ALGEMENE REGELS Waterschap Aa en Maas

Vergelijkbare documenten
Bekendmaking Algemene regels waterschap Brabantse Delta

ALGEMENE REGELS WATERSCHAP BRABANTSE DELTA Partiële herziening 2018

Inhoudsopgave. Algemene regels -2-

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel

gezien het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 20 augustus 2013; vast te stellen de Algemene regels kwantiteit Keur waterschap Vechtstromen

overwegende dat het dagelijks bestuur op 26 februari 2015 de Algemene regels heeft vastgesteld;

Watervergunning Z43841/O82403

ALGEMENE REGELS WATERKWANTITEIT KEUR WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2014 Onderdeel 1 STEIGER pagina 1 van 5

Keur waterschap Vechtstromen

- de Keur waterschap Brabantse Delta 2015; - de Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater.

- de Keur waterschap Brabantse Delta 2015; - de Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater.

Watervergunning. Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop

Algemene regel 11 Keur

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan

gelet op artikel 3.1 lid 1 sub a en e, lid 4 sub a en artikel 3.13 van de keur Waterschap Rijn en IJssel 2009;

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570

BESLUIT. De werken dienen te worden uitgevoerd zoals aangegeven op de bij de aanvraag ingediende tekening met kenmerk: SIO-64552, dd. 24 oktober 2018.

WATERVERGUNNING Datum Zaaknummer

gelet op onder andere de Waterwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Verordening water Noord-Brabant, en de Keur waterschap Brabantse Delta 2015;

4 Duikers 4.1 Inleiding

Watervergunning. Datum 15 mei Zaaknummer 11154

omschrijving wijziging:

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017.

Algemene regel 10 Keur

L. Lasker 15 september Z /u gereedmelding

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s;

Watervergunning. Datum 13 juli Zaaknummer 13497

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 6 februari 2019, ingekomen op 6 februari 2019 geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK19080.

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885

Watervergunning Keur waterschap Hunze en Aa s

Watervergunning. Datum 14 september Zaaknummer 16280

Watervergunning. Voor het aanleggen van een kunstgrasveld en een tijdelijke dam met duiker op de locatie Sportpark De Paperclip in Vleuten

Legger Wateren. tekstuele deel

Mededelingenblad In het bijgevoegde mededelingenblad vindt u aanvullende (belangrijke) informatie die betrekking heeft op dit besluit.

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

Invuldocument lokale regels, parameters en vragen waterschap

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

In het vergunningenspoor worden de volgende toetsingscriteria gebruikt.

1. Aanhef. 2. Beoordeling aanvraag. 3. Besluit WATERVERGUNNING OP BASIS VAN DE KEUR

Watervergunning Z49380

22. Het inrichten van particuliere tuinen op de in de bijlage aangegeven waterkeringen

3 Dempen 3.1 Inleiding

De werken dienen te worden uitgevoerd zoals aangegeven op bijgevoegd document met kenmerk: i-4

overwegende dat het dagelijks bestuur op 26 februari 2015 de Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater heeft vastgesteld;

WATERVERGUNNING. Datum 18 juli Zaaknummer 29007

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

Inleiding. Ten aanzien van de volgende verboden zijn algemene regels opgesteld:

WATERVERGUNNING. Voor het aanleggen van een dam met duiker en het graven van oppervlaktewater op de locatie Gelderlantlaan in Utrecht

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem

Toelichting. beleid dempen sloten. (landelijk gebied)

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 20 november 2018, ingekomen op 22 november 2018, geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK06833.

5.15 Het (ver)graven van (nieuwe) watergangen. Kader

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta

*16UTP04031* de heer F. van Oosterwijck juli 2016

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland

Voorstel uitbreiding Keur stedelijk water

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 20 november 2018, ingekomen op 26 november 2018 geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK18738.

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

ARÜI{ IËF. 3 1 ûkt 201ü. Watervergunning aanleg draínage en dempen gedeelte waterloop bij Gedempte Zuiderdiep 8 te Kerkenveld

5.18 Bouwwerken in en op een waterkering en bijbehorende beschermingszone

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 21 oktober 2018, ingekomen op 26 oktober 2018 geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK18954.

De aanvraag is namens Gemeente Assen ingediend door Arcadis Nederland BV te Assen.

Uitvoeringsregels op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden voor handelingen in het watersysteem

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 1 april 2019, ingekomen op 19 april 2019 geregistreerd onder zaaknummer 4836.

behorende bij de Legesverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2013

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 8 mei 2018, ingekomen op 14 mei 2018 geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK17899.

- het houden van een georganiseerde activiteit in, langs of boven een waterstaatswerk (kernzone).

Projectplan Anti-verdrogingsmaatregelen in Gilze (Lijndonk en Molenakkerweg)

1. Een ja, tenzij Keur, is nu alles zonder meer toegestaan? 2. Een zorgplicht, wat wordt er van mij verwacht?

Watervergunning. Datum 17 oktober Zaaknummer 16866

Watervergunning. Voor het leggen van een laagspanningskabel bij de Soestdijkseweg Zuid en De Holle Bilt in De Bilt. Datum 19 juni 2017

WATERVERGUNNING. Voor het aanpassen van de waterhuishouding op de locatie Ruige Weide in Oudewater. Datum 27 maart 2018.

WATERVERGUNNING. Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede

beschikkende op het desbetreffende verzoek van 5 april 2018, geregistreerd onder zaaknummer WBD

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 7 oktober 2018, ingekomen op 24 oktober 2018 geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK18464.

Algemene regel: steigers, vlonders of afmeerpalen

5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering

De vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Brabantse Delta

WATERVERGUNNING. Datum 22 juni Zaaknummer 26981

CONCEPT Watervergunning

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 7 april 2019, ingekomen op 11 april 2019 geregistreerd onder zaaknummer

WATERVERGUNNING. Datum 3 november Zaaknummer 19142

Waterparagraaf Heistraat Zoom

beschikkende op het desbetreffende verzoek van 23 maart 2017, ingekomen op 30 maart 2017 en geregistreerd onder zaaknummer WBD

6 Steigers, aanmeervoorzieningen en meerpalen

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 20 januari 2019, ingekomen op 23 januari 2019 geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK19098.

5 Graven van oppervlaktewater 5.1 Inleiding

Watervergunning Keur waterschap Vechtstromen. Datum: Ken merk: Z-L u47 886

Ontwerpbesluit wijziging Legger Wateren voor de Buiten-Giessen en gedeelte Binnen-Giessen

BELEIDSREGELS VOOR WATERKERING, WATERKWANTITEIT EN GRONDWATER

beschikkende op de desbetreffende aanvraag van 18 oktober 2018, ingekomen op 24 oktober 2018, geregistreerd onder zaaknummer 16.ZK18796.

38 Afrasteringen bij een waterkering

bouwen van een kademuur aan de Polygoongracht ter hoogte van Ad Windighof 4 in Amsterdam IJburg

Watervergunning Keur waterschap Hunze en Aa s

5.18b Bouwwerken in en op een regionale waterkering en bijbehorende beschermingszone

26 Aanbrengen van grond bij een waterkering

Transcriptie:

ALGEMENE REGELS Waterschap Aa en Maas

Inhoudsopgave ALGEMEEN. 3 1. INLEIDING... 3 2. OVERGANGSRECHT... 3 3. BIJKOMENDE TIJDELIJKE WERKEN EN WERKZAAMHEDEN IN B-WATEREN... 3 OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN... 4 4. ACTIVITEITEN EN WERKEN IN EN NABIJ C-WATEREN... 4 4A. GEWOON ONDERHOUD AAN C-WATEREN EN (KUNST)WERKEN IN C-WATEREN... 5 5. KORTDURENDE ACTIVITEITEN EN WERKEN IN EN NABIJ A-WATEREN... 5 6. PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE BIJ OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN... 6 7. STEIGERS, VLONDERS, BOOTHELLINGEN EN OVERHANGENDE BOUWWERKEN... 7 8. BRUGGEN... 8 9. STUWEN... 8 10. DAM MET DUIKER... 8 11. DRAINAGE... 10 12. BRENGEN VAN WATER IN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAAM... 10 13. ONTTREKKEN VAN WATER AAN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAAM... 11 14. LOZINGSCONSTRUCTIES EN ONTTREKKINGSWERKEN IN EN NABIJ OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN11 15. AFVOER HEMELWATER DOOR TOENAME VERHARD OPPERVLAK... 12 16. KABELS EN LEIDINGEN IN EN NABIJ A-WATEREN EN B-WATEREN... 13 17. BESCHOEIING... 15 18. ANTI-WORTELDOEK... 15 19. STOFFEN, VOORWERPEN EN DIEREN... 15 20. VEEKERINGEN OP BESCHERMINGSZONE... 16 21. WERKEN TEN BEHOEVE VAN OPENBARE WEGEN LANGS A-WATEREN... 16 22. BEBORDING TEN BEHOEVE VAN RECREATIEROUTES LANGS A-WATEREN... 17 23. GRAS EN EENJARIGE GEWASSEN... 17 24. NATUURVRIENDELIJKE OEVER... 17 24A. ERFVERHARDING LANGS A-WATEREN... 18 24B. VERWIJDEREN VAN WERKEN EN OBJECTEN IN DE BESCHERMINGSZONE... 18 WATERKERINGEN... 19 25. KLEIN ONDERHOUD AAN OPENBARE WEGEN OP DE WATERKERING... 19 26. TIJDELIJKE/SEMI-PERMANENTE OBJECTEN... 19 27. BEWEIDEN MET SCHAPEN EN GEITEN... 21 28. AFRASTERING BIJ KERINGEN... 21 29. GEBRUIK VAN PERCELEN ALS TUIN EN BOUWLAND... 21 29A. VERWIJDEREN VAN BOMEN EN STRUIKEN... 21 29B. SNOEIEN VAN BOMEN EN STRUIKEN... 21 30. ERFVERHARDING... 23 31. HUISAANSLUITING... 22 32. INTERNE VERBOUWINGEN VAN BESTAANDE PANDEN... 24 33. GRONDMECHANISCH ONDERZOEK BESCHERMINGSZONE A EN B... 24 GRONDWATER... 25 34. ALGEMENE REGELS GRONDWATER... 25 35. TOELICHTING BIJ DE ALGEMENE REGELS GRONDWATER... 29-2-

Algemeen 1. Inleiding Op grond van hoofdstuk 3 van de Keur, is het verboden zonder vergunning iets te doen dat verboden is in dit hoofdstuk. Op grond van artikel 1.4 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regels is hiervan gebruik gemaakt. Opbouw van de Algemene regels In deze algemene regels wordt onder het kopje criteria aangegeven wanneer de algemene regel geldt. Onder het kopje voorschriften wordt vervolgens aangegeven waaraan voldaan moet worden bij toepassing van de algemene regel. Daar waar de mogelijkheid bestaat maatwerkvoorschriften te stellen is dit aangegeven volgend op de voorschriften. Indien er sprake is van een meldplicht dan wel mededelingsplicht is dit in de algemene regel afzonderlijk aangegeven. Tenslotte is onder het kopje toelichting de vrijstelling gemotiveerd en verder uitgewerkt. Ook zijn hier de begrippen, naast de begrippen uit de Keur, die in deze algemene regels onveranderd van kracht blijven, per algemene regel specifiek toegelicht. Privaatrechtelijke toestemming De toepassing van de algemene regels staat los van de privaatrechtelijke toestemming die benodigd is om gebruik te maken van eigendommen van het waterschap. Wat melden Per activiteit is afgewogen of een melding nodig is. Alleen bij bepaalde activiteiten is er daarom een meldplicht of mededelingsplicht opgenomen. In de melding wordt beschreven wat initiatiefnemer gaat doen, hoe het werk wordt uitgevoerd en wanneer het wordt uitgevoerd. De gegevens zijn altijd nodig. Ze worden gebruikt om te toetsen of maatwerkvoorschriften nodig zijn. In de meeste gevallen zal dit niet nodig zijn, maar in sommige gevallen kan het waterschap met aanvullende eisen komen om wateroverlast of schaarste te voorkomen. Leeswijzer De algemene regels zijn per activiteit en/of soort werk beschreven en zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen welke tezamen de algemene regel vormen. Er kunnen verschillende algemene regels van toepassing zijn op een werk en/of activiteit. Het is ook mogelijk dat voor één of meerdere onderdelen van het werk en/of activiteit ook een watervergunning dient te worden aangevraagd. Voor een werk en/of activiteit in of nabij een oppervlaktewater is dan ook altijd de Keur, algemene regels, beleidsregels en legger relevant. 2. Overgangsrecht Indien activiteiten direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens artikel 3.1 van de Keur is verleend, worden de voorschriften van die vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 1.4, vierde lid, van de Keur. 3. Bijkomende tijdelijke werken en werkzaamheden in b-wateren Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3 van de Keur voor bijkomende werken en werkzaamheden in b- wateren voor zover deze niet langer dan 2 weken duren en nodig zijn voor het realiseren van activiteiten die genoemd zijn in de algemene regels Keur. 1. De waterafvoer van de aangrenzende/omliggende percelen moet te allen tijde gewaarborgd blijven, en 2. Alle materialen die vrijkomen bij het uitvoeren van de werken en werkzaamheden moeten verwijderd worden. Onder dit artikel wordt vrijstelling gegeven voor tijdelijke werkzaamheden van geringe omvang die nodig zijn om andere algemene regels te kunnen uitvoeren. Een voorbeeld hiervan is het tijdelijk afdammen van een watergang om een dam met duiker aan te kunnen leggen. De algemene regel geldt ook voor b-wateren die in de beschermingszone van de keringen liggen. -3-

Oppervlaktewaterlichamen 4. Activiteiten en werken in en nabij c-wateren 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur voor handelingen en werken in c-wateren. 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het verbreden of geheel of gedeeltelijk dempen van c-wateren. 3. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid van de Keur voor het aanleggen van c-wateren, voor zover: a. deze handeling plaatsvindt in overig gebied, en b. door het graven geen directe verbinding ontstaat tussen verschillende peilvakken, en c. deze niet plaatsvindt in een beschermingszone. 4. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid van de Keur voor het aanleggen van een poel in beschermd gebied Keur voor zover: a. de poel een oppervlakte heeft van max. 5.000 m 2, en; b. de poel niet dieper is dan de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) en max. 1,20 meter diep, en; c. de poel een taludhelling heeft van: aan de noordzijde minimaal 1:5; overige taludhellingen minimaal 1:3. 2. Toelichting Begripsbepaling Overig gebied: gebied niet aangewezen als beschermd op de Keurkaarten Beschermd gebied Keur: gebied zoals aangewezen op de Keurkaarten, waaronder begrepen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, wijstgebieden, beperkt beschermde gebieden en beekdalen. Poel: een relatief klein oppervlakte water met een natuurdoelstelling, in hoofdzaak een ecologische functie ten behoeve van amfibieën. Een poel als geïsoleerd water heeft weinig invloed op de waterhuishouding als geheel. Het maximale oppervlak wordt bepaald van insteek tot insteek. Het aanleggen, verwijderen, verplaatsen of behouden van een werk in een c-water heeft een zeer gering effect op de waterhuishouding. Daarom is voor het aanleggen, verwijderen, verplaatsen of behouden van een zodanig werk geen vergunning op grond van artikel 3.1, eerste lid van de Keur vereist, en hoeft ook geen melding te worden gedaan. Het aanleggen, verbreden of verdiepen van een C-watergang kan echter wel dermate hydrologische effecten tot gevolg hebben dat de afvoernorm wijzigt. Dit kan invloed hebben op de categorisering in de legger. Het kan zijn dat sprake is van de aanleg van een b- of zelfs a-watergang. Dit is mogelijk vergunningplichtig. De legger zal hier ook op aangepast worden. Dit artikel is niet van toepassing op waterkeringen en bijbehorende beschermingszones A en B. Daar komt bij dat niet alleen de Keur regels stelt. Iemand die een c-water aanlegt, wijzigt, dempt of heeft, heeft ook te maken met het Burgerlijk Wetboek, en dan vooral met het burenrecht. Burenrecht gaat over de bevoegdheden en verplichtingen van eigenaren van naburige erven, buren dus. Het burenrecht kent een aantal regels over water en waterlopen. Zo moeten bv lagere erven het water ontvangen dat van hoger gelegen erven van nature afloopt. Een andere regel is dat buren niet in een mate of op een wijze veranderingen mogen aanbrengen in een waterloop, wanneer dit een onrechtmatige daad tot gevolg heeft. Dat wil zeggen een inbreuk op een recht die schade veroorzaakt en die schade toerekenbaar is aan de veroorzaker. In dat geval kan degene die schade meent te lijden door het handelen van de buren, de burgerlijke rechter verzoeken die buren te verplichten om bv de aangebrachte verandering in de waterloop ongedaan te maken, of om een schadevergoeding te betalen. De aanleg van poelen komt frequent voor in het beheergebied van het waterschap. Het accent ligt hierbij op de natuurfunctie. Een poel als geïsoleerd water heeft weinig invloed op de waterhuishouding als geheel. Om die reden wordt, onder bepaalde voorwaarden, vrijstelling verleend voor de aanleg van poelen. -4-

4A. Gewoon onderhoud aan c-wateren en (kunst)werken in c-wateren 1. Vrijstelling wordt verleend van het gebod, bedoeld in artikel 2.3 van de Keur, tot het onderhouden van c-wateren. 2. Vrijstelling wordt verleend van het gebod, bedoeld in artikel 2.4, derde lid van de Keur, tot het onderhouden van kunstwerken en werken in, op, aan, onder of boven c-wateren. 2. Toelichting C-wateren hebben een zeer gering effect op de waterhuishouding. Activiteiten en werken in en nabij c- wateren zijn daarom vrijgesteld in algemene regel 4. Het verrichten van onderhoud aan c-wateren en (kunst)werken in c-wateren is, parallel aan algemene regel 4, nu ook vrijgesteld. Deze vrijstelling houdt in dat het waterschap geen algemeen belang ziet in het laten verwijderen van begroeiing en afval uit c-wateren, het laten herstellen van beschadigingen aan oevers en het onderhouden van begroeiingen in c-wateren en het in goede staat van onderhoud houden van (kunst)werken in, op, aan, onder of boven c-wateren. Gespiegeld hieraan kunnen derden hiervoor geen beroep meer doen op het waterschap. Eventuele geschillen over onderhoud moeten tussen derden onderling worden opgelost ook als er sprake is van schade door wateroverlast. 5. Kortdurende activiteiten en werken in en nabij a-wateren Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur voor tijdelijke activiteiten en werken in en nabij a-wateren en daarbij behorende beschermingszones, indien en voor zover: deze werken voor de duur van ten hoogste één week aanwezig zijn. 1. Degene die werken maakt als bedoeld in het eerste artikel brengt na uitvoering daarvan het oppervlaktewaterlichaam en de beschermingszone terug in de staat zoals deze voor uitvoering van de activiteiten en/of werken aanwezig was, en 2. De waterafvoer van de aangrenzende/omliggende percelen moet te allen tijde gewaarborgd blijven, en 3. Alle materialen die vrijkomen bij het uitvoeren van de werken en werkzaamheden moeten verwijderd worden, en 4. Het bestuur kan aanwijzing geven ten aanzien van uitvoering en locatie van de werken als bedoeld in het eerste artikel. 3. Melding Degene die handelingen verricht als bedoeld in het eerste artikel meldt dit ten minste acht weken voor aanvang aan het bestuur. 4. Toelichting Dit artikel bevat algemene regels voor kortdurende activiteiten in of langs a-wateren. Deze activiteiten kunnen, naast tijdelijke werken, ook bestaan uit evenementen in of langs het water. Het waterschap heeft daartegen geen bezwaar gezien het beperkte effect op de watergang en de bijbehorende doelstellingen van de watergang. Hierbij is het wel van belang dat de watergang en de beschermingszones na afloop in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht. In verband met doelmatig beheer en onderhoud is een meldplicht opgenomen. Indien het noodzakelijk is kan het waterschap aanwijzingen geven ten aanzien van de uitvoering en locatie van de werken. Hiermee wordt eventueel negatief effect op de watergang en de daarbij behorende doelstellingen beperkt. Het waterschap zal de initiatiefnemer naar aanleiding van een melding tevens nader informeren over eventuele veiligheidsaspecten (met name in het geval van een evenement). Onder een vaarevenement wordt verstaan iedere vorm van georganiseerde groepsactiviteit waarbij gebruik gemaakt wordt van één of meerdere vaartuigen, vlotten of drijvende voorwerpen, zowel eenmalig als wederkerend van aard. Varen met bijvoorbeeld een roeiboot of een kano wordt door dit artikel niet verboden. In die gevallen waar het wenselijk is varen geheel te verbieden, kan dat verboden worden door het nemen van een verkeersbesluit op grond van de Scheepvaartverkeerswet. Hieronder wordt kort uitgelegd hoe de bevoegdheidsverdeling is geregeld. -5-

Het waterschap is bevoegd regels te stellen in het belang van het waterbeheer; dat doet het waterschap in de Keur en in deze algemene regels. Daarnaast kan het waterschap op grond van de Scheepvaartverkeerswet regels stellen voor wateren die tevens scheepvaartwegen zijn in de zin van de Scheepvaartverkeerswet. Die regels zien niet op het waterbeheer maar bijvoorbeeld op de instandhouding van de vaarweg als verkeersroute, de bescherming van de waterhuishouding, de oevers en waterkeringen en op de bescherming van in of boven de vaarweg aanwezig werken tegen schade door scheepvaart. De bevoegdheden van het waterschap ingevolge de Scheepvaartverkeerswet en de bevoegdheid als waterbeheerder kunnen elkaar op dit punt overlappen. Bij strijdigheid prevaleert de Scheepvaartverkeerswet. Een aantal oppervlaktewaterlichamen heeft naast een functie voor de water aan- en afvoer ook een scheepvaartfunctie. Met betrekking tot scheepvaart moet onderscheiden worden: het vaarwegbeheer en het nautisch beheer. Vaarwegbeheer: Onder vaarwegbeheer wordt verstaan: de aanleg en het in stand houden van de infrastructurele voorzieningen die nodig zijn voor gebruik van het water door de scheepvaart. In de Verordening Water Noord-Brabant heeft de provincie het waterschap belast met het vaarwegbeheer over de daarin opgenomen vaarwegen. Nautisch beheer: Nautisch beheer is het reguleren van het scheepvaartverkeer op basis van de Scheepvaartverkeerswet. De Scheepvaarverkeerswet en het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement regelen het verkeer op vaarwegen. De nautisch beheerder is bevoegd regels te stellen. De aanwijzingen zoals vermeld in lid 2 van deze algemene regel kunnen derhalve ook betrekking hebben op scheepvaartaspecten (veiligheid, geen belemmering, etc.). 6. Profiel van vrije ruimte bij oppervlaktewaterlichamen Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, derde lid van de Keur voor het plaatsen, wijzigen of behouden van werken binnen het profiel van vrije ruimte, voor zover deze werken niet onomkeerbaar zijn of het een onomkeerbaar werk betreft en deze niet in vorm en afmeting verandert. Degene die werken plaatst, wijzigt of behoudt als bedoeld in het eerste artikel, verwijdert deze op eigen kosten op eerste aanzegging door of namens het bestuur. Begripsbepaling Niet onomkeerbare werken: werken die op eenvoudige wijze te verwijderen of te verplaatsen zijn. Het profiel van vrije ruimte is bedoeld om ruimte vrij te houden voor toekomstige ontwikkeling van de watergang. Het doel van het verbod is het voorkomen van ingrepen die het uit te voeren beekherstel ernstig belemmeren of onmogelijk maken. Dit profiel van vrije ruimte staat los van de beschermingszone. Voor werken in de beschermingszone moet getoetst worden aan de specifieke regels. De vrijstelling is slechts van toepassing voor ingrepen die geen onomkeerbaar karakter hebben in relatie tot beekherstel, het meanderende en/of natuurlijke karakter van de beek en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone. Onomkeerbaarheid is gekoppeld aan de mogelijkheid om de werken op eenvoudige wijze te verwijderen of te verplaatsen. Als een werk eenvoudig te verwijderen of te verplaatsen is, wordt het uit te voeren beekherstel niet ernstig gehinderd of onmogelijk gemaakt. In ieder geval worden de volgende werken als onomkeerbaar aangemerkt: - nutsleidingen; - bouwwerken welke duurzaam met de grond verbonden zijn d.m.v. fundamenten; - infrastructurele werken. Dergelijke werken vallen dan ook niet onder de vrijstelling. Op het moment dat het waterschap beekherstel gaat uitvoeren, zal de eigenaar van de werken verplicht worden om de werken op eigen kosten te verwijderen. Het plaatsen van een werk in het profiel van vrije ruimte is tijdelijk. Het onomkeerbare karakter is hiermee op eigen risico van de eigenaar van het werk. -6-

7. Steigers, vlonders, boothellingen en overhangende bouwwerken Vrijstelling wordt verleend van het verbod in artikel 3.1 eerste lid voor het aanleggen en behouden en verwijderen van een steiger, vlonder, boothelling of een overhangend bouwwerk in een oppervlaktewaterlichaam voor zover: 1. het een b-water betreft, of; 2. het een a-water betreft dat: a. geen vaarweg is, en b. waarvan het onderhoud van de betrokken oppervlaktewaterlichamen blijkens de legger uitsluitend vanaf het water gebeurt, en c. geen vastgestelde ecologische functie heeft. 1. De steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk in a en b-water, mag geen belemmering veroorzaken van de waterafvoer. 2. T.a.v. de steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk in a-water, zoals genoemd in lid 2 geldt tevens: a. De steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk belemmeren het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam niet, en b. onverminderd de onderhoudsplichten verwijdert de eigenaar/gebruiker van de steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk binnen een straal van 0,5 meter rondom het werk, al het voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en afval, en c. de steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk verkeert voortdurend in goede staat van onderhoud, en d. de steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk is vrijstaand en rust niet op - of vindt geen steun aan - oeverwerken, schanskorven, beschoeiing en dergelijke. Ter ondersteuning van de steiger of vlonder, boothelling boven het oppervlaktewaterlichaam mogen alleen palen in het oppervlaktewaterlichaam aangebracht zijn, waarbij ten hoogste één paal per strekkende meter is aangebracht, en e. er is een minimale doorvaarbreedte gewaarborgd van 3,50 meter in het midden van het oppervlaktewaterlichaam, en f. de steiger of vlonder of overhangend bouwwerk steekt, met inachtneming van de minimale doorvaarbreedte, maximaal 1,00 meter uit, gemeten uit de insteek, en g. de steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk is maximaal 5 meter breed, en h. de afstand ten opzichte van andere steigers, vlonders, boothellingen, overhangend bouwwerken of ondersteunende kunstwerken langs dezelfde oever bedraagt minimaal 5 meter, en i. de steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk is ten behoeve van groot onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam tijdelijk op aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur, door de eigenaar/gebruiker verwijderd. 3. De steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk die niet meer gebruikt wordt of niet meer in goede staat van onderhoud verkeerd, wordt terstond verwijderd. 4. Wanneer steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk is verwijderd wordt het talud en de bodem van het oppervlaktewaterlichaam vloeiend aangesloten. De taludbegroeiing wordt eveneens hersteld. Begripsbepaling Overhangend bouwwerk: bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk over het oppervlaktewaterlichaam, of het talud is geplaatst. Steiger: constructie die over een oppervlaktewaterlichaam is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel. Vastgestelde ecologische functie: Vastgestelde ecologische functies zijn aangegeven in de bijbehorende kaarten van het Waterbeheerplan en het Provinciaal Milieu- en Waterplan. Vlonder: constructie op het maaiveld grenzend aan het oppervlaktewaterlichaam. Het aanleggen, verwijderen en behouden van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. -7-

8. Bruggen Vrijstelling wordt verleend van het verbod in artikel 3.1 eerste lid voor het aanleggen, verwijderen of behouden van een brug in een b-water voor zover deze: a. Wordt aangelegd met een maximale breedte van 15 meter. Degene die een brug aanlegt, verwijdert, of behoudt als bedoeld in artikel 1: a. Plaatst de pijlers van de brug niet in het oppervlaktewaterlichaam, en b. Tast de stabiliteit van de oevers niet aan met de brughoofden, en c. Belemmert de waterdoorvoer niet, en d. Brengt bij verwijdering van de brug het oppervlaktewaterlichaam terug op de oorspronkelijke afmetingen. Begripsbepaling Brug: werk over een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van het oppervlaktewaterlichaam naar een perceel aan de andere kant van het oppervlaktewaterlichaam. Het aanbrengen van bruggen over de b-water betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De algemene regels is niet van toepassing op waterkeringen en bijbehorende beschermingszones A en B. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Voor het aanleggen, verwijderen of behouden van bruggen in a-wateren blijft maatwerk noodzakelijk. Het aanbrengen van een brug in een dergelijk oppervlaktewaterlichaam valt dan ook niet onder deze algemene regel. 9. Stuwen Vrijstelling wordt verleend voor het verbod, bedoeld in artikel 3.1 eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een stuw in een oppervlaktewaterlichaam voor zover: 1. de stuw wordt aangelegd, behouden of verwijderd in b-wateren, en 2. de stuw in overeenstemming met belanghebbenden wordt aangelegd, beheerd of verwijderd. 1. het watersysteem blijft binnen peilbesluitgebieden aan de geldende peilen uit het peilbesluit voldoen, en 2. degene die een stuw aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 zorgt ervoor dat de aan- en afvoer van water bij een hoge belasting van het watersysteem wordt gewaarborgd. Het plaatsen en behouden van een stuw betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudige en veel voorkomende activiteit in een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. 10. Dam met duiker 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, verlengen, geheel of gedeeltelijk verwijderen of behouden van een dam met duiker, voor zover: a. deze wordt aangelegd verlengd, verwijderd, of behouden in een b-water, en; b. deze wordt aangelegd op een afstand van minimaal 5 meter van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, en; -8-

c. deze een buislengte heeft van ten hoogste 15 meter per perceelszijde en deze aantoonbaar noodzakelijk is voor de perceelsontsluiting, en; d. deze voldoet aan de volgende maatvoeringen: * inwendige diameter duiker minimaal 0,30 meter, en * binnenonderkant van de duiker 0,05 meter onder de waterbodem gemeten bij een goede onderhoudstoestand volgens art. 2.4 van de keur, en * wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten. 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen verlengen of behouden van een tweede dam met duiker per perceelszijde voor zover: a. deze verplicht is op basis van wet- of regelgeving, en; b. deze wordt aangelegd of behouden in een b-water, en; c. deze wordt aangelegd of behouden op een afstand van minimaal 5 meter van een bestaande dam met duiker of van een ander (kunst)werk, en; d. deze een buislengte heeft van ten hoogste 15 meter, en; e. deze voldoet aan de volgende maatvoeringen: * inwendige diameter duiker minimaal 0,30 meter, en * binnenonderkant van de duiker 0,05 meter onder de waterbodem gemeten bij een goede onderhoudstoestand volgens art. 2.4 van de keur, en * wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten. 3. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het verwijderen van duikers in een a-water enkel ten behoeve van eigen gebruik. Degene die een dam met duiker verwijdert als bedoeld in lid 3, zorgt ervoor dat: a. het profiel van het oppervlaktewaterlichaam is hersteld door vloeiend aan te sluiten op het bestaande talud beneden- en bovenstrooms, en b. de nieuwe taluds zijn ingezaaid met een graszaadmengsel. Bij zandgronden is eerst een laag teelaarde aangebracht, en c. eventuele verzakkingen zijn hersteld. 3. Mededeling Degene die een dam met duiker uit een a-water verwijdert, zoals bedoeld in lid 3, deelt dit ten minste een week voor aanvang mede aan het bestuur. 4. Toelichting Het aanleggen, behouden of verwijderen en het verlengen van een dam met duiker in b -wateren betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Bij het plaatsen van een dam met duiker treedt er vernauwing op van het betreffende oppervlaktewaterlichaam, waardoor de doorstroming vermindert. Er wordt dan ook terughoudend omgegaan met het toestaan van dammen met duiker. Om de afwatering van het gebied waarbinnen het oppervlaktewaterlichaam zich bevindt te garanderen, worden er voorwaarden gesteld aan de afmetingen van de duiker, en het aantal dammen met duikers per perceel. Wanneer het oppervlaktewaterlichaam waarin een dam met duiker wordt geplaatst, verlengd (gedeeltelijk) of vervangen wordt, niet in eigendom is van de initiatiefnemer, dient meestal privaatrechtelijk toestemming te worden gekregen van de eigenaar van deze percelen. Wanneer een dam met duiker wordt aangelegd of verlengd ten behoeve van een ontsluiting naar de openbare weg dient toestemming te worden gekregen van de wegbeheerder. Het toestaan van een tweede duiker komt voort uit het voldoen aan onder andere bedrijfshygiënische voorschriften. Het verwijderen van een duiker in een a-water ten behoeve van eigen perceelsontsluiting heeft slechts geringe gevolgen voor het watersysteem. Daarom zijn deze werkzaamheden in een algemene regel opgenomen. Een mededeling wordt verplicht gesteld om de legger op orde te houden. -9-

11. Drainage Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.8 van de Keur, om zonder vergunning gronden te ontwateren met drainagemiddelen buiten de beschermde gebieden Keur. Degene die werken als bedoeld in het eerste lid aanlegt, behoudt of verwijdert voldoet aan de voorschriften volgens de algemene regel voor Lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en nabij oppervlaktewaterlichamen Begripsbepaling Beschermde gebieden Keur: gebied zoals aangewezen op de Keurkaarten waaronder bijvoorbeeld attentiegebieden, wijstgebieden, beschermde gebieden waterhuishouding. Deze algemene regel is van toepassing op de aanleg, behoud en verwijdering van (peilgestuurde) drainage. Deze algemene regel is niet van toepassing op drainage binnen de beschermde gebieden Keur (o.a. attentiegebied en beschermd gebied waterhuishouding) omdat deze gebieden beschermd dienen te worden tegen verdroging. Het gaat hierbij om de ligging van de drainage en niet om de ligging van de uitmonding. De algemene regel voor Lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en nabij oppervlaktewaterlichamen heeft ook betrekking op het aanleggen van drainage. Omdat die moeten worden aangebracht om het drainagewater te kunnen lozen in een oppervlaktewaterlichaam. Bij voorkeur worden de drainagesystemen zodanig aangelegd dat de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd, zodat een bepaald grondwaterpeil kan worden gerealiseerd, dat wordt bijgedragen aan de bestrijding van de verdroging, aan het conserveren van water en (mede) daardoor aan het beperken van de noodzaak voor het onttrekken van grondwater en oppervlaktewater ten behoeve van beregening- en bevloeiingsdoeleinden. Als er in de ontvangstput een pomp wordt geplaatst die peilregulerend werkt, is sprake van onderbemaling. Indien de pomp alleen zorgt voor een deugdelijke afwatering, zonder dat er een peilregulering van het drainagesysteem wordt bewerkstelligd, is sprake van drainage. Zowel het draineren als het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van lozingsvoorzieningen zijn vanuit waterstaatkundig oogpunt relatief eenvoudig en veelvoorkomend. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. 12. Brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de Keur voor het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam tot 100 m 3 per uur. Degene die water brengt in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorschriften: a. De waterloop kan de hoeveelheid water verwerken, b. De activiteit veroorzaakt geen overlast. 3. Maatwerk Ten aanzien van lozingen van meer dan 50 m 3 per uur, kan het waterschap conform artikel 1.4, derde lid maatwerkvoorschriften stellen. 4. Melding Degene die meer dan 50 m 3 per uur water in een oppervlaktewaterlichaam brengt, meldt dit ten minste vier weken voor aanvang aan het bestuur. 5. Toelichting Dit artikel bevat algemene regels voor het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam. Het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam tot 100 m 3 per uur is een relatief eenvoudig en, bijvoorbeeld in de agrarische sector, een veel voorkomende handeling waarvoor een permanente -10-

lozingsvoorziening in het talud van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Voor de lozingsconstructie geldt algemene regel 14. Lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en nabij oppervlaktewaterlichamen Het brengen van meer dan 50 m 3 per uur in een oppervlaktewaterlichaam, kan problemen geven in de waterafvoer van het water. Hierdoor is het mogelijk dat er wateroverlast ontstaat. Daarom is in de algemene regel een meldplicht opgenomen met een maatwerkbevoegdheid. Daar waar de watergang mogelijk problemen kan ondervinden door de lozing, kan het waterschap hier extra randvoorwaarden stellen in een dergelijk maatwerkvoorschrift. Deze algemene regel ziet niet op afvoer van hemelwater die rechtstreeks via een werk in het oppervlaktewaterlichaam wordt gebracht. Hiervoor geldt de algemene regel 15 Versnelde afvoer regenwater door verhard oppervlak. 13. Onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de Keur voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam tot 100 m 3 per uur. 2. Toelichting Dit artikel bevat algemene regels voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam. Het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam tot 100 m 3 per uur is een relatief eenvoudig en vooral in de agrarische sector een veel voorkomende handeling waarvoor een permanent onttrekkingsvoorziening in het talud van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Voor het onttrekkingswerk geldt algemene regel 14. Lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en nabij oppervlaktewaterlichamen Bij bijzondere omstandigheden kan het bestuur op basis van artikel 3.13, eerste lid van de Keur een onttrekkingsverbod instellen. Dit verbod geldt ook voor de onttrekkingen die onder deze algemene regel vallen. 14. Lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en nabij oppervlaktewaterlichamen Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur voor het aanleggen, verwijderen of behouden van lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en nabij a- en b-wateren. 1. Werken in a-wateren als bedoeld in de criteria, moeten zodanig worden aangebracht, dat het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam niet wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt en geen aantasting van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam plaatsvindt. 2. Werken als bedoeld in de criteria, mogen het doorstroomprofiel niet belemmeren. 3. Onverminderd de onderhoudsplichten verwijdert de eigenaar/gebruiker van de lozingsconstructies in a- wateren, binnen een straal van 0,5 meter rondom het werk in het talud, al het voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en afval. 3. Mededeling Degene die een lozingsconstructies en onttrekkingswerken aanlegt als bedoeld in artikel 1 in a-wateren deelt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden mee aan het bestuur. 4. Toelichting Lozingsconstructies en onttrekkingswerken in en langs oppervlaktewaterlichamen kunnen belemmerend werken voor onderhoud. Met deze algemene regel wordt een uniforme regeling geboden voor dergelijke werken. Deze moeten zodanig worden aangebracht dat hierdoor het onderhoud aan het betreffende -11-

oppervlaktewaterlichaam niet belemmerd wordt of handelingen leiden tot schade aan taluds en/of waterbodem. In het geval van een waterlozingspunt (buis) of drainagebuizen in oppervlaktewaterlichamen kan aan het volgende worden gedacht (niet-limitatief): * de uitmondingen van de drainagebuizen moeten zo worden aangelegd en gehouden, dat geen aantasting van het profiel van de watergang kan plaatsvinden; * het talud van de watergang vanaf de uitmonding van de drainagebuizen moet beschermd worden door het aanbrengen en onderhouden van uitloopgoten; * deze uitloopgoten moeten minimaal 0,15 m ingezonken in het talud van de watergang worden aangebracht en gehouden; * (drainage)buizen moeten worden afgeschuind overeenkomstig de taludhelling van de watergang; * na het aanbrengen van het waterlozingspunt moet de onderhoudsstrook goed geëgaliseerd zijn en vrij van (overige) obstakels. * Voor onttrekkingen aan oppervlaktewaterlichamen gelden dezelfde uitgangspunten ten aanzien van de daarvoor benodigde werken; * Indien nodig wordt de lozingsconstructies voorzien van een taludbescherming, deze taludbescherming reikt minimaal vanaf de onderkant van de lozingsvoorziening tot aan de laagste waterstand in het oppervlaktewaterlichaam, bij een oppervlaktewaterlichaam met een bovenbreedte van 4 meter of kleiner is de taludbescherming aan beide zijden van het oppervlaktewaterlichaam aanwezig; de taludbescherming strekt in horizontale richting 1 meter links en rechts van de lozingsvoorziening; Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap effectief toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden bij a- wateren. Om deze reden is een verplichte mededeling in deze algemene regel opgenomen. 15. Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, voor het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover: a. Het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m 2 is, of; b. De toename van verhard oppervlak maximaal 2.000 m 2 is, of; c. De toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak. d. De toename van verhard oppervlak groter dan 2.000 m 2 tot en met 10.000 m 2 is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale compensatie conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m 3 ) = toename verhard oppervlak (in m 2 ) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) De voorziening voldoet aan de volgende eisen: i. De bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG); ii. De afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben; iii. Daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen. 2. Toelichting Toename of afkoppelen van verhard oppervlak tot en met 10.000 m 2 heeft een beperkte invloed op het waterhuishoudkundig systeem. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Trits vasthouden-bergen-afvoeren Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem. Voor ontwikkelingen die dit negatief kunnen beïnvloeden, wordt daarom uitgegaan van de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Dat wil zeggen dat water zoveel mogelijk in een gebied wordt vastgehouden door infiltratie en waar dit niet mogelijk is water tijdelijk wordt geborgen (retentie). Door water lokaal te infiltreren of te bergen in een voorziening wordt het versneld afvoeren van overtollig hemelwater naar het bestaande oppervlaktewatersysteem zoveel mogelijk -12-

voorkomen. Bij zeer grote neerslaghoeveelheden zal de genoemde voorziening het aangeboden water echter onvoldoende kunnen verwerken. Een noodoverloopconstructie kan er dan voor zorgen dat het overtollige water gecontroleerd naar een plek wordt afgevoerd waar het geen overlast kan veroorzaken. Dit kan zijn het aangrenzend oppervlaktewater of een laagte op het eigen perceel. De noodoverloopconstructie moet hierbij voldoen aan de algemene regels voor lozingsconstructies. De benodigde compensatie heeft als boven- en ondergrens respectievelijk de noodoverloopconstructie en de lokale grondwaterstand. De grondwaterstand is bepaald op de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), zodat infiltratie in de bodem mogelijk is en de capaciteit niet wordt beperkt door grondwater. Begripsbepaling Verhard oppervlak: Al het oppervlak dat er voor zorgt dat hemelwater sneller tot afvoer komt naar een oppervlaktewater dan in de huidige situatie zonder verharding Toename: Een wijziging van onverhard naar verhard oppervlak. Vervangende nieuwbouw wordt niet beschouwd als toename verhard oppervlak. Afkoppelen verhard oppervlak: Onder afkoppelen van verhard oppervlak wordt verstaan het onderbreken van de afvoer van op bestaand verhard oppervlak vallend hemelwater via een gemengde of verbeterd gescheiden riolering naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie. In plaats daarvan wordt het hemelwater via infiltratie in de bodem of via afstroming of via hemelwaterriolering naar het oppervlaktewater afgevoerd. Groen dak: dak dat bedekt is met vegetatie met een waterbergende functie. Gevoeligheidsfactor: nominale waarde die de hydrologische gevoeligheid en infiltratiepotentie van de locatie uitdrukt, zie kaart gevoeligheid piekafvoeren Bijlage 1 van de algemene regels. 0,06: is de waterschijf van 60 mm die overeenkomt met de vastgestelde bovengrens voor de compensatiecapaciteit van 600 m 3 /ha. Voorziening: Een voorziening die moet worden aangelegd om te voorkomen dat de extra hoeveelheid hemelwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak versneld wordt afgevoerd naar het ontvangende watersysteem. In de voorziening wordt water tijdelijk geborgen en/of geïnfiltreerd in de bodem. Toelichting Het waterschap stelt criteria vast waarin is opgenomen in welke gevallen toename van verhard oppervlak van compenserende maatregelen moet worden voorzien zodat de toename van piekafvoeren wordt beperkt. De criteria maken onderdeel uit van deze algemene regel. Indien de compensatie voldoet aan deze criteria, is een vergunning niet noodzakelijk. Ad a, b en c) De hydrologische gevolgen van de ontwikkelingen tot en met 2.000 m 2 toename van verhard oppervlak of tot en met 10.000 m 2 afkoppelen van verhard oppervlak en groen dak zijn voor het ontvangende watersysteem beperkt. Tevens zou bij ontwikkelingen van deze omvang noodzakelijke compensatie bij een geïsoleerde voorziening resulteren in een voorziening die slecht beheer(s)baar is en weinig zekerheid op functioneren biedt. Een derde belangrijke reden voor deze vrijstelling is het beperken van de administratieve last voor zowel waterschap (vergunningverlening) als initiatiefnemer (vergunningaanvraag). Ad d) De hydrologische gevolgen van de ontwikkelingen vanaf 2.000 m 2 tot en met 10.000 m 2 toename van verhard oppervlak voor het ontvangende watersysteem moeten worden gecompenseerd door een voorziening aan te leggen. De benodigde omvang van de compensatie in kubieke meters dient te worden vastgesteld met de vermelde rekenregel. 16. Kabels en leidingen in en nabij a-wateren en b-wateren 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur voor het aanleggen, verwijderen en behouden van kabels en leidingen onder, boven of langs b-wateren. 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 eerste lid van de Keur voor het aanleggen en behouden van kabels en leidingen onder of langs a-wateren en in de daarbij behorende beschermingszone, indien de kabels en leidingen: -13-

a. niet worden aangelegd of behouden in het profiel van vrije ruimte; b. haaks op de watergang worden gelegd, dient de afstand te zijn: - minimaal 1 meter onder de waterbodem, of - minimaal 2 meter onder de waterbodem bij een watergang waar beschoeiing aanwezig is, of - minimaal 2,5 meter onder de waterbodem van een vaarweg, en - minimaal 1 meter, gemeten haaks op het taludvlak, en - minimaal 1 meter onder de beschermingszone, en - minimaal 1 meter onder een ondersteunend kunstwerk; c. parallel aan de watergang op ten minste 1 meter afstand horizontaal en verticaal gemeten uit de insteek worden gelegd. 3. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 eerste lid van de Keur voor het verwijderen van kabels en leidingen onder of langs a-wateren en in de daarbij behorende beschermingszone, indien de waterafvoer ter plaatse te allen tijde gewaarborgd blijft. 4. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 eerste lid van de Keur voor het aanleggen, verwijderen en behouden van kabels en leidingen over a-wateren en de daarbij behorende beschermingszone, indien de kabels en leidingen: a. bevestigd zijn aan, dan wel samenvallen met bestaande bruggen of stuwen over het oppervlaktewaterlichaam, of b. bij andere ondersteunende kunstwerken dan bedoeld in vorig lid, worden aangelegd met een minimale afstand van 0,30 meter tussen ondersteunend kunstwerk en kabel of leiding en er bij een kabel een overlengte is van minimaal 1 meter, in de vorm van een lus. a. Degene die een kabel of leiding aanlegt als bedoeld in het tweede lid onder b, voert de kruising uit door middel van een gestuurde persing of boring. b. De kabel of leiding onder een beschermingszone bezit voldoende draagkracht voor het dragen van machines ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden aan het oppervlaktewaterlichaam. c. Degene die een kabel of leiding aanlegt of verwijdert als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid van de criteria herstelt na uitvoering van de werkzaamheden de beschermingszone, talud en waterbodem, zodanig dat de stabiliteit van het waterstaatswerk en de beschermingszone wordt gegarandeerd en het uit te voeren onderhoud niet wordt belemmerd. Begripsbepaling Leidingen: Mediumvoerende buisconstructies, die geen lozingswerk zijn en niet in open verbinding staan met oppervlaktewater. Gestuurde persing of boring: een sleufloze boortechniek waarbij obstakels zoals oppervlaktewater diep onder het maaiveld kunnen worden gepasseerd. Kabel: Onder kabels vallen voorzieningen voor het aanleggen, hebben en onderhouden van onder andere elektriciteits-, signaal en telecommunicatievoorzieningen. Het leggen en verwijderen van kabels en leidingen onder of over oppervlaktewaterlichamen en hun beschermingszone komt regelmatig voor. Het gebeurt veelal door gespecialiseerde bedrijven in opdracht van nutsbedrijven. Verwacht wordt dat de daarop betrekking hebbende NEN-normen worden toegepast. Indien gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructurele werken, in eigendom van het waterschap, moet hier toestemming voor worden verkregen. -14-

17. Beschoeiing Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een beschoeiing, voor zover: a. deze wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een b-water, en b. de bergings- en de doorstroomcapaciteit van dat b-water gelijk blijft. Degene die een beschoeiing verwijdert als bedoeld in artikel 1 brengt het b-water terug op de afmetingen conform het oorspronkelijk profiel. Begripsbepaling Beschoeiing: grondkerende constructie in de oeverlijn/talud om de oever/talud tegen afkalving te beschermen. Het aanbrengen van oeverbeschermende beschoeiingen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt in b- wateren een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Deze niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering of de bijbehorende beschermingszones A en B. De beschoeiing moet deugdelijk aangebracht worden, zodat er geen verzakkingen of verplaatsingen kunnen optreden. Zodat voorkomen wordt dat grond van achter de beschoeiing in het oppervlaktewaterlichaam komt, en het bergend vermogen en de doorstroom mogelijkheid niet worden aangetast. 18. Anti-worteldoek Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van anti-worteldoek voor zover deze wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een b-water. Degene die een anti-worteldoek aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 verkleint het profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet. Begripsbepaling Anti-worteldoek: kunststof doek dat wel water maar geen licht en wortelgroei doorlaat. Bij veel tuinen van particulieren en bedrijven wordt anti-worteldoek op het talud van oppervlaktewaterlichamen toegepast om de tuin ter plaatse een net afgewerkt karakter te geven en het onderhoud te vergemakkelijken. Zolang het profiel in stand blijft, is doorstroming en berging van de watergang gewaarborgd. 19. Stoffen, voorwerpen en dieren Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het neerleggen, laten staan of laten liggen van vaste substanties aanleggen, behouden of verwijderen van stoffen of voorwerpen of het houden van dieren, voor zover: a. dit plaatsvindt in b-wateren, of; b. het houden van dieren plaatsvindt in de beschermingszone van a-wateren De onder 1 genoemde activiteit mag de water aan- en afvoer niet belemmeren en het onderhoud niet hinderen. -15-

Het komt voor dat er in een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszone activiteiten zijn zoals begrazing. Deze activiteiten hebben nauwelijks gevolgen voor de waterhuishouding en daarom zijn ze opgenomen in deze algemene regel. Door te regelen dat dieren zonder vergunning in de beschermingszone mogen verblijven, wordt ervoor gezorgd dat daar begraasd kan worden. 20. Veekeringen op beschermingszone Vrijstelling wordt verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur voor het plaatsen en hebben van veekeringen in beschermingszones en/of profielen van vrije ruimte die haaks op de insteek zijn geplaatst, indien deze veekeringen ten behoeve van het onderhoud zonder hulpmiddelen tijdelijk kunnen worden weggenomen. 1. De veekering is noodzakelijk in kader van artikel 2.7 van de Keur, en 2. Degene die de veekering verwijdert brengt na uitvoering daarvan de beschermingszones en/of profiel van vrije ruimte terug in de oorspronkelijke staat, en 3. Onverminderd de onderhoudsplichten verwijdert de eigenaar/gebruiker van de veekering binnen een straal van 0,5 meter rondom het werk, al het voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en afval. Het komt voor dat er bij een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszone vee wordt gehouden. Hiervoor zijn plaatselijk veekeringen nodig, zoals ook vereist in de Keur. Deze activiteiten hebben nauwelijks gevolgen voor de waterhuishouding en daarom zijn ze opgenomen in deze algemene regel. Doordat de veekeringen in de beschermingszone eenvoudig tijdelijk verwijderd kan worden blijft onderhoud mogelijk. 21. Werken ten behoeve van openbare wegen langs a-wateren Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur voor het aanbrengen, behouden en verwijderen van werken ten behoeve van openbare wegen langs a-wateren, voor zover: a. Het werk wordt minimaal 0,5 meter uit de insteek geplaatst, en. b. De afstand tussen het straatmeubilair en andere obstakels in de beschermingszone of in a-water bedraagt minimaal 10 meter. Degene die werken als bedoeld in het eerste lid aanbrengt, voldoet aan de volgende voorschriften: a. De werken worden zodanig aangebracht dat het onderhoud aan het a-water niet wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt, en, b. De verharding dient afdoende draagkracht en stabiliteit te hebben voor de manier van onderhoud, en c. Onverminderd de onderhoudsplichten verwijdert de eigenaar/gebruiker van het werk binnen een straal van 0,5 meter rondom het werk in het talud, al het voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en afval. Begripsbepaling Openbare weg: weg in beheer van een overheid; Straatmeubilair: bouwwerken, niet zijnde gebouwen, ten dienste van het verkeer. Het betreft relatief eenvoudige en veel voorkomende werken die met name veel voorkomen in stedelijk gebied. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. De werken die bedoeld zijn voor openbare wegen hebben een maatschappelijk belang, waardoor onder voorwaarden altijd toe te staan. Hierbij moet wel het onderhoud aan de watergang mogelijk blijven. Om dit -16-