omas.tif ] 50
Erwtensoep in augustus De zon weerkaatst in het water. Thomas staart naar de dobber die zacht op en neer deint. Vissen vindt hij het mooiste wat er is. Het maakt hem altijd rustig in zijn hoofd. En nou maar hopen dat Mart niet begint te zeuren. Hij kan van die domme vragen stellen. Wat is dit? Waarom doe je dat? Hij weet wel waarom zijn broertje mee wilde. Niet om het vissen, dat interesseert hem niks. Nee, Mart wilde mee omdat Thomas straks op een stil plekje zijn nieuwe rookbom gaat uitproberen. Hij heeft hem onderin zijn vistas gestopt. Daar heb je die rotjongens weer, zegt Mart. Thomas kijkt over zijn schouder. Twee jongens lopen in de richting van het grote grasveld, Kadir en Jasper. Ze hebben een bal bij zich. Thomas haat Kadir, de grootste pestkop uit de buurt. Zijn blik gaat naar zijn oude fi ets die verderop tegen een boom staat. Eigenlijk is die te klein voor hem. Hij kreeg die fi ets toen hij zeven was. Toen al was hij tweedehands. De remmen doen het nu niet meer en het licht is ook kapot. Maar ze moeten er wel met hun poten vanaf blijven. Ze gaan voetballen, zegt Mart. Zolang ze ons maar met rust laten, denkt Thomas. Heb je geen zin om te voetballen? vraagt zijn broertje. Dat kan jij toch goed? Thomas lacht spottend. Met die eikels zeker? Vroeger zat hij ook op voetbal. Dat was in de rijke tijd, zoals hij dat noemt. Toen zijn vader nog thuis woonde. Ze woonden in een dorp waar hij het hart- 51
stikke naar zijn zin had. Maar toen zijn vader wegging, moesten ze verhuizen. Waar zou zijn vader nu zijn? Hij denkt nog vaak aan hem. Thomas gluurt achterom. Gelukkig letten ze niet op hem. Ze zitten allebei op VVAK, stomme club. Hij heeft zelf bedacht wat dat betekent: Verboden Voor Arme Kinderen. Zijn dobber schiet naar beneden. Beet! roept hij opgewonden. Hij gaat staan en haalt voorzichtig zijn hengel op. Aan het haakje spartelt een zilverkleurig visje. Behendig haalt hij het los van de haak en gooit het terug in het water. Hé Thomas, heb je de broek van je broertje aan? schreeuwt Kadir. Thomas kijkt naar zijn broek. Het uiteinde van de pijpen is rafelig en je kunt een stukje van zijn blote enkels zien. Het valt hem niet eens meer op. Zijn moeder vindt het erger dan hijzelf. Dat ontdekte hij vorige week toen ze haar zus aan de lijn had. Ze had het over schulden en dat ze geen geld had om kleren te kopen. Toen ze merkte dat hij in de kamer was, begon ze snel over wat anders. Dat is mijn broek helemaal niet, fluistert Mart. Natuurlijk niet, antwoordt Thomas, laat ze maar kletsen. Hij gaat snel weer zitten. Niks terugzeggen, dan houden ze wel op. Dat visje was te klein om op te eten, zegt Mart. Thomas moet een beetje lachen. Heb je alweer honger? Mart knikt. Het is mooi weer om te barbecuen, maar vlees is duur hè? Heel duur, antwoordt Thomas. Mart is gek op barbecuen, net als iedereen thuis, zijn moeder, zijn twee zusjes en hijzelf ook. Het is lang geleden dat ze hebben gebarbecued. Vanavond eten ze erwtensoep, voor de tweede keer deze week. Erwtensoep in augustus. Maar ja, het is het eind van de maand. Dan eten we uit de voorraadkast, zegt zijn moeder altijd. Eten uit blik. Ze heeft een tijd geleden voor weinig geld een heleboel blikken erwtensoep gekocht. 52
Mart schuift dichter naar hem toe. Weet je wat je moet doen als die rotjongens weer pesten? fluistert hij. Dan moet je die rookbom naar ze gooien. Goed idee van jou, antwoordt Thomas. Als die rookbom goed is gelukt, gaat hij siervuurwerk maken met verschillende kleuren. De spullen daarvoor wil hij straks al kopen. Het geld zit in een envelop in zijn zak. Zijn moeder heeft hem geholpen met sparen. Als hij boodschappen deed of een ander klusje kreeg hij geld van haar, vijf of tien cent. Soms deed hij ook wel karweitjes voor de buren. Die gaven meestal wat meer geld, maar dat maakt niet uit. Mooi werk is dat, vuurwerk maken. Hij heeft er veel verstand van. Later wil hij een eigen vuurwerkzaak beginnen. En als hij dan rijk is, krijgt zijn moeder net zoveel geld als ze wil. Dan hoeft ze nooit meer erwtensoep te eten. Thomas is zo in gedachten verzonken dat hij niet merkt dat Mart dichter naar hem toe is gekropen. Pas als hij een droge, witte boterham uit zijn tas pakt, kijkt hij opzij. Hé, dat is aas voor de vissen. Eén boterham maar, zegt Mart met volle mond. Dan hoef ik straks niet zoveel erwtensoep te eten. Thomas schrikt op van een raar geluid. Als hij omkijkt ziet hij dat Kadir de bal tegen zijn fi ets heeft geschoten. De fi ets is op de grond gekletterd. Kan je niet uitkijken? roept hij. Waarvoor, antwoordt Kadir, voor dat oude wrak zeker? Dat ding is niks meer waard, man. Thomas voelt een woedeaanval opkomen. Niks zeggen, denkt hij, geen ruzie. Dat heeft hij zijn moeder beloofd. Hij weet van zichzelf hoe driftig hij kan worden. En dan weet hij niet meer wat hij doet. Soms is hij zo boos dat hij rondjes in de buurt gaat rennen om weer rustig te worden. Of hij stompt net zolang op zijn kussen tot hij helemaal is uitgeput. 53
Jullie kunnen helemaal niet voetballen! roept Mart. Stil nou, sist Thomas, gewoon voor je kijken. Ben je bang voor die pestjongens? vraagt Mart zacht. Zijn broer geeft geen antwoord. Waarom ga je niet bedelen? roept Kadir. Dan kun je misschien een nieuwe fi ets kopen. Met twee handen knijpt Thomas zo hard in de hengel dat het bloed uit zijn handen wegtrekt. Wacht maar, denkt hij. Volgend jaar krijg ik een nieuwe fi ets, als ik naar de middelbare school ga. Nou ja, een nieuwe tweedehands fi ets, maar wel een goeie. Moet je ze dan zien kijken. Waarom zeg je niks terug? fluistert Mark. Dat heeft geen zin. Thomas voelt hoe zijn broertje hem aankijkt. Je bent echt bang voor ze, hè? De dobber duikt weer naar beneden. Als Thomas de hengel ophaalt, spartelt er opnieuw een klein visje aan. Het lijkt wel dezelfde als net, zegt Mart. Achter hem klinkt gelach. Alvast bedankt voor het lenen! schreeuwt Kadir. Met een ruk draait Thomas zich om. Hij ziet hoe Kadir op zijn fi ets wegrijdt, zijn vriend zit achterop. We maken er een crossfi ets van! roept Jasper. Hij heeft de bal onder zijn arm geklemd. De fi ets kraakt en piept als ze over het voetpad wegrijden. De jongens zijn al te ver weg om ze nog in te halen, maar Thomas weet waar ze wonen. Op de hoek van het smalle poortje blijven ze staan. Aan weerskanten staan stenen tuinschuurtjes. Uit het open raampje van een van de schuren klinken de stemmen van Kadir en Jasper. Thomas hoopte al dat ze hier zouden zijn. Jij blijft hier wachten, zegt hij. Hij geeft de hengel aan zijn broertje. Als er wat mee gebeurt, doe ik je wat. 54
Hij is zuinig op zijn hengel, het laatste cadeau van zijn vader. Wat ga je doen? vraagt Mart. Ze zijn sterker dan jij. Thomas zet zijn tas op de grond en haalt er een wit pakketje uit, de rookbom. Dan voelt hij voor alle zekerheid in zijn broekzak of hij de aansteker nog heeft. Wacht maar af, ik ben zo terug. Hij sluipt het poortje in. Wat ga je met die oude rotfi ets doen? hoort hij door het open raampje. Zullen we de spatborden eraf halen? roept Kadir. Misschien rammelt ie dan niet zo hard meer. Ze moeten er allebei om lachen. Onder het open raampje knoopt Thomas een zakdoek voor zijn gezicht. Daarna haalt hij rustig de aansteker uit zijn zak. Even later duwt hij de brandende rookbom door het open raampje naar binnen. Hij hoort hoe het pakketje met een plof op de grond valt. Wat is dat? vraagt Jasper. Er brandt iets! schreeuwt Kadir. Kijk dan man, allemaal rook! Door het raampje ziet Thomas dat de schuur zich snel met dikke, grijze rook vult. Beter dan de vorige, denkt hij trots. Binnen hoort hij de jongens hoesten. Naar buiten, schreeuwt Kadir met verstikte stem, we moeten water hebben! Om de hoek ziet Thomas dat ze door het achtertuintje naar de keukendeur rennen. Hij grijpt zijn kans en sluipt naar binnen. Met tranende ogen tuurt hij om zich heen. Daar staat zijn fi ets. Snel duwt hij hem naar buiten. Rustig fi etst Thomas met Mart naar het winkelcentrum. Hij moet oppassen dat zijn knieën niet tegen het stuur komen. Waar kan je spullen voor het siervuurwerk kopen? vraagt Mart. Dat zie je wel. Thomas zet zijn fi ets tegen een lantaarnpaal. Samen lopen ze in de richting van de winkels. 55
Ik heb niet veel van de rookbom gezien, zegt Mart. Hij heeft nog steeds de hengel vast. Straks zie je rook genoeg. Hoe bedoel je? Voor de etalage van de slager blijft Thomas staan. Hij haalt de envelop uit zijn zak en telt het geld. Verkopen ze hier spullen voor siervuurwerk? vraagt Mart verbaasd. Zonder antwoord te geven loopt Thomas naar binnen. Mart kijkt hem na. Zijn oog valt op een bord. AANBIEDING: VLEESPAKKET VOOR DE BARBECUE. En dan begrijpt Mart het opeens. Vanavond eten ze geen erwtensoep. 56