HANDHAVINGSBELEID KINDEROPVANG



Vergelijkbare documenten
BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsnotitie Toezicht & handhaving wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

TOEZICHT- EN HANDHAVINGSBELEID KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK GEMEENTE BEEMSTER

Handhavingsbeleid kwaliteit Kinderopvang Gemeente De Bilt 2013

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Olst-Wijhe

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Enschede. Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo

Bijlage 2 Toelichting op het afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang; Het Toezicht - en handhavingsbeleid kinderopvang vast te stellen.

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Bunnik Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Handhavingsbeleid Kwaliteit kinderopvang & Peuterspeelzalen Gemeente Woerden

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Groningen

Handhavingsbeleid kinderopvang Gouda

Bijlage 1. Procedure inspecties toezichthouder

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Toelichting op Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Veenendaal

HANDHAVING- EN SANCTIEBELEID KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN 2012

Bijlage 3. Toelichting en procedures sanctiemiddelen

Toezicht- en handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen 2013

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Bergeijk 2016

BELEIDSREGEL HANDHAVING KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN HELMOND 2013

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Den Haag 2006

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Assen 2012

Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalengemeente Deventer 2014

Handhavingsbeleid KINDEROPVANG

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Kapelle

Beleid toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang Utrecht Unit Inspectie Kinderopvang GG&GD Utrecht

Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen) Gemiddeld 1.500,- Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke

Toelichting op de beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Tiel 2014

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Smallingerland 2014

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2015

Toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang

Handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Hoogeveen 2011

Nota van B&W. Met deze nota stellen wij het handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang vast.

Notitie Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Gemeente Zaltbommel 2011

besluiten vast te stellen de navolgende BELEIDSREGELS HANDHAVING WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE MARUM 2015

Beleidsnota handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Oldebroek

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Kapelle 2017

HANDHAVINGSBELEID BESTUURLIJKE BOETE KINDEROPVANG

Handhavingsbeleid. Kinderopvang & Peuterspeelzaalwerk

B en W. nr d,.d Onderwerp Vaststellen jaarverslag Wet kinderopvang 2011

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente De Marne

Inspectie in kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Inspectierapport SDK Driehoek (KDV) Driehoek KG DORDRECHT

Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen Gemeente Delfzijl Gemeente Appingedam Gemeente Loppersum

Toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang. Gemeente Leeuwarderadeel 2009

Inspectierapport BSO De Bruine Beer (BSO) De Wetstraat ZV ERMELO Registratienummer:

Inspectierapport Kinderdagverblijf Pommetje, locatie Horsten (KDV) Glazeniershorst TK APELDOORN Registratienummer:

Toezicht en handhaving kinderopvang

Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen regio Twente

Definitief Inspectierapport De Paddestoel (BSO) Ambachtsmark EE ALMERE Registratienummer:

Notitie Handhaving Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Gemeente Meppel

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Oost Gelre

Onaangekondigde inspecties vinden uitsluitend plaats in opdracht van de gemeente.

Inspectierapport De Parel (BSO) Zuiderkruis VA AMERSFOORT

Inspectierapport Bso Dragons Den (BSO) Eisingastraat DJ NOORDWIJK ZH

Handhavingsbeleid. Kinderopvang & Peuterspeelzaalwerk

Inspectierapport Kindercentrum De Klim-Inn (BSO) De Meent BR LELYSTAD Registratienummer:

Inspectierapport L.J. ter Heide t.h.o.d.n. thuis-in-opvang.nl Drenthe (GOB) van Echtenstraat ER HOOGEVEEN

Toezicht en handhaving in kinderopvang en peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden

TOEZICHT EN HANDHAVING KWALITEIT KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2015

CVDR. Nr. CVDR41459_1. Handhaving en sanctiebeleid Kinderopvang

Inspectierapport Kinderdagverblijf 't Poppeke Hulsterweg 1F 4587 EA KLOOSTERZANDE

Inspectierapport Buitenschoolse opvang Belle Fleur Teteringen (BSO) Arnold Janssenlaan DK TETERINGEN

Handhavingsprotocol kinderopvang s-hertogenbosch 2014

Inspectierapport Jeckio (KDV) Gansstraat EB UTRECHT Registratienummer:

Toezicht en handhaving. op de kwaliteit van. kinderopvang & peuterspeelzalen Leiden

Inspectierapport Fleks Frambozengaard (BSO) Frambozengaard AE SPIJKENISSE Registratienummer:

LEIDRAAD SCHRIFTELIJK BEVEL

NOTA TOEZICHT EN HANDHAVING KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN. Versie Gemeente Hoorn

De gemeenten in de regio Eemland (Amersfoort, Baarn, Soest, Leusden, Woudenberg, Bunschoten en

Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2018

Handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen Waddinxveen

Toezicht- en handhavingsbeleid Kinderopvang & Peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Haaren

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Terneuzen 2014

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Roermond 2013

BAOZW/U Lbr. 12/029

Inspectierapport Tante Kaat (KDV) Hovenierstraat CC DEVENTER Registratienummer:

Toezicht- en handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. Gemeente Dordrecht 2012

Definitief Inspectierapport De Sterretjes (PSZ) Maasstraat LP LELYSTAD

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek

Inspectierapport De Apenrots (BSO) Korte Wal GZ VELP GLD Registratienummer:

Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

BELEIDSREGELS HANDHAVING WET KINDEROPVANG - GEMEENTE RENKUM

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving kwaliteit peuterspeelzaalwerk Gemeente Den Haag 2009

Indien niet voldaan: geen kinderopvang in de zin van de wet. Verwijdering uit landelijk register

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Bergen op Zoom

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Handhavingsprotocol kinderopvang s-hertogenbosch 2014

Definitief Inspectierapport Brood & Spelen (BSO) Middenhof EV ALMERE Registratienummer:

Transcriptie:

HANDHAVINGSBELEID KINDEROPVANG GEMEENTE COEVORDEN 2013

I n h o u d Blz. Publicatiebericht 4 Samenvatting 5 Hoofdstuk I 6 1. Inleiding 6 1.1. VNG afwegingsmodel, beleidsregels 6 1.2. Landelijke ontwikkelingen/regelgeving 6 1.2.1. Gemeenschappelijke Inspectie Ruimtes Handhaving 6 1.2.2. Wijziging Wk in 2013 7 1.2.3. Wijzigingen 2014 en meerjarenbeleid 7 Hoofdstuk II 7 Taken en verantwoordelijkheden 7 2. Gemeentelijke verantwoordelijkheid kwaliteit kinderopvang 7 2.1. Melding en registratie in het LRKP 8 2.2. Toezicht op naleving van de kwaliteit 8 2.3. Gemeentelijk ingrijpen, handhaven en sanctioneren 8 2.4. Jaarlijkse verantwoording van de werkzaamheden aan de minister 8 2.4.1. Tweedelijnstoezicht 8 2.4.1.2. Start met risicoanalyse 9 Betekenis van status A-B-C 9 2.5. GGD 9 2.6. Ouders 9 2.7. Rechtsbescherming van de houder 9 2.8. Afspraken GGD Drenthe en de Drentse Gemeenten 9 Hoofdstuk III 10 3. Nalevingsstrategie 10 3.1. Toezichtstrategie 10 Ad.1. Onderzoek na een aanvraag 10 Ad.2. Onderzoek na aanvangsdatum exploitatie 10 Ad.3. Reguliere inspectie 11 Ad.4. Nader onderzoek 11 Ad.5. Incidenteel onderzoek 11 Ad.6. Onderzoek bij niet gemelde kinderopvang 11 Ad.7. Aangekondigd of onaangekondigd onderzoek 11 3.1.1. Soort overtreding 11 3.1.2. Prioritering 12 A. Prioritering overtreding Hoog 12 B. Prioritering Gemiddeld 12 C. Prioritering overtreding Laag 12 3.1.3. Afwegingsmodel 12 3.1.3.1. Verschil met het oude Afwegingsmodel 12 3.1.4 Gemeentelijk ingrijpen, handhaven en sanctioneren 13 Stappenplan handhaven 13 3.2. Sanctiestrategie 13 Uitgangspunten sanctiestrategie 14 Nalevingsdoelen 14 Belang van zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk optreden 14 Voorspeelbaarheid in de reacties op dreigende overtredingen 14 Structuur van de sanctiestrategie 14 3.2.1. Sanctietraject/sanctieprotocol 14 Afwijkende handhavingsreactie 15 Afzien van sanctie of herstelopdracht 15 2

3.2.2. Handhavingsinstrumenten 15 3.2.2.1. Aanwijzing (door college) of bevel (door toezichthouder 15 3.2.2.2. Last onder bestuursdwang 15 3.2.2.3. Last onder dwangsom 16 3.2.2.4. Exploitatieverbod 16 3.2.2.5. Uitschrijven uit het register 16 3.2.2.6. Bestuurlijke boete 16 A. Gastouders aparte behandeling 17 B. Peuterspeelzalen 17 3.3. Volgorde van sancties 17 3.4. Gedoogstrategie 18 3.4.1. Belangen voor handhaving 18 3.4.2. Belangen tegen handhaving 18 A. Overmachtsituatie 18 B. Overgangssituatie 18 Bijlagen 19 3

Publicatie in de Huis aan Huis krant Meerjaren handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang gemeente Coevorden Het college van burgemeester en wethouders van Coevorden heeft op december 2013 conform de bepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen - het nieuwe meerjaren Handhavingsbeleid kinderopvang gemeente Coevorden 2013 en - de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Coevorden, vastgesteld. Onderdeel van het bovengenoemde meerjarenbeleid is het afwegingsmodel handhaving kinderopvang, waarin handhavingstappen en sancties zijn opgenomen. Het meerjaren handhavingsbeleid het Handhavingsbeleid kinderopvang gemeente Coevorden 2010 is ingetrokken. In de beleidsregels staat welke stappen de gemeente onderneemt om de regels te handhaven indien een kinderopvang niet voldoet aan de eisen die de wet stelt. Onder kinderopvang vallen: kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouderopvang-adressen en peuterspeelzalen. De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen belast het college van burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van kwaliteitseisen voor de in hun gemeenten georganiseerde kinderopvang. Dit toezicht valt uiten in feitelijk toezicht en het opleggen van bestuursrechtelijke sancties indien een overtreding van de wet is geconstateerd. Het feitelijke toezicht wordt verricht door de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) die als toezichthouder is aangewezen. Ook de bevoegdheid om handhavend op te treden berust bij het college. De wet biedt daarvoor verschillende mogelijkheden om een overtreding te beëindigen. Transparantie en consistentie in het gemeentelijk optreden is van belang voor de rechtszekerheid van de houders van elk kindercentra en gastouderbureaus. Houders van kinderopvang moeten vooraf kunnen inzien hoe de gemeente toezicht houdt en op welke wijze en op basis van welke criteria handhavend wordt opgetreden. Onder kinderopvang vallen: kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouderopvang-adressen en peuterspeelzalen. Het besluit treedt in werking op 2013. Het meerjaren handhavingsbeleid is te raadplegen op www.coevorden.nl/beleid.voor nadere informatie kunt u terecht bij het team Handhaving, telefoon 0524-598 120. 4

SAMENVATTING In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wk) en de daarop gebaseerde regelgeving is vastgelegd dat de gemeenten eindverantwoordelijk zijn voor het naleven van de kwaliteitsregels voor kinderopvang via toezicht en handhaving. Bij handhaving gaat het erom ervoor zorgen dat de wet- en regelgeving wordt nageleefd. Naleving van regels, nalevingstrategie is noodzakelijk om een consistent en inzichtelijk beleid te voeren richting de houders van alle kindercentra, toezichthouders van de GGD, ouders en de gemeente zelf. In de Wk is geen verplichting opgenomen dat handhavingsbeleid vastgesteld moet zijn. Dit blijkt echter wel uit de geest van deze wet. Ook zijn de betrokken partijen (VNG, GGD, branchepartijen en de inspectie voor het onderwijs) van mening dat voor een adequate uitvoering van handhavingsanctie binnen de gemeente handhavingsbeleid wenselijk is. Een landelijk uniforme nalevingstrategie ontbreekt omdat de verantwoordelijkheid voor handhaving van de Wk bij het college van een gemeente ligt. Hierdoor kan het beleid per gemeente verschillen. In de gevallen dat tot handhaving wordt besloten, kan het efficiënt zijn om een zekere standaardisering in de handelswijze aan te brengen door middel van handhavingsbeleid. Op die manier wordt een kader gecreëerd waarbinnen het college ten aanzien van handhaving opereert. Het vaststellen van lokaal (actueel) toezicht- en handhavingsbeleid bevordert de transparantie binnen een gemeente. Hierin wordt vastgelegd wat de gemeentelijke taken zijn, op welke manier en in samenwerking met wie de gemeente deze taken uitvoert, in welke gevallen voor bestuurlijke boete, last onder dwangsom en/of last onder bestuursdwang wordt gekozen en wat eventuele consequenties kunnen zijn. Modellen die de hoogte van de dwangsom normeren in verhouding van de frequentie en ernst van de overtreding behoren eveneens tot de mogelijkheden. De VNG heeft hiervoor een model opgesteld waarvan gebruik gemaakt is. De zojuist genoemde vaste gedragslijn in het kader van handhaving, kan worden vastgelegd in beleidsregels. Artikel 1:3 lid 4 Awb juncto artikel 4:81 lid 1 Awb biedt daar de mogelijkheid toe. Artikel 1:3 lid 4 Awb definieert de beleidsregel als een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Hiervan is sprake bij handhavingsbeleid. Een afweging van belangen, de vaststelling van feiten en/of de uitleg van wettelijke voorschriften doet zich met name voor ten aanzien van de fase van sanctieoplegging. Bij het uitvoeren van een handhavingssanctie die nodig is wanneer een houder van kindercentra niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wk wordt bij de gemeente Coevorden het Afwegingsmodel en de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Coevorden gehanteerd die samen met deze nota het handhavingsbeleid vormen. 5

HOOFDSTUK I 1. Inleiding In dit handhavingsbeleid wordt beschreven hoe het beleid rond toezicht en handhaving van de kwaliteit van kinderopvang in Coevorden er de komende jaren uitziet. Met het beleid wordt aangesloten bij actuele lokale en landelijke ontwikkelingen. Op 14 december 2010 hebben wij het Handhavingsbeleid wet kinderopvang vastgesteld. Door de veranderende Landelijke regelgeving is ook het lokale handhavingsbeleid aan verandering onderhevig. Landelijke ontwikkelingen vragen om een nieuw handhavingsbeleid, met daarin een aanvulling voor wat betreft toezicht en handhaving van het peuterspeelzaalwerk. Sinds 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wk) en de daarop gebaseerde regelgeving enkele keren gewijzigd. Deze notitie is een actualisering van het huidige handhavingsbeleid en het daarbij behorende Afwegingsmodel toezicht en handhaving. Dit Afwegingsmodel van de VNG is noodzakelijk om correct te kunnen handhaven. In deze notitie wordt de term kindercentra gebruikt voor diverse vormen, dus zowel dagopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal, gastouderbureau en gastouder. 1.1. VNG afwegingsmodel, beleidsregels Door de VNG is het risico van verschillend handhavingsbeleid op het gebied van kinderopvang ook geconstateerd. Op grond hiervan heeft de VNG in 2009 een Handreiking voor een transparant handhavingsbeleid ontwikkeld. De laatste wijziging van deze handreiking Afwegingsmodel heeft in augustus 2013 plaatsgevonden. In deze nota wordt verwezen naar het afwegingsmodel van augustus 2013 en de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Coevorden die als bijlagen bij deze nota zijn gevoegd. Die bijlagen maken onderdeel uit van de nota. 1.2. Landelijke ontwikkelingen/regelgeving De regelgeving rondom kinderopvang is continu in beweging. In 2009 en 2010 heeft er een grote wijziging van de Wk en de onderliggende regelgeving plaatsgevonden. De gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden zijn landelijk vastgesteld in een aantal wetten en daarop aanvullende beleidsregels. In december 2011 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geconcludeerd dat de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen geen grondslag boden voor handhaving. Inmiddels heeft het Rijk in mei 2012 de beleidsregels omgezet in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en/of ministeriele regeling(en). Dit besluit en deze regeling zijn van rechtswege in werking getreden per 6 juni 2012. Het huidige gemeentelijk handhavingsbeleid moet hierop worden aangepast. De drie belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige handhavingsbeleid zijn: - de toevoeging van een hoofdstuk over peuterspeelzalen; - de toevoeging van de handhavingsancties voor voorschoolse educatie; - de gewijzigde verwijzing naar het Besluit en de Regelgeving. In de gewijzigde Wk is bepaald dat de houder verantwoord peuterspeelzaalwerk biedt. Dit betekent dat het peuterspeelzaalwerk bijdraagt aan en stimuleert tot een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. 1.2.1. Gemeenschappelijke Inspectie Ruimtes Handhaven (GIR HH). Sinds 1 januari 2010 is de Wet kinderopvang en peuterspeelzalen (Wko) gewijzigd. Ten behoeve van deze wet is het Landelijk Register Kinderopvang opgezet. Vanaf 1 januari 2012 is het Peuterspeelzaalregister hieraan toegevoegd. Het register kinderopvang als bedoeld in art. 1.47a van de wet en het register peuterspeelzaalwerk, bedoeld in art. 2.4a van de wet vormen gezamenlijk het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Het LRKP fungeert als basisregistratie voor de kinderopvang. Naast het LRKP zijn er twee modules binnen de GIR ontwikkeld en gebouwd, GIR Inspecteren (GIR I) en GIR Handhaven (GIR HH). Deze modules ondersteunen het proces op het gebied van de kinderopvang binnen de keten en helpen het verder te optimaliseren. GIR Handhaven is een module die het primaire proces van de medewerker van de gemeente ondersteunt. Hiermee wordt 6

het handhavingsproces op de kinderopvang ondersteund. Zie het volgende schema voor het proces. Ketenproces/ Menagementinformatie Landelijk Register Kinderopvang (LRKP) gegevens Inspectierapport GIR Inspecteren (GGD) Gegevens Inspectierapport Beschikking GIR HANDHAVEN 1.2.2. Wijziging Wk in 2013 De wijzigingen van de Wk hebben vooral betrekking op maatregelen die als doel hebben: a. Het creëren van meer transparantie op het gebied van prijs en kwaliteit; b. Het verbeteren van het toezicht op en de kwaliteit van de kinderopvang in het algemeen en de gastouderopvang in het bijzonder; c. Het tot stand brengen van een meer eenduidig en meer betrouwbaar register buitenlandse kinderopvang, dat voor zover mogelijk uitgaat van dezelfde systematiek als het register kinderopvang en het register peuterspeelzaalwerk. Met de wijziging van de Wk 1 maart 2013 wordt beoogd de veiligheid van kinderen binnen de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk te waarborgen. Het gaat daarbij om een uitbreiding en aanscherping van de plicht om te beschikken over een verklaring over het gedrag (VOG), afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en om de invoering van een zogenaamde meldplicht voor professionals. Dit houdt in dat alle medewerkers in de kinderopvang, gastouderopvang (inclusief de huisgenoten) en het peuterspeelzaalwerk met een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van 1 maart 2013, een nieuwe VOG dienen aan te vragen. Door het aanvragen van een nieuwe VOG wordt gecontroleerd of er in het verleden relevante strafbare feiten zijn gepleegd. Bij de continue screening wordt alleen gekeken naar nieuwe strafbare feiten vanaf 1 maart 2013. 1.2.3. Wijzigingen 2014 en meerjarenbeleid Ook na die wettelijke vastlegging zit de wetgever niet stil. Zo wordt in januari 2014 een nieuwe 'veegwet' voor de Wet kinderopvang verwacht, terwijl ook de eisen uit het Bkkp en Rkkp inhoudelijk tegen het licht worden gehouden. Naar verwachting zal ook de komende jaren het juridische kader regelmatig gewijzigd worden. Ongeacht de precieze inhoud en de wijze van vastlegging van de regelgeving, bepaalt deze nota het meerjarenbeleid ten aanzien van toezicht en handhaving van de kwaliteit van kinderopvang in Coevorden. In het nieuwe gemeentelijke handhavingsbeleid, beschreven in het Afwegingsmodel en de gemeentelijke beleidsregels handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen zijn de nieuwe/gewijzigde eisen uit de Wk verwerkt. HOOFDSTUK II TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN 2. Gemeentelijke verantwoordelijkheid kwaliteit kinderopvang Voor de uitvoering van de Wk ontvangen gemeenten een budget van het Rijk dat wordt toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds. 7

Conform de Wk is de gemeentelijke verantwoordelijkheid in vier taken onderverdeeld. Deze nota spitst zich toe op het toezicht op de naleving van de kwaliteiteisen van de Wk, de Regeling Wk en de Ministeriele beleidsregels. Binnen de gemeente Coevorden vindt zowel toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving als de uitvoering van de Wk en het handhavingsbeleid kinderopvang bij de afdeling Beheer en Realisatie, het team Handhaving plaats. Dit team is tevens verantwoordelijk voor de jaarlijkse verantwoording richting de Minister van OCW voor wat betreft toezicht- en handhavingstaken die de gemeente in het kader van de Wk heeft verricht, het maken van het handhavingsbeleid en dit beleid tijdig conform de landelijke regelgeving aan te passen. De gemeente gaat uit van landelijke kwaliteitseisen en een uniforme werkwijze voor het toezicht. 2.1. Melding en registratie in het kinderopvangregister Het college draagt zorg voor een actuele registratie van alle kindercentra. Hiervoor werkt de gemeente met het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Het LRKP is openbaar toegankelijk via www.landelijkregisterkinderopvang.nl Melding en registratie van kinderopvang in het LRKP en de bevoegdheid om de voorziening van kinderopvang, na negatief advies, niet op te nemen in het LRKP worden uitgevoerd door de afdeling Publieksservice, het team Maatschappelijke Ondersteuning. Een en ander is opgenomen in het gemeentelijk mandaatregister. Alleen als een kinderopvangvoorziening in het LRKP staat, is er mogelijk recht op kinderopvangtoeslag. 2.2. Toezicht op naleving van de kwaliteiteisen Voor het naleven van de kwaliteitseisen van de Wk en de aanvullende regelingen houdt de gemeente toezicht op de kindercentra. Hiertoe is conform de WK de directeur van de GGD als toezichthouders aangewezen. De directeur van de GGD mandateert GGD- ambtenaren om toezicht uit te voeren. De toezichthouder beoordeelt de kindercentra aan de hand van een landelijk toetsingskader en rapporteert via een model inspectierapport zijn/haar bevindingen en afspraken met houders aan de gemeente. 2.3 Gemeentelijk ingrijpen, handhaven en sanctioneren Indien uit het rapport van de GGD blijkt dat een houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet, moet de gemeente in principe handhavend optreden. Er zijn verschillende handhavingsancties waaruit de gemeente een keus kan maken. Alle maatregelen en de daarbij horende procedures staan beschreven in bijlage 1 in het Afwegingsmodel en de bijlage 2 Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen Coevorden. 2.4 Jaarlijkse verantwoording van de werkzaamheden aan de minister Conform de Regeling kinderopvang stelt het college jaarlijks uiterlijk vóór 1 juli een verslag vast van de toezicht- en handhavingsancties die de gemeente in het kader van de Wk in een kalenderjaar heeft verricht. Het verslag wordt opgesteld aan de hand van een bij de Regeling wet kinderopvang vastgestelde model. Dit verslag verzendt het college naar de gemeenteraad en de Inspectie van het Onderwijs. Vervolgens rapporteert de Inspectie hierover aan het ministerie. De minister stelt jaarlijks een verslag op van de werkzaamheden in het kader van het tweedelijnstoezicht van het voorafgaande kalenderjaar. Het gemeentelijke jaarverslag heeft twee belangrijke functies: 1. De beoordeling van het gemeentelijke toezicht op het aanbod van kinderopvang. 2. De verzameling van aanvullende informatie ten aanzien van de effectiviteit van het systeem van het eerstelijns toezicht Wk. 2.4.1. Tweedelijnstoezicht De Minister van OCW houdt toezicht op de rechtmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken door het college. De Minister kan in geval van ernstige tekortkomingen een aanwijzing geven aan de gemeente. Het toezicht wordt uitgeoefend door de Inspectie van het onderwijs. In het najaar van 2013 richt de Inspectie van het Onderwijs risicogericht toezicht in. Dit doet de Inspectie met de ervaringen uit het project Achterblijvende gemeenten. Doelen van het vernieuwde toezicht zijn: de gemeenten stimuleren om aan de wettelijke eisen te voldoen; onderzoeken of de gemeenten aan de wettelijke eisen voldoen; de gemeenten aanspreken indien aan de wettelijke eisen niet wordt voldaan; 8

afspraken maken met en het informeren van de gemeenten om te (kunnen) voldoen aan de wettelijke eisen. 2.4.1.2. Start met risicoanalyse Het vernieuwde toezicht start nadat een risicoanalyse is uitgevoerd. De risicoanalyse voor 2013 bestaat uit een analyse van alle jaarverslagen uit 2012 van gemeenten met een A-status. Op basis hiervan maakt de inspectie een eerste beoordeling en prioritering van gemeenten met risico s. Dit onderzoek leidt tot een statusbepaling: A-,B-, of C-status. De statussen van de gemeente worden gepubliceerd op de website van de inspectie. Sinds 2011 heeft onze gemeente de status A gekregen, dus geen interbestuurlijk toezicht. Betekenis van status A-B-C A-status Als blijkt dat de gemeente voldoet aan alle wettelijke criteria krijgt de gemeente van de inspectie de A-status (dit wordt ook wel basisarrangement genoemd). B-status Indien de gemeente nog niet voldoet aan de wettelijke criteria, krijgt zij een B-status (dit wordt ook wel aangepast arrangement genoemd). Bij een B-status volgt een verbetertraject. Hierbij maken de inspectie en de gemeente verbeterafspraken met een uiterlijke datum waarop de geconstateerde tekortkomingen moeten zijn opgelost. De inspectie beoordeelt of de verbeterafspraken zijn nagekomen en tekortkomingen zijn opgelost. Als de tekortkomingen zijn opgelost volgt een A-status. C-status De inspectie kent een C-status toe aan gemeenten die hun wettelijke taken niet of onvoldoende naleven en niet of onvoldoende meewerken aan het maken en uitvoeren van verbeterafspraken tussen de inspectie en het college. In dergelijke gevallen kan de minister van SZW besluiten tot een Indeplaatsstelling (artikel 124 Gemeentewet). Dit betekent dat de tekortkoming die de gemeente niet oplost, door derden wordt verholpen. De te maken kosten daarvoor komen voor rekening van de betreffende gemeente. 2.5. GGD De GGD is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit. Afhankelijk van de situatie kunnen er verschillende inspecties plaatsvinden. Hierover meer in hoofdstuk III onder toezichtstrategie. De toezichthouder legt de bevindingen vast in een inspectierapport. 2.6. Ouders In de Wk is de rol van ouders vastgelegd. Bij elke vestiging hoort een oudercommissie. Deze heeft een adviserende taak en functioneert op basis van een reglement. Ouders hebben alleen recht op een tegemoetkoming in de kosten van de overheid als het kinderdagverblijf, gastouderbureau of buitenschoolse opvang waarvan zij gebruik maken bij de gemeente is geregistreerd. 2.7. Rechtsbescherming van de houder De houder van kindercentra krijgt gelegenheid om een zienswijze op het concept inspectierapport schriftelijk bij de GGD naar voren te brengen. Daarnaast heeft de houder in geval de gemeente handhavend wil gaan optreden de mogelijkheid om tegen een handhavingsbesluit bezwaar te maken. 2.8. Afspraken GGD Drenthe en de Drentse Gemeenten Om de gemeentelijke verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken zijn indertijd op regionaal niveau afspraken vastgelegd met de GGD over de uitvoering van het toezicht. Deze afspraken gelden nog steeds. De afdeling beleid en Strategie in het specifiek het team Samenleving blijft verantwoordelijk voor beleidsmatige aspecten met betrekking tot de Wk. De Beleidsmedewerker jeugd fungeert als aanspreekpnt inzake deze wet zowel binnen als buiten onze organisatie. 9

HOOFDSTUK III 3. NALEVINGSSTRATEGIE De opbouw van de nalevingstrategie is hieronder schematisch weergegeven. Nalevingstrategie Het instrumentarium dat wordt ingezet om naleving van de regels te bevorderen Toezichtstrategie De wijze waarop het toezicht bij kinderopvang wordt uitgevoerd Sanctiestrategie De stappen die worden gevolgd om samen met het strafrecht de naleving van de regels te bevorderen Gedoogstrategie De omschrijving van de situaties waarin gedogen als een middel kan worden toegepast om een rechtsvacuüm te voorkomen en daarmee de handhaving mogelijk te maken De nalevingstrategie is opgebouwd uit een strategie die uitgaat van harde instrumenten en aanvullende instrumenten. Bij harde instrumenten kan worden gedacht aan toezicht in de vorm van diverse soorten onderzoek en sancties. Bij aanvullende instrumenten kan worden gedacht aan voorlichting door middel van (nieuws)brieven, website, motiveren en stimuleren. De handhavingstrategie bestaat uit een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie. Het toezicht is een essentiële en volgens de Wk een verplichte schakel in de handhavingketen. Zonder toezicht kan het bestuur onvoldoende op de hoogte zijn van overtredingen en kan het verdere handhavingtraject niet worden bewandeld. De sanctiestrategie volgt op de toezichtstrategie. In de sanctiestrategie is neergelegd hoe bestuursrechtelijk en strafrechtelijk wordt opgetreden tegen overtredingen die tijdens het toezicht zijn geconstateerd. In deze notitie wordt de landelijke terminologie voor de kinderopvang gehanteerd en wordt bij overtredingen onderscheid gemaakt in Hoog, Middel en Laag prioriteit. Het landelijk ontwikkelde afwegingsmodel gebruik maakt van deze indeling. Een Hoog-prioriteit overtreding betreft feitelijk een kernbepaling die voor de bescherming van het betreffende belang werkelijk relevant is. 3.1. Toezichtstrategie Toezicht op het naleven van wet- en regelgeving is arbeidsintensief. Volgens de Wk dient de GGD jaarlijks alle kindercentra te beoordelen. Er zijn verschillende typen onderzoek: 1. Onderzoek na melding: bij een nog niet gestart bedrijf. 2. Onderzoek na aanvangsdatum exploitatie: bij een net gestart bedrijf. 3. Regulier inspectiebezoek: jaarlijkse standaardinspectie. 4. Nader onderzoek: herinspectie naar aanleiding van eerdere inspectie. 5. Incidenteel onderzoek: inspectie naar aanleiding van signaal of klacht. 6. Onderzoek bij niet-gemelde kinderopvang. Bij elk onderzoekstype wordt getoetst of er aan (een deel van) de kwaliteitseisen wordt voldaan. Dit wordt vastgelegd in een rapport dat openbaar is. Ad. 1: Onderzoek na een aanvraag Onderzoek na een aanvraag is een onderzoek vóórdat de exploitatie daadwerkelijk start. Ad. 2: Onderzoek na aanvangsdatum exploitatie Binnen drie maanden nadat een kindercentrum in exploitatie is genomen, vindt een reguliere inspectie plaats, ook wel een jaarlijks of periodiek onderzoek genoemd. Het enige verschil met een 10

reguliere inspectie, vandaar de andere naamgeving, is dat het binnen een bepaalde termijn moet gebeuren, namelijk drie maanden na de exploitatie. Ad. 3: Reguliere inspectie Dit is de meest voorkomende inspectievorm: elk jaar wordt ieder kinderdagverblijf, elke instelling voor buitenschoolse opvang, ieder gastouderbureau, de gastouders en de peuterspeelzalen getoetst op naleving van de kwaliteitseisen.er wordt vastgesteld vast of de exploitatie in overeenstemming met de kwaliteitseisen plaatsvindt. Vervolgens wordt het oordeel vastgelegd in een inspectierapport dat na hoor en wederhoor openbaar is. Ad. 4: Nader onderzoek Tijdens een regulier onderzoek kunnen tekortkomingen worden geconstateerd, waarover herstel afspraken met de houder moeten worden gemaakt. Een nader onderzoek doet uitspraken over het doorgevoerde herstel naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen tijdens een regulier onderzoek. Er wordt vastgesteld of de houder de afspraken rond herstel heeft uitgevoerd. In een nader onderzoek wordt alleen het herstel beoordeeld en niet alle andere inspectie-items. Een nader onderzoek leidt tot een openbaar rapport. Ad. 5: Incidenteel onderzoek Een incidenteel onderzoek start na een klacht, een signaal of andere aanleidingen, zoals bijvoorbeeld gemeentelijk beleid over een bepaald thema. Het onderzoek zelf heeft betrekking op een gedeelte of het gehele toetsingskader. Dat is dus niet anders dan een regulier- of nader onderzoek. Ad 6: Onderzoek bij niet-gemelde kinderopvang Een specifieke vorm van incidenteel onderzoek is het onderzoek bij niet-gemelde kinderopvang. Een signaal over niet-gemelde kinderopvang kan komen van bijvoorbeeld buurtbewoners, concurrenten, gemeente of ouders. Er wordt dan beoordeeld of er sprake is van kinderopvang in de zin van de wet. Als dat het geval is, moet de kinderopvangorganisatie zich melden en wordt daarna een onderzoek na melding in gang gezet. Ad 7: Aangekondigd of onaangekondigd onderzoek Een onderzoek kent verschillende vormen. Naast verschillen in de omvang van het onderzoek (een gedeelte of het gehele toetsingskader) bij een nieuwe of bestaande opvangvoorziening is er ook een onderscheid tussen aangekondigd en onaangekondigd onderzoek bij niet-gemelde centra (opsporing). Bij regulier onderzoek is aankondigen gebruikelijk, maar geen eis. 3.1.1. Soort overtreding Ter uitvoering van het toezicht in de kinderopvang heeft de Minister de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang 2013 vastgesteld. Op basis van het door GGD Nederland ontwikkelde risicomodel adviseert de toezichthouder het college over de inspectieactiviteiten bij kindercentra.aan de hand van de toetsingskaders komt de toezichthouder tot een oordeel over de mate waarin aan de basiskwaliteitseisen van de betreffende opvangsoort wordt voldaan. De kwaliteitsaspecten die de toezichthouder beoordeelt zijn ingedeeld naar de volgende domeinen. dagopvang en de gastouderopvang peuterspeelzalen Gastouderbureau buitenschoolse opvang DOMEIN DOMEIN DOMEIN DOMEIN Ouders Ouders Ouders Gastouderbureau en naleving van de wet Personeel Personeel Personeel Ouders Veiligheid en gezondheid Veiligheid en gezondheid Veiligheid en gezondheid Personeel Accommodatie en inrichting Groepsgrootte en beroepskracht-kindratio Groepsgrootte en beroepskracht-kindratio Pedagogisch beleid en praktijk Klachten Accommodatie en inrichting Pedagogisch beleid en praktijk Pedagogisch beleid en praktijk Kwaliteit gastouders en opvangwoning Kwaliteit gastouderbureau Klachten Groepsgrootte en beroepskracht-kindratio Pedagogisch beleid en praktijk Pedagogisch beleid en praktijk Pedagogisch beleid Klachten Klachten Klachten Veiligheid en gezondheid Voorschoolse educatie Kwaliteit gastouderbureau Ruimte en inrichtin 11

Elk domein kent verschillende voorwaarden, criteria waarop wordt getoetst of wordt voldaan aan de kwaliteitsvoorschriften van de Wk en de daarop gebaseerde regelgeving. 3.1.2.Prioritering Om de risico s voor kinderen bij het niet voldoen aan een bepaald onderwerp in te schatten heeft de VNG een Afwegingsmodel opgesteld dat de basis heeft gevormd voor het huidige handhavingsbeleid. Het principe van de handhavingsystematiek is dat overtredingen zijn gewogen naar de potentiële bedreiging van de veiligheid van de kinderen. Deze weging is uitgedrukt in drie categorieën: Hoog, Gemiddeld en Laag. Dit onderscheid is van belang voor de wijze waarop het toezicht op de naleving van bepaalde regels is geborgd. A. Prioritering overtreding Hoog Dit betreffen overtredingen die voor de bescherming van het betreffende belang werkelijk relevant zijn, gelet op de aard en de risico s van de activiteit en de gevoeligheid van de omgeving. Overtreding ervan leidt tot een situatie met aanzienlijke (dreigende) hinderlijke of gevaarlijke consequenties of tot onomkeerbare schade. Deze situatie kan voorkomen als er teveel kinderen worden opgevangen en/of te weinig beroepskrachten worden ingezet. B. Prioritering overtreding Gemiddeld Overtredingen waar minder risico s aanwezig zijn. Bijvoorbeeld als de buitenspeelruimte niet passend is ingericht. C. Prioritering overtreding Laag Dit zijn overtredingen waar geen dreigend risico aanwezig is. Bijvoorbeeld het reglement van de oudercommissie voldoet niet aan de voorwaarden. 3.1.3. Afwegingsmodel Het afwegingsmodel augustus 2013 van de VNG is binnen de sanctiestrategie een onderdeel van de totale nalevingstrategie. De stappen die moeten worden gezet bij het toepassen van de verschillende sanctiemogelijkheden en het stellen van termijnen, worden beschreven in het afwegingsoverzicht en de beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Coevorden. 3.1.3.1.Verschil met oude Afwegingsmodel In vergelijking tot het oude Afwegingsmodel is dit model veel compacter. Dit komt omdat nu niet meer alle overtredingen per voorziening zijn opgenomen en niet voor elke overtreding apart de te volgen stappen zijn vastgelegd. Nu is er voor gekozen om vanuit de domeinen alle overtredingen te benoemen, maar niet meer uitgesplitst in de diverse punten van het rapport. Het voordeel van het niet meer expliciet opnemen van de overtredingen is dat als de regelgeving en en/of de verwoording in het model(inspectie)rapport wijzigt, nu niet meer direct nieuw handhavingsbeleid moet worden vastgesteld. Dit Afwegingsmodel bestaat uit enkele bladzijdes in plaats van het oude model dat meer dan 120 bladzijde had. Het afwegingsmodel dat de gemeente Coevorden hanteert is identiek aan het landelijk model wat betreft de prioriteit en de bestuurlijke boete. Conform het advies van de VNG is dit afwegingsmodel met de sanctie last onder dwangsom uitgebreid. Bij de bepaling van de hoogte van een last is aangesloten bij de boetebedragen in het afwegingsmodel en dat bedrag is per overtreding met 1.500,00 als prikkelende factor verhoogd. Vervolgens is dit bedrag weer aangesloten bij het afwegingsmodel en een vermenigvuldigingsfactor toegepast: - 1= grote onderneming (opvang meer dan 10 kinderen), - 0,5= gemiddelde onderneming (opvang tot en met 10 kinderen), - 1/3= kleine onderneming (opvang tot en met 6 kinderen). Het voordeel hiervan is dat er een eenduidige wijze is van het vaststellen van de hoogte van dwangsom zonder interpretatieverschillen. Daarna zijn de hersteltermijnen bij het opleggen van een aanwijzing veranderd. Het afwegingsmodel inzake de hersteltermijnen die bij het type overtredingen worden gehanteerd is bij de beleidsregels ook gewijzigd. De termijnen die de gemeente Coevorden hanteert, komen meer overeen met de inspectiepraktijk. Een hoog risico-overtreding is bv. het ontbreken van een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. Deze risico-inventarisatie kan niet binnen twee weken zijn gerealiseerd maar wel 12

binnen 8 weken. Bij een laag risico-overtreding kan bij een termijn van 6 maanden de herinspectie beter worden gekoppeld aan de jaarlijkse inspectie. Hersteltermijnen landelijk model Hoog: maximaal 2 weken Gemiddeld: maximaal 2 maanden Laag: maximaal 6 maanden Hersteltermijnen aangepast bij Coevorden Hoog: maximaal 4 weken Gemiddeld: 8 weken Laag: 20 weken Net als het vorige Afwegingsmodel heeft de VNG zich ingezet op een streng beleid, met name wat het bestraffende traject betreft. Het gaat om het opleggen van bestuurlijke boete. Dit is de keuze die de gemeente zelf moet maken. In de vorige beleidsnota hebben wij ook het opleggen van bestuurlijke boete gehanteerd, en de Boetebeleidsregels vastgesteld. 3.1.4. Gemeentelijk ingrijpen, handhaven en sanctioneren Stappenplan handhaven Inspectierapport Onderdeel per voorwaarde Voldoet Voldoet niet Afronding Waarschuwing Fase 1: Aanwijzing + hersteltermijn Voldoet Voldoet niet Afronding Fase 2: sancties Indien uit het rapport van de GGD toezichthouder blijkt dat een houder van kindercentra niet voldoet aan één of meer kwaliteitsvoorwaarden moet de gemeente in beginsel een handhavingsanctie starten. De bevoegdheid om handhavend op te treden ligt bij het college. De juridische besluiten voor de sancties worden gemaakt door het team Handhaving. Bij de toepassing van de sancties wordt onderscheid gemaakt in twee fasen. In fase 1 is de toezichthouder actief betrokken. De eerste stap zal meestal het opleggen van een aanwijzing zijn. Als de toezichthouder alleen bevel heeft gegeven, kan dit worden beschouwd als fase 1. De gemeente kan dan direct overgaan naar fase 2: het opleggen van andere sancties als binnen fase 1 de overtreding niet is hersteld. De toezichthouder geeft alleen een bevel als de kwaliteit bij een kindercentrum zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. Bij overtredingen met een lage of gemiddelde prioriteit zal hier niet snel sprake van zijn. De zwaarte van de prioriteit komt tot uiting in de hersteltermijn van de aanwijzing. Het college zal per geval de exacte hersteltermijn aangeven. Na het verstrijken van een hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de gemeente schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel de GGD/toezichthouder de opdracht geven voor een herinspectie. 3.2. Sanctiestrategie De sanctiestrategie is gebaseerd op het landelijk VNG afwegingsmodel handhaving omdat dit model in nauwe samenwerking met alle branchepartijen tot stand is gekomen waardoor er een brede consensus is. De sanctiestrategie bevat: 13

een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk/strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde normen; een passende reactie op overtredingen; een dwingende reactie bij voortduring van de overtreding; transparantie over te stellen termijnen voor het opheffen van (standaard)overtredingen en over de zwaarte van de sancties; Uitgangspunten sanctiestrategie De uitvoering van de sanctiestrategie hanteert de volgende uitgangspunten: Nalevingsdoelen Handhaving van de naleving van geldende voorschriften is van belang om de volgende gelijkwaardige redenen: het beperken van schade en het herstellen in de oorspronkelijke toestand; het voorkomen van herhaling door dezelfde overtreder of anderen; het in het belang van de geloofwaardigheid van de overheid bevestigen van de rechtsgelijkheid, eerlijke concurrentieverhoudingen, veiligheidsnormen, of de mogelijkheid tot overheidscontrole. Belang van zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk optreden Van geval tot geval dient te worden bepaald welke vorm van bestuurlijk of strafrechtelijk optreden - afzonderlijk of in combinatie - het meest passend is. Voorspelbaarheid in de reacties op dreigende overtredingen Handhaving zal in beginsel een uniforme handhavingstrategie volgen. Dit komt de efficiëntie, duidelijkheid en voorspeelbaarheid van het optreden van de gemeente ten goede en het bevordert gelijke behandeling. Voorliggende nota is een uitwerking van dit uitgangspunt. Toch moet altijd rekening worden gehouden met specifieke omstandigheden. Er kan worden afgeweken van een standaard werkwijze als de situatie daartoe noopt. Dit moet uiteraard wel goed worden gemotiveerd. Voorspelbaarheid in de reacties op dreigende overtredingen is daarom belangrijk. In de sanctiestrategie worden daarom niet alleen overtredingen, maar ook de bij overtreding normaal te hanteren sancties en de herstel- of begunstigingstermijnen vastgelegd. Structuur van de sanctiestrategie De kern van de sanctiestrategie is afhankelijk van de soort overtreding en het type optreden tegen de overtredingen. Tegen hoge en gemiddelde overtredingen (kernbepalingen) wordt onmiddellijk handhavend opgetreden door middel van een aanwijzingsbesluit. Tegen lage overtredingen (nietkernbepalingen) wordt handhavend opgetreden door eerst een waarschuwing met hersteltermijn te geven. 3.2.1. Sanctietraject/sanctieprotocol Er zijn twee vormen van reacties bij concrete overtredingen: - een schriftelijke waarschuwing met termijnstelling waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd; - bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk optreden, bestaande uit het voorbereiden, nemen en uitvoeren van een bestuurlijke sanctiebeschikking en/of een stafrechtelijk procesverbaal. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Een schriftelijke waarschuwing en mondelinge overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het sanctie- c.q. handhavingstraject. Bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk optreden kan worden ingezet bij: een eerste en/of nieuwe overtreding bij een voortdurende overtreding (een overtreding waarvoor een waarschuwing is gegeven maar bij hercontrole nog steeds of opnieuw wordt geconstateerd); een overtreding waarbij sprake is dat de geloofwaardigheid van de overheid in het geding is; een overtreding die duidt op grove nalatigheid, een calculerende en malafide houding van de overtreder; een overtreder waarbij een aanmerkelijke kans bestaat dat door niet-optreden op grotere schaal navolging plaats vindt; een overtreding waardoor er sprake is van herhaling; door een overtreding waarbij sprake is van aantasting van de toezichtmogelijkheden door het niet naleven van meet- of registratievoorschriften; een overtreding waarbij geen herinspectie mogelijk is; 14

Afwijkende handhavingreactie In bepaalde situaties kan worden besloten tot een afwijkende handhavingreactie, mits er sprake is van een transparante en onderbouwde individuele afweging waarover met het bevoegd bestuur en/of het Openbaar Ministerie wordt overlegd. Afzien van sanctie of herstelopdracht In afwijking van de handhavingslijn kan van handhaving worden afgezien in het geval de overtreding: niet doelbewust is begaan; het een kennelijk incident betreft; gering van omvang is; onverwijld afdoende maatregelen zijn getroffen door een overigens goed nalevende overtreder. In dit geval wordt er wel een schriftelijke (waarschuwing)reactie naar de overtreder gezonden. Daarnaast wordt van bestuurlijke handhaving afgezien indien handhaving tot een zeer onredelijke situatie leidt en binnen gedoogstrategie, die tevens deel uitmaakt van de nalevingstrategie. In het geval er wordt afgezien van handhaving wordt er conform de gedoogstrategie zonodig met handhavingpartners overleg gevoerd. Dit laat onverlet dat het Openbaar Ministerie een eigenstandige bevoegdheid heeft om tot vervolging over te gaan. 3.2.2. Handhavinginstrumenten In deze nota is beschreven dat in het afwegingsmodel bij overtredingen drie prioriteiten worden onderscheiden, namelijk: hoog, gemiddeld en laag. Bij een combinatie van overtredingen wordt uitgegaan van de zwaarste overtreding. Binnen de wet zijn verschillende handhavinginstrumenten voor het opleggen van een sanctie. Naam sanctie Schriftelijke aanwijzing door het college, of bevel (door de toezichthouder) Last onder bestuursdwang Last onder dwangsom: Exploitatieverbod: Uitschrijven uit register Bestuurlijke boete Wettelijk grondslag artikel 1.65 lid 1, en 2.23, lid 1 van de Wk artikel 1.65, lid 3 en 2.23, lid 3 van de Wk artikel 5:21 Awb artikel 5:32 Awb artikel 1.66, lid 1 artikel 2.24, lid 1 van de Wk artikel 1.66, lid 2 en 2.24, lid 2 van de Wk artikel 1.72 en 2.27 en 2.28 van de Wk 3.2.2.1. Aanwijzing (door college) of bevel (door toezichthouder) In een schriftelijke aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de kwaliteitseisen niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Zo n aanwijzing is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bevel In de beleidsregels wordt het bevel niet genoemd. Reden is dat een bevel een bevoegdheid is van de toezichthouder van de GGD. Het hoort als middel dus niet in het gemeentelijk handhavingsbeleid. De toezichthouder legt een bevel op indien de kwaliteit van een kindercentrum zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. Uiteraard informeert de toezichthouder de gemeente. Een bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Hieruit volgt dat de houder in beginsel na zeven dagen is ontheven van de verplichting om het bevel te voldoen. Het college kan echter besluiten de geldigheidsduur van het bevel te verlengen indien voor zover de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. Ook kan het college zonodig aan het bevel een exploitatieverbod opleggen. Ook een bevel is besluit in de zin van de Awb. Tegen het bevel kan bij de toezichthouder bezwaar gemaakt worden. Dit omdat de bevoegdheid middels attributie is verkregen door de toezichthouder en de toezichthouder voor deze bevoegdheid daarmee een bestuursorgaan is geworden. De toezichthouder is in dat geval de directeur van de GGD. 3.2.2.2. Last onder bestuursdwang Onder een last onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen wat in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Door toepassing van een last onder bestuursdwang maakt het college op kosten van de overtreder door feitelijk handelen zelf een einde aan de overtreding. Een last onder bestuursdwang kan ook worden toegepast om de gevolgen van een overtreding ongedaan te maken, herhaling van een gepleegde overtreding te voorkomen of om het voortduren ervan tegen te gaan. 15

Tegen niet alle overtredingen kan feitelijk worden opgetreden. Een norm die een verplichting tot het verrichten van een rechtshandeling inhoudt (bv. het instellen van een oudercommissie), kan in ieder geval niet met toepassing van een bestuursdwang worden afgedwongen. Maar ook normen die wel een verplichting tot feitelijk handelen aan de houder opleggen, kunnen soms niet met bestuursdwang worden gehandhaafd. In het algemeen geldt dat een last onder bestuursdwang geschikt is om de gevolgen van een overtreding ongedaan te maken of voortdurende overtredingen te beëindigen. Het voorkomen van herhaling van een overtreding kan in de regel moeilijk met een last onder bestuurswang worden afgedwongen. Hetzelfde geldt voor handelingen die naar hun aard door de houder zelf moeten worden verricht. 3.2.2.3. Last onder dwangsom Een last onder dwangsom is een maatregel waarmee de houder wordt opgedragen (gelast) een gedraging te doen of na te laten. Als de houder binnen een bepaalde termijn, de zogenaamde 'begunstigingstermijn', niet aan deze opdracht (de last) heeft voldaan, moet deze een geldsom betalen. Dit laatste wordt 'het verbeuren van een dwangsom' genoemd. De last onder dwangsom is een preparatoire sanctie en heeft tot doel om de geconstateerde overtreding te beëindigen en/of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. In bijlage 3 bij deze notitie is een Handleiding last onder dwangsom toegevoegd. Bij het opleggen van deze sanctie zal deze handleiding worden gehanteerd. 3.2.2.4. Exploitatieverbod Op grond van de Wk is het college bevoegd om de houder te verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau en een peuterspeelzaal te exploiteren. De houder kan verboden worden de exploitatie voort te zetten zolang de houder een aanwijzing of bevel niet opvolgt en toepassing van bestuursdwang niet mogelijk is. Ook kan een exploitatieverbod opleggen aan de houder die op grond van een inspectie naar verwachting niet dan wel niet langer aan Wk gegeven voorschriften zal voldoen. 3.2.2.5. Uitschrijven uit het register Het college kan besluiten de gegevens van een kindercentrum, de voorziening voor gastouderopvang, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen te verwijderen indien het kindercentrum niet voldoet aan de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften. Tot uitschrijving uit het landelijk register kan in de regel alleen in geval van ernstige overtredingen of recidive worden overgegaan. Uitschrijving betekent niet automatisch dat het kinderopvangcentrum met toepassing van bestuursdwang kan worden gesloten. Daarvoor zal eerst een exploitatieverbod opgelegd moeten worden. 3.2.2.6. Bestuurlijke boete Het college is bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen ingeval een verplichting bij krachtens de Wk niet wordt nageleefd. De eerder genoemde sanctiemaatregelen zijn gericht op het ongedaan maken of beëindigen van een overtreding in de (nabije) toekomst terwijl met de boete is beoogd een overtreding die in het verleden is begaan te bestraffen. Een bestuurlijke boete bedraagt van ten hoogte 45.000-. Bij hoge prioriteit worden boetes opgelegd, bij gemiddelde of lage prioriteiten kunnen boetes worden opgelegd. De bestuurlijke boete is een sanctie gericht op leedtoevoeging. In het vorige handhavingsbeleid in de nota Handhavingsbeleid Kinderopvang Gemeente Coevorden 2010 zijn evenals boetebedragen opgenomen. Tot op heden heeft de gemeente Coevorden nog geen boetes opgelegd bij handhavingtrajecten. Met ingang van het nieuwe handhavingsbeleid zal/kan dit wel gebeuren. In het afwegingsmodel is vermeld welke boetebedragen als richtlijn gelden bij een overtreding. In de toelichting op het afwegingsmodel is vermeld in welke situaties een boete kan worden opgelegd. Gemeente Coevorden kiest er voor om in beginsel eerst een aanwijzing te geven. Wanneer bij een herinspectie blijkt dat er sprake is van recidive zal een herstellend of een bestraffend traject gestart worden. Bij de overtreding De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd (art 1.50 Wko) is er geen herstellend handhavingstraject mogelijk. In dat geval zal er onmiddellijk een boete ( 4000,-) worden opgelegd. Een ander aandachtspunt betreft het volgende: houders van kinderdagverblijven en gastouderbureaus zijn verplicht om wijzigingen onmiddellijk door te geven. Dit is van belang voor 16

een correcte registratie van kinderdagverblijven en gastouders. Wanneer geconstateerd wordt dat wijzigingen niet zijn doorgegeven zal er een boete volgen. Met name voor gastouderbureaus is dit een aandachtspunt, omdat de meeste wijzigingen voorkomen bij gastouderbureaus die te maken hebben met veel wijzigingen bij gastouders. Een boete kan verhoogd worden als er sprake is van recidive (herhaling). Verder moet een boete afgestemd zijn op: - de ernst van de overtreding, - de mate verwijtbaarheid, - de omstandigheden waaronder overtreding is begaan of - de omstandigheden waarin overtreder verkeert. Deze omstandigheden kunnen reden zijn een boete eventueel te verlagen. A. Gastouders aparte behandeling Een voorziening voor gastouderopvang (met de gastouder als houder) is echter wel van een andere orde als bijvoorbeeld een kinderdagverblijf. Daarom is bepaald dat de genoemde boetes voor gastouders gehalveerd worden. B. Peuterspeelzalen De Wk bepaalt in artikel 2.27 dat er geen boete opgelegd mag worden bij de gesubsidieerde peuterspeelzalen. Dit omdat het opleggen van een boete dan een verkapte manier zou zijn de subsidie te verlagen. 3.3. Volgorde van sanctie Hieronder is schematisch weergegeven aanpak sanctionering kinderopvang Bevel/aanwijzing Bevel door GGD Aanwijzing door het college Bevel/aanwijzing niet binnen termijn nagekomen? Herstelsanctie (Bestuursrechtelijk) Strafrechtelijke sanctie Overige Handhavingsmiddelen (Bestuursrechtelijk) * dwangsom * bestuursdwang * verbod exploitatie voor te zetten (als bestuursdwang niet mogelijk is) * bestuurlijke boete * strafrechtelijke mogelijkheden * verbod om exploitatie te nemen * verwijdering uit het LRKP De bestuurlijke sanctie en de strafrechtelijke sanctie mogen tegelijkertijd worden opgelegd. M.a.w. het is niet zo dat als je het één oplegt je het ander niet meer mag opleggen. Het is niet mogelijk om een escalatiemodel op te stellen van de verschillende instrumenten. Per type overtreding verschillen de instrumenten die het meest effectief ingezet kunnen worden. Vandaar dat een afwegingsmodel is ontwikkeld, dat aangeeft bij welke overtreding welk instrument ingezet kan worden. Vanuit juridisch oogpunt wordt aanbevolen om eerst een aanwijzing of een bevel te geven voordat verdergaande instrumenten ingezet worden. Daarnaast 17

kan gesteld worden dat uitschrijven uit het register een uiterst instrument is dat ingezet wordt als andere instrumenten geen resultaten opleveren. 3.4. Gedoogstrategie Het uitgangspunt bij overtredingen is handhaven. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. De overheid wordt tegenwoordig nadrukkelijk aangesproken op het feit dat ze in beginsel verplicht is over te gaan tot handhaven van regelgeving. In verschillende wetten is deze bestuurlijke zorgplicht vastgelegd. Voor het expliciet niet-optreden geldt een verzwaarde motiveringsplicht. De rechter kiest dan ook als uitgangspunt dat het bevoegde bestuur een beginselplicht tot handhaving heeft. Desondanks moet het bevoegde bestuur de belangen die voor of tegen handhaven pleiten op een zorgvuldige manier tegen elkaar afwegen.in algemene zin kun je zeggen dat niet gehandhaafd mag worden als er belangen zijn die zwaarder wegen dan het belang dat de wettelijke normen worden gehandhaafd en het belang dat precedentwerking wordt voorkomen. Andersom moet gehandhaafd worden als deze zwaarwegende belangen er niet zijn. 3.4.1. Belangen vóór handhaving: het bereiken van de doelen die beoogd worden met het invoeren van wettelijke regels; het voorkomen van ongewenste precedentwerking; het beschermen van belangen van derdebelanghebbenden. 3.4.2. Belangen tegen handhaving: het beschermen van de belangen van de overtreder (bijzondere persoonlijke omstandigheden omvang schade); de rechtszekerheid, als een overtreding al heel lang voortduurt zonder ingrijpen van de overheid; een situatie bestaat die vanuit het oogpunt van veiligheid verantwoord is en handhaven daarvan, in beginsel, niet tot verslechtering van de bestaande situatie leidt; de bescherming van belangen van de overheid (extreme kosten handhaving). Voordat het college kan besluiten tot handhaving moet het eerst beoordelen of de illegale situatie alsnog op korte termijn kan worden gelegaliseerd. Legalisatie zou bijvoorbeeld mogelijk zijn als op korte termijn vergunning of ontheffing kan worden verleend of dat door wijziging van de regelgeving de illegale situatie wordt opgeheven. Als het college na belangenafweging besluit niet te handhaven betekent dit dat het college de illegale situatie gedoogt. Gedogen moet een uitzondering en tijdelijk zijn. Gedogen kan in overmachtsituaties en in overgangsituaties plaatsvinden. A. Overmachtsituaties Overmacht kan zich voordoen indien nader onderzoek nodig is om te bepalen op welke wijze de overtreding beëindigd moet/kan worden. Bijvoorbeeld in het geval van funderingsproblemen aan enkele panden in een bouwblok. Immers, de wijze waarop de overtreding (niet voldoen aan de prestatie-eisen die gesteld worden in het Bouwbesluit) opgeheven kan worden kan consequenties hebben voor de aangrenzende panden. B. Overgangsituaties Een overgangsituatie is een situatie dat er concreet zicht is op beëindiging dan wel legalisatie op korte termijn. Een voorbeeld: Een kindercentrum heeft nog geen stroomvoorziening via het openbare net. Het kindercentrum wordt tijdelijk van elektriciteit voorzien via bouwstroom of er is een noodstroomaggregaat geplaatst. Een bouwinspecteur en een medewerker preventie van Drenthe hebben met de manager afspraken gemaakt over de voorwaarden waarop dit kindercentrum in exploitatie mag (blijven). Op basis van deze afspraken mag het kindercentrum starten voor de duur van maximaal tien dagen. Na deze periode dient de elektriciteitsvoorziening op orde te zijn. Zo niet, dan wordt het kindercentrum alsnog gesloten. Een van de afspraken is dat gedurende deze periode van 10 dagen, maximaal 10 kinderen op de begane grond opgevangen mogen worden in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Vanwege de problemen met de stroomvoorziening zijn afspraken gemaakt over wanneer de locatie ontruimd dient te worden. In dat kader zal de regiomanager ervoor zorgen dat er een evacuatiebedje wordt geplaatst in de slaapruimte op de begane grond. 18

Bijlagen Bijlage 1 Afwegingsmodel handhaving kinderopvang 2013 Bijlage 2 Beleidsregels handhaving Wet kinderopbang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Coevorden Bijlage 3 Handleiding dwamgsom Bijlage 4 Overzicht kindercentra in Coevorden per 1-12-2013 Bijlage 5 Brief gemeenteraad Bijlage 6 Publicatie Huis aan Huis krant Bijlage 7 Brief naar houders van kindercentra 19