verbetercheck lasrook notitie

Vergelijkbare documenten
Verbetercheck Lasrook 2010

Lasrook en de ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook 2010

Basisinspectiemodule Lasrook

dit boekje? Waarom dit boekje? 3 Wat is lasrook? 4 Wat zijn de risico s? 5 Wat kan ik doen? 6

Basisinspectiemodule Lasrook

PRAKTIJKRICHTLIJN Versie 13 maart 2002

Een eenvoudig instrument om blootstelling aan lasrook in praktijksituaties te voorspellen en te beheersen

Ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook. Daan Huizer

PRAKTIJKRICHTLIJN Versie augustus 2006

STOFVRIJ WERKEN LASROOK

Safety Regulations. Uitvoeren van laswerkzaamheden

Aangescherpte lasrookeis biedt kansen voor de installatietechniek

Lasrookemissie Neptune

Bescherm u medewerkers met de beste lasbescherming in de markt

Toolbox-meeting Lasrook

meetprotocol lasrook leidraad voor de meting van beroepsmatige blootstelling aan lasrook

Expertisecentrum Toxische Stoffen (ECTS)

Gezondheid, veiligheid en het voorkomen van ongevallen -

Zicht op veilig werken.

5xbeter arbocatalogus voor de metaal

Multidisciplinaire richtlijn Lasrook

5xbeter arbocatalogus voor de metaal

ONTWIKKELINGEN ONDERBOUWINGEN ASBEST RISICO S

VRAGENLIJST DCMR Metaalbewerkingsbedrijven 2014

Kees Halm beleidsadviseur arbeidsomstandigheden I 1

Handleiding Verbetercheck Schadelijk geluid

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR LASTECHNIEK

Tijdelijk werken op hoogte

Beoordeling Effectiviteit Afgezogen Lastoorts

LASROOK HOU T BUITEN JE LIJF VOOR HET LASSEN EN SNIJDEN VAN VERSCHILLENDE MATERIALEN

5xbeter: veilige werkwijzen

Laswerk. De belangrijkste risico's bij laswerk zijn: Fysieke belasting Gevaarlijke stoffen Lawaai Onveiligheid

De vroegere norm NBN F is tegenwoordig vervangen door de euronorm EN dewelke gebaseerd is op de ISO-norm ISO 2553.

FME Arbomiddag: programma

Lastafel MIG/MAG lassen en lastafel TIG lassen

HOUTSTOF EN UW GEZONDHEID ALGEMEEN

VERVOLG WERKEN MET KWARTSSTOF ARBOCATALOGUS MAATREGELEN OM BLOOTSTELLING

Houtstof. een toetsing van de haalbaarheid van een nieuwe grenswaarde. Is 1 mg/m3/8 uur verantwoord gravimetrisch meetbaar?

Statistiek: Spreiding en dispersie 6/12/2013. dr. Brenda Casteleyn

World of Lab 2 oktober 2018

Arbocatalogi. Toetsing en Handhaving. Paul Frenken Senior Specialist Expertisecentrum AI

LUTEC Luchttechniek bv Indien blijkt dat deze richtlijn langdurig wordt over- schreden, dan zijn maatregelen noodzakelijk. lutec.nl lutec.

Indien een norm wordt genoemd, dient de vigerende versie te worden gebruikt.

Innovatieve saneringsmethoden in de asbestbranche. Jody Schinkel en Ko den Boeft

Beoordelen van blootstelling aan metaalbewerkingsvloeistof

Lozingen vanuit tandartspraktijken

Blootstelling aan Gevaarlijke (CMR) stoffen

Fred Neessen. Het lassen van ongelijksoortige verbindingen Kan dat allemaal wel?

Checklist: Gezondheidsklachten door fijnstof

Pullman S1220/Dusttool

Kwartstof in de lucht (mg/m2) Tot ca. 15 (= 200 x teveel!)

Blootstelling aan CMR stoffen, een half jaar later

Werken met de SCi-547 en SCi-548. Jody Schinkel, Suzanne Spaan, Ko den Boeft, Jan Tempelman

Makita betonschuurmachine PC5001C in combinatie met een Makita 447L stofzuiger

TNO Worst Case Room / Meetmethodiek In de onderstaande figuur 1 is een impressie gegeven van de TNO Worst Case Room (WCR).

Folkert Buiter 2 oktober 2015

Kengetallen. E-13 Voortplanting

BOSCH STOFZUIGER GAS 35 M AFC IN COMBINATIE MET 125 MM HAAKSE SLIJPER EN TNO/DUSTTOOL AFZUIGKAP

REACH. Meetgegevens zijn nuttig onder REACH

Protectiefactoren van adembeschermingsmiddelen in de praktijk waar moet je op letten!

Kunstmatige Optische Straling

Makita BO5041 excenter schuurmachine met afzuigslang/adapter in combinatie met Makita 447L stofzuiger

8 uur MAKITA B04900V SCHUURMACHINE IN COMBINATIE MET MAKITA 447L STOFZUIGER. uur STOFVRIJWERKEN.TNO.NL

Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging

Hamerboormachines Hilti TE 6-A36-AVR met TE DRS-6-A stofafzuigmodule en Hilti TE 6-S, TE 6-C, Hilti 7-C en TE 7-A met stofafzuigmodule TE DRS-M

Evidence-based richtlijn lasrook

Samenvatting. Achtergrond

Afbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER

Hoe een Beweegbare vloer Waterhygiëne beïnvloedt

Makita BHR200SJE combihamer met stofafzuigaccessoire in combinatie met een Makita 447L stofzuiger

GECONTROLEERDE BLOOTSTELLING? TOON HET AAN! 13 april 2016

Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Onder embargo. 2

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan

DE AMBTENAAR BELAST MET DE HEFFING VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond

gevaarlijke stoffen Verdiepende brochure en handleiding bij de 5xbeter Verbetercheck Gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen Verdiepende brochure en handleiding bij de 5xbeter Verbetercheck Gevaarlijke stoffen

Toolbox-meeting Lassen

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen. Beleidsregels berekening van vervuilingswaarde IBA systemen

Asbestonderzoek bij scheepswerven en treinonderhoudsplaatsen deelproject asbestobjecten Datum 16 mei 2011 Status Definitief

5 uur. 8 uur MAKITA DBM131 DIAMANTKERNBOORMACHINE LOGO STOFVRIJWERKEN.TNO.NL MET WATERTOEVOERSYSTEEM

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf

Deelrapportage. Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven

Trends in energetische maatregelen

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Ongekende rentabiliteit en filterefficiëntie

Het vervoeren van verontreinigde bodem. We doen het veilig of..?

Onderdeel Wijziging Pagina nieuwe versie 2018 Tekstuele wijzigingen

Metaalbewerker / bankwerker

Wijziging werken met gebruikers in MOO

Makita BO4565K schuurmachine in combinatie met Makita VC2010L stofzuiger

Risico s bij laswerkzaamheden

Inspectie SZW Blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Diana Martens Projectleider Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (Programma BmGS)

Hilti accu-boorhamer TE 4-A22 in combinatie met Hilti stofzuigmodule DRS-4-A

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Transcriptie:

verbetercheck lasrook notitie

2 Verbetercheck Lasrook inhoud 5xbeter 3 Deze notitie 4 Onderbouwing van de VBC Lasrook 5 Rekenen met de VBC Lasrook 8 De VBC Lasrook voor las- en snijprocessen 10 Tabel 1: VBC Lasrook voor lasprocessen 12 Tabel 2: VBC Lasrook voor snijprocessen 13 Reductiefactoren 14 Situationele factoren 20 Good practice factor 22

4 Verbetercheck Lasrook deze notitie Deze notitie beschrijft de opzet van de Verbetercheck Lasrook. De opbouw van de notitie is als volgt. Allereerst wordt beschreven hoe de onderbouwing van de Verbetercheck Lasrook tot stand is gekomen. Vervolgens wordt de berekeningswijze voor blootstelling aan lasrook gepresenteerd, gebaseerd op procesfactoren, reductiefactoren, situationele factoren en een good practice factor. Waar deze factoren niet één op één uit het voor 5xbeter door IndusTox uitgevoerde onderzoek volgen, wordt de expert judgement toegelicht op basis waarvan deze factoren zijn vastgesteld. onderbouwing van de Verbetercheck Lasrook 5xbeter 5 In opdracht van 5xbeter heeft IndusTox een onderzoek uitgevoerd om de grenswaarde voor lasrook van 1 mg/m3 te verwerken in een Verbetercheck Lasrook: de VBC Lasrook. Hiervoor heeft IndusTox gebruik gemaakt van een bestaande database met blootstellinggegevens. Deze database is voor dit doel tevens uitgebreid met een groot aantal metingen, met name ook van de blootstelling aan metalen. De resultaten van het onderzoek zijn te vinden in het rapport Lasrook toets 2010; Update van de Verbetercheck Lasrook. De VBC Lasrook is gebaseerd op uitgangspunten van de VBC Lasrook 2006 en is verder gevalideerd op basis van het rapport van IndusTox. Opvallende uitkomsten uit het onderzoek van IndusTox waren: Een dalende trend waaruit blijkt dat de blootstelling aan lasrook jaarlijks met 2 à 3% afneemt (in de periode vanaf 1983 tot heden). De concentratie lasrook is de bepalende factor bij de blootstelling aan specifieke metalen. De concentratie metalen in lasrook (o.a. chroom, nikkel) ligt bij een lasrookwaarde lager dan 1 mg/m3 altijd onder de wettelijk bepaalde grenswaarde van die metalen. Het onderscheid tussen ongelegeerd staal en RVS is hiermee komen te vervallen in de VBC Lasrook. Situationele factoren zijn factoren die niet specifiek procesgebonden zijn maar betrekking hebben op bedrijfs- en werkkenmerken. Deze bleken een aantoonbaar effect op de blootstelling te hebben en zijn daarom opgenomen in de VBC Lasrook. Voor stroomsterkte waren onvoldoende meetgegevens aanwezig. Dit wordt in de VBC Lasrook buiten beschouwing gelaten als aparte factor, d.w.z. deze is verrekend in andere factoren. De procesfactor (PF) is de hoeveelheid vrijgekomen lasrook bij een bepaalde lastechniek. De PF wordt berekend door het basisintercept voor 2010 te vermenigvuldigen met de vermenigvuldigingsfactor voor toegepaste lastechniek en de vermenigvuldigingsfactor voor inschakelduur (ID). Zie hiervoor het IndusTox rapport Lasrook toets 2010 tabel 1, pagina 6 en tabel 6, pagina 23.

6 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 7 Onderscheid wordt gemaakt, net als in de VBC Lasrook 2006, tussen een inschakelduur boven of onder de vijftien procent. Omdat van een aantal minder voorkomende processen geen of onvoldoende meetgegevens voorhanden waren, zijn deze vervallen in de VBC Lasrook. Enkele processen zijn op basis van expert judgement toch meegenomen in de VBC Lasrook. Binnen het project 5xbeter, ijzersterk voor veilig werk zullen de komende jaren inspanningen worden gedaan om deze expert judgement beter te onderbouwen. Op twee punten is IndusTox gevraagd een nadere beschouwing te plegen: Allereerst betrof dit de PABM s (Persoonlijke Adembeschermingsmiddelen). In het IndusTox onderzoek zijn onder de noemer PABM hoog de verbeterde lashelm, de lashelm met gefilterde luchttoevoer en de lashelm met verse luchttoevoer (in verband met de data-analyse) onder één noemer gebracht. Qua effectieve bescherming in de praktijk is echter aannemelijk dat de verse luchtkappen (helmen met luchttoevoer) beduidend beter zijn dan de verbeterde lashelm. IndusTox is gevraagd na te gaan of dit statistisch verder is te onderbouwen. Het resultaat van deze beschouwing is neergelegd in het rapport Nadere analyse van bescherming door persoonlijke adembescherming (PABM) bij het lassen. Bij de toelichting op de vastgestelde reductiefactoren van PABM s wordt hier nader op ingegaan. Voorts is voor de scheepvaart om een aantal redenen (enkelstukwerk, specifieke objecten, vaker kleinere, besloten ruimten en hogere inschakelduur) een nadere analyse gepleegd van het VNSI lasrook onderzoek. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport Nadere analyse van VNSI Lasrook onderzoek. Deze resultaten zijn voor de sociale partners aanleiding geweest tot twee conclusies: Op één kenmerk dat het lassen in de scheepsbouw in het bijzonder onderscheidt van laswerkzaamheden elders, te weten de soms heel hoge inschakelduur, hebben sociale partners besloten de VBC Lasrook alleen van toepassing te verklaren voor werkzaamheden met een inschakelduur van max. 35%. Tegelijkertijd zal de komende tijd nader onderzoek plaatsvinden om meer zicht te krijgen op het precieze voorkomen en effect van hogere inschakelduren. Een andere belangrijke factor in de scheepsbouw is het werken in een besloten ruimte. Hierop wordt verder ingegaan bij de behandeling van besloten ruimten als reductiefactor. Beschouwing van de IndusTox rapporten door deskundigen vanuit de sociale partners heeft er op een aantal punten toe geleid dat is overgegaan tot gemotiveerde eigen dan wel afwijkende keuzen. Die redenen zijn: Ontbrekende gegevens vanuit de IndusTox rapportages, zoals gegevens over snijprocessen, over effectiviteit van PABM FFP2 en FFP3 (snuitjes). Gegevens die in de praktijk niet aannemelijk zijn en om redenen van een reality check correctie behoeven (zoals het qua bescherming onder één noemer plaatsen van de verbeterde lashelm en verse luchtkappen). Gegevens en uitkomsten die voor de praktijk het verkeerde signaal afgeven, waardoor toepassing van de VBC Lasrook tot een suboptimaal beschermingsniveau zou kunnen leiden (zoals het ontbreken van een expliciete reductiefactor ruimteventilatie impliciet verwerkt in de procesfactor) of het met te beperkte middelen in theorie kunnen beheersen van de blootstelling (bijv.: PABM s en bronafzuiging zonder goede voorlichting). Bij de bespreking van de verschillende factoren wordt hier nader op ingegaan.

rekenen met de VBC Lasrook 8 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 9 Basis van het rekenen met de VBC Lasrook is de procesfactor (PF), zijnde het basisintercept voor 2010 vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor voor toegepaste lastechniek en de vermenigvuldigingsfactor voor inschakelduur (ID). Voor lassen zijn deze gegevens rechtstreeks overgenomen uit het IndusTox onderzoek. Overigens kunnen overige lasprocessen, die in het vervolg niet met naam genoemd worden, onder de basis vallen en dus ook meegenomen worden. Voor de snijprocessen plasma en autogeen en Onder Poederdek (OP) lassen zijn geen gegevens aanwezig terwijl dit toch veel voorkomende processen zijn. Voor deze processen is op basis van de VBC 2006 en expert judgement (redenerend naar analogie van lasprocessen) een procesfactor bepaald. Voor deze expert judgement is gekeken naar de indeling in klassen uit de VBC 2006 van de betreffende processen en is de procesfactor afgeleid van de procesfactor van de lasprocessen die in dezelfde klasse (VBC 2006) vielen en die wel in het rapport van IndusTox worden genoemd. Daarbij zijn de meest kritische processen als vertrekpunt genomen, te weten het handmatig plasma- en autogeen snijden. In de VBC Lasrook 2006 zijn deze ingedeeld in klasse III, reductiefactor 5. Daarmee zijn zij op eenzelfde niveau ingedeeld als MAG massieve draad lassen. Daarom is voor de vaststelling van de hoogte van de procesfactor aangesloten bij die van MAG massieve draad lassen (2,92 bij ID < 15% en 3,56 bij ID > 15%) en is vanwege de onzekerheid naar boven afgerond. (resp. 3 en 4). Vervolgens zijn de procesfactoren voor machinaal snijden, vanwege de grote afstand tussen operator en snijwerkzaamheden en de betere afzuigcondities van snijtafels, vastgesteld op de helft van het handmatig snijden. Voor plasmasnijden onder water en Onder Poederdek lassen is, vanwege de zeer beperkte rookemissie, de procesfactor op 1 vastgesteld. Dit alles leidt tot het volgende. - Op basis van expert judgement is de procesfactor voor plasmasnijden onder water ongeacht ID op 1,0 vastgesteld. - Op basis van expert judgement is de procesfactor voor machinaal plasma- en autogeen snijden met ID < 15% op 1,5 vastgesteld. - Op basis van expert judgement is de procesfactor voor machinaal plasma- en autogeen snijden met ID > 15% op 2,0 vastgesteld. - Op basis van expert judgement is de procesfactor voor handmatig plasma- en autogeen snijden met ID < 15% op 3,0 vastgesteld. - Op basis van expert judgement is de procesfactor voor handmatig plasma- en autogeen snijden met ID > 15% op 4,0 vastgesteld. - Op basis van expert judgement is de procesfactor voor OP lassen ongeacht ID op 1,0 vastgesteld. Uitgaande van de procesfactor van een las- of snijproces moet je door vermenigvuldiging met de van toepassing zijnde reductiefactoren, situationele factoren en good practice factor tot een getal kleiner dan of gelijk aan 1 komen. Dan is er sprake van een blootstelling aan lasrook onder de 1 mg/m 3. Uitgangspunt van de digitale VBC Lasrook is dat de gebruiker door middel van een groen of rood stoplicht te zien krijgt of men wel of niet aan de eisen voldoet. De VBC Lasrook geeft de gebruiker niet een getalsmatige uitkomst (geen voorspelde blootstellingwaarde).

de VBC Lasrook voor las- en snijprocessen 10 Verbetercheck Lasrook Op de volgende pagina s is het geheel aan factoren weergegeven dat de Verbetercheck Lasrook voor lasprocessen en snijprocessen behelst. In de daaropvolgende paragraaf worden de betekenis en waarde van de verschillende factoren onderbouwd. Voor lasprocessen is deze opgesplitst naar: Lasproces: - TIG - MIG - MAG - Elektrode / MAG gevulde draad - Onder Poederdek Inschakelduur - < 15% - > 15% (max. 35%) Werkzaamheid - Hechten - Aflassen Voor snijprocessen is deze opgesplitst naar: Snijproces: - Plasmasnijden onder water - Plasma- en autogeen snijden, handmatig - Plasma- en autogeen snijden, machinaal Inschakelduur - < 15% - > 15% (max. 35%) 5xbeter 11

12 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 13 Tabel 1: VBC Lasrook voor lasprocessen 1 Good practice (GP) element 1 GP element 2 GP element 3 (3 van de 4) GP Factor Lasproces 2 Hechten / aflassen Procesfactor Bronafzuiging Verklaring (effectieve) bronafzuiging niet mogelijk 3 PABM Verbeterde laskap PABM FFP2 / FFP3 PABM Verse luchtkap Ruimteventilatie conform eisen Besloten ruimte Hoofd niet in lasrookpluim Niet slijpen Voorlichting Deklaag verwijderd Good Practice Factor 4 < 1m < Ø Voorwaarde Voorwaarde TIG < 15% Hechten 1,14 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Aflassen 1,14 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 TIG > 15% Aflassen 1,39 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 MIG < 15% Hechten 2,12 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Aflassen 2,12 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 MIG > 15% Aflassen 2,59 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 MAG < 15% massieve draad Hechten 2,92 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Aflassen 2,92 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 MAG > 15% massieve draad Aflassen 3,56 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Elektrode / MAG gevulde draad < 15% Hechten 2,56 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Aflassen 2,56 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Elektrode / MAG gevulde draad > 15% Aflassen 3,13 0,65 0,65 + - - 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Onder Poeder < 15% 1,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Onder Poeder > 15% 1,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Tabel 2: VBC Lasrook voor snijprocessen 1 Good Practice (GP) element 1 GP element 2 GP element 3 (3 van de 4) GP Factor Snijproces 2 Procesfactor Bronafzuiging Verklaring (effectieve) bronafzuiging niet mogelijk 3 PABM Verbeterde laskap PABM FFP2 / FFP3 PABM Verse luchtkap Ruimteventilatie conform eisen Besloten ruimte Hoofd niet in lasrookpluim Niet slijpen Voorlichting Deklaag verwijderd Good Practice Factor 4 < 1 m < Ø Voorwaarde Voorwaarde Plasmasnijden onder water < 15% 1,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Plasmasnijden onder water > 15% 1,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Plasma- en autogeen sn. (handm.) < 15% 3,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Plasma- en autogeen sn. (handm.) > 15% 4,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Plasma- en autogeen sn. (mach.) < 15% 1,5 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 Plasma- en autogeen sn. (mach.) > 15% 2,0 0,65 0,65 + 0,72 0,62 0,52 + 2 0,89 0,86 0,78 0,83 0,7 1 Niet van toepassing bij inschakelduur > 35%. 2 Definitie Inschakelduur (ID): totale boogtijd (voor snijprocessen analoog) gedeeld door 8 uur. Als de inschakelduur niet kan worden vastgesteld moet uitgegaan worden van ID > 15%. 3 Niet van toepassing voor kleine seriewerkzaamheden (bronafzuiging altijd mogelijk). Deze verklaring is alleen een optie bij middelgrote of grote constructies. 4 Alleen als bij een specifiek proces in alle geel omrande kolommen (van good practice elementen) een geel gearceerde optie is aangevinkt.

reductiefactoren 14 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 15 Reductiefactoren zijn factoren die een verlagend effect hebben op de blootstelling aan lasrook. Bronafzuiging: In de rapportage van IndusTox wordt een factor 0,65 (LV Hoog) bepaald voor bronafzuiging door middel van toortsafzuiging en/of bronafzuiging op minder dan 1 meter afstand. In de VBC 2006 werd voor bronafzuiging evenwel een maximale afstand tot de las genoemd gelijk aan de diameter van de afzuigmond. Bekend is dat onder die omstandigheden de afzuiging effectief is (uitgegaan werd van een effectiviteit van 80%). Op basis van het rapport van IndusTox is de reductiefactor vastgesteld op 0,65 bij bronafzuiging op minder dan 1 meter afstand van de las. Om waar mogelijk effectieve bronafzuiging te bewerkstelligen en te voorkomen dat bronafzuiging te gemakkelijk op grotere afstand wordt geplaatst, is bronafzuiging op minder afstand van de las dan de diameter van de afzuigopening als good practice element benoemd (zie verderop in deze notitie). Bronafzuiging wordt als relatief effectief gezien als de afstand tot de las maximaal 1 meter is, en als effectief als de afstand tot de las maximaal de diameter van de afzuigopening is. Toortsafzuiging wordt als effectieve bronafzuiging gezien. De bronafzuiging is opgenomen in een onderhoudsprogramma. Persoonlijke Adembeschermingsmiddelen (PABM): In het rapport van IndusTox valt de verbeterde laskap onder de categorie PABM hoog met een reductiefactor 0,62. Datzelfde geldt voor de verse luchtkap, zowel met aangeblazen lucht met P2 of P3 filter als met externe luchtaansluiting. In de VBC 2006 worden hiervoor reductiefactoren 10 tot 40 (vergelijkbaar met 0,1 tot 0,025 in dit onderzoek) toegepast. In het rapport van IndusTox worden de PABM s FFP2 en FFP3 niet genoemd omdat er uiteraard geen meetgegevens beschikbaar zijn waarbij achter het mondkapje gemeten werd. In de VBC 2006 werden voor deze PABM s reductiefactoren van resp. 8 (= 0,125) en 10 (= 0,1) toegepast. Omdat het niet realistisch en in de praktijk niet uit te leggen is dat FFP2 en FFP3 maskers eenzelfde reductiefactor zouden hebben als lashelmen met luchttoevoer is IndusTox gevraagd het onderscheid tussen deze PABM s nader statistisch te analyseren (zie ook de paragraaf onderbouwing). Dit is ook om schijnveiligheid te voorkomen doordat lassers met minder effectieve PABM s gaan werken. Uit deze nadere beschouwing volgt dat er statistisch geen verschil bestaat tussen de gemeten concentraties lasrook bij gebruik van deze verschillende typen helmen op basis van enkelvoudige analyse van de beschikbare metingen. Een aantal lastechnische en situationele kenmerken heeft waarschijnlijk een zodanige invloed op de gemeten concentratie lasrook, dat het exacte effect van de gebruikte lashelmen moeilijk te onderscheiden is (zie hoofdstuk 6, conclusies, notitie Nadere analyse van bescherming door PABM bij het lassen ). Eenvoudig gezegd: lassers dragen juist onder meer belastende omstandigheden betere PABM s, zoals verse luchtkappen, waardoor de uiteindelijk gemeten concentraties nauwelijks verschillen van schonere situaties waarbij minder goede PABM s worden gebruikt. Zie ook tabel 4 van het IndusTox rapport, waaruit een duidelijke samenhang tussen determinanten van blootstelling en gebruikt type PABM naar voren komt. De sociale partners zien hierin een verdere onderbouwing van hun stelling dat een differentiatie in beschermingsfactor tussen deze typen PABM s (met name verbeterde lashelm en verse luchtkappen) wenselijk is. Bovendien achten zij het noodzakelijk dat ook het dragen van snuitjes in bepaalde gevallen gestimuleerd moet worden en in de blootstellingberekening tot uitdrukking moet komen. Wegens het ontbreken van meetgegevens, wordt voor deze PABM s naar analogie van de VBC 2006 een reductiefactor vastgesteld die het midden houdt tussen die van de verbeterde laskap en die van de verse luchtkap.

16 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 17 In aanvulling daarop hebben sociale partners de praktijkomstandigheden in ogenschouw genomen waarin met deze PABM s wordt gewerkt. Dit heeft tot de conclusie geleid dat in de toegekende reductiefactoren ook tot uitdrukking moet komen dat onder bepaalde omstandigheden verse luchtkappen verreweg de beste bescherming bieden en het dragen daarvan daarom gangbare praktijk zou moeten zijn (met name bij aflaswerkzaamheden). Dit terwijl het onder andere omstandigheden juist niet altijd mogelijk is (met name bij hechtwerkzaamheden, vanwege het niet snel genoeg verkleuren van speedglas). Dit alles leidt tot de volgende conclusies. Verbeterde laskap: Op basis van expert judgement wordt de reductiefactor voor hechtwerkzaamheden op 0,72 vastgesteld. Op basis van expert judgement wordt voor aflaswerkzaamheden geen reductiefactor vastgesteld. Een laskap met een vormgeving die goed aansluit op de lasser waardoor de gevormde lasrook niet eenvoudig achter de laskap terecht komt. PABM s FFP2 en FFP3: Op basis van expert judgement wordt de reductiefactor voor hechtwerkzaamheden op 0,62 vastgesteld. Op basis van expert judgement wordt voor aflaswerkzaamheden geen reductiefactor vastgesteld. Een filterend halfmasker, veelal een wegwerpkapje, met een beschermingsfactor P2 resp. P3. Verse luchtkap (VLK): Op basis van expert judgement wordt de reductiefactor (voor alle werkzaamheden) op 0,52 vastgesteld. Alle typen laskappen waarbij lucht d.m.v. een pompje (uitgerust met P2 of P3 filter) of via een externe luchttoevoer achter de laskap wordt geblazen. Door de ontstane overdruk heeft de lasser schone ademlucht en wordt intrede van lasrook geheel voorkomen. Ruimteventilatie: In het rapport van IndusTox komt ruimteventilatie op zich niet als onderscheidende factor naar voren. Dit komt terug in het intercept basis 2010. De sociale partners achten het niet verantwoord om de ruimteventilatie buiten de berekening van de blootstelling te houden, aangezien hieruit een verkeerd (en ook op basis van het IndusTox rapport incorrect) signaal naar bedrijven uitgaat. Namelijk dat ruimteventilatie als zodanig niet van invloed zou zijn op de blootstelling (en dus achterwege zou kunnen blijven). Toekennen van een reductiefactor aan ruimteventilatie is echter evenmin correct, aangezien deze factor nauwelijks tot niet te onderbouwen is en dit strijdig is met het gegeven dat ruimteventilatie als zodanig in zekere zin al in de procesfactor is verwerkt. Om deze redenen hebben de sociale partners ruimteventilatie aangemerkt als een strikt voorwaardelijk element. Bedrijven zullen voor de VBC Lasrook wèl moeten aangeven of van effectieve ruimteventilatie sprake is (conform de hieronder gegeven definitie), maar kunnen op grond daarvan niet direct met een reductiefactor rekenen. In het geval echter niet van effectieve ruimteventilatie sprake is, luidt de uitslag van de VBC Lasrook dat men niet aan de voorwaarden voldoet (vandaar de term voorwaardelijk element ). Onder ruimteventilatie wordt een toevoer van verse / gefilterde lucht in de lasruimte verstaan van 800 m 3 per uur per lasser (ongeacht lasproces) bij een inschakelduur van minder dan 15% en van 1600 m 3 per uur per lasser (ongeacht lasproces) bij een inschakelduur van meer dan 15%. Als een ventilatievoud van 2 is bereikt hoeft de ventilatie niet verder opgevoerd te worden. Het ventilatievoud is het aantal keren per uur dat de lucht in de ruimte wordt ververst. Recirculatieverbod en toevoer van verse (buiten)lucht In art. 4.5 Arbobesluit worden eisen gesteld aan ventilatie en is een recirculatieverbod opgenomen betreffende kankerverwekkende en mutagene stoffen en van stoffen die overgevoeligheid bij inademing kunnen veroorzaken (laatstgenoemde stoffen met R-zin 42; worden ook wel genoemd: sensibiliserende stoffen). Dit recirculatieverbod is bij lassen en verwante processen vooral van belang bij verschillende soorten lassen. Hierbij gaat het om elektrode lassen en MAG gevulde draad lassen van RVS, elektrodelassen en MIG lassen van berylliumhoudende legeringen en hardsolderen met cadmiumhoudend soldeer. Dit in verband met de daarbij vrijkomende verbindingen van chroom VI en nikkel, respectievelijk beryllium en cadmium. Samengevat luiden de verplichtingen in artikel 4.5 als volgt: Het is verboden deze stoffen opnieuw in circulatie te brengen op een arbeidsplaats waar deze stoffen niet aanwezig zijn (ter toelichting: recirculatie van werkplaatslucht naar kantoor is bijvoorbeeld niet toegestaan).

18 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 19 Ventilatielucht mag niet worden gerecirculeerd, tenzij is aangetoond dat de concentratie van deze stof(fen) in de teruggevoerde lucht maximaal één tiende van de voor deze stof(fen) vastgestelde grenswaarde bevat. Daarnaast geldt de eis dat altijd minimaal 1/3 van de ruimteventilatielucht uit buitenlucht dient te bestaan. Bij toepassing van bronafzuiging mag slechts worden gerecirculeerd als het afvoeren van de ventilatielucht naar buiten toe in de praktijk niet mogelijk is. Ter toelichting: de concentratie van kankerverwekkende, mutagene en sensibiliserende stoffen is bij de bron uiteraard veel hoger dan elders in de ruimte. Het direct naar buiten afvoeren (al dan niet via een filter in verband met de milieueisen) van deze lucht heeft dan ook de voorkeur boven recirculatie. Als dit niet mogelijk is, mag er (bijvoorbeeld bij een mobiele afzuiginstallatie) recirculatie worden toegepast. Ook hier geldt dan de aantoonbare eis dat de teruggevoerde lucht maximaal één tiende van de voor de desbetreffende stof(fen) geldende grenswaarde bevat. Besloten ruimten: Uit het IndusTox rapport Lasrook toets 2010; Update van de Verbetercheck Lasrook komt op basis van de statistische analyse een factor voor het lassen in besloten ruimten naar voren van 1,02. De sociale partners achten deze waarde op basis van ervaringsgegevens niet reëel, in het bijzonder niet voor de scheepsbouw waar het meest regelmatig van werken in besloten ruimten sprake is. De bepaling van de factor voor besloten ruimte wordt zodoende gebaseerd op de bevindingen in het IndusTox rapport Nadere analyse van het VNSI lasrook onderzoek, zijnde op dit moment de voorlopig beste bron voor deze keuze. In dit rapport worden de gemiddeld gemeten concentraties in niet- en in (semi-) besloten ruimtes naast elkaar gezet. Hieruit blijkt dat de geometrische gemiddelden (die het meest recht doen aan de lognormale verdeling van de meetgegevens) een factor 1,81 (= 2,23 / 1,23) verschillen. Mede vanwege het nog onzekere karakter van deze factor en de beperkte hoeveelheid beschikbare meetgegevens, wordt gekozen voor een meer conservatieve factor, om in combinatie met de werkafspraak het komende anderhalf jaar meer gegevens te verzamelen en mede aan de hand daarvan de nu vastgestelde reductiefactor te evalueren. Op basis van expert judgement wordt de (reductie) vermenigvuldigingsfactor voor werken in besloten ruimten op 2 vastgesteld. Onder het werken in besloten ruimten wordt verstaan: laswerkzaamheden in een half- of geheel omsloten werkruimte. De dimensies van deze werkruimte zijn niet nader gespecificeerd. In het VNSI onderzoek worden besloten ruimten gedefinieerd als tanks, dubbele bodems, gesloten ruimten (pompenkamer, machinekamer) en eventuele secties van schepen in aanbouw.

situationele factoren 20 Verbetercheck Lasrook 5xbeter 21 Slijpen als neventaak Slijpen veroorzaakt extra stofbelasting. Op basis van het rapport van IndusTox is de reductiefactor op 0,86 vastgesteld. Voor de VBC Lasrook is géén sprake van slijpen als neventaak en mag deze reductiefactor dus worden toegepast als de blootstelling aan slijpstof afdoende wordt beheerst (waaronder in ieder geval wordt verstaan: bij slijpwerkzaamheden een PABM FFP2 of FFP3 dragen in combinatie met ruimteventilatie zoals elders in deze notitie gedefinieerd) dan wel dat minder dan 15 minuten per dag (gesommeerd) wordt geslepen op de plaats waar ook gelast wordt. Voorlichting Goede voorlichting heeft effect op het gedrag van de lasser en daarmee op de blootstelling van de lasser. Op basis van het rapport van IndusTox is de reductiefactor op 0,78 vastgesteld. Naar het oordeel van de sociale partners speelt goede voorlichting een cruciale rol bij het effectief beheersen van blootstelling aan lasrook. Goede voorlichting werkt door in alle andere reductie- en situationele factoren. Zodoende kennen zij aan voorlichting niet alleen bovenvermelde reductiefactor toe, maar benoemen ze voorlichting ook als voorwaardelijk element. In het geval niet van goede voorlichting sprake is, luidt de uitslag van de VBC Lasrook dat men niet aan de voorwaarden voldoet. Uit de rapportage van IndusTox blijkt dat naast de tastbare beheersmaatregelen als bronafzuiging en PABM ook andere omstandigheden een rol spelen, de zo genoemde situationele factoren. Hoofd in lasrookpluim De positie van de lasser t.o.v. de vrijkomende lasrook heeft sterke invloed op de blootstelling van de lasser aan lasrook. Op basis van het rapport van IndusTox is de reductiefactor op 0,89 vastgesteld bij het hoofd niet in de lasrookpluim. Goede voorlichting houdt in dat zowel de (gezondheids)risico s van lasrook alsook onderhoud, vervanging en gebruik van technische beheersmaatregelen die kunnen worden aangewend om deze risico s te verlagen onderdeel van de voorlichting zijn. Ook dienen de situationele omstandigheden waarbij de lasser een rol kan spelen besproken te zijn. Deze voorlichting dient minimaal 1x per jaar herhaald te worden en er moet sprake zijn van toezicht en handhaving op de werkvloer. Deklaag verwijderen Deklagen (zoals snijolie, vet, coating en verf) leiden tot een verhoging van de blootstelling aan lasrook. Hiervan is sprake wanneer het hoofd van de lasser zich regelmatig in de zichtbare pluim bevindt over een werkdag gezien. Regelmatig is drie observaties per lasser per werkdag waarbij twee- of driemaal wordt geconstateerd dat de lasser zijn hoofd in de rookpluim heeft. Op basis van het rapport van IndusTox is de reductiefactor op 0,83 vastgesteld. Deklagen op de plaats waar gelast wordt, moeten worden verwijderd voordat het lassen begint.

22 Verbetercheck Lasrook good practice factor In aanvulling op de reductie- en situationele factoren hebben de sociale partners de verschillende maatregelen in hun samenhang bezien. Als gezegd moet voorkomen worden dat de uitkomsten van de VBC Lasrook voor de praktijk verkeerde signalen zou afgeven, waardoor toepassing van de VBC Lasrook tot een suboptimaal beschermingsniveau zou kunnen leiden. Tegelijkertijd is het zaak dat toepassing van de VBC Lasrook vooral tot die combinatie van maatregelen leidt die daadwerkelijk tot een adequate bescherming van lassers en de mensen in hun omgeving leidt. De sociale partners hebben, mede ingegeven door wat op dit moment in de praktijk de belangrijkste verbeterpunten zijn, de volgende maatregelen benoemd die in combinatie tot een meer adequate bescherming moeten leiden. Ten eerste: effectieve bronafzuiging. Ten tweede: toepassing van een verse luchtkap. En ten derde: toepassing van tenminste drie van de vier situationele factoren (ervan uitgaande dat niet altijd en onder alle lasomstandigheden alle situationele factoren simultaan gerealiseerd kunnen worden). Wanneer sprake is van een combinatie van deze maatregelen, spreken sociale partners van een good practice. 5xbeter 23 Sociale partners onderkennen evenwel dat bij bepaalde typen laswerkzaamheden (effectieve) bronafzuiging praktisch niet realiseerbaar is. Dit kan met name het geval zijn bij bepaalde laswerkzaamheden bij middelgrote of grote constructies. In die gevallen zal alleen van een good practice sprake kunnen zijn als de verantwoordelijke expliciet verklaart (en toelicht) dat (effectieve) bronafzuiging in het onderhavige geval praktisch gezien niet mogelijk is. De reductiefactor die aan deze good practice kan worden toegekend, wordt onderbouwd met verwijzing naar de betrouwbaarheidsinterval van de statistische onderbouwing van de verschillende factoren (zie hoofdstuk 6 IndusTox rapport). Deze bedraagt ± 35% rondom de (punt) schatting. Aangenomen wordt dat de blootstelling bij laswerkzaamheden waarbij alle good practice maatregelen genomen zijn, zich relatief aan de onderkant van het betrouwbaarheidsinterval bevinden, ofwel op minder dan een factor 0,7 van de gemiddelde blootstelling. Op basis van expert judgement wordt een good practice factor van 0,7 vastgesteld. Van een good practice is sprake wanneer bij laswerkzaamheden aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. E ffectieve bronafzuiging (afstand tot de las maximaal de diameter van de afzuigmond) of, uitsluitend bij middelgrote of grote constructies, een verklaring dat (effectieve) bronafzuiging niet mogelijk is. 2. T oepassing verse luchtkap (gefilterde dan wel verse lucht). 3. T enminste drie van de vier situationele factoren zijn van toepassing (deze vier zijn: hoofd niet in lasrookpluim, niet slijpen als neventaak, goede voorlichting en deklaag verwijderd).

24 Verbetercheck Lasrook Voor vragen, tips of afspraken met een Verbetercoach, bel de Verbeterlijn: 0800 555 50 05 (gratis) of een stuur een mail naar info@5xbeter.nl 5xbeter, IJzersterk voor veilig werk is een gezamenlijk initiatief van ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de Metaalbewerking en Metalektro. www.5xbeter.nl Mei 2013