PESTGEDRAG IN HET BASISONDERWIJS: HET PROBLEEM MEETBAAR MAKEN AFSTUDEEROPDRACHT ONDERZOEKSVERSLAG

Vergelijkbare documenten
Op De Schuthoek weten we hoe het hoort, daar doet niemand iets wat een ander stoort.

Pestprotocol Basisschool De Violier

PESTPROTOCOL DE BOOG. Koudenhovenseweg Zuid AC Eindhoven T: E:

Het probleem is dat pesten soms wordt afgedaan als plagerij of als een onschuldig spelletje.

Pestprotocol BS de Kersenboom

Er is geen slachtoffer en dader; beide partijen zijn even sterk. Plagen kan de sociale weerstand van kinderen vergroten. Vaak speelt humor een rol.

Beleid basisschool Bösdael

Anti-pestbeleid OBS De Schakel Alle kinderen moeten zich in hun basisschoolperiode veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen

GEDRAGSPROTOCOL PCB MEESTER LALLEMAN

Inhoud Pesten op de (voetbal)club... 3 De trainer... 3 De verenigen... 3 Wat is pesten?... 3 Het SOVA-model... 3 Het SOVA-model... 4 Eerste fase...

1. Voorwaarden voor het aanpakken van pesten.

Achtergrond informatie:

OBS De Vogels Jac.P. Thijsselaan PM Oegstgeest. PESTPROTOCOL De Vogels

Pestprotocol Theo Thijssenschool Waddinxveen

Pesten. KSK Tongeren Op het Klein Veldje 1, B-3700 Tongeren Tel.: 012/

1 Voorwoord. Beste ouders. Beste leerlingen

PESTPROTOCOL DE SCHELP

Pestprotocol OBS Prinses Marijke

PESTPROTOCOL OBS DE BONGERD. Pestprotocol obs de Bongerd

Alle kinderen moeten zich in hun basisschoolperiode veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen

t Kompas School met de Bijbel Westbroek

Sociale veiligheid op school

Pestprotocol It Twaspan

Pestprotocol OBS IJsselhof

Protocol pesten Eigenaar : Intern Begeleider Vastgesteld: september 2012 Herzien: september Een stappenplan bij pesten op school

Dit PESTPROTOCOL heeft als doel:

PESTPROTOCOL. Chr. Basisschool Oostergeest. Brinnummer: Laan van Oostergeest GA Warmond

GEDRAGSCODE PESTEN INLEIDING

Anti-pestprotocol Dalton IKC Zeven Zeeën

Pestprotocol PCBS Willem van Oranje

Pestprotocol. Basisschool St. Maarten. Halsteren

Dit protocol beschrijft de manier waarop we als Montessorischool Bilthoven omgaan met pestproblemen.

4. Wanneer pesten ondanks alle inspanningen toch weer de kop opsteekt, beschikt de school over een directe aanpak. (Zie verderop in dit protocol)

Signalen van pesterijen Hoe herken je een pester? Hoe kun je pesten voorkomen?

Alle kinderen moeten zich in hun basisschoolperiode veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen

Antipest protocol. Om veiligheid voor elke leerling binnen school mogelijk te maken, zijn regels of onderlinge afspraken noodzakelijk.

PESTPROTOCOL. Zaanlands Lyceum

Anti- Pestprotocol. Bijlage 4 van het Sociaal Veiligheidsplan

Pestprotocol. 1.3 Hoe pakken wij het pesten aan?

CONCEPT PESTPROTOCOL SBO DE BALANS

plagen Pest protocol obs Jules Verne 2012 Inleiding.

Anti-pestprotocol. Doel van het pestprotocol:

Bij pesten zijn er altijd 5 partijen: de pester, het slachtoffer, de grote zwijgende groep, de leerkrachten en de ouders.

Pesten. Ouderavond Basisschool Brakkenstein Prof. dr. Ron Scholte (Radboud Universiteit Nijmegen, Praktikon)

Pestprotocol de Esdoorn

PESTPROTOCOL. Fellenoord

Pestprotocol Prakticon

GEDRAGSPROTOCOL. (anti pestgedrag) Basisschool De Boomgaard Dieren

Protocol Pesten. Herenoord JJ Rotterdam - T

Pesten heeft veel te maken met de verhoudingen binnen een groep. Daarom is het niet eenvoudig om er een eind aan te maken. Als de leerkracht schelden

Protocol Goed gedrag is onze zorg. Onderdeel: Anti pestbeleid.

Protocol. Pestprotocol

ANTI-PESTPROTOCOL ISW IRENESTRAAT

Anti-pestprotocol. Vormen van pesten: Dit zijn voorbeelden van pesten. Er zijn natuurlijk ook nog andere voorbeelden te noemen.

Pestprotocol op RKBS Titus Brandsma

Pestprotocol (uit ons document; gedragscode 4.2; uitwerking pesten)

Pestprotocol. Plagen en pesten. Pesten op school, hoe gaan we er mee om?

PESTPROTOCOL OBS DE REGENBOOG

Pestprotocol Deventerleerschool

BROCHURE LEERKRACHT. GBS EIKENLAAR Pesten! Wij zeggen neen!

Het veilige pedagogische klimaat van de school

BIJLAGEN Pestprotocol

Alle kinderen moeten zich in hun basisschoolperiode veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen

Pestprotocol OBS Het Klokhuis

Samenvatting, conclusies en discussie

Protocollen, regelingen en afspraken

Pestprotocol. Definitieve versie 29 juni

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Protocol ongewenst/grensoverschrijdend gedrag

BURG. DE RUITERSCHOOL

P E S T P R O T O C O L

Protocol pesten en plagen BSO Babbeloes

De Linde / Theo Thijssen. Anti-pestprotocol. Obs Drieborg

Alle kinderen mogen zich in hun basisschoolperiode veilig voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen

Protocol pesten en gepest worden. Basisschool De Peppel Beuningen

Preventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMA antipestmethode

Pestprotocol. Om pesten goed aan te kunnen pakken is een duidelijk protocol nodig. Dit protocol valt uiteen in 5 stappen:

Anti-pestprotocol. Signalen van pesterijen kunnen o.a. zijn:

DO'S EN DON'TS VOOR OUDERS

GOED GEDRAG. Presentatie schoolbeleid Algemene ouderavond 29 oktober 2013

3.2.4 Pestprotocol. Stappenplan bij ruzies en pestgedrag

I N H O U D S O P G A V E

ISW VAKCOLLEGE HOGE WOERD. Anti-Pestprotocol

GEDRAGSPROTOCOL. (anti pestgedrag) Basisschool De Boomgaard Dieren

Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op onze school serieus aan willen pakken.

GEDRAGSPROTOCOL De Bron Soest

HET ANTI-PEST-BELEID VAN ONZE SCHOOL

Pestbeleid op school

Pestprotocol Basisschool De Toermalijn

Gedragsprotocol ; OBS t Zwanenest, Schagerbrug

Pestprotocol De Tandem

Alle kinderen mogen zich in onze vereniging veilig voelen, zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Bij onderstaande fasen van pesten wordt steeds aangegeven om welke ernst het gaat, en welke actie zal ondernomen door medewerkers van de school.

Anti pestprotocol OBS DE BOUWSTEEN

Pestprotocol. Antoniusschool

1 Ben of word jij weleens gepest?

Inhoud gedragsprotocol

Anti-pest protocol. van. Daltonschool de Fladderiep

Toch komen er soms situaties voor waarbij dit niet altijd lukt. Het is van belang dat men dan op de gemaakte regels en afspraken terug kan vallen.

Inhoud. Schema procedure t.a.v. pesten. 1. Definitie van pesten 2. Signaleren 3. Hulp 4. Consequenties

Transcriptie:

PESTGEDRAG IN HET BASISONDERWIJS: HET PROBLEEM MEETBAAR MAKEN AFSTUDEEROPDRACHT ONDERZOEKSVERSLAG Rob Gommans 2007-2008 Deeltijd onverkort Pedagogiek

DOCUMENT INFORMATIE DOCUMENT INFORMATIE Titel Onderzoeksverslag Auteur Rob Gommans (robgommans@msn.com) Versie 1.00 Status Definitief Aantal pagina s 104 Bestandsnaam Afstudeerproject - onderzoeksverslag v1.00 (definitief).doc VERSIE DATUM STATUS AUTEUR OMSCHRIJVING 0.1 20-12-2007 Concept Rob Hfst. 1 & 2 definitief 0.2 13-02-2008 Concept Rob Hfst. 3 Theoretisch kader 0.3 02-03-2008 Concept Rob Hfst. 4 Meten is weten 0.5 30-12-2008 Concept Rob Hfst. 5 Resultaten 0.9 05-01-2009 Concept Rob Alle hoofdstukken 0.91 23-02-2009 Concept Rob Kleine aanpassingen 1.00 06-04-2009 Definitief Rob VERSIE DATUM DISTRIBUTIE 0.9 05-01-2009 Pieter Jongepier, Sylvia Janssen, Toon Cillessen, De Geldershof (Joy Brattinga) 0.91 23-02-2009 Pieter Jongepier 1.00 06-04-2009 Pieter Jongepier, Sylvia Janssen, Toon Cillessen, De Geldershof (Joy Brattinga) GOEDGEKEURD DOOR PROJECTTEAM DATUM HANDTEKENING 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 2 van 104

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 5 1.1 PESTEN IN HET ONDERWIJS... 5 1.2 MAATSCHAPPELIJKE/PEDAGOGISCHE RELEVANTIE VAN HET PROJECT... 6 2 PROJECTDEFINITIES... 7 2.1 OPDRACHTGEVER... 7 2.2 HUIDIGE VERSUS GEWENSTE SITUATIE... 7 2.3 DOELSTELLINGEN & PROJECTRESULTAAT... 8 2.4 ONDERZOEKSVRAAG... 8 2.5 DOELGROEP... 9 2.6 BEGRIPPEN UIT DE ONDERZOEKSVRAAG & DEELVRAGEN... 9 2.7 CONCEPTUEEL MODEL... 11 2.8 TE LEVEREN PRODUCTEN... 11 2.9 RANDVOORWAARDEN... 12 2.10 VOORLOPIGE PLANNING... 13 3 PESTEN... 14 3.1 INLEIDING... 14 3.2 DEFINITIES... 14 3.3 PREVALENTIE... 16 3.4 WET- EN REGELGEVING... 20 3.5 KENMERKEN DADERS EN SLACHTOFFERS... 20 3.6 SIGNALEN VAN SLACHTOFFERS... 22 3.7 UITINGSVORMEN & LOCATIES... 23 3.8 OORZAKEN... 24 3.9 PSYCHOLOGISCHE MECHANISMEN... 30 3.10 REACTIES VAN HET SLACHTOFFER... 32 3.11 GEVOLGEN... 33 4 METEN IS WETEN... 34 4.1 INLEIDING... 34 4.2 HYPOTHESEN... 34 4.3 WIJZE VAN DATA-VERZAMELING... 35 4.4 ANALYSE HUIDIGE SIGNALERINGSINSTRUMENTEN EN ANTI-PESTBELEID... 36 4.5 SOCIOMETRISCHE VRAGENLIJSTEN... 38 4.6 LEERKRACHT BEOORDELINGEN OVER SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING, SOCIALE STATUS EN BETROKKENHEID BIJ PESTEN... 44 4.7 VRAGENLIJST OVER KENNIS EN KENNISBEHOEFTE OVER PESTEN... 45 4.8 INTERVIEWS & OBSERVATIES... 46 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 3 van 104

INHOUDSOPGAVE (VERVOLG) 5 RESULTATEN... 49 5.1 PESTTEST... 49 5.2 TOELICHTING NIEUWE VRAGENLIJSTEN... 50 5.3 BEPERKINGEN ONDERZOEK... 50 5.4 SOCIOMETRISCHE VRAGENLIJST... 52 5.5 LEERKRACHT BEOORDELINGEN OVER SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING, SOCIALE STATUS EN BETROKKENHEID BIJ PESTEN... 69 5.6 VRAGENLIJST OVER KENNIS EN KENNISBEHOEFTE OVER PESTEN... 73 5.7 INTERVIEWS... 81 6 CONCLUSIES... 83 7 LITERATUURLIJST... 85 8 EVALUATIE... 87 9 BIJLAGE 1: SOCIOMETRISCHE VRAGENLIJST... 89 9.1 WAT WILLEN WE VAN JE WETEN?... 89 9.2 HOE VUL JE DE VRAGENLIJST IN?... 89 9.3 WAT GAAN WE MET JOUW ANTWOORDEN DOEN?... 89 9.4 VRAGENLIJST... 90 9.5 INSTRUCTIE LEERKRACHT... 92 9.6 AANDACHTSPUNTEN... 92 9.7 DEFINITIE PESTEN EN PLAGEN... 93 9.8 VOORBEELDEN VAN PESTEN EN PLAGEN... 94 10 BIJLAGE 2: LEERKRACHT BEOORDELINGEN OVER SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING, SOCIALE STATUS EN BETROKKENHEID BIJ PESTEN... 96 10.1 WAT WILLEN WE VAN U WETEN?... 96 10.2 HOE VULT U DE VRAGENLIJST IN?... 96 10.3 WAT GAAN WE MET UW ANTWOORDEN DOEN?... 96 10.4 VRAGENLIJST... 97 11 BIJLAGE 3: VRAGENLIJST OVER KENNIS EN KENNISBEHOEFTE OVER PESTEN... 100 11.1 WAT WILLEN WE VAN U WETEN?... 100 11.2 WAT GAAN WE MET UW ANTWOORDEN DOEN?... 100 11.3 VRAGENLIJST... 100 12 BIJLAGE 4: BRIEF INTERVIEW... 104 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 4 van 104

1 INLEIDING 1.1 PESTEN IN HET ONDERWIJS Binnen het onderwijs werken duizenden leerkrachten dag in, dag uit met kinderen. Leerkrachten zijn, vanuit hun functie, de aangewezen personen om bepaalt problematisch gedrag vroegtijdig te signaleren. Zij zijn namelijk degenen die kinderen dagelijks, zeer intensief mee maken, in een omgeving die kinderen uitnodigt een grote veelzijdigheid aan gedrag te tonen en die kinderen min of meer dwingt om in groepsverband op een goede manier met elkaar om te leren gaan. In het op een goede manier met elkaar om leren gaan krijgen leerkrachten onherroepelijk te maken met kinderen die extra aandacht behoeven, waaronder kinderen die pesten of kinderen die gepest worden. Naast het maatschappelijke belang van het vroegtijdig signaleren van problematisch gedrag, heeft de leerkracht ook een direct belang bij het signaleren van problematisch gedrag (lees in het kader van dit project: pesten). Immers, om kinderen te onderwijzen en te laten leren is concentratie (Van der Meer, n.d.) en een veilige en vertrouwde leeromgeving en schoolklimaat vereist. Een omgeving waarin gepest wordt, verstoort de concentratie en heeft alles behalve een positief effect op de kwaliteit van de leeromgeving en het schoolklimaat. Er bestaan verschillende definities voor pesten. Zo hanteert Olweus (1992) de volgende definitie: Een persoon wordt gepest als hij herhaaldelijk en langdurig blootstaat aan negatieve handelingen, verricht door één of meerdere personen.. Een andere definitie voor pesten wordt gegeven door Van der Meer (2002): Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een leerling of een groep leerlingen van één of meer klasgenoten, die niet (meer) in staat zijn zichzelf te verdedigen.. Een belangrijke overeenkomst tussen beide definities is dat de negatieve handelingen gedurende een langere tijd en met enige regelmaat plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot plagen, wat vaak een eenmalig, onschuldig en spontaan karakter heeft. Een ander belangrijk verschil tussen plagen en pesten is de machtsgelijkheid of beter gezegd machtsongelijkheid. Bij plagen spreken we veelal over twee gelijkwaardige personen of groepen, terwijl bij pesten vaak sprake is van een verstoord machtsevenwicht waarbij steeds hetzelfde kind (de gepeste) het onderspit moet delven (De Meyer, Heurckmans & Vanbilloen, 1995). Een andere belangrijke overeenkomst tussen beide definities én een hoofdkenmerk van pesten is de agressie gericht op de ander. Pesten is een vorm van, in meer of mindere mate berekent en doelbewust, psychische, fysiek en/of seksueel geweld gericht op anderen. Een dergelijke omschrijving is belangrijk om de ernst van pesten duidelijk te maken. Pesten is op de eerste plaats natuurlijk een probleem voor het kind dat gepest wordt. Pesten heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van een stabiele identiteit (niet geaccepteerd voelen, nergens bijhoren) en een positief zelfbeeld (minderwaardig, incompetent voelen). Verder is het niet bevorderlijk voor zijn of haar zelfvertrouwen. De gepeste kan op den duur of op latere leeftijd, bijvoorbeeld faalangstig worden, moeite hebben met het aangaan van relaties, psychosomatische klachten krijgen, depressief worden, een negatief zelfbeeld ontwikkelen, overwegen zich van het leven te beroven en/of zichzelf daadwerkelijk van het leven beroven (Van der Meer, n.d.). Niet alleen de gepeste ondervind last van het pesten. Ook de pester, de zwijgende middengroep (de rest van de klas of groep), de leerkracht, de school en mogelijk zelfs de buurt, wijk of maatschappij heeft een probleem. De pester die niet gecorrigeerd wordt leert dat zijn gedrag geaccepteerd wordt en effect heeft. Hij of zij kopieert zijn negatieve gedrag naar andere contexten (school, werk, gezin, hobby) en ontwikkelt zo een problematische interactiestijl en een agressieve persoonlijkheidsstructuur (Van der Meer, 1991) die door de maatschappij niet geaccepteerd zal worden. Het gevolg is meer problemen en een grote kans om in het criminele circuit terecht te komen (Van der Meer, n.d.). De zwijgende middengroep leert door het niet corrigeren van de pester dat pesten effect heeft en niet te stoppen is. Ze ervaren dat machtsmisbruik geoorloofd is en niet bestreden wordt en zullen hierdoor geen duidelijke stelling (durven) in te nemen tegen machtsmisbruik of geweld binnen de klas, de school, het werk, het gezin of in de maatschappij (idem). Ook zij ontwikkelen hiermee een negatieve interactiestijl, waar de maatschappij eveneens niet bij gebaat is. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 5 van 104

Samenvattend kunnen we stellen dat pesten een grote invloed heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling en op de persoonlijkheidsontwikkeling van de gepeste, de pester en de zwijgende middengroep. Tekorten op deze twee ontwikkelingsgebieden kunnen leiden tot een minder gunstig schoolsucces en/of maatschappelijke succes, wat temeer een reden is om pesten en de gevolgen van pesten serieus te nemen. 1.2 MAATSCHAPPELIJKE/PEDAGOGISCHE RELEVANTIE VAN HET PROJECT Dit project is om diverse redenen maatschappelijk en pedagogisch relevant. Op de eerste plaats is pesten een hardnekkig probleem, dat nooit helemaal zal verdwijnen en dus altijd bestreden zal moeten worden. Op de tweede plaats kan de school gezien worden als een ideale broedplaats voor pestgedrag, aangezien het één van de laatste plekken buiten het gezin is waar kinderen structureel, veelvuldig contact met anderen hebben. Op de derde en laatste plaats vindt pesten vooral plaats in een periode in de ontwikkeling van kinderen, waarin kinderen verhoogd gevoelig zijn voor het oordeel van anderen (Van Beemen, 2001) en waarin juist pesten dus grote gevolgen kan hebben. In onderstaande paragrafen zal ik bovengenoemde redenen nader toelichten. Hardnekkig probleem Pesten is van alle tijden. Het is onterecht om te stellen dat pesten iets van de laatste tijd zou zijn. Echter, structurele aandacht voor pesten en zicht op de gevolgen van pesten zijn fenomenen van recentere datum. In 1991 werd pas voor het eerst een groot onderzoek naar pesten in het Nederlandse onderwijs uitgevoerd, wat resulteerde in een grote toename in de kennis van (de gevolgen van) pesten en de beschikbare interventies om het probleem aan te pakken (Baeten & Van Hest, 2002). Sindsdien zijn veel scholen serieus aan de slag gegaan met het voorkomen en bestrijden van pestgedrag en het stimuleren van een respectvol, veilig en pedagogisch schoolklimaat. Ondanks alle inspanningen moeten we helaas constateren dat er op dit moment, 17 jaar later, nog altijd te veel gepest wordt (idem). Het probleem is hardnekkig en met alle aandacht en interventies niet of onvoldoende opgelost cq. verminderd. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn er in overvloed, waaronder een onderschatting van het probleem door de leerkracht, een ontoereikende signalering door buitengewoon geraffineerde en bedekte manieren, momenten en locaties van pesten of een verschuiving van pesten van in de school naar buiten de school of van de analoge wereld naar de digitale wereld. Pesten is dus géén probleem van voorbijgaande aard, maar een probleem dat continue de nodige aandacht zal behoeven. School als cruciaal vertrekpunt Aangezien pesten een veelvoorkomend en veelomvattend probleem is en grote gevolgen kan hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, is het voorkomen en bestrijden van pesten een serieuze aangelegenheid en een verantwoordelijkheid van ons allen. Allen zijn we immers verantwoordelijk om onze kinderen de optimale condities te bieden, waaronder zij zich tot het maximum van hun vermogen kunnen ontwikkelen en sociaal vaardig kunnen worden. Kinderen leren sociaal vaardig te worden in de omgang met anderen (Verliefde, 1999). Aangezien alle kinderen en jongeren naar school gaan, is school één van de laatste plekken buiten het gezin waar alle kinderen structureel, onder begeleiding van professionals, een groot gedeelte van hun leven doorbrengen in gezelschap van anderen. School is daarmee een cruciaal vertrekpunt voor het stimuleren van prosociaal gedrag, het overbrengen van sociale normen en waarden en het aanleren van sociale vaardigheden. Het is de ideale proeftuin om kinderen te laten oefenen met sociale omgangsvormen en te begeleiding in het sociaal vaardig worden. Een respectvolle bejegening, het accepteren van verschillen, opkomen voor jezelf en andere sociale vaardigheden zullen binnen een schoolse setting veelvuldig aan bod komen. Kritische periode Tot slot is het voorkomen en bestrijden van pestgedrag maatschappelijke en pedagogische relevant, omdat pesten voornamelijk plaatsvindt in een periode waarin de ontwikkeling van een eigen identiteit en een positief zelfbeeld centraal staan (Van Beemen, 2001). Een periode van vergelijken en vergeleken worden. Het is in deze periode dat pesten een grote negatieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van een stabiele identiteit en een positief zelfbeeld. Anders gezegd, de gevolgen van pesten zijn juist in deze periode het grootst. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 6 van 104

2 PROJECTDEFINITIES 2.1 OPDRACHTGEVER De opdrachtgever voor dit project is mevrouw Joy Brattinga, directrice op basisschool De Geldershof te Lent. De Geldershof is een Katholieke basisschool met ongeveer 320 leerlingen (maart 2008). Op De Geldershof zijn 24 leerkrachten werkzaam, waarvan 19 vrouwen en 5 mannen. Om zich duidelijk te onderscheiden van de andere basisschool in Lent heeft De Geldershof het afgelopen jaar een pedagogisch beleid uitgewerkt rondom drie pijlers. Op de eerste plaats wil De Geldershof een school zijn waar degelijk onderwijs gegeven wordt, waar goede leerprestaties nagestreefd worden, waar met horizontale groepen gewerkt wordt en waar op het einde van ieder schooljaar een minimum niveau bereikt moet zijn om door te kunnen stromen naar een volgende groep. Op de tweede plaats hecht De Geldershof veel belang aan een goed sociaal klimaat en ziet De Geldershof het als haar taak om kinderen, naast rekenen en taal, ook sociaalemotionele vaardigheden aan te leren en om kinderen een veilige omgeving te bieden die als proeftuin dient voor het oefenen met die sociaal-emotionele vaardigheden. Het huidige anti-pestbeleid en het gebruiken van het zeer intensieve en uitgebreide Leefstijl-programma is een praktische invulling van deze tweede pijler. Op de derde en laatste plaats wil De Geldershof (meer) ruimte bieden aan zowel leerlingen als leerkrachten, voor variatie in het lesaanbod, echter wel binnen het kader wat bij de eerste pijler geschetst is. 2.2 HUIDIGE VERSUS GEWENSTE SITUATIE Op dit moment heeft de school een anti-pestprotocol. In dit anti-pestprotocol staat vermeldt wat pesten inhoudt, hoe er globaal gehandeld moet worden indien pesten geconstateerd wordt, welke regels er in de omgang met elkaar gehanteerd worden, wat de consequenties van pesten zijn, et cetera. Sinds februari 2007 vult de leerkracht bij ieder pestincident een meldingsformulier in, zodat een duidelijke verslaglegging plaatsvindt met betrekking tot wie wie op welk moment waar en hoe pest. Deze meldingsformulieren zullen begin 2008 door de directrice geanalyseerd worden. Ondanks alle inspanningen is het voor De Geldershof op dit moment moeilijk in te schatten hoe effectief deze inspanningen zijn en hoe goed men nu eigenlijk is in het bestrijden en voorkomen van pestgedrag. De Geldershof is op dit moment onvoldoende in staat om het pestgedrag structureel in kaart te brengen en men stelt zichzelf daarom ook de vraag in hoeverre men nu eigenlijk slaagt in hun anti-pestbeleid. In november 2007 is de PestTest, ontwikkeld en in 1997 uitgebracht door Dr. Ton Mooij, afgenomen in de groepen 5 t/m 8. De test lijkt voldoende aanknopingspunten te bieden om nader te analyseren en lijkt een goede basis te zijn voor verder onderzoek. Het ontbreekt echter op dit moment aan de benodigde kennis en middelen om daadwerkelijk met de resultaten van de PestTest aan de slag te gaan. Om de resultaten goed te interpreteren en met de ouders te communiceren en om de benodigde kennis en middelen te vergaren waarmee het pestgedrag structureel in kaart gebracht kan worden, is door de school de volgende onderzoeksopdracht geformuleerd: Uitslag van de PestTest nader analyseren. Additionele testen en vragenlijsten afnemen op groepsniveau en schoolniveau, om het pestgedrag op De Geldershof gedetailleerder in kaart te brengen. Diepte-interviews met leerlingen, leerkrachten en overig onderwijsondersteunend personeel houden, op basis van de resultaten van de PestTest en de additionele testen en vragenlijsten (indien nodig). Observaties in diversen (risico)groepen, op basis van de resultaten van de PestTest en de additionele testen en vragenlijsten (indien nodig). 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 7 van 104

Het huidige anti-pestprotocol uitbreiden met concrete, praktische handvaten waarmee op structurele basis het pestgedrag op De Geldershof in kaart gebracht kan worden. Conclusies en resultaten van het onderzoek presenteren op de ouderavond, waarbij resultaten visueel worden gemaakt d.m.v. grafische voorstellingen. Bovengenoemde onderzoeksopdracht mag beschouwd worden als een eerste fase in het totale onderzoek. Mocht uit deze eerste fase blijken dat De Geldershof een pestprobleem heeft en/of mocht blijken dat er noemenswaardige tekortkomingen zijn in het huidige anti-pestbeleid, dan zal de tweede fase in het totale onderzoek uitgevoerd moeten worden. De volgende onderzoeksopdracht is voorlopig voor deze tweede fase geformuleerd: Conclusies en aanbevelingen formuleren (op groepsniveau en op schoolniveau) ter bevordering van het voorkomen en bestrijden van pestgedrag. Aanpassingen en/of aanvullingen doen in het huidige anti-pestbeleid. Signaleringsinstrument risicoleerlingen ontwikkelen en/of het LVS uit Leefstijl implementeren. Het SOVA-programma Leefstijl, waar op school mee gewerkt wordt, integreren in het anti-pestprotocol, bijvoorbeeld door individuele opdrachten uit Leefstijl als sanctie te formuleren. Onderzoeken hoe Leefstijl gebruikt kan worden om pestgedrag te voorkomen en te bestrijden. De tweede fase valt buiten de scope van deze opdracht. Echter, gezien de overeenkomsten tussen deze tweede fase en de oorspronkelijk door De Geldershof geformuleerde onderzoeksopdracht, zal deze tweede fase (indien noodzakelijk en indien mogelijk) uitgevoerd worden. 2.3 DOELSTELLINGEN & PROJECTRESULTAAT Het doel van dit project is reeds in hoofdstuk 2.2 genoemd. Kort samengevat kan ik het als volgt formuleren: In fase 1: leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel op De Geldershof in staat stellen het pestgedrag meetbaar te maken en gedetailleerd in kaart te brengen. In fase 2 (indien noodzakelijk): leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel op De Geldershof in staat stellen het pestgedrag (nog beter en effectiever) te voorkomen en te bestrijden. Het projectresultaat bestaat in fase 1 uit een concrete werkwijze (inclusief benodigde handleidingen en onderzoeksinstrumentarium) als aanvulling op het huidige anti-pestprotocol om het pestgedrag structureel in kaart te brengen. Het eventuele projectresultaat voor fase 2 bestaat (indien noodzakelijk) uit een uitbreiding van het huidige anti-pestbeleid met concrete aanbevelingen op groeps- en schoolniveau om het pestgedrag te voorkomen en te bestrijden. 2.4 ONDERZOEKSVRAAG Op basis van de onderzoeksopdracht zoals deze voor fase 1 geformuleerd is, kan ik de volgende twee onderzoeksvragen formuleren: Op welke aspecten (kennis, houding, middelen) zijn er aanvullingen nodig in het huidige antipestprotocol, zodat leerkrachten en ander onderwijsondersteunend personeel op De Geldershof in staat zijn om het pestgedrag meetbaar te maken en gedetailleerd in kaart te brengen? In hoeverre is het huidige anti-pestbeleid van De Geldershof effectief in het voorkomen en bestrijden van pestgedrag op, nabij en buiten school? 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 8 van 104

Voor de onderzoeksvragen kunnen de volgende deelvragen geformuleerd worden: Wat verstaan we onder pestgedrag? Welk pedagogisch beleid streeft De Geldershof in haar anti-pestbeleid na? Hoe is het anti-pestprotocol in zijn huidige vorm tot stand gekomen? Hoe wordt het pestgedrag op De Geldershof nu in kaart gebracht? Welke conclusies kunnen we uit de resultaten van de PestTest afleiden? Welke overige signaleringsinstrumenten zijn beschikbaar om het pestgedrag in kaart te brengen? Welke conclusies kunnen we uit de resultaten van de overige signaleringsinstrumenten afleiden? Welke conclusies kunnen we uit de interviews en observaties afleiden? Hoe veilig is De Geldershof? Welke vormen van pestgedrag komen er in welke mate op De Geldershof voor? Zijn er factoren te onderscheiden die het pestgedrag op De Geldershof doen af- of toenemen (leeftijd, geslacht, groep, locatie, et cetera)? Welke aspecten (kennis, houding, middelen) t.a.v. de meetbaarheid van het pestgedrag worden niet of onvoldoende belicht in het huidige anti-pestprotocol van De Geldershof? Zijn er onduidelijkheden bij leerlingen, leerkrachten en ouders over wat onder pesten verstaan wordt? Zijn er onduidelijkheden over het handelen van leerlingen, leerkrachten en ouders indien pesten geconstateerd wordt? 2.5 DOELGROEP Het huidige project richt zich in eerste instantie op de leerkrachten, leerlingen en ouders van De Geldershof. Toch kunnen verschillende projectresultaten ook van toepassing zijn op en uitwisselbaar zijn met andere scholen, te weten: De wijze waarop het pestgedrag meetbaar gemaakt is en gedetailleerd in kaart gebracht is. Indien fase 2 van het totale onderzoek uitgevoerd wordt, zijn daarnaast ook andere projectresultaten overdraagbaar naar andere scholen, te weten: De wijze waarop het SOVA-programma Leefstijl gebruikt is om pestgedrag te voorkomen/bestrijden. Het anti-pestbeleid en de geformuleerde afspraken op groeps- en schoolniveau van De Geldershof als voorbeeld implementatie (copyright voorbehouden) 2.6 BEGRIPPEN UIT DE ONDERZOEKSVRAAG & DEELVRAGEN Agressie Agressie komt van het Latijnse woord adgredior en betekent ergens gericht op af gaan. Agressie wordt meestal beschouwd als het gewelddadig handelen met als doel schade toe te brengen, meestal aan personen. Agressie kan echter ook een positievere betekenis hebben en juist destructief gedrag voorkomen. We plaatsen dergelijke agressief gedrag dan vaak onder het begrip assertiviteit (Wikipedia, n.d.). In dit project wordt met agressie het volgende bedoeld: het bewust, direct of indirect: (a) overschrijden van andermans grenzen, (b) schade berokkenen aan iets of iemand, of (c) door middel van geweld bereiken of verhullen van iets. Het sociaal isoleren van een leerling door de groep is bijvoorbeeld een vorm van indirecte, psychische agressie. Zie Pestgedrag. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 9 van 104

Groep, groepsniveau, klas Met het begrip groep wordt niet uitsluitend de (gecombineerde, verticale of horizontale) klas bedoeld, maar alle mogelijke samenstellingen van twee of meerdere leerlingen. Aanbevelingen op groepsniveau hoeven dus niet per definitie op een klas gericht te zijn, maar kunnen op allerlei groepssamenstellingen van toepassing zijn. Jongeren, jeugdigen, adolescenten Binnen de ontwikkelingspsychologie worden met jongeren, jeugdigen en adolescenten alle personen bedoeld in de leeftijdsgroep 12-18 jaar (Van Beemen, 2001). Kinderen De ontwikkelingspsychologie onderscheidt de ontwikkelingsperiodes baby, peuter, kleuter en schoolkind. Met kinderen wordt iedereen in de leeftijdsgroep 0-12 jaar bedoeld (Van Beemen, 2001). Leefstijl Leefstijl is een programma om kinderen en jongeren sociaal-emotionele vaardigheden te leren. Het programma is de Nederlandse versie van het Engelstalige programma Skills for Adolescence, ontwikkeld door de Amerikaanse organisatie Quest International. Het programma bestaat uit lesmateriaal en trainingen voor docenten, begeleiders en opvoeders en bevat een scala aan vaardigheden die kinderen aangeleerd worden (Leefstijl, n.d.). Leerkrachten Leerkrachten zijn de professionals in het basisonderwijs die les of begeleiding geven aan leerlingen. In dit project bedoel ik met leerkrachten ook ander (onderwijsondersteunend) personeel binnen of nabij de basisschool die op regelmatige basis les of begeleiding geeft. Daar waar in het rapport over professionals gesproken wordt, mag ook leerkrachten gelezen worden. Leerlingen In dit project spreek ik voornamelijk over leerlingen, zijnde alle personen in de leeftijdsgroep 6-12 jaar (basisschoolperiode). Daar waar in het verslag jongeren, jeugdigen, adolescenten of kinderen geschreven staat, mag ook leerlingen gelezen worden, tenzij duidelijk anders vermeldt in de tekst. Ouders Met ouders bedoel ik die personen die het juridisch ouderschap en (eventueel) het ouderlijk gezag over de leerlingen hebben. Daar waar in het verslag over ouders gesproken wordt bedoel ik ook voogden en andere wettelijke vertegenwoordigers van het ouderlijk gezag. Pestgedrag, pesten In dit project wordt de volgende definitie van pestgedrag en pesten gehanteerd: het, in meer of mindere mate berekent en doelbewust, herhaaldelijk en langdurig uitoefenen van directe en/of indirecte psychische, fysieke en/of seksuele agressie door één leerling of groep leerlingen, gericht op één uitgekozen leerling of groep leerlingen, die niet (meer) in staat is/zijn zichzelf te verdedigen en waarbij duidelijk sprake is van een verstoorde machtsverhouding tussen beide partijen, met als doel die leerling of groep leerlingen materiële en/of immateriële schade te berokkenen. Deze definitie is grotendeels samengesteld aan de hand van de definities van Olweus (1992) en Van der Meer (2002). Anti-pestbeleid Met het begrip anti-pestbeleid bedoel ik het totaal aan interventies, preventiemaatregelen, protocollen, beleidsstukken, verslagleggingen, et cetera dat op een school aanwezig is ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van pestgedrag. Het anti-pestprotocol is onderdeel van het anti-pestbeleid. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 10 van 104

PestTest De PestTest is een digitale vragenlijst waarmee het pestgedrag in een groep in kaart gebracht kan worden. De PestTest is ontwikkeld en in 1997 uitgebracht door Dr. Ton Mooij in opdracht van de vier landelijke ouderorganisaties: LOBO (Den Haag), NKO (Den Haag), Ouders en Coo (Driebergen/Zeist) en VOO (Almere). De test is bedoeld voor leerlingen in de groepen 6 t/m 8. School, onderwijs In dit project bedoel ik met school in eerste instantie De Geldershof te Lent en daarbij indirect het reguliere basisonderwijs. Sommige resultaten kunnen echter ook van toepassing zijn op andere onderwijsinstellingen of jeugdvoorzieningen, zoals het speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Indien dit het geval is zal dit expliciet genoemd worden. In dat geval staan de begrippen school en onderwijs voor deze laatstgenoemde, bredere definitie. 2.7 CONCEPTUEEL MODEL In het conceptuele model hieronder afgebeeld worden de relaties tussen de begrippen uit de eerste onderzoeksvraag uit fase 1 duidelijk gemaakt. De houding van de leerkracht, de aanwezige kennis en middelen hebben invloed op het anti-pestbeleid. Het antipestbeleid en de aanwezige kennis en middelen hebben ook weer invloed op de houding van de leerkracht. Het anti-pestbeleid in zijn geheel bepaalt in hoeverre de school bekwaam is in het meetbaar maken van het pestgedrag en de houding van de leerkracht is mede bepalend voor de effectiviteit van het anti-pestbeleid daarin. Middelen Leerkracht Kennis Houding Anti-pestbeleid Bekwaamheid in het meetbaar maken van het pestgedrag 2.8 TE LEVEREN PRODUCTEN De eerste onderzoeksvraag in fase 1 van het project is gericht op het in kaart brengen van de tekortkomingen in het huidige anti-pestbeleid ten aanzien van het meetbaar maken van het pestgedrag. Het is derhalve niet met zekerheid te zeggen welke producten het project concreet gaat of moet gaan opleveren. Desondanks heb ik op basis van de op dit moment bij mij bekende feiten een voorlopige lijst samengesteld van producten die waarschijnlijk het resultaat zullen zijn van het project. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 11 van 104

Theoretisch kader Een heldere, theoretische verdieping en begrippenkader, zodat voor iedereen duidelijk is waar over gesproken wordt en de gebruikte terminologie in alle communicatie transparant is. Protocol Een protocol ten aanzien van het structurele onderzoek naar het meetbaar maken van het pestgedrag, waar duidelijk en concreet het te volgen stappenplan in vermeld staat en waarin beschreven wordt welke concrete acties er op welk moment door wie uitgevoerd moeten worden. Sociometrische vragenlijst Een vragenlijst waarmee o.a. de groepscohesie en het sociometrische statustype (populair, genegeerd, afgewezen, controversieel, gemiddeld) van iedere leerling in de groep in kaart gebracht kan worden. De vragenlijst bestaat onder meer uit vier verschillende vragen, waarmee de volgende variabelen gemeten worden: mate waarin iedere leerling geaccepteerd wordt, mate waarin iedere leerling afgewezen wordt, mate waarin iedere leerling gepest wordt en mate waarin iedere leerling anderen pest. Additionele vragenlijsten Additionele vragenlijsten die benodigd zijn om het pestgedrag gedetailleerd in kaart te brengen Interviewprotocol Een protocol waarin de richtlijnen en procedures omschreven staan om diepteinterviews met leerlingen te houden naar aanleiding van de resultaten van de vragenlijsten. Analysemogelijkheden De middelen en benodigde instructies om de verkregen resultaten van de sociometrische vragenlijst en eventueel andere signaleringsinstrumenten te analyseren en te interpreteren, en om uit deze analyses conclusies te kunnen trekken. Presentatiemogelijkheden en correspondentiemateriaal De middelen en benodigde instructies om de conclusies in grafische vorm weer te geven, de noodzakelijke brieven aan ouders en andere betrokkenen om het structurele onderzoek aan te kondigen, de resultaten achteraf aan ouders te presenteren, et cetera. 2.9 RANDVOORWAARDEN Het met succes uitvoeren van dit project vergt, naast uiteraard mijn inbreng, de nodige inbreng van alle andere direct betrokken partijen (directrice, werkgroep, leerkrachten, leerlingen, ouders). Veel van deze zogenaamde randvoorwaarden zijn nogal voor de handliggend, maar het kan geen kwaad deze (nog) een keer te noemen. Aan de volgende randvoorwaarden moet onder andere voldaan worden: Communicatie De strakke tijdsplanning vereist korte communicatielijnen en relatief snelle communicatie. Derhalve moeten alle partijen, en dan voornamelijk de directrice en de leden van de werkgroep, wekelijks de nodige tijd reserveren om mijn eventuele vragen binnen enkele dagen te kunnen beantwoorden (via e- mail, telefoon of persoonlijk). Afnemen van vragenlijsten Leerkrachten moeten het toestaan dat er in hun groep vragenlijsten afgenomen worden. Leerlingen moeten bereid zijn mee te werken aan het invullen van vragenlijsten. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 12 van 104

Interviews Leerkrachten en directrice moeten akkoord gaan met een interview. Leerkrachten, ouders en leerlingen moeten het toestaan dat er eventueel interviews met leerlingen gehouden worden. Protocol, analyse- en presentatiemogelijkheden Directrice, leerkrachten en leden van de werkgroep moeten bereid zijn deel te nemen aan één of meerdere informatiebijeenkomsten waarin de resultaten van het project gepresenteerd worden. Betrokkenheid Alle partijen moeten zich betrokken voelen bij het project, de noodzaak inzien van een dergelijk project en al het mogelijk in het werk stellen om een positieve bijdrage aan het succes van het project te leveren. Openheid Uiteraard moeten alle partijen mij van alle relevante informatie voorzien en mij tot alle relevante informatiebronnen toegang verlenen, opdat het project correct en met succes uitgevoerd kan worden. Privacy gevoelige gegevens zullen uiteraard discreet en zorgvuldig, én uitsluitend voor het huidige project, door mij gebruikt worden. 2.10 VOORLOPIGE PLANNING Periode/datum Actie 21 januari t/m 10 februari 2008 Theoretisch kader Onderzoek naar andere signaleringsinstrumenten 25 januari Presenteren projectdefinities en globale resultaten PestTest aan werkgroep pesten De Geldershof 11 februari t/m 29 februari 2008 Samenstellen en ontwikkelen van vragenlijsten Leerlingen, leerkrachten en ouders informeren 1 maart t/m 9 maart 2008 Vragenlijsten afnemen bij leerlingen Directrice interviewen 10 maart t/m 21 maart 2008 Resultaten vragenlijsten en interview directrice analyseren 24 maart t/m 28 maart 2008 Leerlingen en leerkrachten interviewen 29 maart t/m 11 april 2008 Resultaten interviews analyseren Concrete aanvullingen anti-pestprotocol formuleren Presentatie voorbereiden 13 april t/m 17 april 2008 Concrete aanvullingen anti-pestprotocol evalueren/herzien met directrice en werkgroep pesten De Geldershof 23 april 2008 Resultaten fase 1 onderzoek presenteren aan ouders 23 april t/m 2 mei 2008 Overdracht aan De Geldershof van herzien anti-pestprotocol, werkwijze om pestgedrag meetbaar te maken, ontwikkelde/samengestelde signaleringsinstrumenten, et cetera 23 april t/m 31 mei 2008 Fase 2 onderzoek (indien noodzakelijk) 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 13 van 104

3 PESTEN 3.1 INLEIDING Het geweld op school is de afgelopen jaren flink toegenomen. Een feit dat ook op andere terreinen in onze maatschappij duidelijk merkbaar is. Het uiten van agressie lijkt soms de normaalste zaak van de wereld. De veiligheid op school heeft nog nooit zo veel aandacht gehad als in de laatste 10 jaar. De problemen worden alsmaar groter en aan de roep om extra begeleiding voor probleemkinderen kan niet altijd voldaan worden. Leerkrachten ontbreekt het vaak aan de benodigde kennis & middelen om kinderen te beschermen tegen het oprijzende geweld op school (Deutsch-Smith, 2007). Om het oprijzende geweld op school effectief te bestrijden en te voorkomen, is het belangrijk om te weten wat we met geweld op school bedoelen. Eén vorm van geweld die veelvuldig voorkomt op school is pesten. In dit hoofdstuk probeer ik een compleet beeld van pestgedrag te geven, teneinde het fenomeen effectief te kunnen bestrijden en te kunnen voorkomen. Want laten we ons geen illusie voorspiegelen: pesten komt op iedere school voor. Op de ene school is het probleem wellicht groter dan op de andere school, maar dat neemt niet weg dat pesten op alle scholen voldoende aandacht moet krijgen. En daarbij is het belangrijk om te onthouden dat een afwezigheid van bewijs nog geen bewijs van afwezigheid betekent! 3.2 DEFINITIES Zoals we reeds in hoofdstuk 1.1 bij de probleembeschrijving zagen bestaan er verschillende definities voor pesten. Dit betekent echter niet dat er geen éénduidige definitie voor pesten te bedenken is. Alle definities zijn namelijk in meer of mindere mate aan elkaar gelijk en in alle definities komen een aantal hoofdkenmerken van pesten naar voren. We kunnen drie hoofdkenmerken van pesten onderscheiden: De agressie gericht op een ander Het systematische en langdurig karakter De machtsongelijkheid tussen pester en gepeste Op de eerste plaats is een hoofdkenmerk van pesten de psychologische, fysieke en/of seksuele agressie gericht op een andere persoon, met het doel hem of haar schade te berokkenen, pijn te doen, te kwetsen, te kleineren, belachelijk of onzeker te maken, het gevoel te geven waardeloos te zijn, et cetera (Olweus, 1992; Deboutte & Schelstraete, 2000; Van Dugteren, 2004). Pesten is (tot op zekere hoogte) berekend en doelbewust. Het slachtoffer wordt uitgezocht en de rol van dader en slachtoffer wordt meestal door dezelfde kinderen vervuld (Van Dugteren, 2004). Pesten is niet onschuldig of vriendschappelijk (Deboutte & Schelstraete, 2000), maar onaangenaam, bedreigend en onaanvaardbaar. Het risico om blijvende psychologische en/of fysieke schade op te lopen is reëel (Van der Meer, 2002). Een ander hoofdkenmerk van pesten is het systematische en langdurige karakter van het fenomeen. We hebben het bij pesten niet over incidentele gevallen of spontane acties zoals dat bij plagen het geval is, maar over het stelselmatig lastig vallen van een ander. Het pesten vindt veelal plaats gedurende een langere tijd, soms zelfs een jaar of langer achter elkaar en elke dag of zelfs meerdere keren per dag opnieuw (Van Dugteren, 2004). Pesten wordt als zeer bedreigend ervaren (Van Dugteren, 2004), mede doordat het slachtoffer er zich niet of onvoldoende aan kan onttrekken en doordat het met een grote regelmaat gebeurd. Pesten is in die zin vergelijkbaar met kindermishandeling (Van der Meer, 2002). De agressie komt echter nu niet van volwassenen maar van andere kinderen. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 14 van 104

Een derde en laatste hoofdkenmerk van pesten is dat er sprake is van machtsongelijkheid. De pester en de gepeste staan niet op gelijke voet (Deboutte & Schelstraete, 2000). De pester is de meerdere en de gepeste de onderdaan. Van der Meer (2002) spreekt in dit geval over de spreekwoordelijke winnaar en verliezer. In de literatuur wordt in dit kader ook veelal gesproken over de agressor en de zondebok (Van der Meer, 1988; Mooij, 1992). De zondebok is sociaal niet of minder aanvaard in de groep en staat hulpeloos en weerloos tegenover de agressor (Mooij, 1992). De gepeste beschikt niet (meer) over voldoende mogelijkheden om zichzelf te verdedigen, voor zichzelf op te komen en/of het pesten te doen stoppen (Van der Meer, 2002). In de literatuur worden de volgende definities voor pesten gehanteerd: Olweus (1992) omschrijft pesten als: Een persoon wordt gepest als hij herhaaldelijk en langdurig blootstaat aan negatieve handelingen, verricht door één of meerdere personen.. Een andere definitie voor pesten wordt gegeven door Van der Meer (2002): Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een leerling of een groep leerlingen van één of meer klasgenoten, die niet (meer) in staat zijn zichzelf te verdedigen.. Deboutte & Schelstraete (2000) schrijven: We spreken over pesten als een of meerdere leerlingen een andere leerling meer dan eens, en gedurende een langere periode, geestelijk of lichamelijk geweld aandoen, met de bedoeling die leerling pijn te doen.. Roland (1989; in Mooij, 1992) legt in zijn definitie de nadruk op de weerloosheid van het slachtoffer: Pesten is ( ) langdurig en fysiek of psychologisch geweld, uitgeoefend door een persoon of een groep, en gericht tegen een persoon die zich in de actuele situatie niet kan verdedigen.. In de overige literatuur die ik geraadpleegd heb wordt verwezen naar bovengenoemde definities. Om tot een algemene definitie van pesten te komen heb ik een aantal definities samengevoegd tot één algemene definitie. Deze algemene definitie is voornamelijk gebaseerd op de definities van Olweus (1992) en Van der Meer (2002): Het, in meer of mindere mate berekent en doelbewust, herhaaldelijk en langdurig uitoefenen van directe en/of indirecte psychische, fysieke en/of seksuele agressie door één leerling of groep leerlingen, gericht op één uitgekozen leerling of groep leerlingen, die niet (meer) in staat is/zijn zichzelf te verdedigen en waarbij duidelijk sprake is van een verstoorde machtsverhouding tussen beide partijen, met als doel die leerling of groep leerlingen materiële en/of immateriële schade te berokkenen. Een ruzie of gevecht verschil in die zin van pesten in dat er bij een ruzie of een gevecht veelal sprake is van twee, in fysiek of psychologisch opzicht, ongeveer gelijkwaardige personen (Olweus, 1992). Ook gedrag dat de ene keer tegen de ene leerling en de andere keer tegen een andere leerling gericht is, mag niet als pesten beschouwd worden (idem). Vandaar dat in de algemene definitie ook het woord uitgekozen opgenomen is. Het slachtoffer is namelijk zorgvuldig, bewust of onbewust, uitgekozen, bijvoorbeeld op basis van factoren die hem of haar onderscheiden in de groep, en is herhaaldelijk het mikpunt van pesterijen. Hoewel er een duidelijk verschil bestaat tussen pesten en plagen, is het onderscheid in de praktijk vaak moeilijk te maken. Plagen wordt vaak als plezierig en draaglijk door kinderen ervaren (Van Dugteren, 2004). Daarbij wordt plagen gezien als goed voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen (Van der Meer, 2002). Het maakt hun weerbaarder en het leert hun te waken over hun eigen en andermans grenzen. Daarbij leren ze met conflicten omgaan door elkaar van tijd tot tijd een beetje uit te dagen (Van Dugteren, 2004). Om tot een goed onderscheid te komen tussen pesten en plagen worden in onderstaand schema de belangrijkste verschillen tussen pesten en plagen genoemd. Dit schema is grotendeels gebaseerd op de publicatie van Deboutte & Schelstraete (2000), met toevoegingen uit de publicaties van Olweus (1992), Van der Meer (2002) en Van Dugteren (2004): 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 15 van 104

Onbezonnen, spontaan Plagen Geen kwade bijbedoelingen, onbewust, onbesuisd Kortdurend, incidenteel, onregelmatig Tussen gelijkwaardige personen Meestal draaglijk en zelfs plezierig, geplaagde in staat zichzelf te verdedigen Meestal één tegen één Afwisselende rollen, geen vast gedragspatroon Geen blijvende schade Relaties worden na het plagen meteen hervat Geplaagde blijft volwaardig lid van de groep Groep lijdt niet onder plagerijen.pesten Opzettelijk, berekent, doelbewust Bewuste agressie met als doel te kwetsen Langdurend, herhaaldelijk, regelmatig, systematisch Tussen ongelijkwaardige personen, winnaar/verliezer, machtsongelijkheid Ondraaglijk, onaangenaam, bedreigend, gepeste niet (meer) in staat zichzelf te verdedigen Meestal een groep tegenover één geïsoleerd slachtoffer Vaste structuur, rollen liggen vast, daders en slachtoffers meestal dezelfde, slachtoffer uitgekozen Ingrijpende en langdurige gevolgen, blijvende schade Relaties blijven verstoord, herstel van evenwichtige relaties gaat moeizaam en traag Gepeste is geïsoleerd, eenzaam en minderwaardig, hoort niet bij de groep Groep lijdt onder dreigende, onveilige sfeer, angst, wantrouwen naar elkaar, weinig echte vriendschappen 3.3 PREVALENTIE Over de prevalentie van pesten in het Nederlandse onderwijs is de geraadpleegde literatuur niet eenduidig. Ik kan hier een tweetal redenen voor noemen. Op de eerste plaats komt dit doordat pestgedrag, zoals zo veel gedragingen en psychologische fenomenen, zich moeilijk laat meten. Pesten gebeurd veelal uit het zicht, op die momenten waar het toezicht tijdelijk ontbreekt. Daarbij neemt pesten vaak zeer geraffineerde vormen aan die moeilijk te traceren zijn en is het onderscheid tussen plagen en pesten in de praktijk vaak moeilijk te maken. Een andere reden waarom er soms weinig bekend lijkt te zijn over de prevalentie van pesten is het relatief jonge karakter van de structurele aandacht voor pesten. Zoals we ook in hoofdstuk 1.2 schreven is het eerste grootschalige onderzoek naar pesten pas in 1991 uitgevoerd. In andere landen zijn dergelijke onderzoeken niet van veel recentere datum. Kortom, structurele aandacht voor pesten is iets van de laatste 20 jaar. We moeten dan ook een zekere voorzichtigheid en terughoudendheid betrachten als we het bijvoorbeeld over een toe- of afname van pesten hebben (Olweus, 1992; Van der Meer, 2002). Verschillen in de wijze waarop en bij wie de onderzoeken uitgevoerd zijn zorgen immers voor verschillende resultaten. Desondanks kunnen we met zekerheid stellen dat pesten een probleem van alle tijden is en dat pesten ook in de 21 ste eeuw nog niet uit het Nederlandse onderwijs verbannen is. Van der Meer (2002) stelt dat er nog maar weinig Nederlands onderzoek verricht is naar pesten. Hij schrijft dat het eerste Nederlandse onderzoek naar pesten in 1994 uitgevoerd is. Uit andere publicaties en het internet blijkt echter dat er al in 1991 door het huidige Nederlands Jeugdinstituut (Stichting Jeugdinformatie Nederland, n.d.) en in 1992 door Mooij (Baeten & Helst, 2002) grootschalig onderzoek uitgevoerd is. Ook stelt Van der Meer (2002) 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 16 van 104

dat de politiek lange tijd geen aandacht had voor het probleem pesten, zelfs nadat in 1994 het NIBUD de resultaten van Mooij (1992) opnieuw onder de aandacht bracht, waaruit bleek dat het probleem veel groter was dan verwacht. Belangenorganisaties en ouderverenigingen namen de resultaten serieus en ondernamen acties, maar op politiek vlak gebeurde er jarenlang weinig (Van der Meer, 2002). Pas sinds enkele jaren krijgt de veiligheid op scholen structurele aandacht. In de laatste vijf jaar is bijvoorbeeld beduidend meer Nederlands onderzoek naar pesten verricht dan in de periode voor 2002. Ik zal in het kort in gaan op de resultaten van diversen nationale onderzoeken naar pesten. Ik beoog hierbij geen volledigheid na te streven, maar wil slechts een algemene indruk van de omvang van het probleem schetsen. Ik heb daarbij bewust gekozen voor een relatief grote periode (1990-2005) en naar onderzoek verspreid over deze periode gezocht om een duidelijk beeld van de problematiek te krijgen. De resultaten zijn grotendeels direct verkregen uit het onderzoeksrapport behorende bij het onderzoek, tenzij anders vermeld. De resultaten komen grotendeels overeen met internationaal onderzoek naar pesten, waaronder bijvoorbeeld Scandinavisch onderzoek door Olweus in 1992. Stichting Jeugdinformatie Nederland/Nederlands Jeugdinstituut (1991) De resultaten van dit onderzoek zijn verkregen via het internet (Stichting Jeugdinformatie Nederland, n.d.). Aan dit onderzoek deden 66 scholen en 88 klassen uit het basis- en voortgezet onderwijs mee. 60% van de basisschoolleerlingen en 70% van de leerlingen uit het voortgezet onderwijs gaven aan wel eens gepest te werden. Verder bleek dat 6% van de kinderen in het basisonderwijs en 2% van de jongeren in het voortgezet onderwijs veelvuldig, meer dan één keer per week, gepest werden. Het pesten vond voornamelijk plaats op school. Op de basisschool vertelde bijna de helft van de gepeste kinderen het aan hun leerkracht. Op het voortgezet onderwijs was dit slechts een klein percentage. Zowel op de basisschool als in het voortgezet onderwijs greep de leerkracht vaak niet in, aldus het oordeel van de leerlingen. De meeste leerlingen gaven aan het niet leuk te vinden als andere kinderen gepest worden, maar slechts 40% in het basisonderwijs en 20% in het voortgezet onderwijs probeert een gepest kind daadwerkelijk te helpen. Pesten in het onderwijs (1992) Uit het onderzoek van Mooij (1992), uitgevoerd in het basis- en voortgezet onderwijs onder 2120 leerlingen tussen de 9 en 21 jaar, komt naar voren dat in het basisonderwijs 23% en in het voortgezet onderwijs 6% regelmatig of vaker gepest wordt. Met regelmatig wordt geen absoluut aantal bedoeld, maar verondersteld mag worden dat het daarbij gaat om minstens 1-2 keer per maand. 4% in het basisonderwijs en 2% in het voortgezet onderwijs geeft zelfs aan meerdere keren per week gepest te worden. In absolute aantallen zijn dit, op basis van CBS statistieken voor het schooljaar 1990/1991, ongeveer 58.000 leerlingen in het basisonderwijs en 18.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs die meerdere keren per week gepest worden. Het pesten gebeurd meestal door kinderen uit dezelfde groep of klas en meestal zijn het jongens die pesten. Het pesten vindt in het basisonderwijs relatief vaker plaats op weg van en naar school dan in het voortgezet onderwijs. Daarbij is het opvallend dat in het basisonderwijs kinderen op veel meer plaatsen gepest worden (53%) dan in het voortgezet onderwijs (13%). In het basisonderwijs grijpt de leerkracht volgens 20% van de leerlingen bijna altijd in bij het pesten. In het voortgezet onderwijs is dit slechts volgens 2% van de leerlingen het geval. In 18% van de gevallen spreekt de leerkracht in het basisonderwijs dan met de gepeste leerling en in 29% van de gevallen spreken de ouders met hun kind. Dit betekent dus dat in het basisonderwijs de leerkracht in 80% van de gevallen niet ingrijpt, aldus het oordeel van de leerlingen. In het basisonderwijs zeggen 23% van de leerlingen dat ze het hun leerkracht vertellen als ze gepest worden en 36% van de basisschoolleerlingen zegt het ook thuis te vertellen. Ook deze cijfers geven een verontrustend beeld, aangezien 77% het dus nooit aan hun leerkracht vertelt en 64% er thuis nooit over praat. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 17 van 104

Wat betreft het zelf pesten geeft 30% van de basisschoolleerlingen en 44% van de leerlingen van het voorgezet onderwijs aan dit nooit te doen. 20% van de leerlingen in het basisonderwijs en 16% van de leerlingen in het voorgezet onderwijs zegt regelmatig of vaker te pesten. In absolute aantallen zijn dit ongeveer 289.000 leerlingen in het basisonderwijs en 147.000 leerlingen in het voorgezet onderwijs. Bullying and Deliquency in a Dutch School Population (1999) Uit het onderzoek van Junger-Tas & Van Kesteren (1999), uitgevoerd in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs onder 1993 jongens en meisjes in de leeftijd van 9-16 jaar, kunnen een aantal interessante conclusie getrokken worden. Zo blijkt dat 42,5% van de ondervraagde leerlingen in de zes maanden voor het onderzoek wel eens slachtoffer is geweest van pesten. Bij 20% van deze leerlingen gebeurde dit meerdere keren per maand en bij 6% van deze leerlingen zelfs meerdere keren per week. Vertalen we dit naar een klas met gemiddeld 25 tot 30 leerlingen dan betekent dit dan in iedere klas negen leerlingen af en toe, twee leerlingen meerdere keren per maand en één leerling meerdere keren per week gepest worden! Twee andere relevante resultaten hebben betrekking op de beleving van het pesten door pester en gepeste. Van de leerlingen die gepest worden geeft 70-85% aan geen actie te ondernemen om het pesten te doen stoppen. 40-50% doet net alsof het pesten hun niet raakt en 30-35% geeft geen reactie op het pesten. Van de leerlingen die pesten (19% in de totale onderzoeksgroep pest regelmatig) geeft 38% aan dat het de schuld van de gepeste zelf is dat ze gepest worden en 51% dat het pesten van andere leerlingen hun niets deed of zelfs leuk was om te doen. Kortom, zowel pester als gepeste lijken zich dus niet voldoende bewust te zijn van de ernst en de gevolgen van pesten. Pesten wordt door een groot percentage pester en gepeste min of meer geaccepteerd, terwijl de gevolgen voor de gepeste ernstig zijn: 70% van de gepeste zegt last te hebben van de negatieve gevolgen van pesten, waaronder een negatief zelfbeeld, de angst op herhaling, een depressieve stemming, verlies van interesse in school, et cetera. Verder vindt 75% van de slachtoffers dat de school primair verantwoordelijk is voor het aanpakken van het probleem. Iets minder dan de helft vindt dat de leerkracht een belangrijke rol speelt in het bestrijden en voorkomen van pesten. Een laatste relevant resultaat heeft betrekking op de reacties van de middengroep. 25% van de middengroep zegt te proberen het pesten te stoppen. 8% daarentegen doet mee met het pesten en nog eens 8% vindt het leuk om te kijken terwijl anderen gepest worden. Verder blijkt dat meisjes iets vaker ingrijpen dan jongens (52% versus 42%). Stabiliteit in pesten en gepest worden (2004) In 2004 hebben Scholte, Engels, Haselager & De Kemp longitudinaal onderzoek gedaan naar de stabiliteit in pesten en gepest worden. Een zekere stabiliteit kan volgens hen enerzijds veroorzaakt worden door de stabiliteit in de samenstelling van de klas of groep, waardoor in de loop der jaren negatieve interactiepatronen ontstaan zijn. Anderzijds kan zij ook veroorzaakt worden door individuele kindkenmerken die er voor zorgen dat het kind een verhoogd risico loopt om langdurig gepest te worden of anderen te pesten. In hun onderzoek richtte zij zich voornamelijk op deze laatste oorzakelijke verklaring voor een zekere stabiliteit in pesten en gepest worden. In het onderzoek werden de resultaten verkregen in de basisschoolleeftijd vergeleken met de resultaten verkregen op voortgezet onderwijs leeftijd. In totaal deden 517 kinderen mee in het onderzoek. Uit het onderzoek bleek dat 9% van de basisschoolleerlingen gepest werd en 19% zelf andere kinderen pestte. Verder bleek dat 11% van de leerlingen uit het voortgezet onderwijs gepest werd en 20% zelf andere kinderen pestte. De belangrijkste conclusie die uit het onderzoek getrokken kan worden is dat de rol van dader en slachtoffer redelijk stabiel blijkt te zijn. 43% van de leerlingen die op de basisschool (gemiddelde leeftijd 11 jaar) gepest werden, werden nog steeds gepest in het voortgezet onderwijs (gemiddelde leeftijd 14 jaar). Voor de daders was dit percentage 46%. Een klein percentage transformeerde van dader naar slachtoffer (9%) of van slachtoffer naar dader (6%). 51% van de slachtoffers en 45% van de daders in het basisonderwijs waren in het voortgezet onderwijs niet meer betrokken bij pesten. 2009 Rob Gommans (robgommans@msn.com), Alle rechten voorbehouden Pagina 18 van 104