimaal 500m i.p.v. 1000m tussen naburige parken. BMM-UGMM-MUMM 9

2. Het advies over de aanvraag van de n.v. Rentel Door middel van dit schrijven geeft het Bestuur een gunstig advies op de aanvraag ingediend door de n.v. Rentel, voor de bouw en de exploitatie van een windmolenpark van 289 tot 550 MW ten noordwesten van de Thorntonbank en ten zuidoosten van de Lodewijkbank inclusief parkkabels, transformatorplatformen en de voorbereidende (grond)onderzoeken, en dit voor alle varianten van 4 tot 10 MW 2 windturbines (met inbegrip van alle tussenliggende opties en technieken zoals in de aanvraag vermeld) voor de verkregen concessiezone (zonder uitbreiding) en voor alle voorgestelde uitbreidingen aansluitend op de bestaande concessiezone, volgens de hierna vermelde modaliteiten en voorwaarden, en mits aanvaarding door de aanvrager van zijn financiële verplichtingen, zoals in desbetreffende voorwaarden opgenomen. Bij de uitbreidingen kan gebruik gemaakt worden van de ruimte rond de niet-operationele telecommunicatiekabel in de bestaande concessiezone waarbij de veiligheidsafstand 50m is i.p.v. de 250 m rond operationele telecommunicatiekabels. De concessiehouder moet rekening houden met de minimum veiligheidsafstand van 500m rond het windmolenpark. Deze 500m start ter hoogte van de uiterste tip van de wieken van de turbines en zal in geen geval de grens met de Nederlandse maritieme wateren overschrijden. Indien de vergunningshouder zijn concessie wenst uit te breiden in de richting van het Northwind and C-Power windmolenpark, dan kan dit enkel na het betekenen aan het begeleidingscomité van een memorandum of understanding hieromtrent. Hij dient hierbij echter steeds een minimale veiligheidszone van 500 m te behouden t.o.v. de hierboven vermelde parken conform het koninklijk besluit tot instelling van een veiligheidszone rond de kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen voor de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden in de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid van 11 april 2012. Hieronder worden de voornaamste beleidsgerichte voorstellen van het Bestuur eveneens samengevat. 3. Voorwerp van de af te leveren machtiging en vergunning 3.1. Machtiging Door het Bestuur wordt de minister geadviseerd een machtiging te verlenen voor de bouw van het windmolenpark, houdende 47 tot 78 windmolens, twee transformatorplatformen, voor het leggen van de elektriciteitskabels binnen het park (33 of 66kV), en voor de geofysische en geotechnische onderzoeken. De machtiging kan verleend worden voor een termijn van vijf jaar. Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd de termijn voor ingebruikname van de machtiging vast te leggen op vier jaar, en deze termijn te laten ingaan bij de betekening van het ministerieel besluit aan de aanvrager. 2 N.B. :de concessie werd afgeleverd voor 6MW, 48WT BMM-UGMM-MUMM 10

3.2.Vergunning Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd een vergunning te verlenen voor de exploitatie van het windpark, met inbegrip van de windmolens, de transformatorplatformen en parkkabels. De vergunning kan verleend worden voor een termijn van 20 jaar. Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd de termijn voor ingebruikname van de vergunning vast te leggen op vier jaar, en deze termijn te laten ingaan 2 jaar na de datum van betekening van het ministerieel besluit aan de aanvrager. Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd de termijn voor de looptijd van 20 jaar te laten ingaan bij de start van de exploitatiefase zoals gedefinieerd in 1.3.9. Door het Bestuur wordt de Minister geadviseerd de termijn voor de looptijd van 20 jaar te verlengen tot 30 jaar door aanpassing van het Koninklijk Besluit van 7 september 2003 houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België. 3.3. Configuraties De machtiging en vergunning kunnen worden verleend voor turbines van 4 tot 10 MW en alle tussenliggende opties, zoals vermeld in de aanvraag, en dit voor de verschillende funderingstypes (monopaal, jacket-vakwerk fundering of gravitaire fundering,) en installatietechnieken (suction bucket, heien, baggeren). De machtiging en vergunning kunnen worden verleend voor de oorspronkelijke domeinconcessie en de in de aanvraag voorgestelde uitbreidingen. Ten minste drie maanden voor de aanvang van de effectieve bouwwerken moet het certificaat van het definitieve basisontwerp, met inbegrip van de beschrijvingen van alle aangenomen opties die in de aanvraag niet definitief werden gekozen, aan het Bestuur worden voorgelegd. 3.4. Tijdelijke schorsing De machtiging en vergunning blijven, conform artikel 41, 2, van het KB VEMA, geschorst tot dat iedere bijkomende vergunning en machtiging die wettelijk vereist is voor de uitoefening van de betrokken activiteit in de Belgische zeegebieden, met inbegrip van de aanlanding, verleend is. De aanvrager betekent het Bestuur hiervan een kennisgeving. De schorsing van de machtiging of vergunning verandert niets aan de ingangsdatum van de termijn voor ingebruikname, zoals hierboven voorgesteld. BMM-UGMM-MUMM 11

4. Modaliteiten en voorwaarden 4.1. Algemeenheden Conform artikel 16 van het KB MEB adviseert het Bestuur in zijn milieueffectenbeoordeling (bijlage B bij het huidige advies) over de voorwaarden waaronder de activiteit aanvaardbaar is, de monitoring van de effecten van de activiteit die dient te gebeuren en de compensatie in milieuvoordelen die aangewezen is voor nadelige effecten van de activiteit: de voorwaarden zijn opgenomen in de bijlage C bij dit advies; de monitoring, samen met een indicatieve begroting zijn opgenomen in punt 4.4 van dit advies en in bijlage E bij dit advies de compensatie in milieuvoordelen is opgenomen in voorwaarde A 11 en in punt 4.5.4. van dit advies. Billijkheidshalve dienen alle gelijkaardige activiteiten in de windenergieëxplotatiezone onder dezelfde algemene voorwaarden gemachtigd en vergund te worden. Voor de reeds bestaande vergunningen werden sommige belangrijke voorwaarden opgenomen in de artikelbepalingen van het ministerieel besluit houdende machtiging en vergunning van de activiteit, i.p.v. in de bijlagen. Op dezelfde wijze worden hier ook de voornaamste voorwaarden als A voorwaarden in de bijlage C van dit advies opgenomen. De overige gebruiksvoorwaarden worden opgenomen als B voorwaarden in de bijlage C van dit advies. De voorwaarden die afwijken van de artikelbepalingen en voorwaarden van het MB Norther van 18 januari 2012, worden onder 4.2 en 4.3. besproken. De andere voorwaarden worden in het algemeen verantwoord door het feit dat de voorgenomen activiteit van dezelfde aard is als deze van de andere vier vergunningen, en dat de beoordeling van de te verwachten milieueffecten tot gelijkaardige besluiten heeft geleid. De monitoring van de milieueffecten van de activiteit is een wettelijke verplichting. De aanvaarding door de aanvrager van het monitoringsplan en de uitvoering van de monitoring, met inbegrip van de betaling van de daartoe verschuldigde retributie, is bijgevolg een voorwaarde voor de gunstigheid van dit advies. Het monitoringsprogramma wordt in punt 4.4. besproken. De compensatie in milieuvoordelen maakt ook een voorwaarde uit voor de gunstigheid van dit advies. Uit de milieueffectenbeoordeling blijkt dat de aanwezigheid van windmolenparken in de Belgische windmolenzone inclusief de aangevraagde activiteit ten noordwesten van de Thorntonbank en ten zuidoosten van de Lodewijkbank het risico van olieverontreiniging ten gevolge van scheepsongevallen in de Belgische Zeegebieden verhoogt. Bijgevolg wordt voorgesteld dat de houder, zoals de overige concessiehouders in de windmolenzone, een compensatie in milieuvoordelen verleent in de vorm van een financiële bijdrage of materiële bijdrage. Deze compensatie dient om bij te dragen bij de paraatheid van de overheid inzake voorkoming en bestrijding van mariene verontreiniging. Voor de concrete uitvoering van deze bepaling wordt voorgesteld dezelfde werkwijze te volgen als voor de voorgaande vergunningen. Wel moet de grootte van de bijdrage in overleg met de FOD BMM-UGMM-MUMM 12

Leefmilieu worden bepaald. Verder adviseert het Bestuur over de fasering van de activiteit, de financiële verplichtingen van de vergunningshouder en zijn aansprakelijkheid, en de mogelijke aanpassing van de bestaande vergunningen aan de door de nieuwe activiteit gewijzigde situatie. Aanbevelingen worden in bijlage D van dit advies door het Bestuur geformuleerd. Deze aanbevelingen maken geen voorwaarde uit voor de gunstigheid van dit advies, maar worden gegeven voor een optimaal en veilig verloop van de vergunde activiteit. De Minister zal oordelen over de wenselijkheid om gebruiksvoorwaarden te maken van deze aanbevelingen. 4.2. Voorwaarden in de artikelbepalingen (A-voorwaarden) Het Bestuur oordeelt dat de activiteit die het onderwerp uitmaakt van de aanvraag van de n.v. Rentel aanvaardbaar is in het gebied afgebakend door de toegekende domeinconcessie mits het naleven van de voorwaarden in bijlage C van dit advies. A-voorwaarden zijn de voorwaarden die, om conform te zijn met vroegere gelijkaardige vergunningen, in de artikelbepalingen van het ministerieel besluit kunnen opgenomen worden. Enkel de wijzigingen t.o.v. de reeds afgeleverde vergunningen worden hierna besproken. 4.2.1. Het voorwerp van de vergunning (A2.) De te verlenen vergunning omvat enkel de parkkabels. Een aparte aanvraag voor de hoogspanningskabel van het park naar land wordt later ingediend. 4.2.2. De monitoring (A6. en A17.) Het monitoringsplan wordt samengevat weergegeven in hoofdstuk 18 van de milieueffectenbeoordeling (MEB). Het volledige monitoringsplan wordt teruggevonden in de desbetreffende hoofdstukken van de MEB en in bijlage E bij dit advies. Voor de werkbaarheid en leesbaarheid van het monitoringsplan wordt het monitoringsplan in bijlage bij het besluit gevoegd. 4.2.3. De financiële zekerheid (A10.) De financiële zekerheid voor de herstelling van het gebied in zijn oorspronkelijke toestand wordt berekend op dezelfde basis als voor de voorgaande vergunningen. In de vergunning van Belwind en Northwind wordt respectievelijk een stijging van 5% en 2.5% voorzien ten opzichte van de financiële zekerheid van C-Power, om rekening te houden met de grotere afstand van de kust (stijgende scheepskosten). Aangezien het Rentelproject ten noorden van het C-Power project ligt, wordt een lichte stijging van 1.25% voorzien, na indexatie. 4.3.Gebruiksvoorwaarden (B-voorwaarden) Het Bestuur oordeelt dat de activiteit die het onderwerp uitmaakt van de aanvraag van de n.v. BMM-UGMM-MUMM 13

Rentel aanvaardbaar is in het gebied afgebakend door de toegekende domeinconcessie mits het naleven van de voorwaarden in bijlage C van dit advies. B-voorwaarden zijn de voorwaarden die grotendeels voortkomen uit de milieueffectenbeoordeling van dit en vorige projecten en die in een bijlage aan het ministerieel besluit kunnen worden gevoegd. De nummering van deze voorwaarden kan afwijken van de nummering van de overeenstemmende gebruiksvoorwaarden van de vroegere vergunningen. Enkel de wijzigingen t.o.v. de reeds afgeleverde vergunningen worden hierna besproken. 4.3.1.Voorwaarden m.b.t. sedimentologie (B9.1. t.e.m. B9.3.) Artikel B9.1. en B9.2. werden ter verduidelijking herschreven. Artikel B9.3. voegt een extra voorwaarde betreffende de uit te voeren monitoring in. Deze monitoring dient alleen uitgevoerd te worden indien beslist wordt om gravitaire funderingen te plaatsen of de suction bucket techniek te gebruiken. De gravitaire funderingen brengen immers een grote zandverplaatsing met zich mee en er kan een mogelijke verhoging van de turbiditeit optreden. Dit laatste fenomeen kan ook optreden bij gebruik van de suctionbucket techniek. 4.3.2. Kabeldiepte (B23.4.) Rekening houdend met de ervaring opgedaan bij de reeds gebouwde parken wordt ingevoegd dat het voldoende afdekken van de kabel een mogelijkheid is om een blootliggende kabel terug te bedekken i.p.v. terug in te graven. 4.3.3. Surveys (B28.1. t.e.m. B28.3.) Om het wetenschappelijk onderzoek in België te bevorderen en haar erfgoed niet verloren te laten gaan regelt de laatste paragraaf de overdracht van de eventuele gevonden archeologische resten aan het Agentschap Onroerend Erfgoed (als het archeologische resten betreft) of het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (als het fossiele zoogdierresten betreft). 4.3.4. Heien van palen (B34.1. t.e.m. B34.4.) De bepalingen van de voorgaande parken werden aangevuld en verduidelijkt met de opgedane ervaring. Technieken die het niveau van het onderwatergeluid beperken worden steeds meer gebruikt bij het bouwen van windmolenparken en worden in de voorwaarden opgenomen. Deze technieken moeten toegepast worden bij overschrijden van een bepaald opgegeven onderwatergeluidsniveau. Indien deze technieken niet kunnen toegepast worden, wordt gevraagd het heien te vervangen door alternatieve technieken die minder onderwatergeluid veroorzaken. Deze technieken moeten vooraf door het Bestuur goedgekeurd worden. 4.3.5. Klimaat (B38.) Indien gekozen wordt om gravitaire funderingen te plaatsen voor meer dan 25% van de funderingen voorzien in de realisatie van het project moet de houder voor de aanvang van de bouwfase BMM-UGMM-MUMM 14

een aangepast Life Cycle analysis (LCA), die de invloed van de GBF op de emissiebalans behandelt, aan het begeleidingscomité meedelen. De houder kan enkel gravitaire funderingen plaatsen voor meer dan 25% van de funderingen voorzien in de realisatie van het project indien in bovenstaande LCA overtuigend kan aangetoond worden dat deze de bijdrage van het project tot de reductiedoelstellingen van België niet met meer dan 10% verminderen t.o.v. stalen funderingstypes. 4.4. Monitoring Krachtens artikel 29 van de wet 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, worden na het verlenen van de vergunning/machtiging de activiteiten onderworpen aan toezichtsprogramma s en permanente milieueffectenonderzoeken. Deze monitoring valt ten laste van de houder. De inhoud van de monitoring die ten laste valt van de aanvrager wordt in de MEB (bijlage B bij dit advies) en bijlage E besproken. Om het voorziene monitoringsprogramma op te stellen werd, zoals reeds toegepast bij de andere vergunningshouders, voor een geïntegreerde aanpak gekozen. Na de baselinestudies die noodzakelijk site-specifiek zijn, wordt een gecombineerd programma van metingen en bemonsteringen opgesteld die voor de bestaande, reeds vergunde projectconcessies loopt, alsook voor het nieuw RENTEL gebied. Volgens de toekomstige ontwikkelingen zal het programma met de gepaste flexibiliteit kunnen worden herschikt en de inspanning en kost zal verdeeld worden onder de vergunningshouders op een billijke manier. Er werd dus een dynamisch proces opgezet, waarvan de doeltreffendheid regelmatig in overleg met de vergunninghouders zal kunnen worden herzien. De nul- fase omvat de monitoring gekoppeld aan de pre-constructiefase en richt zich zodoende op de vaststelling van de referentiesituatie, i.e. de milieutoestand vóór uitvoering van de werken. Deze fase vangt ten vroegste aan op de datum waarop de milieuvergunning gepubliceerd wordt en loopt tot het jaar waarin de eerste constructie-activiteiten plaats vinden. De eerste fase vat aan in het jaar van de eerste constructie-activiteiten en loopt over een periode van vijf jaar. Na deze eerste periode worden de resultaten van de monitoringsactiviteiten grondig geëvalueerd. Aangezien de (cumulatieve) effecten van windmolens op het mariene milieu enkel en alleen op lange termijn kunnen worden ingeschat, behelst de monitoring van de Belgische offshore windmolenparken een lange-termijn perspectief. Het monitoringsplan en de resultaten van de monitoring worden door de overheid jaarlijks beoordeeld. Aan de hand van deze beoordeling kan het monitoringsplan jaarlijks worden herzien. Indien de monitoring of andere informatiebronnen aantonen dat onverwachte effecten van de activiteit optreden, waarvoor geen specifieke monitoring voorzien werd, dient de monitoring aangepast te worden om hiermee rekening te houden. Het opstellen van het plan, de beoordeling en de algemene coördinatie van de monitoringsprogramma s moeten door het Bestuur gebeuren. Vanuit deze informatie zal het Bestuur voorstellen formuleren voor de inhoud en de uitvoering van het verdere monitoringsprogramma, samen met mogelijke voorstellen van wijzigingen van de voorwaarden. Het Bestuur zal hierover advies geven aan de Minister. Zoals bij wet voorzien, worden de toezichtsprogramma s en permanente milieueffectonderzoeken uitgevoerd door of in opdracht van het Bestuur en op kosten van de houder van de vergunningen en machtigingen en dit voor de duur van de vergunning. BMM-UGMM-MUMM 15

Het Bestuur moet gemachtigd zijn om het monitoringsprogramma aan te passen aan de beschikbare middelen en de werklast tussen de verschillende posten te verschuiven, alsook tussen de verschillende jaren, afhankelijk van de noodzaak ervan en de vooruitgang van de werken. Voor het monitoringsplan van het Rentel windpark werd rekening gehouden met de ligging, omvang en de ecologische specificiteit van het concessiegebied, met de bouwvarianten voor de funderingen, met de varianten van de concessiezone en met de op heden aangekondigde tijdsplanning. Elke wijziging van de timing van de bouw- en exploitatiewerkzaamheden van de verschillende gemachtigde en vergunde activiteiten, alsook van de gekozen varianten en toegepaste technieken, kan een aanpassing van de monitoring en van de deelprogramma s met zich meebrengen. Het Bestuur zal de houder hiervan informeren en indien gewenst, het onderwerp op het bevoegde begeleidingscomité agenderen. 4.5. Financiële verplichtingen 4.5.1. Retributie milieueffectenbeoordeling (MEB) Een retributie van 100.017,40, verschuldigd overeenkomstig artikel 30, 2, van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, werd aan het Bestuur betaald op 30 juli 2012. Indien bij afsluiting van de procedure blijkt dat de werkelijke kosten van de milieueffectenbeoordeling lager waren dan de betaalde retributie, zal het Bestuur het saldo aan de aanvrager terugstorten. 4.5.2. Retributie monitoring Het budget werd geschat conform artikel 24, 2, van het KB MEB van 9 september 2003. Om praktische redenen, zijn alle budgettaire posten uitgedrukt in mandagen. Deze posten omvatten de personeels- en werkingkosten van het Bestuur en de investeringskosten De kostprijs van een forfaitair dagtarief bedraagt 491.47 euro per mandag (in basiswaarde (100%) van november 2012) te indexeren volgens de index der consumptieprijzen. De retributie voor de monitoring van de milieueffecten van de activiteit beloopt een maximale werklast van 4372 mandagen voor de nulfase 3 en de eerste fase van 5 jaar zoals gedefinieerd in 4.4. 4.5.3. Financiële zekerheid De financiële zekerheid tot voldoening van de gebruiksvoorwaarden die bij het einde van de activiteit nagekomen moeten worden bedraagt (in basiswaarde (100%) van november 2012) te indexeren volgens de index der consumptieprijzen): voor de configuratie met monopalen, per windturbine: 10.858 ; voor de configuratie met gravitaire funderingen, per windturbine: 29.674 ; voor de configuratie met jacket funderingen, per windturbine: 19.999 3 In deze beraming werd uitgegaan van een nulfase die één jaar duurt. BMM-UGMM-MUMM 16

Deze bedragen zijn te moduleren in functie van het uiteindelijke funderingstype. Het totaal bedrag kan door jaarlijkse stortingen vereffend worden. 4.5.4. Compensatie in milieuvoordelen De compensatie in milieuvoordelen die de houder verplicht is te verlenen kan een financiële of een materiële bijdrage zijn. De grootte van de bijdrage zal onderling tussen de houder, de FOD Leefmilieu en het Bestuur worden bepaald, rekening houdend met de behoeftes in interventiecapaciteit bij incidenten die uit de activiteit op zee van de houder voortvloeien. 4.6. Verzekering De houder moet beschikken over de nodige verzekering om zijn burgerlijke aansprakelijkheid te dekken, zoals in de artikelbepalingen (A9) van de bestaande vergunningen bepaald. 5. Mogelijke aanpassingen aan de reeds bestaande vergunningen Met dit advies worden de voorwaarden van de voorgestelde machtiging/vergunning licht aangepast ten opzichte van de reeds bestaande vergunningen van C-Power, Belwind, Northwind (het voormalige Eldepasco) en Norther. Deze afwijkingen brengen geen grote moeilijkheid met zich mee voor de toepassing van deze vergunningen. Nochtans zou het wenselijk kunnen zijn, hoofdzakelijk om het beheer en de externe controle van de uitvoering te vereenvoudigen, alle vergunningen voor windenergieparken op gelijke voet te plaatsen. Ten gepaste tijde zal het Bestuur mogelijke aanpassingen aan de bestaande vergunningen derhalve voorleggen aan de minister. 6. De termijnen De heer Minister dient, conform het KB VEMA van 7 september 2003, zijn ontwerpbesluit over de aanvraag van RENTEL nv ten laatste op 10 januari 2013 aan de aanvrager te betekenen. De aanvrager zal zijn gemotiveerde opmerkingen ten laatste op 25 januari 2013 kunnen betekenen aan de Minister. De beslissing van de Minister dient ten laatste op 9 februari 2013 aan de aanvrager te worden betekend. Gegeven op 5 december 2012 te Brussel, Voor het Bestuur, S. Scory Hoofd BMM a.i. BMM-UGMM-MUMM 17

COLOPHON This document was issued by MUMM in december 2012. Status Available in draft final version revised version of document confidential English Dutch French This document may be cited as: BMM,2011. Advies van het Bestuur aan de minister bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu betreffende de machtigings-en vergunningsaanvraag van de n.v. Rentel. Beheerseenheid Mathematisch Model van de Noordzee, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel, 19 pp. If you have any questions or wish to receive additional copies of this document, please send an e-mail to info@mumm.ac.be, quoting the reference, or write to: MUMM 100 Gulledelle B 1200 Brussels Belgium Phone: +32 2 773 2111 Fax: +32 2 770 6972 http://www.mumm.ac.be/ MANAGEMENT UNIT OF THE NORTH SEA MATHEMATICAL MODELS BMM-UGMM-MUMM 18