* * Geachte heer Knoester,

Vergelijkbare documenten
* * Geachte heer Knoester,

Betreft: Brief inzake het verzoek om nader onderzoek op de voet van 461 Sv ingediend namens de veroordeelde [verzoeker] door mr. K.D.

* * Geachte heer Knoops,

Adviescommissie afgesloten strafzaken Postbus EH Den Haag

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

ECLI:NL:GHARL:2015:2014

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

* * Geachte mevrouw Weski,

VIII NIEUW FORENSISCH-TECHNISCH FEIT: DE PIEKENPROFIELEN EN IMPACT OP BEWIJSCONSTRUCTIE HOF

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:RBMNE:2014:1329

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

Adviescommissie afgesloten strafzaken Postbus EH Den Haag

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Jaarverslag Toegangscommissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken 2009

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Het hof heeft de bewezenverklaring van doodslag in het arrest als volgt gemotiveerd:

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2157

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

Leidraad voor het nakijken van de toets

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:RBDHA:2015:766

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Hof van Cassatie van België

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

Hof van Cassatie van België

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder

2. Namens verzoeker heeft mr Lina, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.

gezien de aanvraag tot aanwijzing van GennepNews als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Gennep, bij van 31 maart 2017;

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 april 2015 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

De Minister van Justitie

Adviescommissie afgesloten strafzaken Postbus EH Den Haag

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHDHA:2017:1150

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs. 1. Informatieplicht

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Adviescommissie afgesloten strafzaken Postbus EH Den Haag

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390

ECLI:NL:RBMAA:2011:BT7627

Transcriptie:

Nolet Advocaten T.a.v. J.A.W. Knoester Abraham Patrasstraat 5 2509 CN Den Haag Datum 21 juli 2015 Zaaknummer 13/00832H Betreft: Brief inzake het verzoek om nader onderzoek op de voet van art. 461 Sv ingediend namens de veroordeelde [verzoeker] door mr. J.A.W. Knoester. Geachte heer Knoester, Bij schrijven van 15 februari 2013 heeft u zich gewend tot de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden met een verzoek tot het verrichten van nader onderzoek naar het bestaan van gronden voor een herziening van de onherroepelijke veroordeling van uw cliënt, [verzoeker], hierna ook de verzoeker genoemd. Bij arrest van 26 februari 2002 heeft het gerechtshof te Den Bosch de verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. 1 De strafzaak betreft de levensberoving op 1 april 2000 van [slachtoffer 1], en dit door het opzettelijk en met voorbedachten rade afvuren van meerdere kogels op zijn hoofd en rug. Bij arrest van 18 maart 2003 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen (01584/02) en is de veroordeling onherroepelijk geworden. 1 De terbeschikkingstelling is tot een einde gekomen door de afwijzing van de rechtbank, bij uitspraak van 20 september 2011, van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. *5800570*

Datum 21 juli 2015 Pagina 2 van 11 In uw verzoek van 15 februari 2013 somt u een aantal aanknopingspunten op voor onderzoek waarmee u beoogt gegevens te vinden die uitwijzen dat de verzoeker niet degene is geweest die Koenders van het leven heeft beroofd. Kort gezegd verzoekt u in dat licht het volgende onderzoek te doen verrichten: - nagaan welke personen in contact zijn gekomen met de (kogel)hulzen die op de plaats van het delict zijn aangetroffen. Onderzoeksbureau Independent Forensic Services (IFS) heeft op de kogelhulzen biologische sporen aangetroffen, en daarvan DNA-deelprofielen kunnen bepalen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft deze deelprofielen onderzocht en na vergelijking met de profielen die zijn opgenomen in de zogeheten eliminatiedatabank 26 matches aangetroffen, namelijk met 10 (oud) medewerkers van het NFI, 12 medewerkers van politie en 4 bezoekers van het NFI. U betoogt dat door eliminatie van de matches met de DNA-profielen van voornoemde justitieketenpartners die daadwerkelijk toegang tot de hulzen hebben gehad, het DNA-deelprofiel kan leiden tot de werkelijke schutter (verzoek 1); - het horen van [betrokkene 2] als getuige omtrent zijn wetenschap met betrekking tot een eventuele persoonsverwisseling waarbij [slachtoffer 1] mogelijk voor iemand anders zou zijn aangezien (verzoek 2); - het achterhalen van de identiteit van [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en hen vervolgens beiden horen als getuige vanwege hun beider aanwezigheid in café [A] op de dag van de moord op een zekere [slachtoffer 2] alsook de aanwezigheid van [betrokkene 4] in dat café op de dag van de moord op [slachtoffer 1]. Dit verhoor kan informatie opleveren over een mogelijk verband tussen beide moordzaken (verzoek 3); - het achterhalen van de identiteit van de vrouw die blijkens het politiejournaal bij het verhoor van [betrokkene 1] aanwezig was, om haar als getuige te horen

Datum 21 juli 2015 Pagina 3 van 11 over het verband tussen de moord op [slachtoffer 2] en de moord op [slachtoffer 1] (verzoek 4); - nagaan of in het dossier aanwezig is de verklaring van de getuige die volgens een mutatie in het journaal tegenover het café [A] woont en als getuige is (of zou worden) gehoord in het onderzoek naar de moord op [slachtoffer 1]. Wanneer het betreffende proces-verbaal zich niet in het dossier bevindt, wordt verzocht onderzoek te doen naar de identiteit van de vrouw teneinde haar alsnog als getuige te kunnen horen (verzoek 5); - onderzoek naar de identiteitsgegevens van de personen van wie in dit onderzoek telecommunicatie is afgetapt en deze voorts als getuigen horen in verband met het scenario dat de dood van [slachtoffer 1] een afrekening betreft door bekenden van [slachtoffer 2]. Voorts wordt verzocht de beschikking te krijgen over de verslagen van de tapgesprekken (verzoek 6); - onderzoek naar de identiteit van ene [betrokkene 6] en diens vriendin [betrokkene 7], die in het onderzoek naar de moord op [slachtoffer 2] zijn gehoord, opdat zij als getuigen kunnen worden gehoord in de onderhavige zaak in verband met een mogelijke relatie tussen de moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (verzoek 7); - onderzoek naar de identiteit van een Marokkaanse kampbewoner die bij het onderzoeksteam in beeld kwam na een tip van een verbalisant werkzaam in een ander politiedistrict, teneinde hem te horen over zijn betrokkenheid bij, althans wetenschap over de moord op [slachtoffer 1] (verzoek 8); - het horen als getuige van ene [getuige 1], zodat hij ten eerste nader kan worden bevraagd omtrent de (kleur van) de scooter waarop de dader reed en voorts omtrent zijn verdere weigering aan het onderzoek mee te werken als gevolg van dreigementen door het woonwagenmilieu (verzoek 9); - Het horen als getuige van verbalisant [verbalisant 1], teneinde hem te bevragen omtrent het verloop van het onderzoek en de onderzoekskeuzes die door de politie zijn gemaakt (verzoek 10).

Datum 21 juli 2015 Pagina 4 van 11 Inzage in het strafdossier inzake de levensberoving van [slachtoffer 2] en inzage in het niet-geanonimiseerde politiejournaal. Voorts heeft u mij schriftelijk meermalen verzocht om inzage in de bescheiden die de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) voor nadere bestudering opvroeg, waaronder met name de niet-geanonimiseerde versie van het politiejournaal en het strafdossier inzake de levensberoving van [slachtoffer 2]. Ten aanzien van dit laatste verzoek volsta ik met de opmerking dat u op 7, 14 en 30 april jl. bij de strafgriffie van de Hoge Raad in de gelegenheid bent gesteld het originele strafdossier inzake kort gezegd - de moord op [slachtoffer 2], met parketnummers 01/029014-00 en 20/002917-00, in te zien. Uw verzoek om inzage in een niet-geanonimiseerde versie van het politiejournaal wijs ik af, en wel om de volgende redenen. De verzoekprocedure die u op de voet van art. 461 Sv aan mijn adres hebt geïnitieerd voorziet niet in bepalingen die de verzoeker en zijn raadsman aanspraak geven op de ongelimiteerde inzage in dossierstukken. Evenwel dient naar mijn inzicht (ook) in een dergelijke verzoekprocedure zoveel mogelijk dossiertransparantie te worden betracht. Dit houdt in dat u in beginsel kunt beschikken over alle informatie die voor u relevant is, opdat u namens uw cliënt volledig geïnformeerd uw standpunt kunt bepalen en bepleiten. Op dit beginsel zijn echter uitzonderingen mogelijk. De noodzaak om rechten en belangen van derden te beschermen, alsook de belangen van een doelmatige opsporing in algemene zin vereisen onder specifieke omstandigheden dat het recht op inzage aan beperkingen wordt onderworpen. Terzijde merk ik op dat een zodanig voorbehoud zich verdraagt met art. 6 EVRM, welke bepaling op deze verzoekprocedure overigens niet van toepassing is. Ook art. 6

Datum 21 juli 2015 Pagina 5 van 11 EVRM belichaamt geen absoluut recht op kennisneming en laat onder omstandigheden restricties toe op de daarin verankerde informatierechten. In het voorliggende geval wegen de belangen van getuigen c.q. derden, wier (persoons)gegevens worden blootgelegd in het niet-geanonimiseerde journaal, zwaarder dan verzoekers recht op ongehinderde inzage. Aan hun privacy en veiligheid hecht ik zeer. In de tweede plaats functioneert het systeem van een journaal ter vastlegging van werkaantekeningen uitsluitend naar behoren indien de betrokken rechercheurs kunnen uitgaan van de vertrouwelijkheid van de door hen gerelateerde gegevens. De hindernissen waarmee u als gevolg hiervan kampt zijn zoveel mogelijk geredresseerd door inzage in een geanonimiseerde versie van het journaal. Verder dan dit kan ik niet gaan. Ik meen voor dit standpunt steun te kunnen putten uit de (u onwelgevallige) uitspraak d.d. 5 september 2012 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een zaak die u tegen de toenmalige korpsbeheerder van de politieregio Brabant Zuid-Oost heeft aangespannen, eveneens strekkende tot ongelimiteerde toegang tot dit politiejournaal. Mijn oordeel wordt niet anders doordat de ACAS wel inzage heeft gehad in het nietgeanonimiseerde journaal. De door u aanhangig gemaakte verzoekprocedure ex art. 461 Sv draagt niet het karakter van een contradictoir proces waarin de verzoeker, de ACAS en/of de procureur-generaal bij de Hoge Raad gedingpartij is. De ACAS adviseert mij naar aanleiding van uw verzoek om nader onderzoek. Het is mede in het belang van de verzoeker dat de ACAS, die geheel onafhankelijk is, bij de totstandkoming van haar advies desgewenst volledig wordt geïnformeerd, ook in die gevallen waarin ik de verzoeker en zijn raadsman geen ongehinderde inzage in het dossier kan toestaan. Anders dan u is de ACAS gebonden aan een geheimhoudingsclausule. Ten slotte is een relevant deel van de informatie waar u om verlegen zat, door het advies van de ACAS aan u alsnog bekend is geworden. In zoverre mist u tevens belang bij inzage in het niet-geanonimiseerde journaal.

Datum 21 juli 2015 Pagina 6 van 11 Onderzoekswensen als bedoeld in art. 461 Sv Ik kom terug op uw onderzoekswensen. Zoals u weet heb ik bij brief van 3 april 2013 uw verzoek ter advisering in handen gesteld van de al genoemde ACAS. Bij schriftelijk advies van 17 januari 2014 heeft de ACAS bij monde van haar voorzitter gemotiveerd waarom zij geen reden ziet voor nader onderzoek naar het bestaan van gronden voor een herziening van de veroordeling. Bij schrijven van 28 januari 2014 is u een afschrift van dit advies toegezonden. Bij brief van 10 maart 2014 heeft u mij uw reactie op dit advies doen toekomen. Daarin handhaaft u uw verzoeken tot onderzoek. Voorts heeft de ACAS bij schrijven van 18 april 2014 in respons op uw brief bij monde van haar voorzitter meegedeeld geen reden te zien om af te wijken van haar advies van 17 januari 2014. U heeft bij schrijven van 11 juni 2014 laten weten te persisteren bij uw verzoeken. Een laatste schriftelijke ronde met een reactie op elkaars standpunten vond plaats bij schrijven van de ACAS de dato 14 juli 2014 en uw reactie daarop bij schrijven van 20 oktober 2014. Naar aanleiding van uw verzoeken om nader onderzoek, deel ik u mede dat uw argumenten mij geen aanleiding geven om af te wijken van het advies van de ACAS. Ik zal puntsgewijs enkele aspecten van de zaak doornemen, waarin ik het advies van de ACAS en uw reactie daarop betrek. Contact met kogelhulzen Ten aanzien van het eerste verzoek heeft de ACAS melding gemaakt van twee, door het onderzoeksbureau IFS aangedragen hypothesen, namelijk (1) de hypothese dat het celmateriaal waarvan het DNA-deelprofiel is bepaald, afkomstig is van één persoon, en (2) de hypothese dat het betreffende celmateriaal afkomstig is van meer

Datum 21 juli 2015 Pagina 7 van 11 personen. Door de partiële DNA-profielen te vergelijken met het DNA-profiel van de verzoeker heeft het IFS vastgesteld dat de aangetroffen DNA-kenmerken tezamen beschouwd niet geheel overeenkomen met verzoekers DNA-profiel. Het IFS concludeert daarop - kort gezegd - dat, wanneer zou worden uitgegaan van de hypothese dat slechts één persoon celmateriaal op de hulzen heeft achtergelaten, het celmateriaal niet afkomstig is van de verzoeker. De ACAS heeft geoordeeld dat de eerste hypothese, waarin ervan wordt uitgegaan dat het materiaal op de hulzen afkomstig is van één persoon, niet houdbaar is, reeds vanwege de waarschijnlijkheid van contaminatie van de hulzen na aankomst bij het NFI. Bovendien komt de ACAS tot het oordeel dat indien de tweede hypothese van toepassing is, de verzoeker niet kan worden uitgesloten als de mededonor van het op de hulzen aangetroffen DNA-materiaal. U heeft in uw opeenvolgende reacties aangegeven dat de ACAS daarmee voorbijgaat aan de eerste hypothese, waarin sprake zou zijn van één donor; dit terwijl die hypothese en de uitkomst van het daarop voortbouwende onderzoek door het IFS bijzonder ontlastend voor de verzoeker zouden zijn. Aldus miskent u dat ook het IFS in zijn rapport van 15 oktober 2010 te kennen geeft dat de hypothese waarin sprake is van één donor met terughoudendheid dient te worden beschouwd vanwege de omstandigheid dat de hulzen over een periode van minimaal twee kalenderjaren door meerdere medewerkers van het NFI veelvuldig onbeschermd zijn vastgepakt. 2 Ik volg het advies van de ACAS met het oordeel dat de door het IFS gegenereerde DNA-deelprofielen zeer wel mogelijk kunnen worden verklaard door contaminatie. De juistheid van de eerste hypothese is al met al niet bijster waarschijnlijk. Ik sluit me bovendien aan bij het oordeel dat, ook na uitsluiting van de justitieketenpartners die daadwerkelijk contact met de hulzen hebben gehad, 3 de mogelijkheid blijft bestaan dat 2 Zie het IFS-rapport van 15 oktober 2010, p.17. 3 Dit nog afgezien van de omstandigheid dat drs. J. Klaver, rapporteur namens het Nederlands Forensisch Instituut, in zijn rapport van 21 september 2011 duidelijk verwoordt dat de door hem beschreven resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek, op basis waarvan de 26 matches met

Datum 21 juli 2015 Pagina 8 van 11 het overgebleven DNA-deelprofiel van de verzoeker afkomstig is. Nader onderzoek naar de aangetroffen partiële DNA-profielen in de vorm zoals door u voorgesteld acht ik dan ook niet noodzakelijk. Nieuwe getuigenverzoeken op basis van het geanonimiseerde politiejournaal (I) Naar mijn mening moet onderscheid worden gemaakt in de door u gedane verzoeken tot het horen van getuigen. Ten eerste verzoekt u, op basis van het geanonimiseerde politiejournaal, onderzoek te verrichten naar de identiteit van een aantal personen teneinde deze als getuigen te kunnen horen. 4 De ACAS heeft in het advies van 17 januari 2014 ten aanzien van de identiteit van deze personen opheldering verschaft door het merendeel van die persoonsgegevens prijs te geven. Daarmee is, zoals hierboven reeds opgemerkt, voor een groot deel aan deze onderzoekswens voldaan. 5 Voorts heeft u persisterend verzocht om deze personen als getuigen te horen in verband met een mogelijke relatie tussen de moord op [slachtoffer 2] en de moord op [slachtoffer 1]. Met de ACAS ben ik van oordeel dat de door u aangedragen argumenten geen nieuwe feiten of gezichtspunten naar voren brengen die geëigend zijn de door het hof gebezigde bewijsvoering te kunnen ondermijnen. Ik vermag niet in te zien op welke wijze het horen van deze getuigen kan bijdragen aan het concretiseren van het door u geschetste alternatieve scenario waarin sprake is van een persoonsverwisseling. Er zijn met name geen aanwijzingen dat deze getuigen serieus te nemen wetenschap hebben omtrent het delict. Ik hecht dan ook in het bijzonder belang aan de profielen in de eliminatiedatabank werden gevonden, naar zijn mening wetenschappelijk betekenisloos zijn. 4 Het betreft de verzoeken 2, 3, 4, 5, 6 en 7. 5 Zo blijkt, onder ad 2 op pagina 11 van het advies dat [betrokkene 2] sprak over [betrokkene 14] en dat hij degene is geweest die sprak over een mogelijke persoonsverwisseling. Onder ad 3 op pagina 11 van het advies wordt de identiteit van [betrokkene 4] en [betrokkene 5] duidelijk; het betreft [betrokkene 4] en [betrokkene 5]. Voorts volgt onder ad 4 op pagina 12 de identiteit van de op basis van het politiejournaal geanonimiseerde vrouw die bij het verhoor van [betrokkene 1] aanwezig was: [betrokkene 15]. Onder ad 5 op pagina 12 blijkt dat [betrokkene 16] degene was die het onderzoeksteam heeft gehoord en van wie men aanvankelijk dacht dat zij tegenover café [A] woonde. Onder ad 7 op pagina 13 wordt duidelijk dat het gaat om [betrokkene 6] en [betrokkene 7].

Datum 21 juli 2015 Pagina 9 van 11 constatering van de ACAS dat de gebezigde bewijsmiddelen langs verschillende en van elkaar losstaande wegen, verbanden leggen tussen [verzoeker] en de moord op [slachtoffer 1] en dat de bewijsconstructie niet wezenlijk wordt aangetast door hetgeen verzoeker heeft gesteld over het verband tussen de doodslag op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. 6 Overeenkomstig het advies van de ACAS komt het horen van voornoemde getuigen mij dus niet noodzakelijk voor. 7 Nieuw getuigenverzoek op basis van het geanonimiseerde politiejournaal (II) Daarnaast verzoekt u om onderzoek te doen naar de identiteit van de Marokkaanse kampbewoner, om deze vervolgens als getuige te kunnen horen. Dit verzoek acht ik, overeenkomstig het advies van de ACAS, niet noodzakelijk. Alhoewel dit verzoek in zoverre van voornoemde getuigenverzoeken verschilt dat de man in casu, als potentieel aangeduide dader, wel wetenschap omtrent de moord op [slachtoffer 1] zou kunnen hebben, constateer ik dat de herkomst van deze informatie dermate algemeen en ongefundeerd is dat, bij deze stand van zaken, het (zeer) onwaarschijnlijk is dat het horen van deze persoon nieuwe gegevens oplevert die niet te verenigen zijn met de bewijsconstructie. Reeds gehoorde getuigen (III) Voorts verzoekt u ook de reeds door de politie en ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 1] nogmaals te horen omtrent (de kleur van) de scooter én zijn weigering verder aan het onderzoek mee te werken in verband met mogelijke bedreigingen. De ACAS somt een aantal omstandigheden op die tot het oordeel leiden dat het andermaal horen van [getuige 1] niet noodzakelijk is. Ten eerste nuanceert de ACAS uw stelling dat [getuige 1] op 7 april 2000 op zijn eerder afgelegde verklaring over de 6 Advies ACAS, 17 januari 2014, p. 16. 7 Het betreft de verzoeken 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en de aanvullende verzoeken tot het horen van bijvoorbeeld [betrokkene 14], [betrokkene 15] en [betrokkene 9] voortvloeiend uit de opeenvolgende reacties van de raadsman op het advies van de ACAS.

Datum 21 juli 2015 Pagina 10 van 11 kleur van de scooter is teruggekomen zonder dat het hof daarvan op de hoogte is geweest. De ACAS wijst in dit kader op een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 7 april 2000 dat zich in het procesdossier bevindt. 8 Dit proces-verbaal van bevindingen vermeldt dat [getuige 1] blijft bij zijn verklaring waarin hij meedeelt dat de voorkap van de scooter geel was, maar dat hij ten aanzien van de onderkant nu te kennen geeft dat deze fel van kleur was. Voor zover u heeft verzocht [getuige 1] te horen naar aanleiding van een mutatie inhoudende dat de Yamaha Aerox nooit zou zijn geleverd met een geel voorscherm, wijst de ACAS op dossierstukken die aantonen dat de inbeslaggenomen Yamaha Aerox in ieder geval gedeeltelijk geel is geweest. Ten slotte constateert de ACAS dat uw stelling met betrekking tot bedreigingen aan het adres van [getuige 1] niet juist is, aangezien [getuige 1] onder meer ter terechtzitting zelf heeft verklaard niet te zijn bedreigd. Uw verzoek om getuige [getuige 1] nogmaals te horen, komt mij, gezien het voorgaande, niet noodzakelijk voor. Voor zover u zich in algemene zin, ten aanzien van de door het hof gebezigde verklaringen waaronder de verklaring van [getuige 1], in uw opvolgende reacties beroept op de door het hof gebezigde willekeur ten opzichte van de aan bepaalde getuigenverklaringen toegekende bewijswaarde, volg ik het oordeel van de ACAS dat een verzoek als bedoeld in art. 461 Sv niet beoogt het debat over de waardering van aan het hof bekende verklaringen van getuigen te heropenen. Ten slotte verzoekt u, in het verlengde van het voorgaande verzoek, verbalisant [verbalisant 1] te horen omtrent het verloop van het onderzoek en de keuzes die door de politie zijn gemaakt, waaronder de keuze om de door [getuige 1] gegeven omschrijving van de scooter tot uitgangspunt te nemen. Op dit punt volsta ik met de opmerking dat naast de getuigenverklaring van [getuige 1] zich in het dossier ook diverse andere getuigenverklaringen bevinden met beschrijvingen van de scooter, terwijl de waardering van de verschillende 8 Dossierparagraaf 3.1.15 of p. 123.

Datum 21 juli 2015 Pagina 11 van 11 getuigenverklaringen niet is voorbehouden aan de politie, maar aan het hof. Bovendien ben ik van mening, gelijk het oordeel van de ACAS, dat door het horen van [verbalisant 1] geen zicht bestaat op nieuwe gegevens die onverenigbaar zijn met de veroordeling van verzoeker. Beslissing De door u aangevoerde argumenten geven mij geen aanleiding om het advies van de ACAS te passeren. Uw reacties op dit advies doen naar mijn inzicht niets af aan de beschouwingen die de adviescommissie in haar advies tot uitdrukking heeft gebracht. Eén en ander brengt mij tot het oordeel dat nader onderzoek noodzakelijk, noch zinvol is. Bovendien zijn er naar mijn inzicht onvoldoende aanwijzingen voor een mogelijke grond tot herziening. Dit betekent dat uw verzoek om nader onderzoek wordt afgewezen. Deze beslissing is niet aan enig rechtsmiddel onderworpen, doch deze uitkomst belemmert u niet zich met een verzoek tot herziening te wenden tot de Hoge Raad. Deze beslissing en het advies van de ACAS zullen in geanonimiseerde vorm worden gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, D.J.C. Aben, advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden namens deze, J. Hart, gerechtssecretaris.