15 maart 10.00 uur AA Kramer Orde van dienst: Votum en zegengroet GK psalm 146: 1, 5 Wet LvdK 360: 1, 2 ( Heer, wij komen vol verlangen ) Gebed Kinderen: vitamine G. GK psalm 78: 7 Lezen: Johannes 6: 1-15 Preek GK gezang 128 ( Als het lam wordt gegeten ) Viering HA: Lezen formulier 4 Bij het klaarmaken van de tafel: GK psalm 22: 12 Bij het aangaan: GK gezang 57 Ik ben het levensbrood. LB 393 Als ik in deze stille tijd. LB 23c Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij Dankgebed Collecten Opwekking 461 Mijn Jezus, mijn redder. Zegen. Votum en zegengroet GK psalm 146: 1, 5 1 Ik wil zingen al mijn dagen: Halleluja, prijs de HEER. Psalm en lied, Hem opgedragen, zal ik wijden aan zijn eer. Juich, mijn ziel, in God verblijd, heel uw aardse levenstijd. 5 't Is de HEER, die aan de armen recht verschaft in druk en nood, die uit liefderijk erbarmen hongerigen voedt met brood, die gevangnen vrijheid schenkt en aan hun ellende denkt. Wet LvdK 360: 1, 2 ( Heer, wij komen vol verlangen ) 1 Heer, wij komen vol verlangen, op uw roepstem naar uw dis, want door schuld met schrik bevangen zoekt ons hart vergiffenis: slechts in U bestaat ons leven,
die uw bloed voor ons woudt geven; laat ons dan in brood en wijn met Uzelf gespijzigd zijn. 2 Sterk ons wankelend vertrouwen, geef ons zelf wat Gij geboodt: dat wij met oprecht berouwen enkel rusten in uw dood; ja, vervul ons met uw krachten, opdat wij uw wet betrachten, zegen zo uw sacrament, dat ons hart U steeds meer kent. Gebed Kinderen: vitamine G. GK psalm 78: 7 7 Zij hebben uit de hemel brood gekregen, dat englenbrood zond God hun als een regen. Hij deed uit oost en zuid de wind opsteken, waarmee de vogels kwamen neergestreken. Zij daalden zelfs rondom Gods woning neer: in heel het kamp leed niemand honger meer. Lezen: Johannes 6: 1-15 1 Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea (ook wel het Meer van Tiberias genoemd). 2 Een grote menigte mensen volgde hem, omdat ze gezien hadden welke wondertekenen hij bij zieken deed. 3 Jezus ging de berg op, en ging daar met zijn leerlingen zitten. 4 Het was kort voor het Joodse pesachfeest. 5 Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven? 6 Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7 Filippus antwoordde: Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven. 8 Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: 9 Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen? 10 Jezus zei: Laat iedereen gaan zitten. Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. 11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. 12 Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat. 13 Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten. 14 Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze: Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen. 15 Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen. Preek GK gezang 128 ( Als het lam wordt gegeten ) 1 cantorij Als het lam wordt gegeten, het laatste pascha gevierd,
moeten allen het weten: het Lam van God is hier. Jezus deelt bij de maaltijd een beker wijn en een brood. Die voor eens en voor altijd zich offert in de dood. refrein allen Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu. 2 cantorij Zoals brood wordt gebroken zo breekt uw lichaam, o Heer, zoals wijn wordt vergoten zo vloeit uw bloed terneer. Laat mij U niet verkopen zoals uw leerling en vriend, met zijn hand aan de schotel, wiens hart de vijand dient. refrein allen Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu. 3 cantorij Drink de wijn van bevrijding en eet het levende brood. Vier de vrolijke tijding, de zegen van zijn dood. Zonde is ons vergeven, de dood voor eeuwig voorbij. Delen wij in uw leven, o Heer, dan leven wij. refrein allen Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu. Viering HA: Lezen formulier 4 Bij het klaarmaken van de tafel: GK psalm 22: 12
12 Ik breng met heel de broederkring U eer. En wat ik U beloofde, telkens weer, betaal ik straks ten overstaan, o HEER, van wie U vrezen. Dan zullen armen rijk verzadigd wezen. Wie God belijdt, zal aan de dis Hem prijzen. Uw hart spring op van vreugd bij al de spijzen, voor u bereid. Bij het aangaan: GK gezang 57 Ik ben het levensbrood. 1 Ik ben het levensbrood, Ik red je van de hongersnood. Zo heeft de Heer gesproken; Hij heeft het brood gebroken. Zijn lichaam is het brood, zegt Hij, dat deelt Hij uit aan jou en mij. 2 Ik ben het echte brood, wie eet zal opstaan uit de dood. Wie Mij gelooft, zegt Jezus, is bij het feest aanwezig. Ik ben het brood waarvan je leeft, dat leven aan de wereld geeft. 3 Dit brood zal nooit vergaan, het blijft, het komt bij God vandaan. Heer Jezus, wij geloven in U, het brood van boven. Nu hebben wij geen honger meer en nooit meer dorst door onze Heer. LB 393 Als ik in deze stille tijd. Als ik in deze stille tijd de grens der woorden overschrijd en mij begeef tot brood en wijn om één met U, mijn Heer, te zijn, o ware zoon van Abraham, God kiest zichzelf een offerlam. Als er tot uw gedachtenis de viering van het nachtmaal is en Gij het brood des levens zijt., de beker van de dankbaarheid, o Heer dat Gij gelijk het graan te gronde gaat om op te staan. Gij deelt met mij de laatste nacht en breekt tot alles is volbracht; en dit is het genadebrood,
Gij hebt mij lief tot in de dood; en dit is de genadewijn, Gij zult voorgoed mijn gastheer zijn. LB 23c Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij (uit: Nieuw Liedboek) 1 Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij, wijst mij een groene streek; daar rust ik aan een stille stroom en niets dat mij ontbreekt. 2 Hij geeft mijn ziel weer nieuwe kracht, doet mij zijn wegen gaan, de paden van gerechtigheid, ter ere van zijn naam. 3 Al moet ik door het doodsravijn, U staat steeds aan mijn zij. Ik vrees geen kwaad, uw herdersstaf geeft steun en veiligheid. 4 Terwijl de vijand toe moet zien, maakt U mijn tafel klaar. U vult mijn beker, zalft mijn hoofd, en redt mij in gevaar. 5 Uw trouw en goedheid volgen mij, uw liefde, dag aan dag; en wonen zal ik in Gods huis zo lang ik leven mag. Dankgebed Collecten Opwekking 461 Mijn Jezus, mijn redder. Mijn Jezus, mijn redder; Heer, er is niemand als U. Laat elk moment, al wat ik denk, vol zijn van Uw liefde, Heer. Mijn schuilplaats, mijn trooster, veilige toren van kracht; adem en stem, al wat ik ben, brengen U voortdurend eer. refrein: Juich voor de Heer, heel de aarde wees blij.
Zing van de Koning en zijn heerschappij. Bergen aanbidden, de zee juicht mee bij het horen van Uw naam. U wil ik prijzen voor dat wat U schiep; mijn leven lang loven, want U heb ik lief. Niets is zo goed als een leven heel dicht bij U. Zegen.