Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek. Datum: 28 augustus 2012

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 6 juni 2007 Rapportnummer: 2007/109

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Heerlen. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/244

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Dienst voor het kadaster en de openbare registers uit Apeldoorn. Datum: 23 mei 2011

Rapport betreffende een klacht over de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door de gemeente Venlo.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer. Datum: 8 oktober Rapportnummer: 2013/140

Rapport. Rapport over een klachtover het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Datum: 6 november Rapportnummer: 2013/162

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk. Datum: 4 augustus 2011

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Inspectie voor de Gezondheidszorg Bestuursorgaan: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Amsterdam. Datum: 24 oktober 2012

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Een onderzoek naar een klacht over de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 14 augustus Rapportnummer: 2013/099

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Besluit op bezwaar niet uitgevoerd Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Wierden te Wierden. Datum: 17 december 2013

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Rapport. Datum: 05 september Rapportnummer: 2013/111

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet. Datum: 19 augustus 2015 Rapportnummer: 2015/124

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Rapport over een klacht over UWV te Nijmegen. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2013/108

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : directie Werk Dossiernummer :

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 6 november Rapportnummer: 2013/159

Rapport. Openbaar rapport over een klacht over de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland te Zaandam. Datum: 5 april 2016 Rapportnummer: 2016/031

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 11 december 2011 en bij het secretariaat ingeboekt op 12 december onder nummer

Rapport Uitleg: een brug te ver? Een onderzoek naar inspraak en participatie bij de gemeente Zoetermeer.

Rapport. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/102

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Klacht over valselijk beschuldigen van ouder. Niet gebleken dat de beschuldiging onjuist was. ADVIES

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Een onderzoek naar een klacht over de informatieverstrekking over de praktische gevolgen van een wetswijziging.

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december Rapportnummer: 2011/358

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 4 november Rapportnummer: 2013/161

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Een onderzoek naar de handelwijze van de gemeente naar aanleiding van een verzoek om bomen te rooien vanwege overlast.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Beek. Datum: 21 september Rapportnummer: 2012/154

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/079

Rapport. Datum: 27 januari 2000 Rapportnummer: 2000/025

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het CBR te Rijswijk gegrond.

Een onderzoek naar de weigering van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant om verzoekster te verwijzen voor haar klacht.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Zwolle. Datum: 20 april Rapportnummer: 2011/121

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Datum: 10 augustus Rapportnummer: 2011/243

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Dubbele leges voor één vergunning Gemeente Almere Dienst Publiekszaken

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei Rapportnummer: 2013/057

Gedragscode voor het college van Burgemeester en Wethouders bij de gemeente Maasdriel

Een onderzoek naar de handelwijze van het college van burgemeester en wethouders van Zeist bij de verkoop van een groenstrook.

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Belangenverstrengeling bij re-integratie Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen Re-integratiebedrijf Amsterdam

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant te Oss. Datum: 2 oktober Rapportnummer: 2013/138

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK. Datum: 28 november Rapportnummer: 2012/190

Een onderzoek naar de afhandeling van een bezwaarschrift door de gemeente Voorschoten

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport over een klacht over de (hoofd)officier van justitie te Den Haag en de griffie van de rechtbank Den Haag. Datum: 12 december 2012

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam. Datum: 29 augustus Rapportnummer: 2012/137

Dossiernummer Rapport. Verzoekers De heer E hierna genoemd: verzoeker.

OORDEEL. Het verzoek tot onderzoek betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, hierna (ook) te noemen: de gemeente.

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. "Gevecht tegen windmolens" Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie ressort 's-gravenhage te Den Haag. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2013/065

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Datum: 25 september 2006 Rapportnummer: 2006/323

Transcriptie:

Rapport Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek Datum: 28 augustus 2012 Rapportnummer: 2012/136

2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek heeft geweigerd een persbericht te rectificeren voor zover daarin staat vermeld dat een door verzoeker ingediende klacht onjuist en onterecht is geweest. Wat is er gebeurd? Verzoeker is gemachtigde van cliënten die al een aantal jaren procederen tegen de komst van een megastal aan de Van de Veldenweg 4 in de gemeente Hilvarenbeek. Op 12 mei 2011 dient hij namens hen een klacht in bij de gemeente Hilvarenbeek met als onderwerp "(schijn van) belangenverstrengeling" van een ambtenaar van de gemeente werkzaam op het terrein milieu. Hij geeft aan dat en waarom er naar zijn mening op zijn minst sprake is van schijn van belangenverstrengeling door de betrokken ambtenaar. Hij stelt onder meer dat de ambtenaar samen met zijn vrouw een adviesbureau heeft - of althans werkzaamheden voor dat bureau doet - en dat dat bureau al jaren de initiatiefnemer van de megastal adviseert. De gemeente geeft het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) opdracht voor een onderzoek naar de beschuldiging van (de schijn van) belangenverstrengeling door de ambtenaar. Tijdens een gesprek met de burgemeester op 19 september 2011 krijgt verzoeker een brief (van diezelfde datum) uitgereikt. Daarin deelt het college hem onder meer mee wat de conclusies en adviezen van BING zijn en wat het standpunt van het college is ten aanzien van de klacht: Conclusies en adviezen BING Het rapport sluit af met de volgende conclusie: 'Naar onze mening kan ten aanzien van het handelen niet worden geconcludeerd dat er sprake is (geweest) van belangenverstrengeling, maar heeft betrokkene wel gehandeld in strijd met de Regeling nevenwerkzaamheden en hoofdstuk 3 van de gedragscode (Nevenfuncties en andere privéactiviteiten), waardoor de schijn van belangenverstrengeling heeft kunnen ontstaan' Standpunt college Voor ons staat vast dat uw aanklacht met betrekking tot het dossier Van de Veldenweg 4 onterecht en onjuist is. Ook staat voor ons vast dat (de ambtenaar; N.o.) aanleiding heeft gegeven voor de schijn van belangenverstrengeling door niet te handelen volgens de geldende richtlijnen De brief eindigt als volgt: Tot slot

3 Met uw brief heeft u een signaal afgegeven naar de gemeente. Hoewel dat signaal in de betreffende kwestie onterecht is gebleken, is het belangrijk om blijvend aandacht en bewustzijn te hebben voor het thema integriteit. Wij zullen mede daarom dan ook nu geen stappen tegen u en/of uw cliënten ondernemen. We vertrouwen erop dat u terugkomt op uw beschuldigingen in de betreffende kwestie. Dezelfde dag verspreidt de gemeente een persbericht over de zaak (waarin een link naar de brief van 19 september 2011 is opgenomen). Daarin staat onder meer het volgende: "Bureau Integriteit Nederlandse gemeenten (BING) heeft vastgesteld dat belangenverstrengeling door (de ambtenaar; N.o.) in de kwestie Van de Veldenweg 4 niet aangetoond kan worden. Ook heeft BING geconcludeerd dat (de ambtenaar; N.o.) niet zorgvuldig heeft gehandeld door zijn nevenfuncties niet tijdig te melden. Hierdoor heeft de schijn van belangenverstrengeling kunnen ontstaan. Voor het college staat vast dat de aanklacht van (verzoeker; N.o.) met betrekking tot het dossier Van de Veldenweg 4 onterecht en onjuist is. Ook staat voor het college vast dat (de ambtenaar; N.o.) aanleiding heeft gegeven voor de schijn van belangenverstrengeling door niet te handelen volgens de geldende richtlijnen. Er verschijnen vervolgens artikelen in de media; in een daarvan staat onder meer dat de burgemeester eist dat verzoeker zijn beschuldiging over mogelijke belangenverstrengeling terugneemt. Verzoeker vraagt de gemeente herhaaldelijk om het persbericht en de gemeentelijke berichtgeving te herzien. Ondanks diverse schriftelijke verzoeken en een persoonlijk gesprek met de burgemeester, gaat de gemeente niet over tot rectificatie of aanpassing van het bericht. Verzoeker vraagt de gemeente ook herhaaldelijk om een kopie van het rapport. Medio oktober 2011 wordt een deel van het rapport openbaar gemaakt (waaronder de beoordeling en de aanbevelingen; zie onder Bijlage). Uit het rapport blijkt onder meer dat de ambtenaar nevenwerkzaamheden verricht voor het adviesbureau van zijn echtgenote, dat hij daarvoor een vergoeding ontvangt, dat het adviesbureau actief is op een terrein waar de ambtenaar ter zake deskundig is en dat één van de cliënten van het bureau de initiatiefnemer van de megastal is. Verzoeker start een WOB-procedure opdat het hele rapport openbaar wordt gemaakt. Ook wendt hij zich begin januari 2012 tot de ombudsman in de hoop zo te bereiken dat de gemeente tot rectificatie overgaat. Tijdens het onderzoek van de ombudsman besluit de

4 gemeente, naar aanleiding van verzoekers bezwaarschrift, het BING-rapport grotendeels openbaar te maken. Alleen enkele specifieke passages die volgens de bezwaarcommissie de persoonlijke levenssfeer van geïnterviewden en betrokkenen direct raken worden zwart gemaakt. De gemeente stelt naar aanleiding van dat besluit op 4 april 2012 een persbericht op waarin onder meer staat: Dat (BING; N.o.) onderzoek leverde op dat belangenverstrengeling niet kon worden aangetoond in de betreffende casus, maar dat de schijn van belangenverstrengeling was ontstaan door de handelwijze van (de bewuste ambtenaar; N.o.). De ambtenaar is, nadat met hem gesprekken hebben plaatsgevonden over de uitkomst van het BING-onderzoek, sinds januari 2012 niet meer in dienst van de gemeente. Standpunt verzoeker Verzoeker stelt dat het college in de brief van 19 september 2011 en het persbericht ten onrechte schrijft dat zijn klacht onterecht en onjuist is. Immers, zijn klacht ging over de (schijn van) belangenverstrengeling door de ambtenaar en het onderzoek van BING heeft naar zijn mening uitgewezen dat er wel degelijk sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Hij wijst ter onderbouwing op de door BING geformuleerde conclusie uit het onderzoek, zoals die door de gemeente is geciteerd in haar brief van 19 september 2011. Verder wijst hij op enkele frases uit het rapport. Zo staat er onder meer dat de schijn van belangenverstrengeling gelet op de door gemachtigde ingediende klacht" daadwerkelijk is ontstaan. Ook wijst hij op de constatering in het rapport dat de ambtenaar met zijn verklaringen over het onderwerp 'schijn van belangenverstrengeling' aantoont te weinig besef te hebben van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en de schijn van belangenverstrengeling in het bijzonder. Er is, kortom, in dit dossier wel degelijk de schijn van belangenverstrengeling gewekt en niet alleen doordat de ambtenaar zijn nevenwerkzaamheden niet heeft gemeld (iemand die zijn nevenwerkzaamheden niet meldt wekt volgens verzoeker niet per definitie de schijn van belangenverstrengeling). Zijn klacht is dus juist en terecht. Het persbericht is in zijn ogen misleidend en onzorgvuldig tot stand gekomen. Hij en zijn cliënten worden daardoor in hun goede naam geschaad. Hun vertrouwen in de gemeente is hierdoor ernstig geschaad. Zonder de klacht zou een en ander bovendien nooit aan het licht zijn gekomen. Verzoeker stelt verder dat hij de conclusies van het BING-rapport evenmin kan rijmen met de slotfrase in de brief van 19 september 2011 waarin hem volgens hem wordt verzocht excuses te maken. Standpunt gemeente De gemeente constateert dat zij en verzoeker van mening verschillen over de uitkomst van het BING-onderzoek, maar dat is voor haar geen reden tot rectificatie. Zij heeft haar brief

5 van 19 september 2011 en het persbericht juist heel zorgvuldig opgesteld. Niet voor niets staat er dat de aanklacht met betrekking tot het dossier Van den Veldenweg 4 onterecht en onjuist is. Zij concludeert uit het BING-rapport dat er geen daadwerkelijke belangenverstrengeling, maar ook geen schijn van belangenverstrengeling is geweest in het dossier Van den Veldenweg 4. Zij baseert zich bij dat laatste daarbij met name op de passage uit het rapport waarin staat dat uit het onderzoek niet gebleken is dat de ambtenaar invloed heeft uitgeoefend in het dossier van de megastal en dat zijn naam ook niet in het dossier voorkomt (zie bijlage). De gemeente erkent wel en heeft dat ook in het persbericht aangegeven, dat de ambtenaar de schijn van belangenverstrengeling op zich heeft geladen, zij het niet in het dossier Van de Veldeweg. De gemeente stelt verder dat noch het college, noch de burgemeester, op enigerlei wijze heeft aangegeven dat verzoeker en/of zijn cliënten excuses zouden moeten aanbieden. Mogelijk dat verzoeker dat leest in de slotfrase van de brief van 19 september 2011 waar gesproken wordt over het terugkomen op de beschuldiging. De zin is echter niet zo bedoeld. De gemeente heeft hiermee willen aangeven dat zij ervan uit gaat dat verzoeker (naar aanleiding van de resultaten van het BING-rapport) op een later moment nogmaals met de gemeente zal spreken over de beschuldiging in de betreffende kwestie. 'Terugkomen op' betekent namelijk op een later moment opnieuw spreken over. Verder stelt zij dat in de artikelen in de pers nergens is te lezen dat burgemeester of college heeft aangegeven dat verzoeker of cliënten verontschuldigingen moeten maken of de beschuldiging moeten intrekken. Verzoeker heeft, aldus de gemeente, zelf in de pers laten optekenen dat het college excuses van hem verwacht en de suggestie gewekt dat hem is verzocht de aanklacht in te trekken. Overigens wijst de gemeente erop dat haar bekend is dat in de krant opgetekende uitlatingen niet per se letterlijk door de geciteerde gedaan hoeven te zijn. De gemeente geeft verder nog aan dat zij het betreurt dat er een situatie is ontstaan waarbij men niet meer met elkaar in gesprek is gebleven over het verschil van inzicht en dat een en ander ertoe heeft geleid dat er een klacht is ingediend. Zij heeft nooit de bedoelding gehad verzoeker en zijn cliënten in hun goede naam te schaden. Nadere reactie verzoeker Volgens verzoeker suggereert het college met de slotpassage van de brief van 19 september 2011 dat verzoekers signaal onterecht was en dat er sprake zou zijn van smaad of laster. Verzoeker geeft aan dat uit de context van die brief niet blijkt dat de frase zo uitgelegd moet worden als de gemeente die uitlegt. Een groot deel van de lezers heeft dezelfde conclusie getrokken als cliënten en verzoeker. Al kan de uitdrukking 'terugkomen op' op twee manieren worden uitgelegd, de formulering is op zijn minst onzorgvuldig.

6 Verzoeker stelt verder dat noch hij, noch zijn cliënten zich in de pers hebben uitgelaten over het intrekken van beschuldigingen en het maken van excuses. Dat heeft de pers volgens hem gelezen in (de context van) het persbericht dan wel de brief van 19 september 2011. Oordeel Nationale ombudsman Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid in haar contacten met de burger escalatie probeert te voorkomen of te beperken. Communicatievaardigheden en een oplossingsgerichte houding zijn hierbij essentieel. Kern van de discussie tussen verzoeker en de gemeente in deze casus is het standpunt dat de gemeente naar aanleiding van het BING-rapport heeft ingenomen over verzoekers klacht en haar communicatie daarover. Vandaar dat hieronder eerst wordt ingegaan op de conclusies uit het BING-rapport. Daarbij moet vooropgesteld worden dat het onderzoek van BING en de feiten daaruit hier niet ter discussie staan. De ombudsman neemt die voor vaststaand aan. De ombudsman is van oordeel dat uit de beoordeling in het BING-rapport blijkt dat in dit dossier de schijn van belangenverstrengeling heeft kunnen ontstaan. Verder blijkt daaruit dat de schijn niet alleen heeft kunnen ontstaan doordat de ambtenaar de nevenfunctie niet heeft gemeld, maar ook doordat hij deze specifieke nevenfunctie combineerde met zijn functie als ambtenaar milieu bij de gemeente. Zo stelt BING in de beoordeling in het rapport dat de ambtenaar er geen rekening mee heeft gehouden "dat in onderhavige kwestie" de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan. Het baseert zich daarbij op een aantal omstandigheden; slechts één daarvan is het feit dat de nevenfunctie niet is gemeld. Andere omstandigheden zijn onder meer het feit dat de nevenwerkzaamheden tegen vergoeding werden verricht voor het bureau dat van zijn vrouw was, en dat dat bureau de initiatiefnemer van de megastal als klant heeft. Bovendien betreft de schijn die heeft kunnen ontstaan volgens BING niet alleen de schijn dat de ambtenaar in de privésfeer relevante ambtelijke en/of bestuurlijke informatie met zijn echtgenote deelt, maar ook de schijn dat hij als ambtenaar mogelijk een rol speelt in het dossier van de megastal. Uit de toelichting op de aanbevelingen blijkt verder dat BING van mening is dat deze nevenwerkzaamheden niet verenigbaar zijn met de functie van de ambtenaar bij de gemeente. Al zou de ambtenaar niet voor cliënten van het adviesbureau werken die in de gemeente Hilvarenbeek wonen, dan nog bestaat immers het risico van belangenverstrengeling door bijvoorbeeld de mogelijkheid van informatie-uitwisseling in de privésfeer tussen de ambtenaar en zijn vrouw. De klacht die verzoeker bij de gemeente heeft ingediend ging niet alleen over daadwerkelijke belangenverstrengeling, maar ook over de schijn van belangenverstrengeling in dit dossier. Waar de gemeente in het persbericht stelt dat

7 verzoekers klacht onjuist en onterecht is, is dat niet juist. Gelet op de conclusies van BING is die klacht in ieder geval deels terecht. Overigens kan in het persbericht bovendien gelezen worden dat de gemeente van mening is dat de schijn van belangenverstrengeling is gewekt enkel en alleen doordat de ambtenaar zijn nevenfunctie niet heeft gemeld. Er staat immers vermeld dat de schijn is ontstaan doordat de nevenwerkzaamheden niet tijdig zijn gemeld. Ook dat is, gelet op de conclusies van het BING-rapport, niet juist. Het standpunt dat de gemeente op basis van het BING-rapport heeft ingenomen over verzoekers klacht is dus niet juist. Niettemin heeft zij geweigerd dit te rectificeren, ook al heeft verzoeker haar herhaaldelijk op relevante passages en conclusies uit het rapport gewezen. Deze handelwijze van de gemeente valt niet te begrijpen. Niet alleen omdat de beoordeling van het BING-rapport op dit punt zonder meer duidelijk is. Ook omdat uit de feiten uit het rapport voor de gemeente zonder meer duidelijk had moeten zijn dat hierdoor in het dossier van de megastal de schijn kon ontstaan van belangenverstrengeling. Vanuit het oogpunt van mogelijke belangenverstrengeling is het immers een onwenselijke, zo niet ontoelaatbare, situatie dat een ambtenaar milieu van de gemeente ook werkzaam is bij een bureau dat de initiatiefnemer van de megastal (een voor de gemeente gevoelig dossier) adviseert; een bureau dat bovendien eigendom is van zijn vrouw. Feiten, waar de gemeente vóór het onderzoek van BING niet (volledig) van op de hoogte was. De gemeente motiveert haar weigering tot rectificatie naar verzoeker toe enkel met het argument dat zij van mening verschillen over het standpunt van BING. Tijdens het onderzoek van de ombudsman maakt zij vervolgens een gekunsteld onderscheid tussen schijn van belangenverstrengeling in dit dossier en daarbuiten. Bovendien baseert zij haar standpunt dat er in dit dossier geen schijn van belangenverstrengeling heeft kunnen ontstaan op een passage uit het BING-rapport die bedoeld is als toelichting op de conclusie van BING dat er geen daadwerkelijke belangenverstrengeling is geweest. In plaats van toe te geven dat het persbericht niet juist is en met verzoeker om de tafel te gaan zitten om te praten over een oplossing, houdt de gemeente halsstarrig vast aan haar - onjuiste - standpunt. Zij geeft geen blijk oog te hebben voor de gevoelens van verzoeker en zijn cliënten. Zij konden het persbericht wel degelijk beschouwen als een aantasting van hun goede naam; te meer nu het gaat om een zaak die publiciteitsgevoelig is en in de lokale media de nodige aandacht heeft gekregen. Ook gaat de gemeente er met haar opstelling helemaal aan voorbij dat juist door de klacht van verzoeker een situatie aan het licht is gekomen, die vanuit het oogpunt van integriteit bezien ontoelaatbaar is. Door deze starre houding van de gemeente zijn zij en verzoeker lijnrecht tegenover elkaar komen te staan en is het vertrouwen over en weer verdwenen. De houding van de gemeente wordt nog eens bevestigd door de -semantische en gezochte- toelichting die zij geeft op de slotfrase van de brief van 19 september 2011. Zij lijkt zich daarmee niet te

8 realiseren dat de uitleg die zowel verzoeker als de pers aan die frase hebben gegeven heel plausibel is. Zeker gelet op de context waarin de mededeling is gedaan, namelijk voorafgegaan door de zin `wij zullen daarom nu geen stappen tegen u ondernemen'. Die laatstgenoemde opmerking mist bovendien iedere relevantie. Waarom zouden er stappen worden ondernomen terwijl gemeente tegelijkertijd aangeeft het belangrijk te vinden dat burgers dit soort signalen melden? Bovendien schiet de gemeente in de verdediging door te stellen dat verzoeker een en ander heeft laten optekenen in de pers. De zaak is, kortom, onnodig ge-escaleerd door de starre houding van de gemeente. Wat haar daarbij heeft bewogen, is onduidelijk. Haar houding valt ook niet te rijmen met de opmerking dat zij het betreurt niet meer met verzoeker in gesprek te zijn. In het persbericht van 4 april 2012 stelt zij zich overigens minder stellig op. Dat neemt niet weg dat wat gezegd is in het eerdere persbericht, niet klopt en verzoeker en zijn cliënten zich daardoor terecht in hun goede naam voelen aangetast. Vandaar dat bij dit rapport een aanbeveling is opgenomen. Conclusie De klacht over de gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek is gegrond wegens strijd met het vereiste van de-escalatie. Aanbeveling De Nationale ombudsman beveelt het college van burgemeester en wethouders aan om met verzoeker (en zijn cliënten) in gesprek gaan over de wijze waarop de onjuistheden in het persbericht kunnen worden hersteld, daarbij rekening houdend met de overwegingen in dit rapport. Bijlage Hoofdstuk 7 BING-rapport "7. Beoordeling De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Is ten aanzien van het handelen van betrokkene sprake van belangenverstrengeling? Breder geformuleerd is de vraag: Is door betrokkene gehandeld in strijd met relevante integriteitbepalingen, waaronder de gedragscode voor ambtenaren van de gemeente Hilvarenbeek?

9 7.1 Beoordeling Naar onze mening kan ten aanzien van het handelen van betrokkene niet worden geconcludeerd dat er sprake is (geweest) van belangenverstrengeling maar heeft betrokkene wel gehandeld in strijd met de Regeling nevenwerkzaamheden en hoofdstuk drie van de gedragscode (Nevenfuncties en andere privéactiviteiten), waardoor de schijn van belangenverstrengeling heeft kunnen ontstaan. Dit zullen wij hieronder toelichten. Melding nevenwerkzaamheden Belangenverstrengeling In hoofdstuk 3 van de gedragscode staat onder meer het volgende: U realiseert zich dat ook het oordeel van de buitenwereld van belang is. U kunt uw petten misschien zonder probleem scheiden, maar als uw nevenactiviteit de schijn van belangenverstrengeling wekt, is dit ook schadelijk voor het vertrouwen in de overheid. Ook financiële belangen in de prive-sfeer kunnen een onafhankelijke besluitvorming in de weg staan of de schijn daarvan hebben. Als de organisatie niets weet van uw financiële belangen, bent u de enige die kan inschatten of dat belang zich verdraagt met uw functie-uitoefening. Heb tu in uw functie en relatie met een bedrijf waar u persoonlijk een financieel beng in heeft, vermijd dan risico's en bespreek dit met uw leidinggevende'. Ten aanzien van de 'beschuldiging' door gemachtigde van de schijn van belangenverstrengeling verklaart betrokkene onder meer dat hij niets met beeldvorming heeft en dat hij zich niets kan voorstellen bij de schijn van belangenverstrengeling. Tevens verklaart hij dat hij niet voornemens is om zijn 'leven' aan te passen ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling bij derden. Uit ons onderzoek is niet gebleken dat betrokkene als ambtenaar een rol heeft gespeeld dan wel invloed heeft uitgeoefend in het dossier van de megastal. In het dossier komt de naam van betrokkene niet voor en vrijwel alle geïnterviewden verklaren dat betrokken geen (directe) rol heeft gespeeld in dit dossier. Dat betrokkene vanwege zijn kennis van milieuzaken dan wel zijn betrokkenheid bij het bestemmingsplan buitengebied mogelijk op de achtergrond een 'indirect adviserende' rol heeft gespeeld, kan niet worden uitgesloten. Hieruit kan echter niet geconcludeerd worden dat betrokken daarmee mogelijk de

10 belangen van een cliënt van adviesbureau heeft willen behartigen. Daarvan is uit ons onderzoek niets gebleken. Uit voorgaande volgt naar onze mening dat ten aanzien van het handelen van betrokkene niet is gebleken dat er sprake is (geweest) van belangenverstrengeling. Gelet op de (navolgende) omstandigheden: - dat betrokkene een nevenfunctie heeft bij (het adviesbureau van zijn vrouw; N.o.) en daarmee belangen heeft bij (dat adviesbureau; N.o.); - dat (het adviesbureau; N.o.) de initiatiefnemer van een megastal bij zijn vestiging in Hilvarenbeek adviseert; - dat betrokkene bij de gemeente niemand op de hoogte heeft gesteld dat (het adviesbureau; N.o.) deze initiatiefnemer als cliënt heeft (althans daarvan is uit onderzoek niets gebleken), terwijl dit een voor de gemeente gevoelig dossier betreft; - dat de belangen van de initiatiefnemer van megastal (en daarmee de belangen van (het adviesbureau; N.o.)) kunnen botsen met de belangen van de gemeente; - dat betrokkene een milieudeskundige is bij de gemeente en een rol heeft in het bestemmingsplan buitengebied; - dat betrokkene zijn nevenwerkzaamheden niet (tijdig) heeft gemeld; zijn wij van mening dat betrokken er geen rekening heeft gehouden met dan wel zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat in onderhavige kwestie de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan bij derden. Daarbij gaat het niet alleen om de schijn dat betrokkene als ambtenaar mogelijk een rol zou spelen in het dossier, maar ook de schijn dat betrokkene in huiselijke/privé sfeer ter zake relevante ambtelijke en/of bestuurlijke informatie met zijn echtgenote deelt. Gelet op de door gemachtigde ingediende klacht is de schijn van belangenverstrengeling ook daadwerkelijk ontstaan. Betrokkene heeft daarmee naar onze mening gehandeld in strijd met hoofdstuk 3 van de gedragscode, waarin staat dat iedere schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. Gelet op zijn verklaringen omtrent het onderwerp 'schijn van belangenverstrengeling', toont betrokkene aan te weinig besef te hebben van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en ede schijn van belangenverstrengeling in het bijzonder. 7.2 Aanbevelingen

11 Naar aanleiding van ons onderzoek en de bevindingen daaruit voorkomend doen wij u de volgende aanbevelingen: Afspraken te maken met betrokkene omtrent zijn nevenfunctie en de gewenstheid daarvan; Afspraken te maken met betrokkene omtrent het actief zijn van (het adviesbureau; N.o.) in de gemeente Hilvarenbeek en de consequenties daarvan voor de functie van betrokken bij de gemeente; Het bespreken van de onderwerpen (de schijn van) belangenverstrengeling en nevenfuncties binnen de ambtelijke organisatie. In het algemeen adviseren wij bij ambtenaren die nevenwerkzaamheden op hun eigen vakgebied vervullen deze niet toe te staan binnen de eigen gemeente. Dat is in deze casus echter niet toereikend, omdat het bureau van de echtgenote van betrokkene niet verboden kan worden om binnen de gemeente werkzaam te zijn en dit verschillende vormen van (schijn van) belangenverstrengeling kan opleveren, onder andere door de mogelijkheid van informatie-uitwisseling in de privé sfeer." 11 2012.00106 Met vriendelijke groet, de Nationale ombudsman, dr. A.F.M. Brenninkmeijer de Nationale ombudsman