Intitulé : Landsverordening regeling geldstelsel Citeertitel: Landsverordening regeling geldstelsel Vindplaats : AB 1991 no. GT 34 Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr. 2010 88); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28 Artikel 1 1. Het geldstelsel van Aruba omvat bankbiljetten, munten en muntbiljetten. 2. Waar in deze landsverordening gesproken wordt over bankbiljetten, munten of muntbiljetten, worden hieronder verstaan bankbiljetten, munten of muntbiljetten van Aruba. Artikel 2 1. De rekeneenheid van het geldstelsel van Aruba is de florin. Bij in cijfers aangegeven bedragen kan de florin worden aangeduid met de letter "Afl" geplaatst voor het bedrag. 2. De florin is onderverdeeld in 100 centen. Artikel 3 Bankbiljetten van Aruba met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel zijn: - het 500 florin biljet; - het 100 florin biljet; - het 50 florin biljet; - het 25 florin biljet; - het 10 florin biljet; - het 5 florin biljet. Artikel 4 1. Met uitzondering van ieder ander is op Aruba tot de uitgifte van bankbiljetten gerechtigd de Centrale Bank van Aruba, verder aan te duiden als de Bank. 2. Bankbiljetten worden aangemaakt op kosten van de Bank en door deze naar behoefte in omloop gebracht. 3. De Bank stelt bankbiljetten buiten omloop; deze buitenomloopstelling wordt bekend gemaakt in het blad, waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst. Artikel 5 De papiersoort, de afmetingen en de opdruk van bankbiljetten worden bepaald door de Bank. Artikel 6 1. Munten van Aruba met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel zijn: - het 5 florinstuk; - het 2½ florinstuk;
- het 1 florinstuk; - het 50 centstuk; - het 25 centstuk; - het 10 centstuk; - het 5 centstuk. 2. Bij landsbesluit worden regelen gesteld ten aanzien van het muntmetaal en het gewicht van de in het eerste lid genoemde munten. 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald, dat ter herdenking van bijzondere gelegenheden andere dan de in het eerste lid bedoelde munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel worden uitgegeven. 4. In het in het derde lid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt tevens geregeld het muntmetaal, de afmeting, het gewicht, de waarde, de beeldenaar en het aantal van dergelijke munten. Artikel 6a 1. De beeldenaar van het 5 florinstuk is als volgt: op de voorzijde de beeltenis van de Koning/Koningin der Nederlanden met daarop de afbeelding van de linkerhelft van de koninklijke kroon, alsmede de naam van de Koning/Koningin met de woorden "Koning/Koningin der Nederlanden", zowel in kleine letters in strepen boven en onder de beeltenis van de Koning/Koningin als in grote letters op die beeltenis zelf; op de keerzijde het woord "Aruba" en daaronder ter linkerzijde van de denkbeeldige loodrechte lijn die het muntstuk in twee gelijke delen deelt, de waarde-aanduiding "5 florin" alsmede het jaartal en ter rechterzijde van deze lijn het wapen van Aruba, het muntteken en eventueel het muntmeesterteken. 2. De munt heeft een dubbele kartelrand en draagt als randschrift de woorden "GOD ZIJ MET ONS". Artikel 7 1. De beeldenaar van het 2½ en het 1 florinstuk is als volgt: op de voorzijde de beeltenis van de Koningin (Koning) der Nederlanden, alsmede de naam van de Koning/Koningin met de woorden "Koning/Koningin der Nederlanden"; op de keerzijde het woord "Aruba" en daaronder ter linkerzijde van de denkbeeldige loodrechte lijn die het muntstuk in twee gelijke delen deelt, de waarde-aanduiding "2½ florin", onderscheidenlijk "1 florin", alsmede het jaartal en ter rechterzijde van deze lijn het wapen van Aruba, het muntteken en eventueel het muntmeesterteken. 2. De munten hebben een gladde rand en dragen als randschrift de woorden "GOD ZIJ MET ONS". Artikel 8 1. De beeldenaar van het 50 centstuk is als volgt: op de voorzijde, het wapen van Aruba alsmede het woord "Aruba", benevens het jaartal, het muntteken en eventueel het muntmeesterteken; op de keerzijde de waardeaanduiding 50 cent, waarbij "cent" eventueel aangeduid kan worden met de letter c. 2. Deze munt heeft de vorm van een vierkant met afgeronde hoeken en een gladde rand. 2
Artikel 9 1. De beeldenaar van het 25, 10 en 5 centstuk is als volgt: op de voorzijde het wapen van Aruba alsmede het woord "Aruba", benevens het jaartal, het muntteken en eventueel het muntmeesterteken; op de keerzijde de waardeaanduiding van 25, respectievelijk 10 en 5 cent, waarbij "cent" eventueel aangeduid kan worden met de letter c. 2. De 25 en 5 centstukken hebben een gladde rand; het 10 centstuk heeft een kartelrand. Artikel 10 1. De Arubaanse munten kennen de navolgende middellijn: - het 5 centstuk 16 mm; - het 10 centstuk 18 mm; - het 25 centstuk 20 mm; - het 50 centstuk 20 mm (horizontaal gemeten); - het 1 florinstuk 26 mm; - het 2½ florinstuk 30 mm en; - het 5 florinstuk 23,5 mm. 2. De wettelijke toegestane tolerantie bedraagt in duizendsten: - in gewicht 15; - in gehalte 10. Artikel 11 1. In bijzondere gevallen kan de minister van Financiën muntbiljetten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel uitgeven in denominaties van 5 florin, 2½ florin en 1 florin. 2. Bij landsbesluit worden regelen gesteld ten aanzien van de papiersoort, de afmetingen en de opdruk van de muntbiljetten. Artikel 12 1. De in de artikelen 6, eerste en derde lid, en 11, eerste lid, genoemde munten en muntbiljetten worden uitsluitend voor rekening van Aruba geslagen, onderscheidenlijk aangemaakt en naar behoefte door de Bank in omloop gebracht. 2. Het verschil tussen de kosten van aanmaak en de nominale waarde van munten en muntbiljetten komt ten bate, respectievelijk ten laste van de Bank. Artikel 13 Binnen drie maanden na afloop van ieder kalenderjaar wordt door de minister van Financiën ten aanzien van elk der in de artikelen 3, 6, eerste lid en derde lid, en 11, eerste lid, genoemde betaalmiddelen in het blad waarin van overheidswege officiële berichten worden geplaatst, medegedeeld, in welke oplage nieuwe munten en muntbiljetten in dat kalenderjaar in omloop werden gebracht, dan wel gebruikte munten en muntbiljetten in dat kalenderjaar werden ingetrokken ten einde te worden vernietigd. Artikel 14 Onverminderd het bepaalde in artikel 16, is niemand verplicht wettig betaalmiddel als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 11, eerste lid, aan te nemen tot een hoger bedrag dan: 3
- Afl. 100,- - in 5 florinstukken; - Afl. 50,- - in 2½ florinstukken; - in 1 florinstukken; - in muntbiljetten; - Afl. 10,- - in 50 centstukken; - in 25 centstukken; - in 10 centstukken; - Afl. 1,- - in 5 centstukken. Artikel 15 1. De Bank wordt als kantoor aangewezen, waar: a. munten en muntbiljetten kunnen worden ingewisseld tegen onbeperkt wettig betaalmiddel, mits het aangeboden bedrag niet minder zij dan: - Afl. 100,- - in 5 florinstukken; - Afl. 50,- - in 2½ florinstukken; - in 1 florinstukken; - in muntbiljetten; - Afl. 25,- - in 50 centstukken; - in 25 centstukken; - in 10 centstukken; - Afl. 10,- - in 5 centstukken; b. onbeperkt wettig betaalmiddel kan worden ingewisseld tegen munten en muntbiljetten, voor zover de beschikbare voorraad zulks toelaat; c. munten en muntbiljetten van iedere nominale waarde kunnen worden ingewisseld tegen munten en muntbiljetten van andere nominale waarde, voor zover de beschikbare voorraad zulks toelaat. 2. Door de Bank kunnen andere instanties worden aangewezen als kantoor waar de in het eerste lid genoemde handelingen worden verricht. Artikel 16 Niemand is gehouden vervalste of geschonden bankbiljetten, munten en muntbiljetten aan te nemen. Artikel 17 1. De landskas is verplicht vervalste of geschonden bankbiljetten en munten, en vervalste muntbiljetten te weigeren. 2. Geschonden muntbiljetten worden in 's Landskas niet aangenomen, dan tegen zodanige waarborgen als de minister van Financiën nodig zal oordelen ter voorkoming van schade voor het Land. Artikel 18 1. In de artikelen 16 en 17 worden onder geschonden munten niet begrepen die munten welke kennelijk uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd. 2. In de artikelen 16 en 17 worden onder geschonden bank- en muntbiljetten niet begrepen kennelijk in het gebruik gekreukte of beschadigde bank- en muntbiljetten waarvan de volledige opdruk nog duidelijk te onderscheiden is. Artikel 19 1. Een ieder die vermoedt, dat bankbiljetten, munten of munt- 4
biljetten vals of vervalst zijn, is verplicht deze aan de Bank ter beoordeling toe te zenden. 2. Ingeval het vermoeden, dat bankbiljetten, munten of muntbiljetten vals of vervalst zijn na onderzoek bevestigd wordt, zijn de ambtenaren, in dienst van openbare lichamen of instellingen belast met het ontvangen of uitbetalen van gelden, verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen bij een ambtenaar van het openbaar ministerie of een hulp-officier van justitie onder afgifte der bankbiljetten, munten of muntbiljetten. 3. Ingeval bankbiljetten, munten of muntbiljetten niet vals of vervalst blijken te zijn, worden zij ofwel door de Bank teruggegeven in de staat waarin zij zijn ontvangen, ofwel wordt door haar de nominale waarde ervan vergoed. Artikel 20 1. Van Landswege worden ingetrokken en ontmunt of vernietigd: a. alle gebrekkig bewerkte munten en alle gebrekkig bedrukte muntbiljetten; b. alle munten en muntbiljetten, niet begrepen onder die, bedoeld bij artikel 19, tweede lid, welke door de omloop zozeer zijn afgesleten, dat hun beeldenaar geheel of gedeeltelijk onzichtbaar is, of welke door andere oorzaken voor de circulatie ongeschikt zijn geworden. 2. De wijze van intrekking en de tijd gedurende welke inwisseling openstaat, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld. 3. Voor zover het munten betreft, worden bij ontmunting de kosten van ontmunting en de opbrengst van verkoop van het metaal ten laste respectievelijk ten gunste van de Bank gebracht. 4. De Bank draagt zorg voor de vernietiging van de ingetrokken en ingenomen muntbiljetten volgens bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen regelen. Artikel 21 1. Het is verboden vreemde bankbiljetten, munten en muntbiljetten in betaling te geven of te nemen. 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald, dat het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is op bepaalde vreemde valuta, en kunnen regels worden gegeven met betrekking tot de uitvoering daarvan. Artikel 22 1. De uitvoer van wettig betaalmiddel van Aruba is verboden. 2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan voor een beperkt bedrag worden afgeweken van het in het eerste lid bepaalde. Artikel 23 1. Overtreding van de verbodsbepalingen van de eerste leden van de artikelen 21 en 22 en van de ter uitvoering van deze landsverordening bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde verbodsbepalingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste vijfduizend florin. 2. Indien tijdens het plegen der overtreding nog geen twee jaren 5
zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige, wegens overtreding van een der bepalingen van deze landsverordening of van een der ter uitvoering hiervan bij landsverordening of bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde verbodsbepalingen, onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van ten hoogste tienduizend florin. Artikel 24 De bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen. Artikel 25 1. Vanaf 1 januari 1986 dient aan verplichtingen, voorkomend in overeenkomsten vóór 1 januari 1986 gesloten tussen ingezetenen en luidende in Nederlands-Antilliaanse guldens, te worden voldaan door betaling in florins tot hetzelfde nominale bedrag. 2. Onverminderd het bij of krachtens de Landsverordening deviezenverkeer (AB 1990 no. GT 6) bepaalde, geldt het in het eerste lid bepaalde niet ten aanzien van overeenkomsten waaromtrent alle betrokken partijen vóór 1 februari 1986 schriftelijk, en voor iedere overeenkomst afzonderlijk, anders zijn overeengekomen. Artikel 26 Bij betaling in wettig betaalmiddel wordt de verschuldigde geldsom, indien deze niet vijf cent of een veelvoud daarvan beloopt, afgerond op het meest nabijgelegen bedrag dat deelbaar is door vijf en ten minste vijf cent bedraagt. Artikel 27 Florinstukken die op grond van de artikelen 6a en 7 als wettig betaalmiddel in omloop zijn gebracht met de beeltenis van Koningin Beatrix en tekst Koningin Der Nederlanden, behouden na 30 april 2013 de hoedanigheid van wettig betaalmiddel. Artikel 28 Deze landsverordening kan worden aangehaald als Landsverordening regeling geldstelsel. 6