Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu)

Vergelijkbare documenten
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE MILIEUVERGUNNING VAN:

Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu)

Zaaknummer: Vergunninghouder: J.C. Boerma Projectomschrijving: het oprichten van pluimveestallen en een werktuigenberging

... V O O R S C H R I F T E N I N H O U D BEGRIPPEN...2

MILIEUVOORSCHRIFTEN. 60 db(a) tussen en uur (nachtperiode);

Pluimveehouderij Bouma

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

... V O O R S C H R I F T E N I N H O U D BEGRIPPEN... 2

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. DSM EP te Emmen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Sunny-Egg-Systems BV te Rogat

* *

Deze voorschriften tot en met worden van kracht naast de artikelen van de verleende vergunningen.

In deze vergunningen en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Maatschap Van Hooijdonk Weg naar Wouw 38 Huijbergen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Avebe u.a. te Gasselternijveen

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Vos Zand en Grind BV te Ellertshaar

BESCHIKKING D.D. 23 APRIL NR. MPM7609 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voorschriften baggerdepot Polsbroek Noord

Op 19 april 2011 is een melding Activiteitenbesluit geaccepteerd welke op 22 maart 2011 is ingediend.

Bijlage 1: Voorschriften. Inhoudsopgave. 1 Algemene voorschriften

Besluit Burgemeester en wethouders van Uden besluiten om vergunning te verlenen voor:

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. G. Hindriks, Oosterwijk WZ 24 H te Nieuw-Dordrecht

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

1.1.2 De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren.

Vloer niet gekeurd Matig Dwangsom p.w. max. 10 x. Licht Zelf laten verwijderen + Dwangsom Ernstig PV+

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aut3e4ci92n

Vragenlijst controle autobedrijven

BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Dorpsstraat TE, Ulicoten

1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 2. 2 MILIEUASPECTEN Geluidhinder Bodembescherming Geur- en stofhinder 4

Checklist voor Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, nitraathoudende kunstmeststoffen en andere ontplofbare stoffen

... M I L I E U V O O R S C H R I F T E N I N H O U D BEGRIPPEN... 2

Omgevingsdienst Brabant Noord

Maatwerkvoorschriften

Bodembescherming. en de NRB in het Bal. Bodembescherming. verandert, het bodembeschermingsniveau blijft gelijkwaardig

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

Antwoorden AIM sessie Auznl3qpx2n

Bovengrondse (olie)tanks bij agrarische bedrijven (regels vanaf 1 juni 2011)

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

(ONTWERP)BESCHIKKING AMBTSHALVE INTREKKING VOORSCHRIFTEN VAN DE OMGEVINGSVERGUNNING. Schipper Recycling B.V.

Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen

1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.

Wet milieubeheer. Jaar Nr Definitieve beschikking. Besluit van burgemeester en wethouders van Nunspeet;

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asb46fyfms0

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

1 ALGEMEEN Algemeen BODEMBESCHERMING Voorzieningen en beheermaatregelen Nulsituatiebodemonderzoek 17

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Au1fl0pooft

9. Bedrijfsgebouwen. 10

Bijlage 1: Voorschriften. Inhoudsopgave

Regeling art Verwijzingen en overige eisen Belangrijkste wijzigingen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. MSV Motodrôme te Emmen

Cubri Pallet en Handelsmaatschappij B.V. t.a.v. de heer G.J. Brinks Kanaalweg PH SCHOONEBEEK. Datum verzending: 27 mei 2019

CHECKLIST PROJECT TRANSPORTBEDRIJVEN

Dorpsstraat TE, Ulicoten

Bijlage 3 (Voorschriften en Voorwaarden)

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aw4k7idfksg

Inhoudsopgave. 1.1 Algemeen. Algemene voorschriften

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie As8o91oea60

Meldingsformulier Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer

Naleven van de regels, de normaalste zaak van de wereld

CONCEPT-VOORSCHRIFTEN

1. In te trekken de Afvalstoffenverordening 2016 Dronten 2. Vast te stellen de volgende verordening: Afvalstoffenverordening 2019 Dronten

Hightide surf&food/kennemerstrand/802/ijmuiden

Uitvoeringsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren binnen de bebouwde kom (art. 2:59 APV)

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

1. VERGUNDE SITUATIE 2. AMBTSHALVE WIJZIGING

RI&E 3 ADVIES rapport: Milieumaatregelen. Van Elst Grafisch Afwerker BV

BIJLAGE B, behorend bij de Omgevingsvergunning, nummer

1.2.3 Een brandblusapparaat wordt duidelijk zichtbaar geplaatst of opgehangen en is te allen tijde bereikbaar voor gebruik.

De inrichting is gelegen aan de Graanweg 17 te Moerdijk, kadastraal bekend Klundert, sectie C, nummer 1995.

Bijlage 6: Tabel dwangsomhoogtes en termijnen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. TS Metals BV, Scholekster 4 te Coevorden

Memo. In afbeelding 1 is de herontwikkelingslocatie globaal aangegeven. EGD RM000888

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting DSM EP te Emmen

(ONTWERP)BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

Bijlage 5: Begrippenlijst Deze bijlage maakt deel uit van de Beleidsregel VTH 2016 provincie Groningen

Pluimveehouderij F. R. Voorhorst

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie Atbkd25i9m7

... V O O R S C H R I F T E N M I L I E U V E R G U N N I N G I N H O U D BEGRIPPEN... 2

BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

Amitec. Het aanvraagformulier is aangepast en het lozen van huishoudelijk afvalwater en hemelwater is in de aanvraag opgenomen.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE MILIEUSTRAAT GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, EURSING 2A TE BEILEN

(8mgevĩngSŕZ;nz5f í Midden- cn Woit-Urabant

1 ALGEMEEN LUCHT 21 Emissie-eisen 21 Metingen en controles 21 Onderhoud, gebruik en controle van de filtersystemen 22

De verandering van de inrichting betreft het wijzigen van het aantal te houden vleeskalveren.

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)


De inrichting ligt aan de Bredeweg 65 in Hulshorst, kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie H, nummer 3238.

B E S C H I K K I N G Omgevingsvergunning Uitgebreide procedure Omgevingsvergunning wijzigen

Beschikking Wet milieubeheer

Aanvraag Stralen of chemisch reinigen

Aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente: Naam drijver van de inrichting Adres en telefoonnummer Postcode en plaats

de omgevingsvergunning voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting te verlenen;

OMGEVINGSVERGUNNING. LUMARO Beheer B.V.

Bijlage 1: Voorschriften. Inhoudsopgave

Transcriptie:

Bijlage 2: Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu) Bijlage behorende bij de omgevingsvergunning: Nummer: 541023 Bedrijfsgegevens Naam: Mts. Bakker Adres: Veenschapsweg 33a Postcode: 7741 NK Plaats: Coevorden Telefoon: 0524-515063 INHOUD VOORSCHRIFTEN Onderdeel Pagina Algemeen 2 Bewaren van documenten 2 Bodembescherming 2 Geluid 3 Luchtverontreiniging 4 Afvalstoffen 4 Huisvesting van dieren 5 Geur 5 Kadaverplaats/kadaveraanbieding 6 Opslag van vast mest 6 Opslag van diesel/gasolie in een bovengrondse tank en aflevering aan motorvoertuigen 6 Onderhoudswerkzaamheden 7 Nazorg 7 Bijlage I: begrippenlijst 9 Pagina 1 van 10

A. ALGEMEEN 1. Het aantrekken van vogels, insecten, knaagdieren en ongedierte wordt zo veel mogelijk voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven worden maatregelen genomen ter bestrijding van vliegen, muizen, ratten en ander ongedierte. 2. Aan alle in de inrichting werkzame personen zijn, met betrekking tot de door hen te verrichten werkzaamheden, instructies verstrekt die zijn afgestemd op het gestelde in deze vergunning. 3. De verlichting van gebouwen en open terreinen van de inrichting wordt zodanig uitgevoerd dat deze naar beneden is gericht. B. BEWAREN VAN DOCUMENTEN 1. In de inrichting is een milieulogboek aanwezig, waarin vanaf het van kracht worden van deze beschikking alle milieurelevante handelingen worden vermeld. 2. Het milieulogboek bevat ten minste: - de vigerende milieuvergunningen en meldingen; - de registraties, metingen, keuringen, die in deze beschikking zijn voorgeschreven; - certificaten of bewijzen van de installatie van bovengrondse opslagtanks; - een registratie van alle gevaarlijke afvalstoffen die uit de inrichting zijn verwijderd; - afgiftebewijzen van gevaarlijke stoffen; - een opgave van storingen en calamiteiten die zich voordoen en aanleiding kunnen geven tot relevante aantasting van het milieu; - jaarlijkse overzichten van nutsbedrijven van het verbruik van gas, elektriciteit en water; - veiligheidsbladen die behoren bij de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen. De betreffende gegevens worden minimaal 5 jaar bewaard. C. BODEMBESCHERMING 1. Stoffen worden zodanig bewaard en gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem kan optreden. 2. Opslag van en werkzaamheden met bodembedreigende producten vindt plaats boven een ten minste vloeistofkerende vloer of in/boven een vloeistofdichte lekbak. 3. Emballage voor de bewaring van bodembedreigende producten wordt geplaatst in een vloeistofdichte bak. De inhoud van deze bak is ten minste gelijk aan de inhoud van het grootste erin opgeslagen vat, vermeerderd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige erin opgeslagen vaten. Onder het aftappen van bodembedreigende producten uit gereedstaand vaatwerk worden doelmatige lekbakken geplaatst. Indien genoemde werkzaamheden plaatsvinden boven een goedgekeurde vloeistofdichte vloer, aantoonbaar met een certificaat, die niet afwaterend is gelegen naar buiten, zijn de lekbakken niet noodzakelijk. 4. Leeg en ongereinigd vaatwerk wordt bewaard als gevuld vaatwerk. 5. Indien bodembedreigende producten in de opvangbakken zijn gemorst, worden deze zo snel mogelijk opgeruimd. De producten kunnen daarbij opnieuw voor gebruik geschikt worden gemaakt of als gevaarlijk afval worden behandeld. 6. Op andere plaatsen gemorste of gelekte bodembedreigende stoffen worden zo snel mogelijk geabsorbeerd en opgeruimd. Hiertoe zijn in of nabij de opslag- of gebruikplaats voldoende Pagina 2 van 10

absorptiemiddelen aanwezig. De aard en hoeveelheid zijn afgestemd op de aard van de stoffen en de aard van de opslag of gebruik. 7. Opvangbakken zijn bestand tegen de inwerking van de opgeslagen producten en sterk genoeg om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van lekkage optredende druk. Er zijn voorzieningen getroffen om te voorkomen dat regenwater in een vloeistofdichte bak terecht kan komen. Spoelplaats 8. Bij het reinigen en ontsmetten van de spoelplaats voor de horren (kooien) mag de omgeving (lees: de bodem en oppervlaktewater) niet worden verontreinigd. Bodemverontreiniging kan in voldoende mate voorkomen worden indien de reinigings- en ontsmetlingsplaats voorzien is van een vloeistofkerende vloer, die voldoende sterk en bestand is tegen de werking van de gebruikte reinigings- en ontsmettingsmiddelen en zodanig is aangelegd dat water en eventuele andere vloeistoffen niet in de grond terechtkunnen komen. D. GELUID 1. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L Ar,LT ), veroorzaakt door in de inrichting aanwezige toestellen, werktuigen en installaties, alsmede door in de inrichting verrichte werkzaamheden, transportbewegingen en activiteiten, bedraagt ter plaatse van de gevel van woningen van derden niet meer dan: Woning Dag 07:00-19:00 uur Avond 19:00-23:00 uur Nacht 23:00-07.00 uur Veenschapsweg 33 32 < 20 <20 Veenschapsweg 18 34 22 22 Veenschapsweg 37 32 24 23 2. Onverminderd het gestelde in voorschrift D.1 bedragen de maximale geluidsniveaus (L Amax ), voor zover deze een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en/of activiteiten, de transportbewegingen alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden, gemeten in de meterstand fast op de gevel van woningen van derden niet meer dan: Woning Dag 07:00-19:00 uur Avond 19:00-23:00 uur Nacht 23:00-07.00 uur Veenschapsweg 33 57 41 41 Veenschapsweg 18 56 39 39 Veenschapsweg 37 54 39 39 3. De voorschrift D.1 geldt niet voor de incidentele bedrijfssituatie; het schoonspuiten van de horren, voor zover dit maximaal 12 dagen per jaar voorkomt. Deze activiteiten worden in het milieulogboek bijgehouden. In het milieulogboek wordt ten minste het volgende vermeld: a. De datum waarop de activiteit heeft plaatsgevonden; b. De begin- en eindtijd van deze activiteit; c. Eventuele bijzonderheden m.b.t. de geluidbelasting gedurende deze activiteit zoals bijv. het in of buiten gebruik zijn van (andere) grote geluidsbronnen. 4. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L ar,lt ), veroorzaakt tijdens de incidentele bedrijfssituatie; het schoonspuiten van de horren, bedraagt ter plaatse van de gevel van woningen van derden niet meer dan: Woning Dag 07:00-19:00 uur Avond 19:00-23:00 uur Nacht 23:00-07.00 uur Pagina 3 van 10

Veenschapsweg 33 43 < 20 <20 Veenschapsweg 18 43 22 22 Veenschapsweg 37 36 24 23 5. Metingen ter controle van de vergunningvoorschriften, alsmede de beoordeling van de meetresultaten, vinden plaats overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai van 1999. 6 De deuren en ramen van ruimtes waar lawaaimakende machines of werktuigen in werking zijn en/of geluidmakende werkzaamheden worden verricht zijn te allen tijde gesloten. Van dit voorschrift mag alleen worden afgeweken indien dit noodzakelijk is voor het doorlaten van personen, auto's en materiaal. E. LUCHTVERONTREINIGING 1. Uitmondingen in de buitenlucht van afvoeren van ventilatiesystemen, luchtbehandelingsinstallaties of afzuigsystemen zijn zodanig gelegen dat van de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen hinder wordt ondervonden buiten de inrichting. 2. Bij het vullen van voedersilo s wordt stofverspreiding voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen. 3. Op het terrein van de inrichting wordt geen mest gedroogd of verbrand. F. AFVALSTOFFEN 1. Binnen de inrichting worden afvalstoffen niet verbrand, gestort of begraven. 2. Afvalstoffen komen niet in de bodem terecht. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem geschiedt zodanig dat geen verontreiniging optreedt. 3. Afvalstoffen worden op gezette tijden uit de inrichting afgevoerd. Het afvoeren geschiedt zodanig dat zich geen afval in of buiten de inrichting verspreidt. 4. Het bewaren van afvalstoffen geschiedt op ordelijke en nette wijze. Van afvalstoffen afkomstige geur verspreidt zich niet buiten de inrichting. 5. Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Dit geldt in ieder geval voor: 1. papier- en kartonafval; 2. kunststofafval; 3. land- en tuinbouwfolie; 4. glasafval; 5. groente-, fruit- en tuinafval; 6. houtafval, en 7. metaalafval. 6. De vergunninghouder beperkt het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk door effectief grondstofgebruik, hergebruik en recycling binnen de inrichting. 7. Gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen, die behoren tot verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen, worden van elkaar en van andere afvalstoffen gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven. G. HUISVESTING VAN DIEREN Algemeen 1. In de veehouderij mogen maximaal de volgende aantallen dieren worden gehouden: - 2999 nertsen met RAV-code H 1.2.; Pagina 4 van 10

- 3 paarden met RAV-code K1. De huisvesting van nertsen moet, overeenkomstig het Groen Label-stalsysteem BB 94.02.013. en tekeningen, worden uitgevoerd. 2. De vergunninghouder is verplicht maandelijks te registreren: a. de aanwezige fokteven, reuen en de geboren pups (datum, aantallen); b. de geleverde fokteven, reuen en de afgepelsde nertsen (datum, aantallen). De registratie van deze gegevens moet aan een controlerende ambtenaar op verzoek worden getoond. 3. Vloeren van de nertsenstallen zijn mestdicht uitgevoerd. 4. Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op een andere wijze van mest of gier worden voorzien. 5 Het voer mag, voor zover het niet op de dag van aanvoer aan de dieren wordt verstrekt, uitsluitend worden bewaard in een gekoelde dan wel goed geïsoleerde en goed afgesloten ruimte of silo die rat- en muiswerend is uitgevoerd. Controle 6. De goede werking en onderhoudstoestand van het dagontmestingssysteem moeten jaarlijks door de leverancier, of een door het bevoegd gezag geaccepteerde deskundige, worden gecontroleerd. Hierbij moeten specifiek de volgende aspecten worden gecontroleerd: de juiste werking van het besturingssysteem en de schuifbeweging-registratie; de mestschuiven; de mestgoten. Bovendien moet bovengenoemde controle worden uitgevoerd zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven en in ieder geval bij een redelijk vermoeden dat de hierboven genoemde zaken beschadigd zijn en waardoor een goede werking niet langer is gewaarborgd. 7. De resultaten van de jaarlijkse controle, zoals de uitgevoerde onderhouds- of aanpassingswerkzaamheden, moeten worden vastgelegd in een register. 8. Het register moet binnen de inrichting aanwezig zijn en moet op verzoek aan het bevoegd gezag worden overgelegd. De in het register opgenomen gegevens moeten minimaal 3 jaar binnen de inrichting worden bewaard. H. GEUR Algemeen 1. De vergunninghouder moet alle mogelijke maatregelen of voorzieningen treffen ter voorkoming van geuroverlast en ter beperking van geurwaarneming buiten de inrichting, die redelijkerwijs mogelijk zijn. Metingen en controle 2. Op schriftelijke aanwijzing van het bevoegde gezag moet, indien structurele klachten met betrekking tot geur worden ontvangen, een geuronderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet bevatten: a. een analyse van de procesvoering; b. een plan van aanpak, waarin wordt aangegeven hoe de geurbron wordt geïdentificeerd en hoe de geuroverlast voorkomen, beperkt of weggenomen kan worden. De resultaten van het onderzoek moeten binnen 4 maanden na dagtekening van ons verzoek aan ons worden overlegd. 3. De in het vorige onderzoek bedoelde onderzoek geformuleerde maatregelen moeten onverwijld worden getroffen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd om aantoonbare redenen van kostenefficiency. Pagina 5 van 10

4. Indien een nadere eis wordt vastgesteld, zoals bedoeld in het vorige voorschrift, dient vergunninghoudster door meting en berekening aan te tonen dat de geuremissies de bij nadere eis vastgestelde normen niet overschrijden. De metingen dienen plaats te vinden onder representatieve bedrijfsomstandigheden. 5. Geuremissiemetingen en verspreidingsberekeningen moeten worden uitgevoerd conform de NeR. De bijbehorende geurconcentratiemetingen moeten worden uitgevoerd volgens de geldende norm (NEN-EN 13725:2003). De resultaten van de metingen en berekeningen moeten worden gerapporteerd in geureenheden of odourunits. I. KADAVERPLAATS/KADAVERAANBIEDING 1. Dierlijk afval wordt niet op het terrein van de inrichting begraven. Het afval wordt zo spoedig mogelijk, volgens de bij of krachtens de Destructiewet en het Destructiebesluit gestelde regels, uit de inrichting afgevoerd. Het bewaren van dierlijk afval, in afwachting van afvoer naar een destructiebedrijf, gebeurt zodanig dat geen geurhinder optreedt, het aantrekken van ongedierte wordt voorkomen en geen vermenging met ander afval of materiaal optreedt. 2. Kadavers worden aangeboden aan een destructor in een kadaverton. Behalve tijdens het ledigen is een kadaverton goed afgesloten. Een kadaverton is vloeistofkerend. 3. Een kadaverton wordt zodanig gereinigd en ontsmet dat verspreiding van smetstof en afvalwater naar de omgeving is uitgesloten. J. OPSLAG VAN VASTE MEST 1. De opslag van vaste mest dient plaats te vinden op een niet vloeistofdoorlatende mestplaat, waarvan de plaats op de tekening is aangegeven. De mestplaat dient te bestaan uit een betonplaat met een opstaande rand van tenminste 5 cm. De stapeling van de mest op deze plaat moet op zodanige wijze geschieden dat al het uitzakkende vocht binnen de rand van de plaat worden opgevangen. De plaat dient te worden aangesloten op een mestdichte opslagruimte door middel van een gesloten leiding. De opslagruimte mag niet voorzien zijn van een overstort. 2. De vaste mest dient zo vaak als nodig is, doch minimaal eenmaal per 6 maanden, te worden verwijderd van het terrein van de inrichting. 3. Vaste mest moet getransporteerd worden met behulp van daartoe geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen. Dit mag niet plaatsvinden gedurende het tijdvak van 19.00 uur tot 07.00 uur. K. OPSLAG VAN DIESEL/GASOLIE IN EEN BOVENGRONDSE TANK EN AFLEVERING AAN MOTORVOERTUIGEN 1. De opslag van diesel vindt plaats overeenkomstig PGS 30: 2011 versie 1.0; Vloeibare brandstoffen; Bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallatie ; hoofdstuk 1, 2 (uitgezonderd voorschriften 2.5.1 t/m 2.5.3, 2.6.1 t/m 2.6.16, 2.7.1, 2.7.2 en 2.8.1), 3, 4, 5, 6 en de bijlagen A, B, C. L. ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN 1. Motorvoertuigen of landbouwtractoren of onderdelen daarvan worden indien bodembedreigende vloeistoffen vrij kunnen komen, onderhouden of gerepareerd boven een vloeistofkerende vloer of vloeistofdichte lekbak. Apparaten of machines waar met bodembedreigende vloeistoffen wordt gewerkt, zijn geplaatst in een vloeistofdichte lekbak. 2. Oliën, vetten of hiermee verontreinigd water worden niet van de vloer van een werkplaats naar buiten geveegd of geschrobd. M. NAZORG Pagina 6 van 10

1. Minimaal een maand voor het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten ten behoeve waarvan vergunning is verleend, doet de inrichtinghouder van het tijdstip waarop de activiteiten zullen worden beëindigd, melding aan het bevoegd gezag. 2. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten wordt de inrichting of het betreffende inrichtinggedeelte in een schone en ordelijke staat gebracht. 3. Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, worden verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 4. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten worden machines en installaties en/of onderdelen, welke in een slechte staat van onderhoud verkeren en een bedreiging vormen voor het milieu, buiten werking gesteld. 5. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten worden de in de inrichting aanwezige (gevaarlijke) afvalstoffen uit de inrichting of het betreffende inrichtinggedeelte verwijderd. Pagina 7 van 10

Bijlage I BEGRIPPENLIJST In de voorschriften en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: met betrekking tot geluid: gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vijfde lid, van de Wet geluidhinder; langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ): energetische sommatie van de langtijdgemiddelde deelbeoordelingsniveaus over een beoordelingsperiode, vastgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999, uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; geluidsniveau in db(a): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in db(a), overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie (IEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie no. 651, uitgave 1979; maximaal geluidsniveau (L Amax ): het maximaal geluidsniveau L Amax is, gedurende korte tijd, het optredende hoogste geluidsniveau. L Amax is conform de Handleiding meten en reken industrielawaai 1999", uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de hoogste aflezing in de geluidsmeterstand fast ; met betrekking tot veiligheid: emballage: glazen flessen tot 5 liter, kunststof flessen of vaten tot 60 liter, metalen bussen tot 25 liter, stalen vaten of kunststof drums tot 300 liter en papieren of kunststof zakken, IBC s; PGS 15: Richtlijn van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS), getiteld Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15; Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen; richtlijn voor opslag en tijdelijke opslag met betrekking tot brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid, zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl, PGS 15: 2011, versie 1.0 (december 2011); PGS 30 : Richtlijn van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS), getiteld Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30; Vloeibare brandstoffen; bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties, zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl, PGS 30: 2011, versie 1.0 (december 2011); gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de IMDG-Code; K-1 vloeistof: een brandbare resp. licht ontvlambare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is onder 21 ºC, bepaald volgens NEN 3204, uitgave 1968, en die bij 37,8 ºC een dampspanning heeft van tenminste 35 kpa en ten hoogste 100 kpa, bepaald volgens NEN 928, uitgave 1970, of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is onder 21 ºC, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976; Bijvoorbeeld: aceton, benzine, tolueen, enz. K-2 vloeistof: een brandbare resp. ontvlambare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 21 ºC en onder 55 ºC, bepaald volgens NEN 3204, uitgave 1968, of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 21 ºC en onder 55 ºC, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976; Bijvoorbeeld: petroleum, terpentijn, thinner, enz. Pagina 8 van 10

K-3 vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 55 ºC, bepaald volgens NEN- ISO 2719, uitgave 1979, of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 55 ºC, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976; Bijvoorbeeld: lijnolie, olijfolie, gasolie (diesel), huisbrandolie, dunne stookolie, zware stookolie, enz. met betrekking tot afvalstoffen: ADR: Accord européen relatif aux transport internationaux des marchandises Dangereuses par Route; afvalstof: afvalstoffen zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Eural: Europese Afvalstoffenlijst (Beschikking 2000/535/EG van 3 mei 2000), houdende aanwijzing van gevaarlijke afvalstoffen; gevaarlijk afval: afvalstoffen als bedoeld in de Regeling Europese afvalstoffenlijst; met betrekking tot afvalwater: bedrijfsriolering: voorziening of de afvoer van bedrijfsafvalwater vanuit de inrichting naar een openbaar riool of naar een andere voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater; doelmatig beheer van afvalwater: zodanig beheer van afvalwater dat daarbij rekening wordt gehouden met de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.29a van de Wet milieubeheer; openbaar riool: gemeentelijke voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater; met betrekking tot bodembescherming: bodembedreigende stof: stof die de bodem kan verontreinigen zoals bedoeld in paragraaf 3.1 van deel A.3 van de NRB; bodembedreigende activiteit: bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in paragraaf 3.1 van deel A.3 van de NRB; lekbak: een voorziening waarvan de bodembeschermende werking door de daarop afgestemde bodembedreigende maatregelen is gewaarborgd, en die zich rondom of onder een bodembedreigende activiteit bevindt en in staat is de bij normale bedrijfsvoering gemorste of wegspattende vloeistoffen op te vangen; mestdichte vloer: een vloer met een mestdichtheid overeenkomstig de handleiding bij de bouwtechnische richtlijnen mestbassins (HBRM 1991), IMAG-DLO/CUR, 1991; NRB: NRB 2012 Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, uitgegeven door Agentschap NL, maart 2012; vloeistofdichte vloer/ voorziening: een vloer of verharding direct op de bodem, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer of voorziening kan geraken; Pagina 9 van 10

vloeistofkerende vloer/voorziening: een vloer of andere doelmatige fysieke voorziening die vrijgekomen vloeistoffen keert zolang als nodig is om met de daarop afgestemde bodembeschermende maatregelen te voorkomen dat deze stoffen in de bodem kunnen geraken; verontreinigde bodem en/of verontreinigd grondwater: verontreiniging van bodem en/of grondwater waarbij overschrijding heeft plaatsgevonden van streefwaarde zoals die staan genoemd in de circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, februari 2000; overig bevoegd gezag: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, alsmede het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor de betrokken inrichting te verlenen; installaties: het samenstel van met elkaar verbonden of te verbinden objecten, die zijn bestemd voor cq. zijn aangebracht ten behoeve van het transporteren, afwegen, doseren, verwerken en/of opslaan en dergelijke van stoffen. KIWA: Keuringsinstituut voor waterleidingartikelen, te Rijswijk ZH; NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; NEN-EN: een door het Comité Européen de Normalisation opgestelde en door het NNI als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm; NEN-ISO: een door het International Organization for Standardization opgestelde en door het NNI als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm; NVN: Nederlandse Voornorm; VLG: het Reglement betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen. Pagina 10 van 10