Balans Dit veld is als een voetbalveld zo groot, een boswei met bomen ernaast, een laan van kastanjes Ik zie bewegen, glinsteren en stippelen En buigen en weer stilstaan En een tent met een tafel en bank van hout als het geboende hout van mijn oma s tafel met aardbeienjam terwijl we picknickten op de open plek balancerend op mijn tenen voor houvast 1 Balancerend tussen leven en dood Je geruis maakte me wakker, je stille stevige aanwezigheid is En ik ben weer terug op aarde Als het landschap mij pijn doet Ik vraag je: waarom?
Ondertussen Tussen verwondering, verbazing en vreugde, huil ik. Ik had je gekocht toen je klein was en ik gaf je water en je groeide en groeit. En je bent zo groot en gezond. Je bent prachtig Als ik het bos ruik, dan ruik ik leven en dood. Als ik luister, hoor ik het geknuffel van de blaadjes. Contrast Buigen de takken, kruisend, kronkelend aarde. Kracht. Tussen geluk en verdriet 2 heb ik verdriet. Boom na boom vielen ze. Soms nadat ze vrucht hadden gedragen. Maar altijd met een diepe zucht, met achterlaten van een leegte. Huid van een boom
Windvlaag De mensen komen zich verwonderen en bij vlagen mengt de wind zich in deze ontmoetingen naast de kastanjes bruinend al met groene bolsters. Een witte vlinder komt voorbij. De toppen wuiven. Het blad waarop ik schrijf wil waaien. Ik schrijf: als het landschap mij pijn doet van het lopen, mijn kop tot rust komt, de heup gaat zeuren, leg ik mijn hand erop, want wij zijn bijna thuis 3 Dit pad, mijn stappen meegevoerd de verte in. Ik word emotioneel, maar val ik val ik zacht op een bed van violen. Als het pijn doet pak ik een stok en sla terug en sust het mij met haar schoonheid en kalmte
De boom Van een boom naar gevoel, van gevoel naar het beleven. Van het beleven naar het leven En daar komt weer een nieuwe boom In de natuur word je altijd weer kind, kom je weer bij jezelf, jouw kern: een oude boom Die boom. Ik zie stevigheid, levende verschijning hoog, laag, verbinding met diepte, aarde verbinding met hemel, lucht, licht. Boom na boom na boom loop ik, volg ik. Verdwijn ik en zoek ik tot ik vind. Fris doe ik mijn ogen dicht 4 Als ik aan de schors voel, voel ik een landschap soms ruw soms glad, het leven zo zuiver en puur Rust, luister, liefdevol gefluister. Kun je mij ook de nodige schaduw bieden? Balanceer ik tussen wensen en verlangen? Tijdelijkheid/verbondenheid?
Schors Bruine bladeren, groene kastanjes, ruisende wind. Zonlicht op de kruinen, kleurt de kaken maakt woorden spraakmakend, smacht naar verwondering. Als ik het duin in kom wil ik ontdekken wat mij ruimte geeft Als ik de schors voel, voel ik de natuurlijke huid van bomen, ruwheid aan de buitenkant die de binnenkant beschermt. Golvend landschap, wiegend op de golven van de wind Een symfonie van eindeloze jaargetijden 5 Het is de schepping die mij bijgebleven is als de beukennootjes die mijn moeder op de zwarte kolenkachel pofte. Als ik het bos inloop, ruik ik de heerlijke natuur Als ik de bladeren beluister, hoor ik geruis