Van slotzuster tot politica
Eerste druk, 2014 2014 Thera Mee isbn: 9789048431885 nur: 402 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Van slotzuster tot politica Thera Mee
Voorwoord Dit boek draag ik op aan de prachtige vrouwen die ik in tweeëntwintig jaar verblijf in een slotklooster mocht leren kennen. Vrouwen die als benedictines hun leven wijdden aan de aanbidding van het Allerheiligste Sacrament. Vrouwen waarvan er enkelen veertig of zelfs vijftig jaar trouw bleven aan de geloften om in een slotklooster te blijven wonen. Met eerbied wijd ik dit manuscript aan hun gedachtenis. Thera Mee 5
Op weg Angstig kijk ik naar wat voor me ligt, kijk achterom! Ik vraag onzeker af of ik niet beter terug kan gaan nu het nog mogelijk is. De weg is zo lang, de struiken tussen het verdorde gras nodigen ook niet uit om door te lopen. En wat als ik een hond tegenkom waar ik zo bang voor ben? De schrik slaat me om het hart; wat moet ik doen? Nog eens kijk ik om me heen, er is niemand die ik om hulp of gezelschap kan vragen. Toch maar gaan lopen! Na een minuut of tien kom ik bij een hoge muur; die moet ik volgen, zo is mij gezegd. Daarachter moet ik zijn. Het klooster waar ik naar op weg ben. Naar een nieuw leven misschien! Zullen de zusters al ergens door een raam kijken naar wat voor iemand ik ben? Erg florissant zie ik er niet uit. Mijn kleren zijn half versleten, de mantel is van Jo, mijn oudste zus, geweest. Mijn schoenen zijn kaal; gelukkig ben ik naar de kapper geweest. Mijn haar zit netjes. Daar zal men niets op aan kunnen merken. Weet men in het klooster wel dat het oorlog is geweest? Tijdens al die overwegingen loop ik ongemerkt een hoek om en zie de deur van het gebouw. Onzeker om me heen kijkend ga ik een trap op en trek aan de grote bel. Ik schrik van het harde geluid! De deur gaat meteen open. Hebben ze me echt door een raam aan zien komen? Of hebben ze achter de deur gestaan? 7
In het (gehate) Duits word ik welkom geheten. Dat begint goed! Een tweede zuster is gelukkig een Nederlandse. Ze brengen me naar een soort kamer. Nou ja, kamer Het lijkt erop. Aan één kant zie ik tralies, aan de andere kant heel hoge ramen. Naar buiten kijken lukt niet, er zit heel dik glas voor. Een tafel is tegen de tralie geschoven. Er staan twee houten stoelen bij. Mijn mantel wordt meegenomen en ergens neergehangen. Eindelijk kan ik gaan zitten, gelukkig, want ik voel me koud en trillerig. Onrustig om me heen kijkend ontdek ik hoe dik de tralies zijn. Op de vloer ligt een soort hout met figuren, geen kleed erop. Een kop koffie die door een van de zusters gebracht wordt stelt me wat op mijn gemak. Ineens hoor ik een geluid of er een deur opengaat. Verschrikt kijk ik om me heen. Niets te zien. Dan wijst de zuster die bij me staat op de tralie. Ze heeft er lol in dat ik zo schrik. Een zwart gordijn dat achter de tralies hangt wordt opengeschoven. Er staan twee zusters in lange zwarte kleren. Waar komen die ineens vandaan? Ze hebben een sluier op en een grote witte kraag die op de borst hangt. Na me begroet te hebben stellen ze allerlei vragen. Op sommige weet ik geen antwoord. Ik ben niet geleerd, heb enkel lagere school gehad. Een jaar mulo, maar dat zal wel niet tellen. Later vertellen priorin en novicemeesteres me wat dit strenge kloosterleven inhoudt. Deze functie hebben de zusters die met me praten, hoor ik later. 8
Ik neem alles wat me gezegd wordt voor zoete koek aan. Ik wil immers naar dit klooster. Later zal ik wel weer zien, als ik eerst maar thuis weg ben. Een van de redenen dat ik hiernaartoe wil is dat ik niet met moe overweg kan. Na uren praten krijg ik te horen dat ik in de maand mei in mag treden. Er wordt wel verwacht dat pa en moe eerst kennis komen maken. Ik heb zoveel om erover na te denken dat ik ongemerkt zonder angst de lange laan terug loop. 9
Wat is roeping Hoe kom ik erbij om naar het klooster te gaan? Wat drijft me? Vanaf mijn veertiende help ik mijn moeder in het huishouden. Dit nadat mijn vier jaar oudere zus het huis uit gaat. Moe kan niet met haar overweg. Ik word zomaar van de mulo gehaald. Vanaf het moment dat ik thuiskom zal moe gedacht hebben: die zal ik onder de duim houden. Alles wat ik doe bekijkt ze. Ze bekritiseert me. Maakt vervelende opmerkingen zodat ik me voel of ik niet deug. Daarbij komt dat ik van de naaischool af moet. Niets breng ik terecht van het naaien. Terwijl dit toch zo belangrijk is in ons grote gezin. Ik ben radeloos. Moe is radeloos en de naaizuster vindt dat ik weg moet ten gunste van iemand die wél kan naaien. Mijn leven is een eindeloos gebed. Steeds vaker komt bij mij de vraag: hoe kan ik hier vandaan? Waar kan ik naartoe? Het is oorlog. Er is geen zicht op verandering. Door brieven van een zuster, moe haar vroegere werkgeefster, komt klooster Arca Pacis in zicht. Daar intreden! Zou dat een oplossing zijn? Naar een slotklooster gaan? Het is iets om over na te denken. Is er kans dat ik na de oorlog mijn stille liefde terug zal zien? Kan en wil ik op hem wachten? Misschien tevergeefs? Zoveel jaren heb ik hem al niet gezien. Hongeroedeem in het laatste oorlogsjaar kluistert me maandenlang aan bed. In het kleine kamertje onder het rieten dak heb ik tijd om na te denken. 10
Onverminderd blijft het verlangen om weg te gaan. Ver weg van huis. Op 5 mei 1945 komt eindelijk de bevrijding. De lange, strenge winter is voorbij. Met de bevrijding komt de lente! Langzaamaan keren mijn krachten terug. Het Zweeds wittebrood en de kaakjes die uitgereikt worden om de ergste honger te stillen hebben een gelukkige uitwerking. Het moment dat de dokter zegt dat ik genoeg opgeknapt ben is voor moe als een tweede bevrijding. Begrijpelijk, elf kinderen en vijf jaar oorlog hebben ook van haar het uiterste gevraagd. De zorg over Gijs, die tewerkgesteld is in Duitsland, heeft mijn ouders grijze haren bezorgd. De epileptische aanvallen van moe komen vaker en zijn heftiger. Tijdens mijn ziekte is ze bijna verplicht om al het werk weer te doen. Ze is overgelukkig dat ik haar weer ga helpen. Langzaam maar zeker begint het leven weer normaal te worden. De radio die in de oorlog stiekem werd beluisterd staat weer vrij in de kamer. Dagelijks horen we dat ergens in Nederland weer een bedrijf is geopend. Als ze merkt dat ik naar het klooster wil is ze overgelukkig. Boeren uit de buurt komen naar pa of hij als rietdekker achterstallig onderhoud aan daken kan doen. Samen met Theo heeft hij daarmee weer volop werk. En dan op een middag ligt er plots een vrachtboot voor ons huis. Vol verwachting loop ik met moe de dijk op om te zien wie en wat het is. Enthousiast worden we begroet door de schipper. Na jaren afwezigheid besluit hij zijn vroegere klanten op te zoeken, hopend op hernieuwde klandizie. 11
De vracht riet is meer dan welkom. Naast de schipper duikt een ander gezicht op. Mijn hart staat stil; hij is het, de jongen waar ik van droom. Ziet moe mijn gezicht oplichten? Herkent ze de symptomen? Wat later vraagt Gerard me om die avond met hem te gaan stappen. Ik kan niet antwoorden. Moe is me voor met de woorden: Zij gaat naar het klooster. Ik zie het ongeloof, de teleurstelling in zijn ogen. Maar mijn lot is bezegeld, ik kan niet meer terug. Wát is roeping? 12