gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146);

Vergelijkbare documenten
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2013

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010

De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard.

gelezen het voorstel van het college no van 22 juni 2010;

Brandbeveiligingsverordening gemeente Overbetuwe 2012

Tekstuitgave van de Brandbeveiligingsverordening

CVDR. Nr. CVDR47498_1. Brandbeveiligingsverordening 2010

Brandbeveiligingsverordening Boxtel 2015

Brandbeveiligingsverordening niet- bouwwerken gemeente Aalten. Verordening

gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio s en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676),

Brandbeveiligingsverordening Montfoort 2012-I

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 mei 2012, nr. 21/7, reg.nr. INTB ;

Jaar: 2012 Nummer: 80 Besluit: Gemeenteraad 6 november 2012 Gemeenteblad BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING HELMOND 2012

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 27 maart 2012 (kenmerk:bjz/2012/4442)

RAADSBESLUIT. Brandbeveiligingverordening september

Brandbeveiligingsverordening Gouda 2010

Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2010;

GEMEENTERAAD. Onderwerp: Vaststellen gewijzigde Brandbeveiligingsverordening Registratienummer: De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 mei 2012, nr ;

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en

CVDR. Nr. CVDR192433_1

Brandbeveiligingsverordening Eijsden-Margraten 2012

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lingewaal houdende regels omtrent brandpreventiemiddelen Brandbeveiligingsverordening Lingewaal

Concept Raadsvoorstel

in artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676);

Brandbeveiligingsverordening gemeente Olst-Wijhe

Onderwerp Brandbeveiligingsverordening, aanpassing in verband met het Bouwbesluit 2012.

tvt* Raadsvoorstel stuknr. B. en W RA A 11 10/755 jaar stuknr. categorie/agendanr. Portefeuillehouder: C. Bijl

(070) Gewijzigd model ECGR/U februari 2012 brandbeveiligingsverordening Lbr 12/025

Voorgesteld besluit 1. De Brandbeveiligingsverordening 2010 in te trekken. 2. De Brandbeveiligingsverordening 2012 vast te stellen.

GEMEENTE HOOGEVEEN. Brandbeveilingsverordening. Gelezen het voorstel van het college van.(datum en eventueel nummer)

PARAGRAAF 3 HET VOORKOMEN VAN BRAND EN HET BEPERKEN VAN BRAND EN BRANDGEVAAR

Brandbeveiligingsverordening gemeente Leeuwarden 2014

Jaar: 2009 Nummer: 49 Besluit: Gemeenteraad 12 mei 2009 Gemeenteblad BRANDVEILIGHEIDSVERORDENING HELMOND 2009

Raadd.dS/'z/ Aan de gemeenteraad. Agendapunt: 5.3/ Documentnr: RV Roden,26 november 2014

leder die brand of broei ontdekt of deze verrnoedt, is verplicht dit onrniddellijk aan de brandweer te melden.

Raadsvoorstel Vaststellen Brandbeveiligingsverordening 2012 en intrekken Brandbeveiligingsverordening 201 0

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 26 juli 2010 Corr. nr.:

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, (t.a.v. D.S.H. Elzinga)

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 485 Zaaknummer:

Toelichting over de behandeling van: HAMERSTUK Raadsvoorstel Brandbeveiligingsverordening (2012) Besluitronde 4 april

Ter besluitvorming door de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Brandbeveiligingsverordening (2011) BW-nummer

Raadsvoorstel aanpassing brandbeveiligingsverordening

Stuknummer: Registratiedatum: 28/05/2010. ECGR/U Lbr. 10/055

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALING

Raadsvoorstel tot het uaststellen uan de Brandbeueiligingsuerordening

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

De raad van de gemeente Alblasserdam; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november 1993, nr. 4955;

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 3 juni 2009 (de Zeekant van 24 juni 2009)

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Erfgoedverordening gemeente Houten

RAADSVERGADERING. d.d. l 6 JAN z~ömng:-----:7"j-/----

Zaaknummer:Z Onderwerp: Implementatie Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen. De gewijzigde Bouwverordening van de gemeente Terneuzen vast te stellen.

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 88 van de Huisvestingswet;

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

Uitvoeringsbesluit kamerverhuur Hellevoetsluis 2012:

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Voorstel aan de raad. Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijk Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 19 november 2002 Nummer voorstel: 2002/173

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 2 3 BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 april 2010;

Advies Datum Akkoord Niet akkoord Bijlage 0 Inwoners Afdelingshoofd: U Openbare Ruimte

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 april 2010;

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

BRANDBEVEILIGINGS- VERORDENING 2005

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

PLANREGELS BEHEERSVERORDENING WATERPARK BELTERWIEDE

Erfgoedverordening Roosendaal 2017

De raad van de gemeente Grave

Erfgoedverordening Boxtel 2010

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25

Verordening speelautomatenhallen 2017 gemeente Duiven

Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011

Hoofdstuk 1. Algemeen

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

gelet op art 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4, 20 en 23 van de Drank- en Horecawet.

Verordening naamgeving en nummering (adressen) De raad van de gemeente Bergambacht;

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de gemeentelijke warenmarkten;

Aanvraag gebruiksvergunning inrichtingen Zandvoort

Onderwerp Vaststellen Verordening basisregistratie personen Tytsjerksteradiel 2014

Gedoogkader woonboten en bedrijfsvaartuigen brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 12 juli 2016 hebben besloten:

Gemeenteblad van Zaltbommel 2009 Nr. 4.13

Overzicht wetten en enkele specifieke wetsartikelen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 473 Zaaknummer:

Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Haren 2012

Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Beleidsregels ontheffing ex. artikel 35 Drank- en Horecawet

MONUMENTENVERORDENING 2006

Transcriptie:

Raadsbesluit De raad van de gemeente Tytsjerksteradiel; overwegende dat: - het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt; - de bestaande verordening uit 2008 van rechtswege is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio s; gelezen het voorstel van het college van 23 juni 2011; gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146); besluit vast te stellen de Brandbeveiligingsverordening Tytsjerksteradiel 2011 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. een inrichting; een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Artikel 2 Verbodsbepaling 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin: a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of, b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal 1

worden verschaft of, c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft. 2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5. 3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning. 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Artikel 3 Weigeringsgronden Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt. Artikel 4 Gebruikseisen 1. De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. 2. Voor jachthavens gelden voorts de eisen brandveilig gebruik als opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening. 3. Voor kampeerterreinen gelden voorts de eisen brandveilig gebruik als opgenomen in bijlage 2 bij deze verordening. Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. Artikel 6 Melden van brand en broei Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden. Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand. 2

Artikel 8 Strafbepaling Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64, eerste lid van de Wet Veiligheidsregio s gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. Artikel 9 Overgangsrecht 1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening 2001 en de Brandbeveiligingsverordening 2008 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening. 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening 2008 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast. 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de Brandbeveiligingsverordening 2008 wordt beslist met toepassing van deze verordening. 4. Kampeerterreinen met minder dan 100 kampeerplaatsen / jachthavens met minder dan 100 vaartuigen dienen, overeenkomstig het bepaalde in de Brandbeveiligingsverordening 2008, voor 13 februari 2012 aan de voorwaarden als gesteld in of krachtens artikel 4, lid 2 en 3 te voldoen. 5. Kampeerterreinen met meer dan 100 kampeerplaatsen / jachthavens met meer dan 100 vaartuigen dienen, overeenkomstig het bepaalde in de Brandbeveiligingsverordening 2008, voor 13 februari 2014 aan de voorwaarden als gesteld in of krachtens artikel 4, lid 2 en 3 te voldoen. Artikel 10 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2011. Artikel 11 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2011. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 juli 2011. De Raad voornoemd, de griffier de voorzitter mr. S.K. Dijkstra drs. E.J. ter Keurs 3

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010 AIgemeen De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). Naar verwachting treedt deze amvb pas medio 2011 werking. Tot die tijd zal op de grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moeten zijn. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's, het niet beschikbaar zijn van de hiervoor bedoelde amvb en het ontbreken van relevant overgangsrecht in de Wet veiligheidsregio's zal de raad een nieuwe brandbeveiligingsverordening moeten vaststellen. De bestaande brandbeveiligingsverordening vervalt namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's. De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard. De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. De Lex Silencio Positivo is van toepassing, d.w.z. dat de vergunning van rechtswege wordt verleend als niet tijdig op de aanvraag om vergunning een besluit is genomen. Brandbeveiligingsverordening is vangnet De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio's als opdacht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk zijn er natuurlijk een aantal standaard gevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen. Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'nietbouwwerken'. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen. De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. 4

De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving. Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk geval het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein. Bouwwerk Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan: - bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie kunt u vinden in de toelichting op de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag). 5

Open erf en terrein Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening. De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 juli 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5). Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is. Gebruiksvergunning voor een inrichting De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan. Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij. Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet). 6

Wabo De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de modelbrandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dienstenrichtlijn De modelbrandbeveiligingsverordening 2010 is aangepast aan de Dienstenrichtiijn. Toezicht op de naleving Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten. Strafbepaling Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een andere regeling op dit gebied in de verordening. Overgangsrecht In het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat het nodig kan zijn dat vergunningen op grond van de brandbeveiligingsverordening van 2001 en van 2008 nog van kracht moeten zijn. Intrekken regeling De brandbeveiligingsverordening 2008 is van rechtswege vervallen op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's van rechtswege door ontbreken van de rechtsgrond: de Brandweerwet 1985. Bekendmaking De bekendmaking zal op de gebruikelijke wijze plaatsvinden. Intrekken vergunning De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkinggrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking. 7