DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS- ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

Vergelijkbare documenten
DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/471 Wtra AK van 12 augustus 2019 van

KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK

KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

Meetinstructie. Geen informatie verstrekt over positie van medewerker van makelaarskantoor.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

UITSPRAAK In de klacht van: de heer B. tegen: de heer D. (naam makelaarskantoor) (12.03)

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/669 Wtra AK van 12 september 2016 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

14-400/DB/OB ECLI:NL:TADRSHE:2016:37 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /DB/OB

12-53 RvT Utrecht RAAD VAN TOEZICHT TE UTRECHT VAN NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

Raad van Discipline. adres. tegen:

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Tegenstrijdige opdrachten.

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Oncollegiaal gedrag. Als adviseur van koopster geen contact opgenomen met makelaarverkoper.

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Tuchtrechtspraak. Stichting NVM RvT Oost 203 ERECODE

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

Optie en Bod. Onduidelijke biedingsprocedure. Onderhandelen met meerdere gegadigden.

Samenvatting. Consument,

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/2657 Wtra AK van 20 oktober 2017 van

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging.

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: de heer F. H. aangesloten NVM-Makelaar, kantoorhoudende te H, beklaagde.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/728 Wtra AK van 18 september 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/2362 Wtra AK van 1 mei 2017 van

Raad voor Rechtsbijstand

Tot misverstand leidende informatie aan koper. Afwezigheid van berging. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/152 Wtra AK van 7 augustus 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/199 Wtra AK van 7 november 2016 van

CR 12/2424 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Contractsbepalingen. Courtage.

Stichting Tuchtrechtspraak NVM

De Raad van Toezicht West geeft uitspraak inzake de klacht van:

Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling. Afbreken onderhandelingen.

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: B MAKELAARDIJ, lid van de vereniging, gevestigd en kantoorhoudende te M,

KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort 's-gravenhage

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/1126 Wtra AK van 4 januari 2019 van

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

Beweerdelijke strijd met regel 6 Erecode. Belegging en schijn van mogelijke belangenverstrengeling

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

CR 12/2383 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Onafhankelijkheid.

CR 12/2440 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Bij brief van 22 april 2015 heeft de gemachtigde van beklaagde een verweerschrift ingediend bij de Raad.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2549 Wtra AK van 31 augustus 2018 van

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2549 Wtra AK van 31 augustus 2018 van

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM 16 FEBRUARI 2011

R A A D V O O R G E S C H I L L E N van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

Optie en bod. Onderhandelen met meerdere gegadigden.

Uitspraak Geschilleninstantie Zorggeschil Geschilnummer:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2550 Wtra AK van 31 augustus 2018 van

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Onjuist omschreven factuur ingediend. Samenwerking met andere adviseurs. Wat is courtage?

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

Belangenbehartiging opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Onzorgvuldig handelen.

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 24 juni 2011 in de zaak met nummer 11 / 4 Wtra AK van

College van Beroep. Van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)

KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Aankoop nieuwbouwappartement mislukt. Beweerdelijke toezegging makelaar-verkoper. De Raad van Toezicht Oost geeft uitspraak inzake de klacht van:

Samenvatting. 1. Procedure

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: G MAKELAARS, NVM-lid, kantoorhoudende te A, beklaagde in hoger beroep

ACCOUNTANTSKAMER. X B.V., gevestigd te [plaats1], K L A A G S T E R, gemachtigde: [A], t e g e n

Transcriptie:

DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS- ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE Heeft de volgende uitspraak gedaan inzake de klacht 1286/07.34 van: 1. ABC Ltd., 2. DEF Ltd., 3. GHI Ltd., 4. JKL Ltd. en 5. MNO Ltd. alle gevestigd op de Maagdeneilanden, klagers, gemachtigde: mr. H advocaat te D; tegen X RA, kantoorhoudende te R, verweerder. 1 Procedureverloop 1.1 Bij brief van 13 juli 2007 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Verweerder heeft op 18 september 2007 een verweerschrift ingediend. Hierna hebben klagers gerepliceerd op 1 februari 2008 en heeft verweerder gedupliceerd op 16 mei 2008. 1.2 De zaak is behandeld ter openbare zitting van 22 september 2008. Verschenen zijn F en N namens klagers, bijgestaan door mr. L, advocaat te D. Verweerder is verschenen, bijgestaan door mr. R, advocaat te A, en door X RA (XYZ). Voor de heren F en N is als tolk opgetreden mevrouw H. Beide gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd. 2 Vaststaande feiten Op grond van de schriftelijke stukkenwisseling en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, of op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan. 2.1 Klagers worden hierna gezamenlijk aangeduid als ABC c.s. en individueel als respectievelijk ABC, DEF, GHI, JKL en MNO. 2.2 Klagers zijn beleggingsfondsen. De moedermaatschappij ABC is opgericht in 2002. De overige vennootschappen zijn later opgericht. 2.3 Verweerder is als accountant verbonden aan XYZ, en houdt kantoor te R. 2.4 Verweerder heeft namens XYZ in april 2002 opdracht aanvaard tot controle van de jaarrekening van ABC. De opdracht is schriftelijk bevestigd bij brief van 3 april 2002 en is door ABC op de zelfde datum ter bevestiging ondertekend.

2.5 Verweerder heeft uit hoofde van de verleende opdracht de jaarrekening 2002 en die van 2003 van ABC gecontroleerd. 2.6 Voor het boekjaar 2003 is de opdracht uitgebreid tot de controle van de jaarrekening van JKL. Over het jaar 2004 heeft de controleopdracht betrekking gehad op de klagende vennootschappen. Deze opdracht is bevestigd in een brief van 2 februari 2005, welke door of namens klagers op 4 februari 2005 voor akkoord is ondertekend. In de bevestiging is onder meer een passage opgenomen over de te berekenen vergoeding. 2.7 De controle over het jaar 2004 is aangevangen in februari 2005. 2.8 Op 30 november 2005 heeft verweerder verklaringen afgegeven met betrekking tot de jaarrekeningen van ABC, DEF, GHI en JKL. Het betreft respectievelijk een verklaring van oordeelonthouding, een goedkeurende verklaring, een verklaring van oordeelonthouding en een goedkeurende verklaring. Op 16 maart 2006 heeft verweerder een verklaring gegeven bij de jaarrekening van MNO. Het betreft een afkeurende verklaring. 2.9 Ter zake van de werkzaamheden voor de jaarrekeningen 2004 van klagers heeft verweerder in maart 2006 een afrekening gezonden, op grond waarvan een bedrag van 180.970,-- aan klagers in rekening is gebracht. Klagers hadden in februari 2006 het in de opdrachtbevestiging van 2 februari 2005 opgenomen bedrag van 79.000,-- betaald, vermeerderd met 6.320,-- wegens kantoorkosten en door XYZ voorgeschoten kosten. 2.10 UVW heeft per brief van 31 maart 2006 voor JKL en per brief van 22 mei 2006 voor de overige fondsen aan verweerder verzocht om collegiaal overleg te plegen over klagers als van XYZ over te nemen cliënten. Hierop heeft verweerder gereageerd per brief van 22 mei 2006, inhoudende dat hij niet was geïnformeerd over een intrekking van de opdracht. Bij brief van 26 mei 2006 hebben klagers de opdracht aan verweerder ingetrokken, onder gelijktijdige mededeling dat een opdracht aan UVW, was verstrekt, ingaande het boekjaar 2005. Tevens hebben klagers in die brief aan verweerder verzocht om het dossier over te dragen althans collegiaal overleg te plegen met UVW. 2.11 Bij brief van 20 juni 2006 heeft verweerder aan UVW kenbaar gemaakt dat er naar zijn mening omstandigheden waren die voor UVW van belang waren voor de aanvaarding van de opdracht. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat klagers in gebreke waren door het onbetaald blijven van facturen. 2.12 Op 18 september 2006 heeft verweerder telefonisch overleg gevoerd met de betrokken accountant van UVW. 2.13 Klagers hebben, onder meer bij brief van 15 februari 2007 van hun raadsman, bezwaar gemaakt tegen de factuur/facturen van XYZ. Zij hebben deze gedeeltelijk onbetaald gelaten. 3 Klacht 3.1 De klacht omvat de volgende verwijten: A. Verweerder heeft de belangen van klagers ten onrechte en in ernstige mate verwaarloosd door buitenproportionele overschrijding van (belangrijke) termijnen. Voor de afronding van de controle van de jaarrekeningen 2004 was een uiterste termijn overeengekomen van 30 juni

2005, maar zo mogelijk 31 maart 2005. Er bestaat geen rechtvaardiging voor de aanzienlijke termijnoverschrijding. Verweerder is tekort gekomen in de nakoming van de opdracht en heeft aldus gehandeld in strijd met artikel 5 GBR-1994. B. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 5 GBR-1994 door, ondanks afspraken over een vaste vergoeding, facturen te sturen die het afgesproken tarief van 79.000,-- met ruim 100.000,-- overstijgen en door na te laten een deugdelijke specificatie van de werkzaamheden te geven. C. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 31, lid 2 GBR-1994 en met artikel 5 GBR- 1994 door niet mee te werken aan de overdracht van het dossier van klagers aan UVW en door niet te reageren op brieven/verzoeken van klagers hierover. Het heeft, niettegenstaande een toezegging van verweerder, tot oktober 2006 geduurd voordat XYZ meewerkte aan het verplichte collegiale overleg. 4 Verweer 4.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan. 5 Beoordeling van de klacht Klachtonderdeel A 5.1 Blijkens de toelichting ligt aan dit klachtonderdeel de stelling van klagers ten grondslag dat met verweerder de uitdrukkelijke afspraak is gemaakt dat de jaarrekeningen 2004 zo mogelijk zouden worden opgeleverd per 31 maart 2005, maar uiterlijk op 30 juni 2005. Klagers hebben hiertoe onder meer verwezen naar een in november 2004 gehouden bespreking. Verweerder heeft betwist dat de door klagers genoemde termijnen of data zijn overeengekomen, waarbij verweerder heeft verwezen naar de opdrachtbevestiging van 2 februari 2005, waarin geen datum of data van oplevering zijn vermeld. Verweerder heeft aangevoerd dat hij wist dat de datum van 30 juni 2005 voor klagers van groot belang was en heeft gestreefd naar afronding van de controle voor die datum. Verweerder heeft daarnevens aangevoerd dat essentiële stukken, benodigd voor de afronding van de controle, er zelfs in september 2005 nog niet waren. Beide partijen hebben in dit verband gewezen op het zeer frequente e-mailverkeer tussen de vertegenwoordigster van klagers, mevrouw N en mevrouw V, medewerkster van verweerder. Naar het oordeel van de Raad tonen deze stukken niet het gelijk van klagers aan. Aan aandrang van XYZ op klagers om voortgang te maken heeft het in april-juni 2005 niet ontbroken. Verweerder heeft gewezen op het ontbreken van een door klagers als een grondslag voor jaarrekeningen te geven inzichtelijke waardering van financiële instrumenten. Daardoor was het volgens verweerder onmogelijk om de genoemde data te halen. Naar het oordeel van de Raad hebben klagers dit verweer onvoldoende weerlegd en in elk geval onvoldoende duidelijk gemaakt dat de stukken of de toelichting er wel waren dan wel dat deze niet nodig waren voor de afronding van de controle met een verklaring, al dan niet goedkeurend. 5.2 Gelet op het hiervoor overwogene dient klachtonderdeel A ongegrond te worden verklaard. Vooreerst is niet komen vast te staan dat een specifieke datum van oplevering is overeengekomen. De partijen zijn zich bewust geweest van het belang van het halen van de datum van 30 juni 2005. De omstandigheid dat de datum niet is gehaald kan naar het oordeel van de Raad niet aan verweerder worden verweten.

Klachtonderdeel B 5.3 Uit de stellingen van de partijen blijkt dat zij van mening verschillen over de vraag of voor de werkzaamheden voor het boekjaar 2004 een vaste vergoeding is overeengekomen. Beide partijen beroepen zich daarbij op de opdrachtbevestiging van 2 februari 2005. Klagers zijn van mening dat daarin een vaste prijs is overeengekomen. Verweerder heeft betoogd dat geen vaste prijs is overeengekomen, daar in par. 6 zou zijn vastgelegd dat de voorgespiegelde prijs afhankelijk zou zijn van de in die paragraaf genoemde voorwaarden die betrekking hebben op de uitvoering van het werk. 5.4 De Raad is van oordeel dat het standpunt dat verweerder inneemt ten aanzien van de vergoeding niet onmiskenbaar duidelijk in de opdrachtbevestiging is neergelegd omdat daar termen als agreed fees in worden gebruikt, maar geen uurtarieven worden genoemd. Aldus kan misverstand worden gewekt over de juiste inhoud van de afspraken, mede omdat de verwijzing naar appendix 1 met de aldaar genoemde bedragen de indruk van een vaste vergoeding kan oproepen. De Raad ziet hierin een gebrek dat de opdrachtbevestiging ontsiert. Hierover is evenwel niet geklaagd. De beoordeling van de vraag of een vaste vergoeding is overeengekomen is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. De Raad gaat hierop niet in. 5.5 Aangaande het verwijt dat verweerder heeft nagelaten een deugdelijke specificatie van de werkzaamheden te geven oordeelt de Raad als volgt. Vaststaat dat klagers op verschillende tijdstippen hebben verzocht om een specificatie van de facturen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij voldoende specificatie heeft verstrekt. Daarbij heeft hij verwezen naar zijn brief van 3 maart 2006 en naar een bijlage bij de e-mail van 23 maart 2006 van zijn medewerkster mevrouw V. Uit het dossier blijkt dat deze e-mail is verzonden omdat klagers naar aanleiding van de brief van 3 maart 2006 hadden meegedeeld dat zij het verschafte overzicht uit Excel onvoldoende vonden en hadden gevraagd om een specificatie van elke post naar werkzaamheden en tarief van de betrokken medewerkers. 5.6 De Raad is van oordeel dat de specificatie die verweerder in de brief van 3 maart 2006 heeft gegeven, ontoereikend is. Dat oordeel wordt ingegeven door het feit dat grote aantallen uren tegen relatief hoge tarieven (gelet op de bij de urenaantallen vermelde kosten) worden vermeld, zonder dat enige onderbouwing van die aantallen uren wordt gegeven. Het totaal gedeclareerde van 180.970,00 rechtvaardigt een verdergaande en meer gedetailleerde specificatie dan verweerder heeft verschaft. De bijlage bij de e-mail van 23 maart 2006 maakt dit niet anders, omdat die summierder is dan de opsomming in de brief van 3 maart 2006. De Raad komt, gelet op artikel 19 GBR 1994, tot het oordeel dat verweerder nalatig is geweest in het verschaffen van een behoorlijke specificatie. In zoverre is klachtonderdeel B gegrond. 5.7 Het vorenoverwogene brengt mee dat klachtonderdeel B gedeeltelijk gegrond is. 5.8 Gelet op het standpunt van verweerder dat geen vaste vergoeding is overeengekomen acht de Raad het overigens een tekortkoming van verweerder dat hij niet, althans niet duidelijk en uitdrukkelijk, tijdig de leiding van klagers (dus niet, zoals verweerder stelt, enkel mevrouw N) heeft gewaarschuwd tegen het in zo aanzienlijke mate oplopen van de kosten. De communicatie door verweerder heeft hier te wensen over gelaten.

5.9 De hierna vermelde uitspraak berust op artikel 33 Wet op de Registeraccountants en op de artikelen 5, 19 en 31 GBR 1004. Klachtonderdeel C 5.10 Verweerder heeft tegen het verwijt in dit klachtonderdeel het volgende aangevoerd. Aanvankelijk kreeg verweerder van UVW een verzoek tot overleg zonder dat verweerder van klagers bericht had ontvangen inzake intrekking van de opdracht. Eerst enige tijd later ontving verweerder van klagers een bevestiging van intrekking van de opdracht. Hierna heeft verweerder gereageerd op de brieven van UVW. Op volgende brieven van de raadsman van klagers heeft verweerder gereageerd en op 18 september 2006 heeft hij uitvoerig telefonisch met de accountant van UVW van gedachten gewisseld over de betreffende situatie, in overeenstemming met artikel 31 GBR-1994. Niet blijkt dat UVW toen met open vragen is blijven zitten. 5.11 Tegenover dit verweer hebben klagers niet aangetoond dat verweerder verwijtbaar is tekort geschoten in het verlenen van medewerking aan de overgang van de opdracht aan UVW. Naar het oordeel van de Raad heeft verweerder adequaat en, gelet op het vakantieseizoen, nog tijdig gereageerd op de verzoeken van UVW nadat hem door klagers was meegedeeld dat de opdracht werd beëindigd. Dit klachtonderdeel is ongegrond. 5.12 De hierna vermelde uitspraak berust op artikel 33 Wet op de Registeraccountants en de artikelen 5, 19 en 31 GBR-1994. 6 Maatregel 6.1 De Raad acht, gelet op de aard en de ernst van de nalatigheid, termen aanwezig om te volstaan met gedeeltelijke gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel. Beslissing De Raad van Tucht: - verklaart klachtonderdeel B in de onder nummer 5.5 vermelde zin gegrond; - verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Aldus gewezen door mr. S.C.H. Koning, voorzitter, C.Chr. Doolhoff RA en P.A.S. van der Putten RA, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2009 door mr. Koning voornoemd.