ART. 2. Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder:

Vergelijkbare documenten
VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heren Dany Vandenbossche, Jo Vermeulen, Herman Lauwers en Bob Verstraete

1878 ( ) Nr januari 2013 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies nummer 06/04 van de Vlaamse Jeugdraad, gegeven op 1 februari 2006;

Vlaamse regering DE VLAAMSE REGERING,

ADVIES op het voorstel van decreet houdende de wijziging van het DAC- decreet

1 het Fonds: het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;

DE VLAAMSE REGERING, Na beraadslaging, BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING,

Decreet van 8 november 2013 houdende het stimuleren, het coördineren en het subsidiëren van de tewerkstelling in de sportsector (B.S.

DE VLAAMSE REGERING, BESLUIT:

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen versie van kracht op DE VLAAMSE REGERING,

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juli 2018;

Vlaamse Regering ~ ~

Vlaamse Regering ~~. =

Ontwerp van decreet ( ) Nr juni 2012 ( ) stuk ingediend op

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1 het college: het college van burgemeester en schepenen;

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen versie van kracht op

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Sociaal-cultureel werk

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

DECREET. inzake sociale werkplaatsen

ontwerp decreet geadviseerd door de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, voor te leggen aan de Vlaamse Regering

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Inwerkingtreding wijzigingen Wijzigingsbesluiten

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Reserveregeling Kunstendecreet

Gecoördineerde tekst:

ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme. DE VLAAMSE REGERING,

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby s en peuters, artikel 10, 3 ;

OFFICIEUS GECOÖRDINEERDE VERSIE UITVOERINGSBESLUIT

Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

Advies. Provinciedecreet. meer. en het. worden. 24 april Pagina 1

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

Ontwerp van decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

VR DOC.0356/1BIS

WERKINGSDOCUMENT. Vanuit juridisch standpunt gebeuren de toekenningen aan één specifieke werkgever.

Dorpsstraat 91 B-9980 SINT-LAUREINS Tel. (09) Fax (09)

Decreet van 20 december 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr. 8 6 juli 2011 ( ) stuk ingediend op

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten

13526 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

14 mei 2004: besluit VR houdende definitieve regularisatie gewezen DAC-statuut

Gemeente Bornem Koepelreglement voor toelagen aan jeugdwerkinitiatieven Geldend vanaf 14 september 2010.

PROGRAMMA HD SOCIAAL-CULTUREEL WERK

VERORDENING 02/11 HOUDENDE ERKENNING VAN DE GEMEENSCHAPSRADEN EN VAN DE VZW S GEMEENSCHAPSCENTRUM IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het ontwerp van decreet

WERKINGSDOCUMENT. Vanuit juridisch standpunt gebeuren de toekenningen aan één specifieke werkgever.

VR DOC.0001/1

HOOFDSTUK I Algemeen. Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

VR DOC.0136/2

FAQ s sociale maribel

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 juli 2017;

Experimenteel reglement: Innovatieve partnerprojecten

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Milieu

VR DOC.1450/2BIS

Opmaak jeugdbeleidsplan algemene richtlijnen

SUBSIDIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN VOOR EEN CULTUURPROJECT EN CULTUURWERKING: Intergemeentelijke culturele samenwerking

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest. Duitstalige Gemeenschap

Titel I. Algemene bepalingen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Sectorraad voor Sport van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 10 juni 2008;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, 1;

Diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap

HOOFDSTUK II: SUBSIDIËRING VAN DE VOORMALIGE DAC-PROJECTEN

Art. 3. De subsidie, vermeld in artikel 4, kan ten vroegste ingaan vanaf 1 april 2019 en kan uiterlijk lopen tot en met 31 maart 2021.

Vlaamse Regering DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT EN BRUSSEL,

Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector

REGLEMENT INNOVATIEVE PARTNERPROJECTEN

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

13 DECEMBER Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

PARITAIR SUBCOMITÉ VOOR DE SOCIOCULTURELE SECTOR VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP (PC )

Opmaak verantwoordingsnota Jeugd

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 december 2018;

VR DOC.0276/2BIS

Provincieraadsbesluit

Gecoördineerde versie van het reglement voor de subsidiëring van buitenschoolse kinderopvang.

Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 (BS ) houdende toekenning van een subsidie aan het lokaal loket kinderopvang

Ontwerp van decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DE VLAAMSE REGERING,

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit:

BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden

Diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap

Diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap

BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Reserveregeling Kunstendecreet voor meerjarige werkingssubsidies vanaf

Reglement subsidiëring van jeugdwerkinitiatieven in het kader van het jeugdwerkbeleid goedgekeurd op de gemeenteraad van 30 december 2013

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Ontwerp van decreet ( ) Nr maart 2014 ( ) stuk ingediend op

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Gecoördineerde versie van het decreet van 14 februari 2003, zoals gewijzigd. Titel I. Algemene bepalingen

VR DOC.0827/2

Transcriptie:

Opschrift Decreet houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector Datum 07.05.2004 HOOFDSTUK I VOORAFGAANDE BEPALINGEN ART. 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. ART. 2. Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder: 1 derde arbeidscircuit: hierna 'DAC' te noemen, tewerkstelling op basis van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986; 2 DAC-project: een tewerkstellingsproject dat op basis van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986, aan een organisatie werd toegewezen en vanaf de regularisatie valt onder de bevoegd-heid van de Vlaamse minister, bevoegd voor cultuur; 3 DAC-promotor: organisatie die tot de DAC-regularisatie een DAC-project kreeg toegewezen; 4 geregulariseerde DAC'er: een werknemer in een DAC-project die op het moment van de regularisatie met de DAC-promotor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur had; 5 loonkosten: het sectoraal bepaalde loon en de verplichte werkgeversbijdrage; 6 gemeentelijk cultuurbeleidsplan: het plan dat werd goedgekeurd op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002, 20 december 2002 en 21 maart 2003; 7 gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan: het plan dat werd goedgekeurd op basis van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid; 8 erkende of gesubsidieerde organisatie : een vereniging zonder winstoogmerk die erkend of gesubsidieerd wordt op basis van: a) hoofdstuk IX van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid; b) het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2003;

c) het decreet van 20 december 1996 tot erkenning en subsidiëring van musea, gewijzigd bij het decreet van 19 december 1997; 9 beleidsplanperiode: de periode waarop een beleidsplan van een organisatie of gemeentebestuur betrekking heeft; 10 de administratie: de administratieve entiteiten, bevoegd voor het cultuur- en jeugdwerkbeleid. HOOFDSTUK II REGULARISATIE VAN DE LOPENDE DAC-PROJECTEN ART. 3. De subsidies voor DAC-projecten worden omgezet in reguliere personeelssubsidies aan organisaties. Die omzetting wordt verder "regularisatie" genoemd. ART. 4. De DAC-projecten van landelijk erkende of gesubsidieerde organisaties worden geregulariseerd vanaf 1 januari 2002. De DAC-projecten van de gemeentelijke en regionale jeugdwerkingen die voor 1 januari 1994 door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd werden, worden geregulariseerd vanaf 1 juli 2002. De DAC-projecten van de niet-erkende of niet-gesubsidieerde organisaties worden geregulariseerd vanaf 1 januari 2003. ART. 5. Een organisatie die een geregulariseerde DAC'er in dienst heeft, ontvangt een subsidie voor de loonkos-ten van dat personeelslid. Die subsidie bedraagt maximaal de volledig verplichte loonkosten overeenkomstig het - op het moment van de regularisatie bepaalde - barema. Dit recht op subsidies blijft behouden zolang een geregulariseerde DAC'er in dienst is en aan alle voorwaarden voldaan is. Er kan pas een herverdeling plaatsvinden zoals bepaald in de artikelen 9 en 16, na vervanging van de geregulariseerde DAC'er zoals bepaald in artikel 6. Als bij de afrekening van het vorige werkingsjaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de verantwoorde uitgaven, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie, toegekend aan de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in 1 en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het daaropvolgende werkingsjaar, tot een maximum van de subsidie toegekend voor dat werkingsjaar. ART. 6. Wanneer de arbeidsovereenkomst met de geregulariseerde DAC-werknemer wordt beëindigd, dan wordt tot het einde van de lopende beleidsplanperiode, en minstens tot het begin van de

periodes aangegeven in artikel 16, de vervanger van de geregulariseerde DAC'er gesubsidieerd. Het bedrag van de subsidies is bij de start van de vervanging hoogstens het bedrag van de verplichte loonkosten voor een werknemer in hetzelfde barema als de vervangen werknemer met dezelfde bewezen anciënniteit, met een maximum van 5 jaar. Het recht op subsidies voor een vervanger vervalt als de arbeidsplaats gedurende meer dan 6 maanden niet wordt ingevuld. ART. 7. Wanneer een DAC-promotor zou ophouden te bestaan, kan die een voorstel formuleren om het project te laten overnemen door een andere organisatie. In het overnamevoorstel moet in elk geval het behoud van de tewerkstelling van de geregulariseerde DAC'ers worden opgenomen. Het voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de administratie. ART. 8. Bij een fusie of splitsing van organisaties die een of meer geregulariseerde DAC'ers in dienst hebben of recht hebben op hun vervanging, gaat dat recht over naar een van de nieuw ontstane organisaties. HOOFDSTUK III TOEWIJZING AANVULLENDE SUBSIDIE VOOR TEWERKSTELLING AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN ART. 9. De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling binnen de culturele sector beschik-baar zijn, worden met ingang van de in artikel 16 opgenomen termijnen verdeeld over de verschillende sectoren naar rato van de verdeling van de middelen die werden overgeheveld door de VDAB naar de sectoren op het moment van de regularisatie. De middelen worden concreet verdeeld over de volgende sectoren: 1 lokaal cultuurbeleid; 2 gemeentelijk jeugdwerkbeleid; 3 sociaal-cultureel volwassenenwerk; 4 landelijk jeugdwerk; 5 musea. ART. 10. De erkende of gesubsidieerde organisaties, binnen de onder artikel 9 genoemde sectoren, kunnen de aanvullende personeelssubsidies ontvangen voor tewerkstelling van personeelsleden binnen de eigen organisatie.

De gemeentebesturen kunnen aanvullende personeelssubsidies ontvangen voor de ondersteuning van tewerkstelling in verenigingen zonder winstoogmerk. ART. 11. De subsidies voor de loonkosten kunnen nooit meer bedragen dan 35.510 euro per voltijds equivalent. Dat bedrag wordt aangepast aan deevolutie van de gezondheidsindex. ART. 12. Op basis van objectieve parameters bepaalt de Vlaamse regering, telkens voor het begin van een nieuwe beleidsplanperiode, welke gemeentebesturen in aanmerking komen voor subsidies in het kader van het gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan en gemeentelijk cultuurbeleidsplan en wat de omvang is van het contingent waarop de gemeentebesturen een beroep mogen doen. Op basis van objectieve parameters wordt, telkens voor het begin van een nieuwe beleidsplanperiode, de omvang bepaald van het contingent waarop de organisaties een beroep mogen doen in het kader van hun beleidsplan. De Vlaamse regering legt de objectieve parameters vast en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de verdeling van de middelen binnen elke sector na voorafgaand advies van de betrokken adviesraden en na consultatie van de sociale partners. ART. 13. De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sectoren muziek en podiumkunsten, worden met ingang van 2005 toegevoegd aan de subsidies die de betrokken organisaties ontvangen op basis van de desbetreffende decreten. Die middelen kunnen enkel worden aangewend voor tewerkstelling. AFDELING 2 SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE AANVULLENDE TEWERKSTELLING VOOR GEMEENTELIJK JEUGDWERKBELEID EN CULTUURBELEID ART. 14. De tewerkstelling moet gerealiseerd worden bij een vereniging zonder winstoogmerk. De gemeentebesturen geven in hun gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan of cultuurbeleidsplan aan bij welke organisatie en waarvoor deze tewerkstelling wordt ingezet. Bij ontstentenis van een gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan of cultuurbeleidsplan wordt een specifieke verant-woordingsnota opgesteld, die het voorwerp is van een inspraakronde en van een advies van de gemeentelijke cultuur- of jeugdraad. De minister kan in het kader van het lokale cultuurbeleid een uitzondering toestaan op de in het eerste lid geformuleerde vereiste dat de tewerkstelling gerealiseerd moet worden bij een vereniging zonder winstoogmerk. Het verzoek om toekenning van een uitzondering moet uitdrukkelijk gemotiveerd zijn in het gemeentelijk cultuurbeleidsplan of in de specifieke verantwoordingsnota. Bovendien is de instemming van de betrokken gemeentebesturen en een

positief advies van de gemeentelijke cultuurraden vereist. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels. ART. 15. De gemeentebesturen moeten de vermindering van subsidies bij vroegere DAC-promotoren voor aanvullende tewerkstelling motiveren in het gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan, cultuurbeleidsplan of in de specifieke verantwoordingsnota. De betrokken organisaties kunnen tegen deze beslissing bezwaar aantekenen bij de administratie. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels. HOOFDSTUK IV OVERGANGSBEPALINGEN ART. 16. De eerste verdeling, bedoeld in artikelen 9 en 10, kan pas plaatsvinden naar aanleiding van de eerst-volgende beleidsplannen, en op zijn vroegst: 1 voor het lokale cultuurbeleid: 2008-2013; 2 voor het lokale jeugdwerkbeleid: 2008-2011; 3 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: 2010-2013; 4 voor het landelijk jeugdwerk: 2007-2009; 5 voor musea: 2009-2014. Onverminderd de toepassing van het eerste lid vinden de eerste verdeling en toewijzing, bedoeld in artikelen 9 en 10, op zijn vroegst plaats twee jaar nadat met toepassing van artikel 12, derde lid, de objectieve parameters en regels voor de betrokken sector zijn vastgelegd. In afwijking van het tweede lid, vindt, wat het landelijk jeugdwerk betreft, de eerste verdeling en toewijzing, bedoeld in artikelen 9 en 10, plaats in het kader van de bespreking van de beleidsnota 2007-2009. In afwijking van het tweede lid wijst de Vlaamse Regering de personeelsfuncties waarin geregulariseerde DAC'ers tewerkgesteld zijn, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet onder de toepassing vallen van artikelen 5 en 6, voor zover zij niet te situeren zijn in de erkende of gesubsidieerde organisaties, vermeld in artikelen 2, 8, en 9, 2, en voor zover de personeelsfuncties behoren tot de subsector, vermeld in artikel 9, 1, toe aan organisaties die gesubsidieerd worden in het kader van het Participatiedecreet. Bij wijze van overgang wordt bij de vaststelling van de toe te wijzen personeelsfuncties rekening gehouden met de volgende principes : 1 voor de projecten, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet maximaal twee voltijdse equivalenten personeelsfuncties gesubsidieerd krijgen, gebeurt de toewijzing vanaf 1 januari 2009; 2 per project kan de toewijzing die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet plaatsvindt, niet hoger zijn dan het equivalent van twee voltijdse personeelsfuncties; 3 onverminderd de toepassing van 2 behouden de projecten in 2008 altijd minstens een subsidiabel personeelsbestand van minstens twee voltijdse equivalenten personeelsfuncties. De personeelsfuncties die in de loop van de toepassing van dit decreet onder de toepassing van de artikelen 5 en 6 komen, worden, met toepassing van de principes 1, 2 en 3, van het

vijfde lid van dit artikel, in afwijking van artikel 6, eerste lid, onmiddellijk toegewezen aan organisaties die gesubsidieerd worden in het kader van het Participatiedecreet. ART. 17. De concrete regelen die in aanmerking moeten worden genomen,worden bepaald per ministeriële omzendbrief. ART. 18. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt. (Het decreet treedt in werking op 1 september 2005. Zie B.V.R. 14 oktober 2005, art. 5, B.S., 25 november 2005)