MOLENAARS IN DE ZIJPE IN 1674 EN 1742. Op de kaart van de Zijpe van Batista Doetecomius uit 1600 staan in totaal 21 molens: twee in de polders B en T, één in polder. C, D, E, F, G, H, I, L, M, N, en Q en drie in de polders K en P. Een en twintig watermolens? Het is mogelijk dat de molen in polder H een korenmolen was, maar pas in 1610 schrijven hoofdingelanden dat zij aan Pieter Pauw, rentmeester van de grafelijkheid Vroon en Zijplanden te Alkmaar hadden afgedragen "de recognitie van de winst van de coorenmolen in de Zijpe voor den jaeren XVI c achte en XVI c negen", dat is dus over de jaren 1608 en 1609- Ook daarna, maar niet daarvóór, wordt telkens weer gesproken van "recognitie" of "erfpacht van de winst van de coorenmolen staende in de polder H". (J. BELONJE, "De Zijpe en de Hazepolder", Wormerveer, 1933, blz. 116, 117.). In een in het polderarchief (het polderarchief is ondergebracht in het streekarchief te Hoorn) onder No. 363 aanwezig kohier uit het jaar 1674 worden één korenmolenaar (in H) en 22 watermolenaars (20 mannen en 2 vrouwen) met naam en toenaam genoemd: twee in de polders B en G, één in C, D, E, F, H, I, K, Q en T, terwijl er aan de Ruygewech en Belckmerwech in totaal 9 genoteerd staan: twee in N/H en in M/G, L/F, P/K, O/T, P/V, R/M en Q/L één. In polder B woonden de watermolenaars Jacob Janzs met zijn vrouw en zes kleine kinderen en zijn broer (?) Adriaen Jansz met zijn vrouw en vijf jonge kinderen. In polder C woonde als molenaar Gerrit Jochemsz met vrouw en drie kleine kinderen. Achter zijn naam staat de toevoeging "sober". Waarschijnlijk was het kohier dat de boek staat als "kohier van de famielie" een zogenaamd familiegeldkohier, een huis-aan-huis enquêtelijst, om na te gaan wie belasting moest betalen (en hoeveel). 20
In ruim een kwart van alle gevallen treffen we de aanduiding "arm" of "sober" aan, waarschijnlijk aanduidingen dat deze mensen niet voor belasting betaling in aanmerking kwamen. In polder D was Sijmon Aerjensz Watermolenaar; hij had een vrouw en vier kleine kinderen. Volgens het kohier bezat hij vier koeien, enig eigen land en ook wat huurland. Cornelis Jacobsz Duyn (vrouw en drie kinderen) was molenaar in polder E; Pieter Luitgensz (vrouw en één kind) en Claes Cornelisz (vrouw en vier jonge kinderen) waren de molenaars in polder G. Molenaarster in polder F was Trijn Pietersdochter, een weduwe met vijf kleine kinderen. In polder H was Gerrit Aerjensz (broer van Sijmon Aerjensz in polder D?) de watermolenaar; hij had een vrouw en een kind. De weduwnaar Meyndert Jacobsz Cooen (de naam zegt het al) zat op de korenmolen in dezelfde polder. In polder I was Cornelis Jochumsz watermolenaar; hij had een vrouw en twee jonge kindoren. Hoewel er op de kaart van Doetecomius in totaal drie molens in polder K staan afgebeeld, waarvan twee bij Oudesluis, woonde er volgens het kohier van 1674 slechts één watermolenaar, de weduwnaar Adraen Jansz Braeff met drie jonge kinderen. Uiteraard woonde er wél een sluiswachter in Oudesluis: Willem Arentsz Groot. Ook deze man was weduwnaar; voor de verzorging van zijn vier jonge kinderen had hij een meid in huis. Op de kaart van Doetecomius staan ook in polder P drie molens aangegeven, maar er woonde volgens het kohier slechts één watermolenaar aan de Ruygewech (polder P/K), de vrijgezel Claes Jansz Mosch. Langs de Ruygewech in polder 0 woonde de watermolenaar Claas Claasz met zijn vrouw (geen kinderen) en in N/H de vrijgezel Cornelis Jansz en Louris Jacobsz Biesboer met vrouw en drie kinderen. De laatste had ook een aantal koeien (8 a 9) rondlopen op enig huurland. Ook beschikte hij over een paar morgen bouwland. 21
Een eind verderop langs de Ruygewech (M/G) woonde weduwe Anna Louris (drie jonge kinderen!) als watermolenaar en in L/F Sieuwert Jansz. De laatste had een vrouw en zes jonge kinderen. Bij hem staat tevens de notitie "sober". Aan de Soutsloot (Q/L) woonde als watermolenaar Jacob Dirksz; in zijn huis woonden nog een ongetrouwde broer en zuster. Hij huurde enig land waarop hij 3 a 4 koeien hield. Langs de Belckmerwech werd in R/M als molenaar de vrijgezel Pieter Aldertsz genoteerd, in O/T Willem Blom (met vrouw) en in P/V de weduwnaar Pieter Jansz Bruyn (twee jonge kinderen). De laatste huurde enig land waarop 3 a 4 koeien gehouden werden. Tenslotte woonde er nog een watermolenaar in polder T, Jan Claesz Swart met zijn vrouw en twee jonge kinderen. Het is niet duidelijk waarom deze man arm genoemd wordt of liever wat de oorzaak van zijn armoede is. In de "Chronyk van de stad Medemblik" schrijft Dirk Burger van Schoorel, chirurgijn te Oudesluis, dat hij in 1708, 18 grote en 16 kleine watermolens, alsmede één meelmolen telde in de Zijpe. Waarschijnlijk woonde alleen op de grote molens een vaste molenaar. J.T. BREMER. (Red.) Bij de Stichting Zijper Molens zijn in beperkte mate nog plattegronden verkrijgbaar met daarop de indeling van de polders in de Zijpe en de betreffende molens, (telefoon 02268-1233 Truida v.d. HUL-GEENSEN.) SS
KOHIER 1742 Volgens het Quohier van alle de Familien of Huyshoudingen uit 17^2 (polderarchief Zijpe No. 363) zijn er behalve één molenaar op de meelmolen (uit belastinggegevens over de omzet op het gemaal blijkt dat de korenmolen van de Zijpe een hoge omzet had (bijna ƒ 3-500.-) en daarmee tot de hoogste in Hollands noorden behoorde) in polder H (Jacob Cornelisz Geus) slechts 18 watermolenaars: A. Arrien Gerritsz, een weduwnaar met twee kinderen. B. Jan Schenk, gehuwd, geen kinderen (thuis). C. Ariën Gerritsz, gehuwd, één kind. F. Lammert Gerritsz, gehuwd, twee kinderen; deze molenaar is tevens boer. H. Jan Sijmonsz, gehuwd, vier kinderen. G. (zuider) Jan Hartogh, gehuwd, zeven kinderen, dit gezin wordt derhalve (?) "gealimenteerd". G. (noorder) Lammert Blaew, gehuwd, drie kinderen; deze molenaar is tevens (pacht)boer. L. Cornelis Claesz, weduwnaar, twee kinderen en een meid (dienstbode) M. Arriën de Groot, gehuwd, één kind. N. (ooster) Jan Pietersz Kortop, vrijgezel. N. (wester) Jan Arisz, weduwnaar, met dochter en haar twee kinderen wordt "gealimenteerd". R. Frans Janse, gehuwd, twee kinderen. Q. Jan Nanninghse, gehuwd, twee kinderen. D. Dirk Jansz Foet, vrijgezel, woont met een meid (dienstbode). K. Jan Pietersz Braaff, gehuwd, vier kinderen. I. Sijmon Dirksz, vrijgezel. 0. Pieter Ariensz, gehuwd en een kind. P. Jan Keyser, gehuwd, bij hem in woont een volwassen zoon Hendrik Jansz. "arbeytsman". 33 fc>
MOLENS NOORDERKWARTIER TEN PLATTELAND 1755 Verdeeld naar hun gequoteerde omzet per jaar 1 juli - 30 juni * Tot 500 per jaar Boven 500 tot 1000 Boven 1000 tot 1500 Boven 1500 tot 2000 Boven 2000 tot 2500 Boven 2500-3000 Boven 3000-3500 Boven 3500 tot 4000 Boven 4000 Limmen, Heiloo, Zijdewind, Aartswoud Castricum, Akersloot, Bergen, Schoorl, Ursem, Koedijk, St. Pancras, Winkel, Groot-Schermer, Schermerhorn, Wijdenes, Binnenwijzend, Beets, Schellinkhout, Grosthuizen, Hauwert, Bobeldijk, Benningbroek Petten, St. Maarten, Nieuwe Niedorp, Oude Niedorp, Wieringerwaard, Hensbroek, Venhuizen, Kwadijk, Wervershoof, Abbekerk, Hoogwoud Warmenhuizen, Spanbroek, Bovenkarspel, Oosthuizen, Midwoud Uitgeest, Oterleek, Barsingerhorn-1, Barsingerhorn-2 (op de Tin), Nieuwendam, Ilpendam Egmond, Graft, de Bangert, Grootebroek, Hoogkarspel, Landsmeer, Broek in Waterland, Ransdorp Noord-Scharwoude, Schagen, Zijpe Beemster Den Helder/ Huisduinen, De Rijp 4 molens 18 molens 11 molens 5 molens 6 molens 8 molens 3 molens 1 molen 2 molens TOTAAL 58 molens De molens met de meeste omzet waren die van Den Helder en van de Rijp, gevolgd door de Beemster, Noord-Scharwoude, Schagen en Zijpe. Linmen, Heiloo, Zijdewind en Aartswoud hadden de geringste omzet. * Zie H. Schoorl, "De Langedijker korenmolen en zijn eerste eigenaar", in W.F.0.N. 1981, blz. 25-57- «* m<gr>