COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BEDRIJFSTAKPENSIOENREGELING VOOR DE KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE. Looptijd: 1 juni 2011 t/m 31 december 2013

Vergelijkbare documenten
Fondsreglement. FONDSREGLEMENT van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Aanvullend reglement

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

Fondsreglement. Van Stichting Pensioenfonds Sanoma Magazines Nederland. Voor de werknemers van Sanoma Men s Magazines B.V.

ANW- Hiaat Reglement 2015

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Pensioenovereenkomst. Voor voetbaloefenmeesters

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Kemira Rotterdam B.V.

Reglement Anw-hiaatpensioen

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Reglement Anw-hiaatpensioen

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Pensioenovereenkomst. van Instituut Schoevers B.V. en diens werknemers

PENSIOENREGLEMENT NIELSEN NEDERLAND

PENSIOENREGLEMENT NIELSEN NEDERLAND

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

Fondsreglement van de Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy. Middelloonregeling

Stichting Pensioenfonds Fluor Nederland

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS HAGEMEYER REGELING 2018

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

FONDSREGLEMENT VAN DE STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR MEDEWERKERS IN HET NOTARIAAT

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

NLBV Pensioenreglement Overgangsregeling FLO-ers

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

HAGEMEYER REGELING 2015

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek

Stichting Pensioenfonds Fluor Nederland

TOELICHTING Uniform Pensioenoverzicht 2017 Actieve deelnemers

- U bent actief deelnemer - U bent actief deelnemer én u neemt via uw werkgever deel aan de aanvullende pensioenregeling - U bent arbeidsongeschikt

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen?

Aanvullend reglement

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A

Addendum op het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8

Samenvatting DEPF reglementen

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

PENSIOENREGLEMENT BASISREGELING versie 1 januari 2015 Voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en die deelnemers die geboren zijn voor 1

Pensioenreglement voor medewerkers in het notariaat. van. Stichting Pensioenfonds Notariaat

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Pensioen

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers van Nederlands Loodswezen BV. en de met haar gelieerde ondernemingen

Kemira Rotterdam B.V.

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht 2017 Uitkeringsovereenkomst

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

HAGEMEYER REGELING 2014

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

PENSIOENREGLEMENT van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

PENSIOENREGLEMENT STICHTING SPORTFONDSEN PENSIOENFONDS PER 1 JANUARI 2018

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

Collectieve arbeidsovereenkomst inzake pensioenen NYSE Euronext

REXEL NEDERLAND REGELING 2014

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst

Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling

PENSIOENREGLEMENT BASISREGELING versie 1 januari 2019

Toelichting op het pensioenoverzicht 2010 KPN Uitkeringsovereenkomst voor de middelloonregeling

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS REXEL NEDERLAND REGELING 2018

Burgerservicenummer (BSN) Dit is het nummer waaronder u geregistreerd staat bij de gemeente waar u bent ingeschreven.

FONDSREGLEMENT VAN DE STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR MEDEWERKERS IN HET NOTARIAAT

Reglement Versleepregeling

Pensioenreglement voor notarissen, kandidaat-notarissen en toegevoegd notarissen van. Stichting Pensioenfonds Notariaat

VOORBEELDPENSIOENREGLEMENT. Middelloonregeling met vaste werkgeverspremie en met opbouw partnerpensioen. Leeswijzer voorbeeldpensioenreglement

INHOUDSOPGAVE. Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Pensioen Cargill BV. Inhoud

Stichting Pensioenfonds Fluor Nederland

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Stichting Pensioenfonds ANWB. Aanvullend Reglement TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bikudak)

Oudedagregelingen. 6a.1 6a.2 6a.3 6a.4 6a.5 6a.6 6a.7 6a.8 6a.9 6a.10 6a.11 6a.12. 6a.13 6a.14. 6a.15. 6a.16 6a.17. 6a.18

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

Transcriptie:

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BEDRIJFSTAKPENSIOENREGELING VOOR DE KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE Looptijd: 1 juni 2011 t/m 31 december 2013 2013 CAO-partijen Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook en evenmin worden opgeslagen in een databank met als doel een terugzoekmogelijkheid te verschaffen aan derden, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van partijen bij deze CAO. Document2 1

Informatie en adresgegevens www.bpfkunststof-rubber.nl Correspondentie-adres: NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP) Postbus 418, 2260 AK Leidschendam Telefoon : (070) 444 06 90 E-mail : nwbp@nrk.nl website : www.nrk.nl FNV Bondgenoten Varrolaan 100, 3584 BW Utrecht Postbus 9208, 3506 GE Utrecht telefoon: 030-2783222 E-mail : info@bg.fnv.nl website: www.fnvbondgenoten.nl CNV Vakmensen Tiberdreef 4, 3561 GG Utrecht Postbus 2525, 3500 GM Utrecht telefoon: 030-7511007 E-mail: info@cnv.net website: www.cnvvakmensen.nl De Unie Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg Postbus 400, 4100 AK Culemborg telefoon : 0345-851851 E-mail : info@unie.nl website : www.unie.nl Document2 2

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BEDRIJFSTAKPENSIOENREGELING Tussen de NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP) te Den Haag als partij ter ene zijde en FNV Bondgenoten te Utrecht CNV Vakmensen te Utrecht De Unie te Culemborg elk als partij ter andere zijde: is op 28 november 2012 de volgende Collectieve Arbeidsovereenkomst overeengekomen voor de periode 1 juni 2011 tot en met 31 december 2013, inhoudende de vastlegging van de voor de bedrijfstak geldende pensioenregeling. Deze CAO eindigt van rechtswege, derhalve zonder dat enige opzegging is vereist, per 1 januari 2014. Document2 3

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen 1.1 Inleiding 1.2 Definities 1.3 Vaste Commissie Pensioenen 1.4 Klachtenregeling 1.A. Schematische weergave werking overgangsbepalingen 1.B. Vergelijking pensioenregeling voor en na 01-01-2006 Hoofdstuk 2: Pensioenregeling 2.1 Fondsreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, in werking getreden per 1 januari 2006 en gewijzigd per 28 november 2012. Bijlage I Factoren uitruil levenslang ouderdomspensioen in levenslang nabestaandenpensioen Bijlage II Aanvulling op het pensioenreglement -voorwaardelijke overgangsregeling Hoofdstuk 3: Protocollaire bepalingen 3.1 Tekst CAO-akkoord dd. 28 november 2012 3.2 Lijst van bedrijven die per 1 juni 2011 en later deelnemen aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie; Document2 4

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Inleiding Mede als gevolg van de overheidsmaatregelen met betrekking tot het dossier VPL (VUT, Prepensioen, levensloop) is uitvoerig overleg gevoerd tussen partijen om tot een nieuwe ouderdomspensioenregeling te komen. Uiteindelijk is besloten om: - in de CAO voor de Kunststof- en Rubberindustrie slechts op te nemen de zogenaamde Nieuwe gelijkwaardigheidstoets pensioenen ingaande per 1 januari 2006 en - een nieuwe ouderdomspensioenregeling per 1 januari 2006 overeen te komen (artikel 2.1). De voorwaarden waaronder de pensioenregeling is aangepast zijn opgenomen in het stuk Aanvulling op het reglement -voorwaardelijke overgangsregeling (artikel 2.1, bijlage II). Voor wat betreft de verdeling van de premies is het volgende afgesproken: - de werkgever is gerechtigd een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de pensioenregeling en van de jaarlijkse kosten van de overgangsmaatregelen op het loon van de deelnemer in te houden ter grootte van 40% van de door de werkgever verschuldigde premie en kosten. Deze verdeling geldt van 1 januari 2006 tot 1 januari 2021; - Bij een stijging van de deelnemersbijdrage van meer dan 26,- bruto per maand wordt voor het meerdere per 1 januari 2006 eenmalig een tijdelijke persoonlijke toeslag toegekend, die wordt afgebouwd volgens het volgende schema: - per 1 januari 2006 100% per 1 januari 2007 100% per 1 januari 2008 66,6% per 1 januari 2009 33,3% per 1 januari 2010 e.v. 0% Artikel 1.2 Definities a. NWBP : de contractante ter ene zijde; b. Vakvereniging : elk der contractanten ter andere zijde; c. Fonds : Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag; d. Pensioenregeling : De regeling zoals neergelegd in het Fondsreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, in werking getreden per 1 januari 2006 en gewijzigd per 28 november 2012. e. Werkgever : de bij het Fonds aangesloten werkgever; f. Deelnemer : de werknemer die op grond van artikel 3 van de pensioenregeling in de pensioenregeling is opgenomen; g. Vaste commissie pensioenen : de Vaste Commissie pensioenen als bedoeld in artikel 1.3; Document2 5

Artikel 1.3 Vaste Commissie Pensioenen 1. Door partijen bij deze overeenkomst wordt ingesteld een Vaste Commissie Pensioenen bestaande uit 6 leden. De NWBP wijst drie leden alsmede drie plaatsvervangende leden aan, terwijl de vakverenigingen elk één lid alsmede één plaatsvervangend lid aanwijzen. De leden en plaatsvervangende leden worden aangewezen voor de duur dezer overeenkomst, behoudens voorziening in tussentijdse vacatures. 2. De Vaste Commissie Pensioenen heeft tot taak a. het adviseren over de toelating van een onderneming tot het Bedrijfstakpensioenfonds; b. bevorderen van een juiste en eenvormige toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst, c. het registreren van eventuele afwijkingen, overeengekomen door een werkgever en de vakverenigingen 3. De Vaste Commissie bepaalt zelf haar werkwijze. 4. Het secretariaat van de Vaste Commissie Pensioenen zal zijn gevestigd ten kantore van de NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP), Loire 150, 2491 AK Den Haag. Artikel 1.4 Klachtenregeling De Vaste Commissie Pensioenen heeft eveneens tot taak het behandelen van klachten over het niet naleven van deze cao op basis van een op te stellen protocol. Document2 6

1.A Schematische weergave werking overgangsbepalingen Recht op overgangsmaatregelen (I) JA In de regeling per 31 december 2005? NEE Geen recht op overgangsmaatregelen Per 01-01-2005 55 jaar of ouder? Overgangsmaatregelen regeling 01-01-2006 I. Inkoop extra pensioen over dienstjaren in het verleden JA Tevens recht op overgangsmaatregel (II) uittredingsleeftijd volgens staffel NEE Tevens recht op overgangsmaatregel (III) uittredingsleeftijd 63 jaar II. Bepaling voor 55 plussers per 01-01-2005 III. Bepaling voor 55 minners per 01-01-2005 a) In dienst zowel per 01-01-1997 als per 01-10-1997 b) Ná 01-01-1997 in dienst Per 01-10-1997 37 jaar of ouder? JA JA Overgangsrecht conform overgangsmaatregel A + B + C oude regeling Zowel per 01-01-1997 als per 01-10-1997 in dienst? NEE NEE Overgangsrecht conform overgangsmaatregel A + C oude regeling VUT-regelingen 01-10-1997 A. VUT voor compensatie AOW-franchise in prepensioenregeling B. VUT voor compensatie te weinig opgebouwd prepensioen in het verleden C. VUT minimumbepaling Voor deze VUT-regelingen is een 10 jaren eis van toepassing, bij minder diensttijd dan 10 jaar wordt een evenredige uitkering toegekend. Document2 7

1.B. Vergelijking pensioenregeling voor en na 1 januari 2006 Hoofdpunten Regeling voor 1 januari 2006 Regeling per 1 januari 2006 Pensioensysteem middelloon middelloon Pensioenleeftijd Ouderdomspensioen 65 Prepensioen en VUT 62 Ouderdomspensioen: 65 met mogelijkheid tot vervroegen Deelnemerschap Ouderdomspensioen: geen min. lft. Prepensioen 37 jarige leeftijd Maximum Ouderdomspensioen 52.656,- Pensioengevend (2005) Salaris Prepensioen 56.042,- (2005) Franchise Ouderdomspensioen 14.743,- (2005) Prepensioen 12.602,- (2005) Pensioengrondslag Pensioengevend salaris minus Prepensioen en VUT = afgeschaft Opgebouwde prepensioenbedragen blijven premievrij staan en worden betrokken bij het indexatiebeleid. Geen minimum leeftijd Ouderdomspensioen 53.077,- (2006) 11.566,- (2006) Pensioengevend salaris minus (PG) franchise franchise Opbouwpercentage 1,75% van PG per 2,15% van PG per ouderdomspensioen deelnemersjaar deelnemersjaar Gedurende het kalenderjaar 2013 wordt het opbouwpercen-tage tijdelijk (éénmalig) verlaagd van 2,15% naar 2,0 % Nabestaandenpensioen 70% van ouderdomspensioen 70% van ouderdomspensioen Indexatie actieven Voorwaardelijk Voorwaardelijk met herstelplan Indexatie inactieven Voorwaardelijk Voorwaardelijk met herstelplan (gewezen deelnemers en gepensioneerden) Te innen premie * Premieverdeling Maximale premiestijging Ouderdomspensioen 13% van PG Prepensioen/VUT per bedrijf anders Ouderdomspensioen en prepensioen: 3/8 WN 5/8 WG VUT regeling: 49,26% WN / 50,74% WG Geen bepaling 16% van de PG (2006) 16% van de PG (2007) 16,5% van de PG (2008) 17% van de PG (2009) 17,5% van de PG (2010) 17,5% van de PG (2011) 17,5% van de PG (jan-juni 2012) 25% van de PG (juli-dec 2012) 24% van de PG (2013) Ouderdomspensioen 40% WN /60% WG Overgangsmaatregelen 40%WN/60%WG Afspraken geleden tot 1 januari 2021 Maximale premiestijging voor werknemer per 01-01-2006 is 26,- per maand. Afbouwregeling voor eenmalige persoonlijke toeslag. Document2 8

* de volledige informatie over de premie in 2012 en 2013 is te vinden in het principeakkoord van 28 november 2012. Dit akkoord maakt volledig deel uit van de tekst van deze CAO en is te vinden in hoofdstuk 3 van deze CAO. Document2 9

Hoofdstuk 2 Pensioenregeling Artikel 2.1 N.B. Fondsreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, in werking getreden per 1 januari 2006 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2013, waarin verwerkt de wijzigingen zoals bij CAO overeengekomen op 28 november 2012. aan deze tekst kunnen geen rechten worden ontleend. Bepalend is de officiële tekst van het Fondsreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, in werking getreden per 1 januari 2006 en laatstelijk gewijzigd per 28 november 2013. Artikel 1. Begripsomschrijvingen In dit reglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waarvan sommige hieronder worden aangehaald, de volgende begrippen van toepassing: a. aanspraakgerechtigde : de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; b. AOW : Algemene ouderdomswet; c.1. CAO- : de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kunststof- en Rubberindustrie; c.2. CAO Bedrijfstakpensioen : de collectieve arbeidsovereenkomst Bedrijfstakpensioenregeling voor de Kunststof- en Rubberindustrie; d. deelnemer : de werknemer die op grond van artikel 3 in deze pensioenregeling is opgenomen; e. dienstbetrekking : de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer; f. fonds : Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag; g. fondsreglement : het reglement van het fonds waarin de pensioenregeling op basis van de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer is vastgelegd; h. gewezen deelnemer : de (gewezen) werknemer die op grond van deze pensioenregeling bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden tegenover het fonds; i. gepensioneerde : de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan; j. kinderen : - de kinderen die zijn geboren uit een door de deelnemer aangegaan huwelijk, alsmede de kinderen die op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer zijn komen te staan; - de pleegkinderen van de deelnemer die door hem/haar als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed; (aanspraakgerechtigd zijn de kinderen als omschreven in artikel 9, lid 1) k. loonindexcijfer : het indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen van werknemers in particuliere bedrijven, zoals dat cijfer door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) wordt berekend en voor de eerste maal wordt gepubliceerd in het Statistisch Bulletin van het CBS. l. partner : de persoon die voor de pensioeningangsdatum gehuwd is met de (gewezen) deelnemer, voor de pensioeningangsdatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer of de ongehuwde persoon, die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van Document2 10

de ongehuwde (gewezen) deelnemer is en bij diens overlijden met deze samenwoont krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan partnerschap. m. partnerschap : de gezamenlijke huishouding die de ongehuwde (gewezen) deelnemer met zijn/haar partner blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract dienen enige vermogensrechtelijke aangelegenheden te worden geregeld; het contract is niet vereist als de gezamenlijke huishouding al ten minste 5 jaar onafgebroken bestaat; n. pensioenaanspraak : het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening; o. pensioengerechtigde : de persoon voor wie op grond van deze pensioenregeling het pensioen is ingegaan; p. pensioeningangsdatum : de datum waarop voor de (gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat; q. pensioenrecht : het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening; r. pensioenregeling : hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen en is vastgelegd in dit reglement; s. pensioenverplichting : de verplichting van het fonds uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten; t. prijsindexcijfer : de consumentenprijsindex, alle huishoudens, totaal bestedingen, zoals die index wordt berekend door het CBS en voor de eerste maal wordt gepubliceerd in het Statistisch Bulletin van het CBS; u. scheiding : - echtscheiding anders dan echtscheiding direct aansluitend gevolgd door (geregistreerd) partnerschap met dezelfde partner; - ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; - beëindiging van een (geregistreerd) partnerschap anders dan door overlijden, vermissing, of door direct aansluitend huwelijk of (geregistreerd) partnerschap met dezelfde partner; v. scheidingsdatum : - de datum waarop de echtscheidings- of ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor de beëindiging van het partnerschap is dit de datum waarop de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner een schriftelijke verklaring ondertekenen; - de datum waarop de scheiding van tafel en bed officieel van kracht is geworden; w. standaard pensioendatum : de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt; x. toeslag : een verhoging van: - een pensioenrecht; - een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer; - een pensioenaanspraak van een deelnemer die geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van deze pensioenregeling; y. werkgever : de bij het fonds aangesloten werkgever; z. werknemer : degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever; aa. WIA : Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen; Document2 11

ab. verzekeraar : de levensverzekeringsmaatschappij(en) in het bezit van een op grond van de Wet op het financieel toezicht verleende vergunning, waarbij het fonds de uit dit reglement voortvloeiende aanspraken geheel of gedeeltelijk heeft herverzekerd. Artikel 2. Karakter van de pensioenregeling De pensioenregeling zoals omschreven in dit reglement is een uitkeringsovereenkomst en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering. Artikel 3. Deelnemerschap 1. In deze pensioenregeling wordt opgenomen iedere werknemer. Een werknemer die behoort tot de directie van de werkgever wordt echter uitsluitend in deze pensioenregeling opgenomen indien zulks nadrukkelijk schriftelijk tussen die werknemer en die werkgever is overeenkomen. 2. Op 1 januari 2006, de ingangsdatum van deze pensioenregeling, is als deelnemer opgenomen de werknemer die op die datum aan de gestelde opnemingsvereisten voldoet. De werknemer die nadien aan de opnemingsvereisten voldoet, wordt opgenomen zodra aan die vereisten is voldaan. 3. Het deelnemerschap eindigt: - zodra de dienstbetrekking tussen de werknemer en de werkgever eindigt, tenzij de deelnemer direct in dienst treedt bij een andere bij het fonds aangesloten werkgever die deelneemt aan de in dit reglement omschreven regeling van het fonds en die nieuwe werkgever aan al zijn verplichtingen jegens het fonds voldoet, of tenzij op basis van deze pensioenregeling nog pensioen wordt verworven; - op de pensioeningangsdatum; - indien de aansluiting bij het fonds van de werkgever van de werknemer wordt beëindigd; het fonds kan besluiten de aansluiting van een werkgever te beëindigen indien die werkgever in gebreke blijft zijn (betalings)verplichtingen krachtens dit reglement jegens het fonds te voldoen. Artikel 4. Pensioenaanspraken 1. De deelnemer heeft aanspraak op: - levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf; - levenslang partnerpensioen voor zijn/haar partner; - wezenpensioen voor zijn/haar pensioengerechtigde kinderen. 2. De aanspraken worden door een deelnemer uitsluitend verkregen voor zover en nadat de werkgever de werknemer bij het fonds heeft aangemeld op de juiste, daartoe door het fonds aangegeven wijze. 3. De hierna omschreven grootte van de toegekende pensioenen geldt uitsluitend bij deelneming tot de standaard pensioendatum of tot eerder overlijden. 4. Voor deelnemers die reeds deelnamen aan één van de op 31 december 2005 geldende regelingen van het fonds gelden overgangsbepalingen zoals omschreven in artikel 27, lid 3. 5. De pensioenaanspraken volgens deze pensioenregeling worden mede beheerst door: - het uitvoeringsreglement tussen het fonds en de werkgever en - de uitbestedingsovereenkomst tussen het fonds en de verzekeraar en - de bij de uitbestedingsovereenkomst behorende verzekerings- en aanvullende voorwaarden en - wettelijke voorschriften. Dit betekent dat de pensioenaanspraken volgens deze pensioenregeling een vermindering kunnen ondergaan in die gevallen zoals bepaald in het uitvoeringsreglement, deze pensioenregeling en de uitbestedingsovereenkomst met bijbehorende verzekerings- en aanvullende voorwaarden. Genoemd uitvoeringsreglement, uitbestedingsovereenkomst, verzekerings- en aanvullende voorwaarden liggen bij het fonds ter inzage. Document2 12

Artikel 5. Pensioengrondslag 1. Op de dag van opneming in deze regeling en vervolgens jaarlijks op 1 januari wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld. 2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise. 3. Onder pensioengevend salaris wordt verstaan het tot een jaarbedrag herleide maandinkomen (schaalsalaris, plus oververdienste, plus de eventuele ploegentoeslag, plus de eventuele persoonlijke toeslag vanwege plaatsing in een lagere functiegroep) zoals bedoeld in artikel 1, onder h van de CAO - vermeerderd met de vakantietoeslag, een en ander zoals dat pensioengevend salaris geldt op het moment van vaststelling van de pensioengrondslag. Indien de werkgever dat met zijn werknemers is overeengekomen, kunnen ook eventuele andere salarisbestanddelen tot het pensioengevend salaris worden gerekend. Indien een werknemer in het voorafgaande jaar nog geen deelnemer was, wordt voor de vaststelling van de pensioengrondslag uitgegaan van het pensioengevende salaris dat een soortgelijke werknemer in dat jaar verdiend zou hebben. Deze eventuele andere salarisbestanddelen moeten dan wel herrekend worden naar een voltijdswaarde. 4. Aan het pensioengevend salaris is een maximum verbonden. Dit maximum bedraagt per 1 januari 2010 58.639,00. Dit maximum bedraagt per 1 januari 2011 59.337,00. Dit maximum bedraagt per 1 januari 2012 60.085,00. Dit maximum bedraagt per 1 januari 2013 61.016,00. Dit bedrag wordt nadien in beginsel jaarlijks op 1 januari verhoogd met het percentage waarmee het loonindexcijfer over de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van de het loonindexcijfer over de maand juli van het weer daaraan voorafgaande jaar. 5. De franchise is gelijk aan 10/7 maal de op 1 januari bekende jaarlijkse uitkering volgens de AOW voor een samenwonende van 65 jaar of ouder (zonder toeslag voor een jongere partner). Per 1 januari 2010 bedraagt de franchise 12.673,00. Per 1 januari 2011 bedraagt de franchise 12.898,00. Per 1 januari 2012 bedraagt de franchise 13.062,00. Per 1 januari 2013 bedraagt de franchise 13.227,00. 6. In geval van arbeidsongeschiktheid is met betrekking tot de pensioengrondslag het bepaalde in artikel 13, lid 2, van toepassing. 7. Het bepaalde in dit artikel geldt onverlet het bepaalde in het artikel 22. 8. In geval van een verlaging van de pensioengrondslag worden de tot het tijdstip van de verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd. Artikel 6. Levenslang ouderdomspensioen 1. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum en het wordt uitgekeerd tot de dag van overlijden van de gepensioneerde. 2. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt voor elk meetellend jaar 2,15% van de voor dat jaar vastgestelde pensioengrondslag. Gedurende het kalenderjaar 2013 wordt het opbouwpercentage tijdelijk (éénmalig) verlaagd van 2,15 procent naar 2,0 %. Onder meetellende jaren worden verstaan de dienstjaren gelegen tussen 1 januari 2006, dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap (zie artikel 3, lid 2), en de einddatum van het deelnemerschap (zie artikel 3, lid 3). De meetellende jaren worden in maanden bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd (indien niet het volle kalenderjaar is deelgenomen, wordt de pensioengrondslag aldus naar evenredigheid van het onvolledige jaar in de berekening betrokken). Deze aldus bepaalde meetellende jaren worden door het fonds geadministreerd. Document2 13

Indien de deelnemer op de laatste dag van een maand deelneemt, vindt voor die gehele maand opbouw plaats. De opbouw voor die maand is gebaseerd op de deeltijdfactor die geldt op de laatste dag van de betreffende maand. 3. Het reeds opgebouwde levenslange ouderdomspensioen wordt voor de deelnemers betrokken in het toeslagenbeleid van het fonds, een en ander als omschreven in artikel 20. Artikel 7. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen 1. In geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de gewezen partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. In afwijking van de omschrijving in artikel 1 wordt in dit artikel onder scheiding verstaan einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Daarnaast wordt in afwijking van de omschrijving in artikel 1 in dit artikel onder partner verstaan de persoon die met de (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. 2. Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen 2 jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld. Het fonds betaalt dan het aan de gewezen partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gewezen partner. De uitbetaling aan de gewezen partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de gewezen partner. 3. Het fonds kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat hij nog moet uitkeren vanaf een maand nadat hij het daartoe bestemde, correct ingevulde mededelingsformulier heeft ontvangen. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de gewezen partner het recht op verevening uitsluitend nog jegens de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen. 4. Bij scheiding kunnen de gewezen partners het fonds om conversie verzoeken. Hieronder wordt verstaan de omzetting van de aanspraak van de gewezen partner op het hem/haar uit te betalen deel van het ouderdomspensioen (onder verval van die aanspraak) in een voor hem/haar zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Indien de gewezen deelnemer conform artikel 14 op de ontslagdatum of pensioeningangsdatum heeft gekozen voor de gedeeltelijke omzetting van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen, zal dat partnerpensioen (onder verval van die aanspraak) in de conversie worden betrokken. Het fonds kan gezondheidswaarborgen aan de conversie verbinden. 5. Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de gewezen partner toekomende deel ervan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de gewezen partner; bij conversie is de vermindering echter blijvend. 6. Het fonds verstrekt aan de gewezen partner een (door de verzekeraar op te stellen) bewijsstuk van het hem/haar toekomende deel van het te verevenen pensioen. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een kopie van het fonds. Artikel 8. Levenslang partnerpensioen 1. Het levenslange partnerpensioen gaat in op dag waarop de deelnemer voor de standaard pensioendatum overlijdt en het wordt uitgekeerd tot de dag van overlijden van zijn/haar partner. 2. Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen bedraagt 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen waarop de overleden deelnemer bij deelneming tot de standaard pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen. 3. De deelnemer heeft op elk moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor één partner. Document2 14

4. Bij overlijden van de ongehuwde deelnemer dient zijn/haar partner zich bij het fonds te melden en ten genoegen van het fonds aan te tonen dat ten tijde van dit overlijden werd voldaan aan de in artikel 1, onder l en m, omschreven vereisten met betrekking tot de hoedanigheid van partner en partnerschap. 5. De aanspraak op jaarlijks levenslang partnerpensioen is op risicobasis verzekerd tot de pensioeningangsdatum. Dit betekent dat de aanspraak op levenslang partnerpensioen zonder waarde vervalt bij: - beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; - scheiding; - het bereiken van de pensioeningangsdatum. Indien op de ontslagdatum wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling wordt verleend, geldt het bepaalde in artikel 18, lid 6. 6. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum, dan wel de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap, de mogelijkheid een deel van het levenslange ouderdomspensioen om te zetten in levenslang partnerpensioen, een en ander zoals omschreven in artikel 14, lid 1. Artikel 9. Wezenpensioen 1. Na overlijden van de deelnemer voor de standaard pensioendatum gaat voor ieder van de pensioengerechtigde kinderen een wezenpensioen in. Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die: a. jonger zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang: - hun voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep, of - zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn. 2. Elk wezenpensioen gaat in op de dag waarop de deelnemer voor de standaard pensioendatum overlijdt, maar niet eerder dan op de dag waarop het kind pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de dag waarop het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of voordien overlijdt. 3. Elk wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen waarop de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatste voor hem/haar vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen. 5. De aanspraak op jaarlijks wezenpensioen is op risicobasis verzekerd tot de pensioeningangsdatum. Dit betekent dat de aanspraak op wezenpensioen zonder waarde vervalt bij: - beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; - het bereiken van de pensioeningangsdatum. Indien op de ontslagdatum wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling wordt verleend, geldt het bepaalde in artikel 18, lid 6. Artikel 10. Deeltijdarbeid 1. Voor de deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor minder dan de volledige arbeidstijd, geldt het volgende: Document2 15

a. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 januari van het desbetreffende jaar bij volledige arbeidstijd gegolden zou hebben. b. Het levenslange ouderdomspensioen wordt van de onder a bedoelde pensioengrondslag afgeleid waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd. Van het levenslange ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde levenslange ouderdomspensioen. 2. Bij een wijziging in de arbeidsovereenkomst met betrekking tot de mate van (on)volledigheid van de arbeidstijd, zal het deeltijdpercentage opnieuw worden vastgesteld. Hierbij zal er voor de toekomstige diensttijd steeds van worden uitgegaan dat de mate van (on)volledigheid van de arbeidstijd onveranderd blijft. Een wijziging in de loop van een maand wordt gezien alsof deze op de 1e van die maand is doorgevoerd. Bij de vaststelling van de pensioenen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. 3. De werknemerspremie, omschreven in artikel 15, lid 4, wordt voor de deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor minder dan de volledige arbeidstijd, vermenigvuldigd met het in lid 1 onder b bedoelde deeltijdpercentage. Artikel 11. Voortzetting tijdens onbetaald verlof 1. Indien de deelnemer onbetaald verlof opneemt zal het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen, zoals omschreven in artikel 8 en 9, gedurende 18 maanden, maar uiterlijk tot einde van de dienstbetrekking, worden voortgezet op basis van de laatste voor ingang van het verlof vastgestelde pensioengrondslag en het laatste voor ingang van het verlof vastgestelde deeltijdpercentage. 2. Voortzetting van de andere pensioenaanspraken bij onbetaald verlof vindt plaats volgens de verlofregeling van de werkgever. 3. De werknemerspremie gedurende onbetaald verlof wordt nader tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen. De werknemerspremie wordt uitgedrukt in een voor alle deelnemers gelijk percentage van de pensioengrondslag. Artikel 12. Uitbetaling van de pensioenen 1. De pensioenen worden uitbetaald door het fonds in maandelijkse termijnen achteraf. Het fonds kan de verzekeraar verzoeken de pensioenen rechtstreeks aan de gerechtigde(n) uit te betalen. 2. De pensioenen zullen als volgt worden uitbetaald: - het levenslange ouderdomspensioen aan de gepensioneerde; het na verevening volgens artikel 7 vastgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen zal echter worden uitbetaald aan de (gewezen) partner; - het levenslange partnerpensioen volgens artikel 8 aan de gewezen partner (als omschreven in artikel 1, onder k); - het levenslange partnerpensioen volgens artikel 14, lid 1, aan de man of vrouw die op de pensioeningangsdatum partner van de (gewezen) deelnemer is; - het wezenpensioen aan de aanspraakgerechtigde kinderen. 3. In geval van uitbetaling op een niet in Nederland gevestigde bankrekening, is het fonds respectievelijk de verzekeraar bevoegd de bancaire kosten voor deze uitbetaling bij de pensioengerechtigde in mindering te brengen. Artikel 13. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 1. Op de dag waarop voor de deelnemer de uitkering ingevolge de WIA aanvangt: Document2 16

- wordt met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden van de verzekeraar (als bedoeld in artikel 4, lid 5) gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend op basis van de volgende tabel: bij een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer 45% tot 65% 35% tot 45% minder dan 35% bedraagt de vrijstelling 100% van het pensioen waarop 50% direct voorafgaande aan de 25% arbeidsongeschiktheid - aanspraak was verleend - blijven tijdens de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid de onmiddellijk voorafgaande aan dat moment voor hem/haar verzekerde reglementaire aanspraken van kracht; gedurende deze periode worden wijzigingen in de pensioengrondslag en/of dit reglement alleen nog in aanmerking genomen voor zover die wijzigingen betrekking hebben op het gedeelte van het pensioen waarover geen vrijstelling van premiebetaling wordt verleend. De arbeidsongeschiktheid wordt bepaald aan de hand van de desbetreffende voorwaarden van de verzekeraar die gebaseerd zijn op de WIA-criteria. 2. Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid zal het bepaalde artikel 18, lid 6, toepassing vinden. 3. In geval door de verzekeraar wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer de in artikel 15, lid 4, omschreven werknemerspremie niet respectievelijk slechts gedeeltelijk verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling van kracht is. Een en ander wordt bepaald naar analogie van de in lid 1 opgenomen tabel. Artikel 14. Flexibiliseringsmogelijkheden 1. Uitruil levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen a. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum én de eventuele eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap, de mogelijkheid om een deel van de aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen aan te wenden voor levenslang. Uitruil vindt standaard plaats zodat het partnerpensioen na uitruil gelijk is aan 70% van het verlaagde levenslange ouderdomspensioen, tenzij de deelnemer er voor kiest om niet uit te ruilen of kiest voor een andere verhouding, met een maximum van 70%. Na uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen ontstaat eveneens een recht op wezenpensioen ter grootte van 14% van het levenslange ouderdomspensioen na uitruil. Er zal op de pensioeningangsdatum én de eventuele eerdere datum van beëindiging alleen recht op een wezenpensioen zijn als uitruil van levenslang ouderdomspensioen naar levenslang partnerpensioen heeft plaatsgevonden. b. Indien de (gewezen) deelnemer niet uiterlijk zes weken voor de pensioeningangsdatum resp. binnen één maand nadat de (gewezen) deelnemer is gewezen op de keuzemogelijkheid in sub a aan de verzekeraar heeft aangegeven geen gebruik te zullen maken van de in sub a geboden keuzemogelijkheid, zal het fonds voor de (gewezen) deelnemer met een partner een zodanig deel van de aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen gebruiken voor een aanspraak op levenslang partnerpensioen dat gelijk is aan 70% van het verlaagde levenslange ouderdomspensioen. Het levenslange ouderdomspensioen mag na uitruil niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag ( 451,22 in 2013). c. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor deze mogelijkheid, wordt de aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen verlaagd op basis van sekseneutrale factoren volgens de bij dit reglement behorende bijlage I. d. Het na een voorgaande scheiding op grond van artikel 7 vastgestelde gedeelte van het levenslange ouderdomspensioen dat toekomt aan de gewezen partner kan niet in deze omzetting worden betrokken. Document2 17

e. Het levenslange partnerpensioen volgens dit artikel gaat in op de dag van overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde en het wordt uitgekeerd tot de dag waarop zijn/haar partner overlijdt. f. Indien de bedoelde uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen (dat voor haar/hem ingaat bij overlijden van de gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd tot het overlijden van die gewezen partner). Indien bij scheiding gekozen wordt voor conversie van het ouderdomspensioen als omschreven in artikel 7, lid 4 zal het door uitruil verkregen partnerpensioen in de conversie worden betrokken. De bij scheiding betrokken partijen zullen daarvan terstond schriftelijk mededeling doen aan het fonds onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. Noch het fonds noch de verzekeraar is aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding. Het fonds zal aan de gewezen partner een bewijsstuk verstrekken van het voor haar/hem verzekerde partnerpensioen. Een eventuele volgende partner heeft geen aanspraak op partnerpensioen. g. Een op de pensioeningangsdatum doorgevoerde omzetting is onherroepelijk. 2. Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen a. Indien volgens lid 1 uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen vóór de pensioeningangsdatum heeft plaatsgevonden, heeft de gewezen deelnemer op de pensioeningangsdatum eenmalig het recht om het door die ruil verkregen levenslange partnerpensioen weer om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen. Indien de deelnemer op de pensioendatum geen partner heeft zal de uitruil van (uitruilbaar) partnerpensioen automatisch plaatsvinden. b. Indien de gewezen deelnemer op de pensioeningangsdatum kiest voor deze mogelijkheid, wordt het levenslange ouderdomspensioen verhoogd op basis van een sekseneutrale ruilvoet volgens de bij dit reglement behorende bijlage I. Na deze ruil vervalt de aanspraak op het volgens lid 1 op de datum van beëindiging van het deelnemerschap verkregen levenslange partnerpensioen. c. Het na een scheiding volgens lid 1 vastgestelde bijzondere levenslang partnerpensioen kan niet in de ruil worden betrokken. Ten behoeve van de vaststelling van het uitruilbare deel van het levenslang partnerpensioen, is de gewezen deelnemer verplicht het fonds te informeren met betrekking tot wijzigingen van zijn/haar samenlevingsverband. d. De partner van de (gewezen) deelnemer dient schriftelijk in te stemmen met de in dit lid omschreven omzetting. e. Een volgens dit lid uitgevoerde uitruil is onherroepelijk. 3. Vervroegen standaard pensioendatum a. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de (gewezen) deelnemer eerder of later met pensioen gaan, voor zover de dan geldende fiscale wet- en regelgeving zich hier niet tegen verzet. b. Eerder met pensioen gaan is toegestaan vanaf de 60-jarige leeftijd. c. Bij het eerder met pensioen gaan vindt geen verdere opbouw van pensioen, zoals bedoeld in het artikel 6, lid 2, meer plaats. d. Indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest eerder met pensioen te gaan, wordt het uit te keren levenslange ouderdomspensioen vastgesteld op basis van de sekseneutrale factoren zoals vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage I. Het levenslange partnerpensioen wordt bij vervroeging van het levenslange ouderdomspensioen niet aangepast. Document2 18

e. Een verzoek tot eerder met pensioen gaan dient mede door de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend. f. Het ouderdomspensioen dient uiterlijk op de pensioendatum in te gaan. 4. Variabele uitkeringen ouderdomspensioen a. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende: - de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. Indien het pensioen ingaat op of voor de 62-jarige leeftijd, kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 of 70 jaar wordt. Indien het pensioen ingaat na de 62-jarige leeftijd kan de hogere uitkering uitgekeerd worden tot de maand waarin de gepensioneerde 70 of 75 jaar wordt; - de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100 : 75 ten opzichte van de lagere; - de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag ( 451,22 in 2013). Bovendien heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om als de pensioeningangsdatum is gelegen voor de AOW- gerechtigde leeftijd te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is. Hierbij geldt het volgende: - de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt; - de minimale uitkeringsduur van de hoge uitkering bedraagt twaalf maanden. - de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag ( 451,22 in 2013). b. Indien uitruil conform lid 1 van dit artikel heeft plaatsgevonden, blijft dat partnerpensioen bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing. c. De onder b bedoelde herrekening vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren, zoals vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage I. d. Een verzoek tot variatie in uitkering van ouderdomspensioen dient mede door de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend. e. Een volgens dit lid gemaakte keuze is onherroepelijk. 5. Aanvraag flexibiliseringmogelijkheden a. Indien de (gewezen) deelnemer besluit tot één van de in dit artikel omschreven flexibiliseringmogelijkheden, zal het fonds een (door de verzekeraar op te stellen) opgave verstrekken van de uitkomsten van de beoogde flexibiliseringmogelijkheid. b. Een verzoek tot de in lid 1 of lid 2 omschreven uitruil dient uiterlijk 6 weken voor de pensioeningangsdatum dan wel de eerdere datum van beëindiging deelnemerschap bij het fonds te zijn ingediend. Het in lid 3 omschreven verzoek tot vervroegde pensioeningang en het in lid 4 omschreven verzoek tot variabilisering dienen 6 maanden voor de boogde pensioeningangsdatum bij het fonds te worden ingediend. De verzoeken van deelnemers dienen in beginsel via de werkgever te worden gedaan. Gewezen deelnemers kunnen zich schriftelijk tot het fonds wenden. Artikel 15. Kosten van de pensioenregeling 1. De kosten van de pensioenregeling worden door het fonds aan de verzekeraar voldaan. Document2 19

Met inachtneming van het uitvoeringsreglement tussen het fonds en de werkgever, waarvan een exemplaar bij de werkgever voor belanghebbenden ter inzage ligt, worden de kosten van de pensioenregeling door de werkgever en de deelnemers gezamenlijk gedragen. 2. De werkgever is voor iedere bij hem in dienst zijnde deelnemer per maand achteraf een premie aan het fonds verschuldigd. Deze premie wordt uitgedrukt in een voor elke deelnemer gelijk percentage van de pensioengrondslag. Op jaarbasis bedraagt de premie als volgt: - per 1 januari 2006-16% van de pensioengrondslag; - per 1 januari 2007-16% van de pensioengrondslag; - per 1 januari 2008-16,5% van de pensioengrondslag; - per 1 januari 2009-17% van de pensioengrondslag; - per 1 januari 2010-17,5% van de pensioengrondslag; - per 1 juli 2012 * - 25% van de pensioengrondslag; - per 1 januari 2013 * - 24% van de pensioengrondslag. * de volledige informatie over de premie in 2012 en 2013 is te vinden in het principeakkoord van 28 november 2012. Dit akkoord maakt volledig deel uit van de tekst van deze CAO en is te vinden in hoofdstuk 3 van deze CAO. Bij arbeidsongeschiktheid van de deelnemer is de werkgever geen of slechts een gedeeltelijke premie verschuldigd, een en ander overeenkomstig de tabel in artikel 13, lid 1. 3. Indien de werkgever een werknemer als deelnemer bij het fonds heeft aangemeld en zijn (betalings)verplichtingen krachtens dit reglement is nagekomen, heeft de werkgever voldaan aan zijn uit dit reglement voortvloeiende pensioenverplichtingen jegens die werknemer en diens nabestaanden. 4. De werkgever is gerechtigd een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de regeling op het loon van de deelnemer in te houden ter grootte een werknemerspremie van 40%van de door de werkgever aan het fonds voor die deelnemer verschuldigde premie als bedoeld in lid 2. De werknemerspremie wordt in gelijke termijnen met het salaris verrekend. Na het einde van het deelnemerschap zal geen verdere verrekening meer plaatsvinden. In geval van arbeidsongeschiktheid is aangaande de werknemerspremie het bepaalde in artikel 13, lid 3, van toepassing. Voor deelnemers met een arbeidsovereenkomst voor minder dan de volledige arbeidstijd geldt met betrekking tot de werknemerspremie het bepaalde in artikel 10, lid 2. 5. Het bestuur zal ieder jaar nagaan of er een financieel evenwicht is tussen de te ontvangen bijdragen en de op te bouwen rechten. Indien dit financiële evenwicht verstoord is of dreigt verstoord te raken, zal het bestuur dit onverwijld mededelen aan de organisaties die de leden van het bestuur benoemen. Deze organisaties zullen zich onmiddellijk erover beraden of de volgens lid 2 bedoelde kosten voor de toekomst verhoogd zullen worden. Indien de gezamenlijke organisaties tot het besluit komen dat de kosten niet verhoogd worden, zal het bestuur de in de toekomst op te bouwen pensioenrechten zodanig verminderen dat het financiële evenwicht wordt hersteld. Hierbij zullen de reeds ingegane pensioenen en reeds opgebouwde pensioenrechten niet worden aangetast. Van de beslissingen van de gezamenlijke organisaties en het bestuur wordt aan de betrokkenen mededeling gedaan, terwijl het reglement zal worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. Artikel 16. Excedent regeling 1. Iedere werkgever heeft de mogelijkheid een excedent (aanvullende) regeling bij het fonds te treffen, mits die regeling uniform geldt voor zijn werknemers. Deze excedent regeling voorziet in pensioenaanspraken over het salarisgedeelte boven het in artikel 5, lid 4, bedoelde maximum. Deze pensioenaanspraken worden op overeenkomstige wijze vastgesteld als de pensioenaanspraken tot het voornoemde maximum. Document2 20

Het fonds zal deze excedent regeling uitsluitend aanbieden en voeren voor zover dat het fonds op grond van wet- en regelgeving is toegestaan. 2. Voor deze excedent regeling geldt dezelfde premie als omschreven in artikel 15, lid 2, met dien verstande dat de premie wordt berekend over het salarisgedeelte boven het in artikel 5, lid 4, bedoelde maximum. De deelnemer is tenzij anders met de werkgever is / wordt overeengekomen een bijdrage in de kosten verschuldigd die procentueel gelijk is aan de bijdrage als bedoeld in artikel 15, lid 4. 3. Voor deze excedent regeling zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing. Artikel 17. Verzekeringen 1. De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap steeds ten minste evenredig in de tijd plaats. 2. De financiering van de verzekeringen van het levenslange ouderdomspensioen en verhogingen daarvan geschiedt tegen periodieke stortingskoopsommen. De jaarlijks te verlenen aanspraken op deze pensioenen zullen uiterlijk steeds aan het einde van het desbetreffende kalenderjaar dan wel bij de eerdere beëindiging van het deelnemerschap volledig zijn gefinancierd. Financiering van de aanspraak op partnerpensioen volgens artikel 8 en de aanspraak op wezenpensioen volgens artikel 9 geschiedt tegen risicopremies. De in artikel 20 bedoelde toeslagen zullen worden gefinancierd tegen eenmalige koopsommen. Het fonds is begunstigde bij de verzekeringen. Artikel 18. Beëindiging van het deelnemerschap voor de standaard pensioendatum 1. In geval van beëindiging van het deelnemerschap van de deelnemer voor de standaard pensioendatum worden de op zijn/haar leven gesloten verzekeringen op de ontslagdatum premievrij gemaakt. 2. De gewezen deelnemer verkrijgt dan aanspraak op voor hem/haar premievrij ouderdomspensioen. De verzekeraar verstrekt namens het fonds aan de gewezen deelnemer een opgave van de (premievrije) aanspraak. 3. Het premievrije ouderdomspensioen als in lid 2 bedoeld is gelijk aan het levenslange ouderdomspensioen waarop de gewezen deelnemer volgens artikel 6 aanspraak had bij een ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap tot de standaard pensioendatum, verminderd met het ouderdomspensioenen berekend op dezelfde grondslagen over de jaren tussen de datum van beëindiging van het deelnemerschap en de standaard pensioendatum (het tijdsevenredige ouderdomspensioen). 4. De aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen volgens artikel 8 en 9, die gedekt worden door tegen risicopremies gesloten verzekeringen die geen premievrije waarde hebben, vervallen bij beëindiging van het deelnemerschap. 5. De gewezen deelnemer die bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door pensionering een partner heeft, behoudt gedurende de periode dat de gewezen deelnemer een uitkering volgens de Werkloosheidwet ontvangt, aanspraak op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen. De hoogte van het levenslange partnerpensioen wordt vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 8 lid 2, waarbij uitsluitend de jaren tot de datum van beëindiging van de dienstbetrekking in acht worden genomen. Dit vastgestelde levenslang partnerpensioen wordt verminderd met het eventuele volgens artikel 14 lid 1 verworven levenslange partnerpensioen. 6. Indien op de datum van beëindiging van het deelnemerschap wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de voorgaande leden plaats voor zover de vrijstelling van premiebetaling niet geldt. Document2 21