De stap in de wereld die Marine heet Door Karel Noomen DE SOLLICITATIE EN DE KEURING Examenjaar MAVO, voorjaar 1984. Ik sta voor een keuze. Een belangrijke keuze, want het zou een deel van mijn toekomst gaan bepalen. Het idee was al jarenlang uit mijn hoofd verdwenen, maar nu het er op aankwam, kwam het begrip marine weer boven water. Dus vulde ik het alom bekende televisiegidsbonnetje in om informatie aan te vragen. Na de ontvangst daarvan was ik al volledig overtuigd: MIJN TOEKOMST LIGT IN HET WATER. Ik stuurde de hele handel ingevuld en wel terug, waarna het afwachten geblazen was. En omdat de marine me nog totaal geen zekerheid kon bieden omtrent de baan, moest ik me als alternatief tóch opgeven voor een school, wat de MTS werd, richting elektronica. De eerste bedankbrief van de marine was al snel binnen: ik werd met mijn vijftien jaar nog iets te jong bevonden. Enfin, kort na mijn zestiende verjaardag probeerde ik het opnieuw en wederom was het afwachten. Inmiddels was de zomervakantie voorbij en tot het moment dat ik iets zou horen, fietste ik iedere dag naar de MTS om - lichtelijk ongemotiveerd - toch de elektronicalessen te gaan volgen. 18 september 1984 Mijn sollicitatie werd ditmaal serieus in behandeling genomen en ik werd verzocht me op 4 oktober ten 14:00 uur te melden op het Marine Keurings- en Selectiecentrum (MARKEURSEL) te Amsterdam, alwaar een keuring van vijf werkdagen, onderbroken door een weekend, zou volgen. Door die eerste keuring kwamen slechts vier van de in totaal zestien opgekomen mensen. Eén voor één gingen ze met een briefje de poort uit, en je hoopte maar dat je zelf niet de volgende zou zijn. Nu lijken vijf werkdagen ook wel erg veel, maar in werkelijkheid zit je de hele dag niet bepaald veel te doen. Tijdens dat nietsdoen werd je bespied door één of andere psycholoog, welke je sociale contacten controleerde. Gokkers mochten naar huis, vechtersbazen mochten naar huis en verlegen jochies mochten naar huis. De keuring bestond uit een fysiek gedeelte (ogentest, gehoortest, cardiogram, gewicht, lengte, bloedgroep) en een psychologisch gedeelte (ellenlange lijsten met ziektes die je al dan niet hebt gehad, boompjes tekenen, sommetjes maken). Daarnaast waren er diepgaande gesprekken tussen de beroepspsychiaters en de schooljongetjes, want zo was het, en niet anders... 9 oktober 1984 Ik werd schriftelijk uitgenodigd om mij op 16 oktober weer in Amsterdam te melden voor een zogenaamde blokselectie. Als ik het me goed herinner, duurde deze keuring slechts één dag en tijdens die dag werd er gekeken voor welk dienstvak ik het meest geschikt zou zijn, of daar voldoende vacatures in waren en of ik mezelf daar ook voor interesseerde. Voor mij werd het dus de Operationele Dienst met als dienstvak: Verbindingen. Achteraf nooit zo'n beroerde keuze geweest als het gaat om de mate van betrokkenheid bij oefeningen, maar wél als het gaat om het aantal uren dat je maakt en de lage honorering die daarbij hoort, de stress die je te verwerken krijgt en de beperkte mogelijkheden ná de marine. Na die ene dag was er nog steeds geen garantie dat ik zou worden aangenomen, maar ik was nu zó ver gekomen in de keuringsprocedure, dat ik er zelf al van overtuigd was dat ik zou
worden aangenomen. De cijfers op school vertelden al genoeg. Een weekje later werd ik bevrijd door het bericht dat ik dan toch was aangenomen en dat ik me op maandag 19 november 1984 moest melden in de stationshal van Den Helder. De dag daarop ging ik met een glimlach naar school om die onder veel jaloerse blikken vaarwel te zeggen. Toen ik achteraf hoorde dat meer dan 80 procent van diezelfde klas het eerste schooljaar was blijven zitten, had ik er helemaal geen spijt meer van. 19 november 1984 Bepakt en bezakt ging ik in m n eentje op 16-jarige leeftijd met de trein naar Den Helder, om aan iets te beginnen waar ik achteraf een heel andere voorstelling van had gehad. Ik stapte in de wereld die Marine heet...
DE EERSTE MILITAIRE VORMING Samen met nog tientallen andere gegadigden betrad ik de stationshal van Den Helder, om me aldaar te melden bij 'zo'n hoge piet', wat achteraf slechts een korporaal bleek te zijn. Aldaar werden we naar een ouwe, grijze bus verwezen die voor de stationshal geparkeerd stond. Deze reed ons naar de marinebasis Willemsoord, alwaar we 'gedumpt' werden in een grote sport- annex filmzaal. Daar werden we ingedeeld in bakken, met boven ons een baksmeester, in ons geval een vrouwelijke korporaal. Toen nog gewoon 'u' en 'korporaal' in de volksmond, later werd dat al snel 'jij' en 'korp'. Zo vormden we een groep van 19 man, waarvan 2 vrouwelijk en 3 zogenaamde O.C.-ers, die na de vakopleiding meteen korporaal zouden worden omdat zij nu nét toevallig een iets hogere opleiding hadden dan wij. Zij droegen dan ook reeds het uniform van een korporaal, doch waren nog gewoon matrozen, en niet bepaald geliefd bij de rest. Deze 'Eerste Maritieme en Militaire Vorming', zoals de volledige benaming luidt, duurde acht weken waarin we van nietsvermoedende schooljongens werden omgebouwd tot militair in de ruimste zin van het woord. De eerste dag gingen we ons PSU ophalen in het kledingmagazijn, verpakt in twee grote plunjezakken. Petten passen, kleding aanmeten, noem maar op. Daarna nog weken bezig geweest met het nummeren van de kleding. Zo werden we langzaamaan vertrouwd gemaakt met het militaire regime. Hoewel, langzaam? 's Woensdags zaten we al direct op de veerboot naar Texel om aldaar drie dagen te gaan bivakkeren, een bivak die ik van m'n leven niet meer zou vergeten. Onwetend kwamen we op Texel al direct in confrontatie met het Korps Mariniers van de Joost Dourleinkazerne. We werden daar afgemat met tentjes bouwen, wachtlopen, marslopen met kettingen over de schouder, ochtendgymnastiek om 4 uur 's morgens en nog veel meer van die fanatieke onzin. Onder normale omstandigheden nog niet eens zó erg, maar ik spreek hier wel in termen van temperaturen van -10 graden Celsius, windkracht 10 en een laag sneeuw van 10 centimeter. Onze 2 vrouwelijke collega's werden de eerste dag al buiten bewustzijn en onderkoeld afgevoerd naar het Marinehospitaal in Den Helder. Na anderhalve dag aanklungelen met aanmaakblokjes om te koken, tochtige tentjes bewonen en onderkoelingsverschijnselen, werd dan ook eindelijk door de leiding besloten de tentjes af te breken en ons verblijf te verplaatsen naar een nabijgelegen bunker. Het muffe hok zat al snel volgepropt met allemaal zielige hoopjes halfburgers die zich pijnlijk afvroegen, waar ze in hemelsnaam ooit aan begonnen waren. En één ervan was ikzelf. In die eerste week ben ik misschien daarom begonnen met roken: Niets is lekkerder dan met trillende handen van de kou een warme sigaret vast te houden en diep te inhaleren, wat me overigens op dat moment nog niet echt goed afging. Op vrijdagmorgen kwamen we afgemat terug en de eerste verhalen konden thuis worden verteld. De overige zeven weken waren eigenlijk één sleur, 's morgens ontbijten in het cafetaria, daarna naar school voor theorielessen, dan weer naar buiten voor praktijklessen als bijvoorbeeld schieten (UZI, FAL en Browning), sportlessen, stormbaanoefeningen, exercitie, duurlopen, et cetera. En daarnaast liepen we af en toe de wacht aan de poort van MKWD, als 'leerling van de wacht', als gewapende wacht, patrouille of als 'hulpzeun' in het cafetaria. Tussen de middag werd er ook steeds gegeten in het cafetaria, hoewel de smaak nogal eens te wensen overliet. Ik en velen met mij hebben zelfs in de ziekenboeg gelegen voor voedselvergiftiging.
's Avonds gingen we dan meestal even leren, maar aangezien er niet echt veel te leren viel, waren we daar al snel mee klaar en gingen we door naar de filmzaal of naar de kantine. Zo gebeurde het dat ik binnen een paar weken van niet-roker en bijna geheelonthouder omgeturnd werd tot roker en drinker, hoewel het op dat moment nog om acceptabele hoeveelheden ging. Er waren op dat moment al veel collega's die elke avond weer de stad ingingen om te gaan stappen. Ikzelf had daar op dat moment nog niet zo'n behoefte aan, als ik in die eerste negen maanden vijf keer ben wezen stappen, is het veel. Bovendien was ik de eerste periode van m'n diensttijd overal en altijd de jongste, want ik was zelf net zestien, terwijl de rest achttien jaar of ouder was. In het laatste stadium van de SEMMV kregen we nog een paar zware oefeningen, met name de 'Volharding'. Kilometers en kilometers lopen, waarvan de helft met een zware ketting over de schouder, en halverwege nog een kleine tien kilometer roeien. Dat is dus de officiële Volharding. Maar in ons geval lag alles wat ooit vloeibaar was vol met ijs, dus kregen we gewoon nog wat extra kilometers lopen cadeau. Die oefening was behoorlijk afzien, en iedereen had dan ook voeten vol met blaren. Na die acht weken volgde er een grote parade en ging de hele meute weer uit elkaar, omdat op dat moment alle dienstvakken nog door elkaar heen zaten. En nu zouden de gerichte vakopleidingen gaan beginnen. Voor mij betekende dat negen maanden blokken op de Operationele School in Den Helder. Daarbij hoefde ik slechts van slaapverblijf te wisselen, terwijl anderen weer voor de opleiding naar Amsterdam of Vlissingen moesten. De slaapgebouwen op marinekazerne Willemsoord waren sterk verouderd en zijn dan ook in het laatste jaar van mijn diensttijd deels vervangen en deels gerenoveerd. Je sliep daar met z'n zestienen op een kamer, twee rijen van vier stapelbedden, met een privacy van nul komma nul. Maar we hadden weinig keus en dus moesten we het er maar mee doen. We waren militair geworden in deze acht weken en gereed voor de volgende periode: de Eerste Vakopleiding van de Operationele Dienst der Verbindingen.
DE OPERATIONELE SCHOOL (OPSCHOOL) 14 januari 1985 Samen met 9 andere jongens vormden we bak 8506, welke we op één persoon na tot het einde van de opleiding in stand hebben gehouden. Het was namelijk wél zo dat, indien de studieresultaten niet toereikend waren, men in de keuze werd gesteld om óf de dienst te verlaten, óf je dienstplicht verder te vervullen in de functie van onkruidwieder of wc-ontstopper. De overige negen (mezelf meegerekend) moesten zich negen maanden bijten door de droge leerstof van de opleiding, die de marine zo'n 4500,00 per persoon kost. De voornaamste vakken waren: radiotelegrafie, radiotelefonie, telex, geluid- en lichtmorse (uitseinen en opnemen), vlaggen lezen, bedrijfsengeis, cryptomateriaal en apparatuur, boekwerkenkennis, algemene kennis, zend- en ontvangstapparatuur, sport- en schietoefeningen, en ga zo nog maar een tijdje door. Uiteindelijk zijn we er met z'n negenen doorheen gekomen, zij het wel dat ik op de allerlaatste dag nog een herexamen had voor comtech (communicatieapparatuur). Toen kwam de laatste vrijdag van de opleiding, zo halverwege september '85, waarop tevens de militaire beëdiging plaatsvond. Deze ceremonie was gecombineerd met een ouderdag, zodat ouders, echtgenotes en vriendinnen ook alles eens van naderbij konden beleven. Enkele weken voor het einde van de opleiding werd aan iedereen bekend gemaakt op welk schip of op welke walplaatsing zij terecht zouden komen. Ik zou naar de Piet Heyn gaan, een schip waar ik die laatste weken van de opleiding af en toe eens schuin naar keek, hetgeen mijn studieresultaten wat motiveerde. Na de beëdiging ("Ik zweer trouw aan de Koningin, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Zo waarlijk helpe mij God almachtig") ging ik met mijn ouders huiswaarts en zat de tweede en zwaarste periode bij de marine erop en nu kon het échte leven beginnen: tenslotte ga je bij de marine om te varen, en varen zóu ik bij de marine. In de drie jaar en 58 dagen die op de Piet Heyn zouden volgen (de rest van mijn diensttijd dus, en dat is een zéér lange plaatsing, gezien de gemiddelde plaatsingstijd van anderhalf jaar) heb ik gemiddeld zo'n 8 van de 12 maanden per jaar gevaren en daarbij 40 buitenlandse havens bezocht. Ik koos het ruime sop...
EEN VARENDE PLAATSING 30 september 1985 Ik zou gaan varen. Althans, ik wóu gaan varen. Maar na een wandeling van een halve kilometer met twee loodzware plunjezakken werd ik bij de Piet Heyn abrupt weer teruggestuurd naar waar ik vandaan gekomen was, marinekazerne Willemsoord, gezien het feit dat het schip op dat moment net in het MJO (meerjarig onderhoud) lag. De bemanning sliep als zodanig op marinekazerne Willemsoord en zo werd mijn verblijf aldaar nog wat verlengd. De eerste twee weken bleef de bemanning daar slapen, terwijl overdag de hele troep naar de Piet Heyn trok om daar te gaan werken aan het onderhoud, gesteund door de bekende 'wervianen', mensen (meestal burgers) die werken op de marinewerf. Het 'inburgeren' aan boord heeft vrij lang geduurd, op z'n minst een jaar, zoals alle 'groentjes' die rechtstreeks uit de opleiding komen. Daarbij was ik nog steeds zo'n beetje de jongste, iets waar ik zowel profijt als last van heb gehad. En bovendien was ik 'derde baal', een matroos met de laagste rang, en die heeft dus helemaal niets te zeggen aan boord. Maar ondanks alles was de bemanning en de sfeer op dat moment zo gezellig als die nooit meer zou worden in de overige drie jaar. In de vrije tijd feestjes en partijen, de gekste dingen werden overhoop gehaald, en ook tijdens het werk was het goed toeven. Hard werken met een goede teamgeest, zoals ze dat noemen, was heel normaal en bevorderlijk voor de sfeer en de stressbestrijding. Ruzies waren er dan ook zelden, en ook dát zou later wel veranderen. In december 1985 gingen we - tot grote verbazing van de bemanning - een weekendje naar zee om 'varende beproevingen' te gaan doen. Nou, dat woord 'beproeving' is hier wel op z'n plaats: 3 dagen windkracht 12 in het beruchte 'Devils Hole', ten noordoosten van Schotland. De vuurdoop had ik alvast gehad en ondanks dat groengele weekend wist ik het al: Dit is mijn leven! Omstreeks die tijd lagen we nog vaak in de haven om het schip vaargereed te maken voor een komende periode op zee, en in die tijd zat ik vaak op de Operationele School om 'op te werken' voor mijn takenboek. In januari deden we mijn eerste buitenlandse haven aan, Portsmouth in Engeland. Terwijl de 'ouwe jongens' de hele dag aan de toog hingen aan boord, ging deze jongen alleen de stad in om die eens te bekijken en te fotograferen. 's Avonds natuurlijk met een grote groep stappen, inclusief een dominee die we van het dak van een hamburgertentje moesten halen omdat hij honger had en het tentje wou gaan sluiten. Omdat er in de hele stad maar twee discotheken leken te zijn zat de hele Piet Heyn daar gelegerd, eerst in de ene, die al om 23.00 sloot, en daarna in de ander tot een uur of één. De Baco s waren dan ook niet áán te slepen! In februari zouden we 4 weken lang getraind worden in de NOST (Naval Operational Sea Training), waar onze thuishaven de haven van Portland Bill (Zuid-Engeland) was, nabij de Engelse badplaats Weymouth. Vier weken complete simulatieoorlog, inclusief vijandrollen, torpedo en Sea Sparrow lanceringen, brandsimulaties, et cetera. Vier weken oorlogswacht (12 uur per dag; overdag 5 en 's nachts 7 uur), met hier en daar in de vrije tijd nog een leuk oefeningetje, maakten een dag van 14 a 15 werkuren heel gewoon. Dat was dus tevens een reden om ons in het weekend lekker uit te leven, en zodoende hadden we steeds een doel voor ogen om naartoe te werken, iets wat later in de West een sleur zou gaan worden, al die vrije tijd. Dus de bemanning was overal tussen snackbar 'De Vette Lepel' (net buiten de poort) en de buitenwijken van Weymouth te vinden... Dat de samenwerking zo goed ging is gebleken toen de eindbeoordeling van de NOST werd bekendgemaakt: een 'GOOD',
te vergelijken met een 8 op de schaal van 10. Wij zouden goed teamwork kunnen leveren, een goede inzet hebben getoond, medemenslievend zijn en vooral de goede sfeer die er aan boord hing, ook in stresssituaties was doorslaggevend. Aan die sfeer en samenwerking zou een paar jaar later nog wel het één en ander veranderen, maar voorlopig werden we geschikt geacht om gedurende een half jaar als stafschip van STANAVFORLANT te gaan fungeren. Maar voor het zover was werden we nog enkele weken ingezet als schip van de wacht en konden we nog genieten van ons zomerverlof...
HET ÉCHTE VAREN 27 juni 1986 Op deze dag was er een varende ouderdag, waarop de directe familie van de opvarenden in een dag het reilen en zeilen van een varende eenheid eens nader konden bekijken. Voor de bemanningsleden niet echt indrukwekkend, maar de familieleden keken hun ogen uit naar rondvliegende helikopters en vliegtuigen en rondvarende onderzeeboten en fregatten. Ook de schietoefeningen en de acceleratieproef/remproef trok veel aandacht, én, niet te vergeten, de blauwe hap, die altijd weer in goede aarde valt... Donderdag 3 juli Op deze dag klonk het startschot voor een 6-maandse trip als leidend schip in de STANAVFORLANT, met bij ons aan boord geëmbarkeerd de commandant daarvan, COMSTANAVFORLANT. En deze leidinggevende functie verliep met succes. Tijdens deze periode was Hr. Ms. Piet Heyn het meest invloedrijke oorlogsschip in NATOverband die doorslaggevend zou kunnen zijn bij beslissingen in dreigende situaties. De hoge, 17-koppige staf, die ook bij ons aan boord zat, bezat die verantwoordelijke functies. Deze staf had de leiding over het enige permanente internationale NAVOverband ter wereld, continu bestaande uit Engelse, Amerikaanse, Nederlandse, Canadese en Duitse eenheden en incidenteel aangevuld met schepen uit landen als Portugal, Denemarken, Noorwegen en België. Dit verband heeft als doel: - Vlagvertoon in buitenlandse havens - Alertheid in dreigende situaties - Constante internationale geoefendheid van de Westerse strijdkrachten in NAVO-verband Tijdens deze reis was het hard, en vooral véél werken, doch tussendoor was er ook goed vermaak in de 11 havens die we aandeden. Wat we tijdens deze reis hebben gezien? We zagen s werelds grootste zeilschip, de Russische viermastbark 'SEDOV', we demonstreerden voor de hoogste NAVO-top en het militaire comité van de NAVO en de internationale pers. Tijdens het havenbezoek aan Rotterdam was er gedurende de hele morgen een live-uitzending op Radio Rijnmond, via de marifoon met Scheveningen Radio. Ik maakte kennis met Amerikaan Jesse, van de USS John Hancock, die ik twee jaar later uit louter toeval weer zou tegenkomen op marinebasis Roosevelt Roads op Puerto Rico. We draaiden de standaard NATO-oefeningen Yellow Bird, JMC, Norops 86, en Northern Wedding met vlootverbanden als STANAVFORCHAN. Na het welverdiende verlof na de STANAVFORLANT-periode kregen we in het voorjaar van '87 te horen dat we aan het eind van dat jaar naar de West zouden gaan, en dat we in het voorjaar een zesweekse 'adelborstentrip' zouden gaan maken. Maar eerst gingen we het dok in en omstreeks die tijd hoorden we ook dat we naar de West zouden gaan met vrouwen aan boord, en ook de aankomende adelborstenreis zou het schip en z'n bemanning uitgebreid worden (om niet te zeggen: belast) met vrouwen. We vertrokken samen met nog een Nederlands schip. De adelborstenreis is bedoeld als stageperiode voor adelborsten, officieren in opleiding. Vergeleken met STANAVFORLANT was dit een snoepreisje en we deden dan ook mooie, voornamelijk Scandinavische, havens aan. Het varen met vrouwen beviel toen nog redelijk goed, gezien het feit dat er maar een paar vrouwen waren en dat wij er tijdens het werk en in onze vrije tijd weinig mee te maken hadden.
DE ZONNIGE KANT VAN DE ZAAK Een week vóór vertrek kregen we 24 vrouwen aan boord. Die tijd is achteraf veel te kort geweest voor de dames en heren om elkaar goed te leren kennen en zich aan elkaar aan te kunnen passen. Zodoende kregen de vrouwen, grotendeels rechtstreeks uit de opleiding, dus sowieso onervaren, meteen een vuurdoop. Zij kwamen opeens terecht in iets wat sinds mensenheugenis een mannenwereld was geweest. Dus het overgrote deel van de bemanning stond aanvankelijk behoorlijk sceptisch tegenover de vrouwen aan boord. Later gingen er zich twee groepen vormen: een groep die gewoon het beste van de situatie wilden maken, en gewoon met de vrouwen optrok, en een groep die zich min of meer tegen hen keerde. Dat leidde natuurlijk tot doldwaze situaties, waardoor we méér dan eens als schoolkinderen werden toegesproken door de Eerste Officier, de schipper of de personeelschefs. Relaties, haat, nijd, jaloezie, voortrekkerij, slijmerij, noem maar op. Maar het kon ook best gezellig zijn, hoor. Vooral na vastwerken, op de wal. Het is bekend dat - als mannen ruzie hebben - zij het meestal een dag later weer bijleggen en het als vergeten beschouwen. Vrouwen, echter: één verkeerd woord, en ze kijken elkaar bij wijze van spreken nooit meer aan. Maar goed, op 26 oktober begon de reis vanaf een overbevolkte steiger in Den Helder om, na een periode van vier weken als stafschip van een Nederlands- Belgisch eskader in de Middellandse zee, een half jaar te gaan dienen als stationsschip in de West. Een half jaar waarin ik veel zou zien, veel zou beleven, veel zou verdienen en later veel heimwee naar zou krijgen. Vanaf Madeira maakten we de oversteek naar Fort Lauderdale, Florida en daar begon de subtropische tour langs alle Nederlandse Antillen en nog een boel Caribische eilanden. Willemstad op Curaçao was daarbij de thuishaven van de Piet Heyn. Gedurende de hele winter vertoefden we daar in de zuidelijke regionen waarna we op 1 april 1988 weer terugkeerden in Den Helder.
DE LAATSTE TRIP Tenslotte werd 1988 een jaar met veel verlof en weinig varen. Ik zou nog beloond worden met een afscheidsreisje in eskaderverband, vlak voor ik de dienst zou verlaten. Dat reisje begon in september en duurde 7 weken. Hierbij deden we de havens Stavanger (Noorwegen), Oslo (Noorwegen) en Rosyth (Schotland) aan. AL MET AL Vier jaar was ik bij de Koninklijke Marine. Vier jaar die ik nooit had willen missen. Meer dan drie jaar zat ik aan boord van hetzelfde schip, Hr. Ms. Piet Heyn, op zichzelf al een unicum, want normaal gesproken word je meestal na zo'n anderhalf jaar overgeplaatst. Ik heb daarom drie jaar het wel en wee van een bemanning van een oorlogsschip meegemaakt, met hun mentaliteit, hun teamwork, omgang met elkaar, respect voor elkaar, noem maar op. Vrienden gemaakt, wat van de wereld gezien. Toch was vier jaar precies genoeg. Niet teveel, niet te weinig. Ik heb veel gezien, zo'n 40 buitenlandse havens in 14 landen. Ik heb niet slecht verdiend, en na mijn diensttijd zelfs nog een afzwaaipremie ontvangen, ik heb mijn dienstplicht vervuld en ik ben in die jaren grotendeels op mezelf aangewezen geweest, dus erg zelfstandig geworden. Fouten gemaakt, maar ook mede daardoor veel geleerd. Ik heb kennis gemaakt met het militaire regime, het spelletje - want dat is het - meegespeeld, en ik heb er erg lang over nagedacht, maar uiteindelijk toch besloten ermee te stoppen. En dan mag er nog zoveel gezegd worden over het goede en vooral jonge pensioen dat de marine je kan bieden, veel ex-marinelui hebben daar niet erg lang van kunnen genieten. Een leven lang onregelmatige diensten, stress, drank, roken en de bloemetjes buiten zetten breekt de mens op en ook dat was mede een reden om de marine te verlaten. Ik heb het er prima naar m'n zin gehad, maar niet langer. De dag voor mijn vertrek werd mijn vriendschap met de toenmalige bemanning nog eens extra aangestreept: ik had een geweldige afscheidsparty, zoals ik nog nooit bij anderen had meegemaakt (dat wil op zich al heel wat zeggen), en ik heb zelfs nog een traantje moeten laten bij de afscheidsspeech van één van m'n directe chefs. De marine staat bij mij hoog in het vaandel en deze periode uit mijn leven zal ik dan ook niet licht vergeten...