Het lerarentekort in Vlaanderen

Vergelijkbare documenten
Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Secundair Onderwijs. Structuur van het rapport. De vraag naar leraren. Arbeidsmarktrapport Basisonderwijs Secundair onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.10 - Juli

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

De onderwijsarbeidsmarkt in Vlaanderen

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer 2012 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Basisonderwijs en secundair onderwijs

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Basisonderwijs en secundair onderwijs

Arbeidsmarktrapport onderwijs

5 juni Arbeidsmarktrapport Prognose secundair onderwijs : cijfers. Prognose vraag leraren SO

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

ARBEIDSMARKT- RAPPORT PROGNOSE

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarktrapport. Basisonderwijs en secundair onderwijs. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement Onderwijs.

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarktrapport. Basisonderwijs en Secundair Onderwijs. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Departement Onderwijs en Vorming

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

De arbeidsmarkt onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

Arbeidsmarkt Onderwijs

Onderwijs SAMENVATTING

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

De beslissing van de Vlaamse Regering op 27 februari hield het volgende in:

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

Arbeidsmarkt Onderwijs

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

S E C U N D A I R O N D E R W I J S in beeld

Deel 4 PERSONEEL. Toestand januari 2017

HET VERLOOP VAN DE SOCIAALECONOMISCHE INDICATOREN EN DE CONJUNCTUUR IN WEST-VLAANDEREN 1 :

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober

Arbeidsmarktrapport Basisonderwijs en Secundair Onderwijs. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Departement Onderwijs en Vorming

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

Werken in onderwijs. Specifieke lerarenopleiding Infosessie Werken in het secundair onderwijs

plage-lestijden onderwijzer

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

5.2 Wie is er werkloos?

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

Arbeidsmarkt Limburg JUNI 2018

Persbericht. Werkloosheid blijft dalen in januari Centraal Bureau voor de Statistiek. Trend werkloosheid blijft dalend

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

Lerarentekort? Handvaten voor een berekeningsmodel. Wim Herremans Steunpunt Werk

Persbericht. Werkloosheid loopt sterk terug. Centraal Bureau voor de Statistiek. Technische toelichting. Daling werkloosheid zet door

Hoog aantal vastgoedtransacties in het afgelopen trimester. De vastgoedmarkt herpakt zich na een relatief rustige maand maart

Aandachtspunten bekwaamheidsbewijzen islamitische godsdienst zoals meegedeeld in het schooljaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2002-2003 Het lerarentekort in Vlaanderen Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Licentiaat in de economische wetenschappen Elisabet Declerck onder leiding van Prof. Dr. E. Omey

Ondergetekende Elisabet Declerck bevestigt hierbij dat onderhavige scriptie mag worden geraadpleegd en vrij mag worden gekopieerd. Bij het citeren moet steeds de titel en auteur van de scriptie worden vermeld.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2002-2003 Het lerarentekort in Vlaanderen Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Licentiaat in de economische wetenschappen Elisabet Declerck onder leiding van Prof.Dr. E. Omey

Woord vooraf Vooraleer ik inga op de feitelijke thematiek van deze scriptie, wil ik alle mensen bedanken die hun steentje hebben bijgedragen tot dit werk. Allereerst richt ik mijn dank aan Prof. Dr. Eddy Omey, mijn promotor, die mij de kans bood om dit onderwerp uit te werken. Tevens wil ik Elsy Verhofstadt danken voor haar interesse, kritische bemerkingen en suggesties. Ook bijzondere dank aan Ilse Devolder, Patricia Coekaerts en Wim De Pelsemaeker van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, voor het ter beschikking stellen van een reeks noodzakelijke data. Ook Geert Degraeve en Pieter Ronse van de afdeling databeheer en -analyse van de VDAB bezorgden me onmisbare datagegevens en - bronnen voor de realisatie van mijn scriptie. Vanzelfsprekend wil ik ook een woord van dank richten aan de scholen en de leerkrachten in het bijzonder die meewerkten aan mijn enquête. Dankzij mijn nicht, Gwen Declerck, journaliste bij de Financieel Economische Tijd, wordt de lezer van dit werk niet bestookt met spelfouten en grammaticale blunders. Dank daarvoor. Ook dank aan Martien Dochy voor het verzorgen van de lay-out. Tenslotte en niet in het minst wil ik mijn familie en vriend, Jakob Lepercq, bedanken voor hun onuitputtelijke steun, optimisme en geduld. Bedankt! I

Inhoudsopgave INLEIDING...1 HOOFDSTUK 1: VRAAG- EN AANBODZIJDE VAN DE ARBEIDSMARKT...3 1. ALGEMEEN...3 1.1 INLEIDING...3 1.2 DISCREPANTIES OP DE ARBEIDSMARKT...3 1.3 CONCLUSIE EN VOORUITBLIK...6 2. HET LAGER ONDERWIJS...6 2.1 INLEIDING...6 2.2 VRAAG...7 2.2.1 Demografische evolutie...7 2.2.2 De vergrijzing...8 2.2.3 Nieuwe beleidsmaatregelen...8 2.2.4 Prognose van de vraag naar onderwijzers voor de periode 2002-2005...9 2.2.5 Vervangingen...9 2.2AANBOD...10 2.3.1 Instroom vanuit de lerarenopleiding... 10 2.3.1.1 Evolutie van het aantal eerstejaars en laatstejaars van de lerarenopleiding...10 2.3.1.2 Potentieel aanbod op de arbeidsmarkt...11 2.3.1.3 Doorstroming naar het onderwijs...11 2.3.1.4 Prognose van het aanbod...12 2.3.2 Werkzoekende leerkrachten ingeschreven bij de VDAB... 12 2.3.3 De stille reserves... 13 2.4 MOGELIJKE INDICATOREN VAN HET TEKORT...14 2.4.1 De vervangingspool... 14 2.4.2 Herindiensttreding... 15 2.4.3 Daling bekwaamheidsvereisten... 15 2.5 CONCLUSIE...15 3. HET SECUNDAIR ONDERWIJS... 16 3.1 INLEIDING...16 3.2 VRAAG...17 3.2.1 Demografische evolutie... 17 3.2.2 De vergrijzing... 17 3.2.3 Nieuwe beleidsmaatregelen... 18 3.2.4 Prognose van de vraag naar leerkrachten voor de periode 2002-2005... 19 3.2.5 Vervangingen... 19 3.3 HET AANBOD...20 3.3.1 Instroom vanuit de lerarenopleiding... 20 3.3.1.1 Evolutie van het aantal eerstejaars en laatstejaars van de verschillende opleidingen...20 3.3.1.2 Doorstroming van de lerarenopleiding naar de sector...22 3.3.1.3 Prognose van het aanbod...22 3.3.2 Werkzoekende leerkrachten ingeschreven bij de VDAB... 23 3.3.3 De stille reserve... 24 3.4 MOGELIJKE INDICATOREN VAN HET TEKORT...25 3.4.1 De vervangingspool... 25 3.4.2 Herindiensttreding... 26 3.4.3 Daling bekwaamheidsvereisten... 26 3.5 CONCLUSIE...26 II

HOOFDSTUK 2: OORZAKEN VAN HET LERARENTEKORT: THEORETISCHE AANPAK... 28 2.1 INLEIDING...28 2.2 OVERZICHT VAN DE MOGELIJKE OORZAKEN...28 2.2.1 Pesten op school... 28 2.2.2 Ziekte... 31 2.2.3 De vergrijzing... 34 2.2.4. Het loon... 35 2.2.5 Te weinig jonge mensen die de lerarenopleidingen volgen... 40 2.2.6 Te weinig opvang en begeleiding van jonge leerkrachten... 41 2.2.7 Te weinig waardering door de samenleving... 44 2.2.8 Leerkrachten die deelnemen aan nascholingsactiviteiten... 47 2.2.9 De intensiteit van het lerarenberoep... 48 2.2.10 De economische hoogconjunctuur... 50 2.3 CONCLUSIE...50 HOOFDSTUK 3: OORZAKEN VAN HET LERARENTEKORT: EMPIRISCH ONDERZOEK... 51 3.1 INLEIDING... 51 3.2 METHODE... 51 3.2.1 Opbouw van het onderzoekersinstrument... 52 3.2.2 Bepalen van de onderzoekerspopulatie... 52 3.2.3 Bepalen van de steekproef... 52 3.2.4 Dataverzamelingsfase... 53 3.3 BASISGEGEVENS... 55 3.4 RESULTATEN... 57 3.4.1 Ziekte... 57 3.4.2 Tevredenheid over bepaalde beroepsaspecten... 59 3.4.3 Gevoelens bij de jobuitoefening... 60 3.4.4 Oorzaken van het lerarentekort... 62 3.5 CONCLUSIE... 64 HOOFDSTUK 4: MAATREGELEN OM HET LERARENTEKORT TE VERDRINGEN... 66 4.1 INLEIDING... 66 4.2 OVERZICHT VAN DE MOGELIJKE MAATREGELEN... 66 4.2.1 De vervangingspool... 66 4.2.2 Oudere leerkrachten in het onderwijs houden... 70 4.2.3 Omscholen van kleuteronderwijzers naar leerkrachten lager onderwijs... 72 4.2.4 De uitstap van het bedrijfsleven naar het onderwijs vergemakkelijken... 73 4.2.5. Loondifferentiatie en/of taakdifferentiatie... 74 4.2.6 Aanmoedigen van jongeren om voor het beroep te kiezen... 75 4.2.7 Begeleiden en ondersteunen van beginnende leerkrachten... 75 4.2.8 Nascholingsactiviteiten inpassen in het totale onderwijs... 77 4.2.9 Werkdrukverlaging... 78 4.2.10 Andere maatregelen... 79 4.3 CONCLUSIE...80 CONCLUSIE... 81 III

Gebruikte afkortingen ASO BFT'S BSO BuSO GPB ICT KSO TBS TSO VDAB Algemeen Secundair Onderwijs Budgettaire Voltijdse Equivalenten Beroepssecundair Onderwijs Buitengewoon Secundair Onderwijs Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid Informatie- en Communicatietechnologie Kunstsecundair Onderwijs Terbeschikkingstelling Technisch Secundair Onderwijs Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding IV

Lijst van tabellen en figuren Figuur 1.1 Arbeidstekort op de onderwijsarbeidsmarkt...4 Figuur 1.2 Het spinnewebmodel...5 Tabel 1.1 De verwachte werkgelegenheidswijziging in het lager onderwijs...7 Tabel 1.2 Prognose van de uitstroom in het lager onderwijs...8 Tabel 1.3 Prognose van de vraag in het lager onderwijs voor de periode 2002-2005...9 Tabel 1.4 Maandelijks overzicht van de ingevulde vervangingen...10 Tabel 1.5 Evolutie van het aantal eerste en laatstejaars van de lerarenopleiding voor onderwijzer...11 Tabel 1.6 Aantal onderwijzers in dienst in verhouding tot het aantal afgestudeerden...11 Tabel 1.7 Prognose van het aanbod leraren lager onderwijs voor de periode 2002-2005...12 Figuur 1.3 Evolutie van het aantal werkzoekende leerkrachten ingeschreven bij de VDAB... 13 Tabel 1.8 Aantal werkzoekende onderwijzers per provincie...13 Tabel 1.9 Evolutie van het potentieel van de stille reserve in het lager onderwijs...14 Tabel 1.10 Vraag en aanbod in de vervangingspool voor het lager onderwijs in 2001-2002...14 Tabel 1.11 Prognose van vraag en aanbod voor de periode 2002-2005...16 Figuur 1.4 Prognose van vraag en aanbod voor de periode 2002-2005... 16 Tabel 1.12 De verwachte werkgelegenheidswijziging in het secundair onderwijs...17 Tabel 1.13 Prognose van de uitstroom in het secundair onderwijs...18 Tabel 1.14 Prognose van de vraag in het secundair onderwijs voor de periode 2002-2005...19 Tabel 1.15 Maandelijks overzicht van de ingevulde vervangingen...20 Tabel 1.16 Evolutie van het aantal eerste en laatstejaars in groep 1...20 Tabel 1.17 Evolutie van het aantal eerstejaars en het aantal gediplomeerden in groep 2...21 Tabel 1.18 Evolutie van het aantal cursisten en afgeleverde getuigschriften...21 Tabel 1.19 Doorstroming van de lerarenopleiding naar de onderwijssector...22 Tabel 1.20 Prognose van het aanbod leraren secundair onderwijs voor de periode 2002-2005...23 Figuur 1.5 Evolutie van het aantal werkzoekende leraren ingeschreven bij de VDAB... 24 Tabel 1.21 Aanbod werkzoekende leerkrachten per provincie...24 Tabel 1.22 Evolutie van het potentieel van de stille reserve in het secundair onderwijs...25 Tabel 1.23 Vraag en aanbod in de vervangingspool voor het secundair onderwijs in 2001-2002...25 Tabel 1.24 Prognose van vraag en aanbod voor de periode 2002-2005...27 Figuur 1.6 Prognose van de vraag en het aanbod voor de periode 2002-2005...27 Tabel 2.1 Pesten van leerkrachten door hun collega s, in de verschillende onderwijsniveaus...29 Tabel 2.2 Pesten van leerkrachten door hun collega s, in de verschillende onderwijsvormen...29 Figuur 2.1 Evolutie van het bestuurs- en onderwijzend personeel in Vlaanderen... 34 Tabel 2.3 Prognose van de uitstroom in het lager onderwijs en secundair onderwijs...35 Figuur 2.2 Positie van het jaarsalaris en het totale loonpakket van het onderwijs... 37 Figuur 2.3 Positie van het onderwijs tov de lokale arbeidsmarkt... 39 Tabel 2.4 Aantal afgestudeerden dat effectief voor de klas gaat staan...40 Tabel 2.5 Classificatie van problemen ervaren door beginnende leerkrachten...42 Figuur 2.4 De waardering voor het lerarenberoep volgens de verschillende onderwijsvormen... 45 Figuur 2.5 Evolutie van het Vlaamse vertrouwen in publieke instellingen... 46 Tabel 3.1 Aantal leerkrachten in de steekproef en in Vlaanderen, volgens geslacht...53 Tabel 3.2 Aantal leerkrachten in de steekproef en in Vlaanderen, volgens onderwijsvorm...54 Tabel 3.3 Aantal leerkrachten in de steekproef en in Vlaanderen, volgens leeftijdscategorie...54 Tabel 3.4 Aantal mannen en vrouwen in de verschillende onderwijsvormen...55 Tabel 3.5. Aantal mannen en vrouwen in de verschillende leeftijdsgroepen...55 Tabel 3.6 Ziekte bij leerkrachten, globale analyse...57 Tabel 3.7 Ziekte bij leerkrachten, volgens geslacht...58 Tabel 3.8 Ziekte bij leerkrachten, volgens leeftijd...58 Tabel 3.9 Ziekte bij leerkrachten, volgens onderwijsvorm...58 Tabel 3.10 Algemene jobtevredenheid bij leerkrachten...59 Tabel 3.11 Gevoelens die de leerkrachten hebben bij het uitoefenen van hun job,...61 Tabel 3.12 Oorzaken van het lerarentekort, globale analyse...64 Figuur 4.1 Overzicht per regio van het tekort aan onderwijzers... 69 Tabel 4.1 Vraag en aanbod in de vervangingspool voor de algemene vakken secundair onderwijs...70 V

Inleiding Inleiding Gebrek aan 2300 leerkrachten tegen 2004 (De laet A., 2001b, blz.2)? Lerarentekort oplossen met gepensioneerden? (De laet A., 2001c, blz.2). Dit is een greep uit het aanbod van krantenkoppen die op 3 april 2001 de problematiek van het lerarentekort aankaartten. Bijna 2 jaar later, op 3 en 4 februari 2003, stonden de kranten opnieuw vol van artikelen over het lerarentekort. Dit keer klonk het zo: Tekort aan leerkrachten wordt over enkele jaren overschot (Standaert L., 2003, blz.4). De hamvraag is hoe een tekort in het lerarenbestand ontstaat en hoe het in de toekomst kan worden vermeden. Dat is meteen ook het onderwerp van deze scriptie. Om een antwoord te vinden op deze vragen moeten we eerst het huidige tekort in kaart brengen. Dat doen we in hoofdstuk 1, waar we ingaan op de vraag- en aanbodzijde van de onderwijs(arbeids)markt. Vervolgens geven we een overzicht van de factoren die de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt beïnvloeden. We bespreken ook enkele indicatoren van het huidige tekort en we eindigen het hoofdstuk met de prognose van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor de schooljaren 2002-2003 tot en met 2005-2006. In hoofdstuk 2 geven we een theoretische benadering van de mogelijke oorzaken van het lerarentekort. In dat hoofdstuk onderzoeken we enkele vooroordelen die in dat verband de ronde doen. Klopt het dat leerkrachten veel minder verdienen dan mensen met gelijkaardige jobs in de privé-sector? Verdienen ze evenveel als hun collega s in het buitenland? Worden leerkrachten voldoende gewaardeerd door de maatschappij en zijn hun klachten over werkdruk en stress gegrond? In dit tweede hoofdstuk gaan we tevens dieper in op de effecten van onder meer vergrijzing en pesten op het tekort. Of de theoretische verklaringen voor het tekort overeenstemmen met de oorzaken die de leerkrachten zelf naar voor schuiven, komen we te weten in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk handelt immers over het onderzoek naar de motiverende en de demotiverende factoren in het onderwijs. We hielden een enquête bij 115 leerkrachten en peilden onder meer naar hun visie op het tekort. Zijn leerkrachten tevreden over de mentaliteit van de leerlingen, hun contacten met collega s en hun vakantieregeling? Voelen ze zich gewaardeerd en zijn ze van plan hun job op te geven? Deze en andere vragen worden besproken in hoofdstuk 3. 1

Inleiding In hoofdstuk 4 schetsen we een beeld van de bestaande maatregelen ter oplossing van het lerarentekort in Vlaanderen. Sinds 2001 is er immers al veel veranderd. De uitstapleeftijd werd verhoogd van 55 naar 58 jaar, de vervangingspool draait op volle toeren en CAO VI zorgde voor planlast -vermindering. Ondanks deze succesvolle maatregelen blijven scholen met problemen kampen om leerkrachten te vinden en te behouden. Het is daarom noodzakelijk dat er bijkomende oplossingen worden gevonden om het huidige tekort verder te verhelpen en op een aanvaardbaar niveau te houden. We sluiten het laatste hoofdstuk af met een aantal aanbevelingen voor nieuwe beleidsmaatregelen. 2

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt 1. Algemeen 1.1 Inleiding In het eerste deel van dit hoofdstuk bespreken we de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt vanuit theoretisch oogpunt. Vooreerst merken we op dat er verschillende soorten evenwichten zijn op de arbeidsmarkt. Vervolgens geven we uitleg bij de mogelijke discrepanties die kunnen ontstaan op de markt, namelijk vraag- of aanbodtekorten. Deze onevenwichtsfenomenen lichten we grafisch toe. Tenslotte behandelen we de spinnnewebtheorie. Een theorie waarbij vraag- en aanbodtekorten elkaar voortdurend afwisselen tot er op lange termijn opnieuw een evenwicht ontstaat. Dit fenomeen komt onder andere voor in de onderwijssector. Opnieuw maken we hierbij een grafische analyse. 1.2 Discrepanties op de arbeidsmarkt Wanneer vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn, spreken we van een evenwicht op de arbeidsmarkt. Dit evenwicht kan twee vormen aannemen. Ten eerste is er de situatie waarbij alle arbeidsplaatsen ingevuld zijn en er geen vacatures (meer) open staan. Bij deze vorm is er geen sprake van frictionele of kwalitatief structurele werkloosheid. Frictionele werkloosheid, ook zoekwerkloosheid genoemd, ontstaat als vraag en aanbod omwille van tijdsgebrek nog niet op elkaar zijn afgestemd. Het rekruteren van personeel en het zoeken naar werk vraagt immers tijd. Kwalitatieve structurele werkloosheid vloeit voort uit de diversiteit van de vragers en aanbieders op de (arbeids)markt. De kwaliteit van vraag en aanbod is zeer heterogeen en dat op verschillende vlakken, zoals bijvoorbeeld leeftijd, regio en ervaring. Deze evenwichtsvorm is zeer uitzonderlijk en heeft slechts een theoretische betekenis (Omey E., 2001, blz. 4.2). Ten tweede is er de situatie waarbij er evenwicht is, maar zonder dat alle arbeidsplaatsen bezet zijn. Hiermee bedoelen we dat het aantal werklozen gelijk is aan het aantal vacatures (Omey E, 2001, blz. 4.2). In realiteit is er meestal geen evenwicht op de arbeidsmarkt. Discrepanties ontstaan doordat vraag en aanbod niet aan elkaar gelijk zijn. Hierbij onderscheiden we twee soorten onevenwichten: een aanbodtekort (vraagoverschot) en een vraagtekort (aanbodoverschot). In de onderwijssector hebben we momenteel te maken met een aanbodtekort. De vraag overtreft het aanbod en zo is er sprake van een krappe arbeidsmarkt. 3

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Figuur 1.1 geeft de vraag- en aanbodcurve weer van een bepaalde sector, bijvoorbeeld het onderwijs. We maken dus gebruik van een partiële evenwichtsanalyse. Het aanbod (A) geeft weer hoeveel arbeid leerkrachten wensen aan te bieden tegen een bepaald reëel loon w. De vraag (V) geeft de gevraagde hoeveelheid arbeid weer, gegeven een bepaald reëel loon w. Het snijpunt van beide curven is het evenwichtspunt e* met loon w*. Bij elk reëel loon verschillend van w* ontstaat er een onevenwichtsituatie op de markt. Bij w 0 is de vraag naar arbeid groter dan het aanbod en spreken we van een aanbodtekort (vraagoverschot). De grootte van het tekort is afhankelijk van de ligging en helling van beide curven. Hoe elastischer de vraag- en/of aanbodcurven, hoe groter het aanbodtekort (Bosworth B., Dawkins P. en Stromback T., 1996, blz.198-199). Figuur 1.1 Arbeidstekort op de onderwijsarbeidsmarkt W V A w* w0 aanbodtekort E e* Bron: Bosworth D., Dawkins P. en Stromback T., 1996, blz.199 We merken op dat dit een statische, korte termijn analyse is. Ook bij dynamische, lange termijn analyses kunnen er tekorten optreden. Dit gebeurt als de vraag naar arbeid toeneemt en zo de vraagcurve naar boven doet verschuiven. Zelf bij loonstijgingen kunnen deze vraagverschuivingen zorgen voor een blijvend tekort op de arbeidsmarkt (Bosworth B., Dawkins P. en Stromback T., 1996, blz.200). 4

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Vooraleer over te gaan naar de bespreking van de vraag en het aanbod in het lager en secundair onderwijs, lichten we kort de spinnewebtheorie toe. In figuur 1.2 maken we een onderscheid tussen twee soorten aanbodcurven. AKT is het aanbod op korte termijn. Vanaf een bepaald loon (w 0 ) wordt de curve volledig inelastisch. Wat wil zeggen dat bij elk loon hoger dan w 0 het aanbod van geschoolde, gekwalificeerde werkkrachten gelijk blijft. Er is immers een maximum aan geschoolde, gekwalificeerde personen op de arbeidsmarkt. Op lange termijn (ALT) is de curve niet meer perfect inelastisch, omdat mensen zich kunnen bij- en nascholen en nadien terug op de arbeidsmarkt komen. Dit zorgt voor een stijging van het aanbod. Na de vraagverschuiving is het evenwicht op korte termijn e t met reëel loon w t. Dit hoge loon moedigt velen aan om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Zo stijgt het aanbod van gekwalificeerde werkkrachten (na scholing) op tijdstip t+1 en komen we terecht op de lange termijncurve. Omdat werkgevers (vragers van arbeid) niet bereid zijn al deze werkkrachten te vergoeden tegen het hoge loon w t, daalt de vraag naar arbeid en daarmee ook het loon (w t+1 ). Dit loon doet sommige arbeidskrachten besluiten een andere job te zoeken, waardoor de aangeboden hoeveelheid arbeid daalt. Dit spel van afwisselende vraag- en aanbodtekorten verloopt verder tot het uiteindelijk convergeert naar een nieuw evenwicht. Opnieuw merken we op dat de helling en ligging van de curven het verloop van het spel en de grootte van de tekorten of overschotten bepalen. Vraag en aanbod kunnen ook door externe factoren worden beïnvloed, zoals bijvoorbeeld door immigratie en emigratie van werkkrachten (Bosworth D., Dawkins P. en Stromback T., 1996, blz.201-202). Figuur 1.2 Het spinnewebmodel W AKT ALT wt wt+1 w0 V2 V1 E et Bron: Bosworth D., Dawkins P. en Stromback T., 2001, blz.201 et+1 5

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Dit spinnewebmodel doet zich onder andere voor in de onderwijssector. Momenteel wordt de onderwijsarbeidsmarkt nog steeds gekenmerkt door een tekort, maar in de toekomst ziet het er anders uit. Volgens onze prognoses voor de schooljaren 2002-2003 tot en met 2005-2006 verwachten we immers een overschot aan leerkrachten in het lager en het secundair onderwijs (cfr.infra). In de sector volgen aanbodtekorten en -overschotten elkaar dus op tot er opnieuw een evenwicht zal worden bereikt. Wanneer dat zal gebeuren, weten we niet en is afhankelijk van de verschillende factoren die vraag en aanbod beïnvloeden (cfr.infra). 1.3 Conclusie en vooruitblik In theorie is het mogelijk dat de vraag naar arbeid gelijk is aan het aanbod, de beroepsbevolking. In realiteit is dit meestal niet het geval. Er is sprake van een aanbodtekort of vraagtekort. Dit omdat vraag en aanbod niet voldoende op elkaar zijn afgestemd en er meer vragers zijn dan aanbieders of omgekeerd. Op de arbeidsmarkt doet zich het spinnewebtheorema voor. Een spel tussen vraag en aanbod waarbij periodes van vraagtekorten worden afgewisseld met periodes van vraagoverschotten tot er een nieuw evenwicht wordt bereikt. Dit spinnewebmodel doet zich onder andere voor in de onderwijssector. Hoewel de arbeidsmarkt momenteel heeft te kampen met een aanbodtekort, verwachten we in de toekomst een overschot (cfr.infra). Wanneer dit spel van vraag- en aanbodtekorten uiteindelijk zal convergeren tot een nieuw evenwicht is een groot vraagteken. Vraag en aanbod zijn immers afhankelijk van talrijke factoren waar we niet altijd grip op hebben, zoals bijvoorbeeld de economische conjunctuur (cfr.infra). 2. Het lager onderwijs 2.1 Inleiding In dit deel analyseren we het huidige tekort aan onderwijzers aan de hand van de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Tevens maken we een prognose van de vraag naar en het aanbod van onderwijzers voor de schooljaren 2002-2003 tot en met 2005-5006 en geven we een overzicht van enkele mogelijke indicatoren van het huidige tekort in Vlaanderen. Om vraag en aanbod met elkaar te vergelijken, maken we een aantal veronderstellingen en berekeningen. De berekening van de vraag gebeurt aan de hand van prognoses over het leerlingenaantal (2.2.1), de te verwachten uitstroom door vergrijzing (2.2.2) en de mate waarin arbeidscreërende maatregelen worden genomen (2.2.3). 6

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt In 2.2.4 komt de globale prognose aan bod van de vraag naar leerkrachten lager onderwijs voor de periode 2002-2005. Leerkrachten kunnen ook aan de slag ter vervanging van hun afwezige collega s. Deze vervangingen zorgen voor jaarlijkse terugkerende werkgelegenheid en worden behandeld in 2.2.5. De prognose van de aanbodzijde maken we aan de hand van de inschrijvingen van het aantal leerlingen aan de lerarenopleiding (2.3.1). Hierbij houden we ook rekening met het feit dat niet alle afgestudeerden effectief voor de klas gaan staan en dat er een grote uitstroom is van jonge leerkrachten in de eerste vijf jaar na hun indiensttreding (2.3.1.3). In punt 2.3.2 bekijken we de evolutie van het aantal werkzoekende leerkrachten ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). In welke mate het lager onderwijs nog beschikt over een stille reserve bespreken we in 2.3.3. 2.2 Vraag 2.2.1 Demografische evolutie Als gevolg van het dalend leerlingenaantal zal het aantal arbeidsplaatsen de komende jaren afnemen. Uit tabel 1.1 kunnen we afleiden dat de verwachte werkgelegenheid in 2002 nog positief was, maar vanaf 2003 ziet het er minder rooskleurig uit. Vanaf dan verwachten we dat de werkgelegenheid als gevolg van de demografische evolutie zal dalen en haar laagste peil zal bereiken in 2006 (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.15). We merken hierbij op dat de gegevens uitgedrukt zijn in budgettaire voltijdse equivalenten 1 (BFT s) (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.15). Ook in de volgende paragrafen worden de meeste datagegevens uitgedrukt in BFT s. Tabel 1. 1 De verwachte werkgelegenheidswijziging in het lager onderwijs op basis van de demografie uitgedrukt in BFT s Jaar 2002 2003 2004 2005 2006 96-93 -224-306 -416 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.15 1 Budgettaire voltijds equivalenten zijn het resultaat van de sommatie van alle deelopdrachten van alle personeelsleden, inclusief de vervangingen voor minder dan één jaar. 7

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt 2.2.2 De vergrijzing Onderwijzers stromen uit door pensionering of terbeschikkingstelling (TBS) voorafgaand aan het rustpensioen. Deze uitstroom vangt de daling van de werkgelegenheid door de demografische factor grotendeels op. Op 1 september 2002 werd de uitstapleeftijd opgetrokken van 55 naar 58 jaar, 56 voor de kleuteronderwijzers. Leerkrachten kunnen vóór hun 58 ste uitstappen, maar dan krijgen ze minder wachtgeld 2 uitgekeerd. Voor wie ten laatste op 31 augustus 2002 55 jaar of ouder was, bleef de oude regeling gelden, terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen op 55 jaar (cfr.infra). Door de nieuwe regeling is de uitstroom sterk verminderd ten opzichte van de vorige jaren. Tabel 1.2 toont aan dat vanaf 2004 de uitstroom door pensionering of terbeschikkingstelling opnieuw zal stijgen en de jaren erna lichtjes zal dalen (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.17). Tabel 1. 2 Prognose van de uitstroom in het lager onderwijs, uitgedrukt in BFT s Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Terbeschikkingstelling 916 675 234 685 662 609 Pensioen 150 231 177 193 234 217 Totaal 1066 906 411 878 896 826 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.17 2.2.3 Nieuwe beleidsmaatregelen In dit deel bespreken we een aantal (nieuwe) maatregelen die een impact hebben op de vraag naar onderwijzers (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.18). Ten eerste werd op 1 september 2002 een nieuwe functie binnen het onderwijs gecreëerd: de ICT- coördinator (cfr.infra). Deze persoon is verantwoordelijk voor verschillende taken: zoals. pedagogische begeleiding, coördinatie rond informatie- en communicatietechnologie (ICT), enzovoort. Deze maatregel zorgde in 2002 voor ongeveer 410 extra jobs in het basisonderwijs. 87 procent van deze betrekkingen werd door onderwijzers ingevuld (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.18). 2 Wachtgeld is het inkomen dat een uitgestapt onderwijspersoneelslid ontvangt. 8

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Ten tweede kregen sommige scholen door het gelijkekansendecreet van 28 juni 2002 recht op extra uren voor gelijke onderwijskansen. Dit betekent dat er in 2003 nog eens 74 betrekkingen bij komen, waarvan 48 in het lager onderwijs (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.18). Ten derde zullen vanaf 1 september 2003 de scholen over zorguren kunnen beschikken. Die worden gebruikt voor zorgcoördinatie (cfr.infra) (bijvoorbeeld extra aandacht voor leerlingen met leermoeilijkheden) en creëren in 2003 zo n 534 extra plaatsen voor de leerkrachten lager onderwijs (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.18). 2.2.4 Prognose van de vraag naar onderwijzers voor de periode 2002-2005 De vraag is afhankelijk van alle ontwikkelingen aan de vraagzijde. Deze ontwikkelingen worden in dit deel samengebracht en besproken. Onder voorbehoud van mogelijke nieuwe maatregelen zal de vraag naar onderwijzers in 2002-2005 3.523 BFT s omvatten. De inkrimpende vraag door de dalende nataliteit wordt in grote mate gecompenseerd door de dalende uitstroom als gevolg van de nieuwe pensioenregeling. De vraag is het grootst in schooljaar 2002-2003 en neemt dan stelselmatig af. In 2005 verwachten we dat de vraag zal gedaald zijn tot ongeveer 590 BFT s (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.20). Tabel 1. 3 Prognose van de vraag in het lager onderwijs voor de periode 2002-2005, uitgedrukt in BFT s Vraag 2002 2003 2004 2005 Totaal Demografische evolutie 96-93 -224-306 Vergrijzing 906 411 878 896 ICT-coördinatie 357 Gelijke kansendecreet 20 48 Zorgcoördinatie 534 Prognose 2002-2005 1379 900 654 590 3523 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.20 (eigen bewerking) 2.2.5 Vervangingen Vooraleer we overgaan tot de aanbodszijde van de markt vermelden we nog dat het onderwijs over voldoende reserves aan invalkrachten moet beschikken om vervangingen te kunnen opvullen. 9

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Hierbij gaat het niet alleen over vervangingen op korte termijn (zoals bijvoorbeeld als een leerkracht gedurende een week ziek is), maar ook over vervangingen op lange termijn (zoals bijvoorbeeld iemand die een loopbaanonderbreking neemt). In het schooljaar 2000-2001 werden er gemiddeld 1.828 BFT s vervangen in het lager onderwijs. In 2001-2002 waren dat er 2.114 BFT s, wat overeenkomt met 2.959 personen bij een ratio van 1,4 personen per BFT 3 (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.22-23). Uit tabel 1.4 blijkt dat in de loop van een schooljaar het aantal vervangingen sterk schommelt. Opmerkelijk is dat de maand mei het hoogst aantal vervangingen toont. Tabel 1.4 Maandelijks overzicht van de ingevulde vervangingen, uitgedrukt in BFT s sep okt nov dec jan feb maa apr mei jun 2000-2001 1212 1620 1716 1894 1703 1836 2064 1981 2164 2093 2001-2002 1498 1927 2095 1719 2251 2114 2419 2283 2456 2383 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.22 (eigen bewerking) 2.2 Aanbod 2.3.1 Instroom vanuit de lerarenopleiding 2.3.1.1 Evolutie van het aantal eerstejaars en laatstejaars van de lerarenopleiding De pas afgestudeerden zorgen voor het grootste deel van het aanbod op de onderwijs(arbeids)markt. Uit tabel 1.5. kunnen we afleiden dat zowel het aantal eerste als laatstejaars in academiejaar 1990-1991 vergeleken met de jaren er voor het laagst was. In 1995 is er een stijging waar te nemen en tot in 1998 zien we dat de cijfers ongeveer gelijk bleven. Vanaf academiejaar 1999-2000 steeg het aantal eerstejaars met 40 procent en deze positieve trend zette zich voort in de volgende twee schooljaren. Deze vernieuwde belangstelling voor het onderwijs is te danken aan verschillende factoren, zoals de berichtgeving over de tekorten op de arbeidsmarkt, de Word leerkracht -campagne, enzovoort. In 2002 is er opnieuw een lichte daling van het aantal eerste en laatstejaars van de opleiding, maar de cijfers blijven veel hoger dan in de jaren 90. 3 Over het algemeen wordt aangenomen dat één budgettaire voltijdse equivalent overeenkomt met ongeveer 1,4 personen. 10

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Tabel 1. 5 Evolutie van het aantal eerste en laatstejaars van de lerarenopleiding voor onderwijzer, uitgedrukt in BFT s 1980 1985 1990 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Eerstejaars 2815 1946 1738 2059 1986 1956 2149 3001 3075 3349 3207 Laatstejaars 1829 1433 1051 1081 1081 1056 1081 1028 1169 1551 1526 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.26-27 2.3.1.2 Potentieel aanbod op de arbeidsmarkt Een stijging van het aantal eerstejaars in de lerarenopleiding is van belang voor het potentieel aanbod op de arbeidsmarkt. Van de 3.075 studenten die zich in 2000 inschreven voor de lerarenopleiding (tabel 1.5) belandt slechts de helft in het laatste jaar. Blijft deze trend aanhouden dan zullen er in september 2003 ongeveer 1.675 studenten in hun laatste jaar zitten. In september 2004 komen ze dan terecht op de arbeidsmarkt. Hetzelfde principe geldt voor het academiejaar 2004 waardoor er dan 1.604 studenten in 2005 zullen toetreden tot de arbeidsmarkt. Zo wordt het totaal extra aanbod voor de periode 2002-2005 geschat op 6.356 BFT s (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.26-27). 2.3.1.3 Doorstroming naar het onderwijs In het vorige punt veronderstelden we dat diegene die afstudeert effectief kiest voor een onderwijsloopbaan. Uit tabel 1.6 concluderen we dat dit ook zo is; gemiddeld kiest 99 procent van de afgestudeerden om voor de klas te staan. De meeste afgestudeerden stappen effectief in het onderwijs. Alleen in het jaar 2000-2001 lijkt dit iets minder op te gaan. Tabel 1. 6 Aantal onderwijzers in dienst in verhouding tot het aantal afgestudeerden, uitgedrukt in BFT s 1996 1997 1998 1999 2000 Aantal afgestudeerde onderwijzers 1053 1032 1068 997 1132 Aantal onderwijzers in dienst 1047 995 1061 956 998 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz. 28-29 Pas afgestudeerden kiezen dus voor het onderwijsberoep, maar blijven ze het beroep ook hun hele leven uitoefenen? 11

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, onderzocht hoeveel leerkrachten hun job vaarwel zeggen binnen de vijf jaar na de indiensttreding. Hieruit bleek dat op het einde van de jaren 90 16 procent van de leerkrachten basisonderwijs was opgestapt. In oktober 2001 daalde het percentage tot 13 (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.29). 2.3.1.4 Prognose van het aanbod Het totaal aan nieuwe onderwijzers die zullen instromen vanuit de opleidingen bedraagt 6.356 BFT s (2.3.1.2). Uit tabel 1.6 leiden we af dat daarvan 99 procent in dienst treedt, wat neerkomt op 6.292 BFT s. Rekening houdende met het aantal dat binnen de 5 jaar de job voor bekeken houdt, bekomen we 5.434 BFT s. Dit weerspiegelt het totaal aanbod aan onderwijzers voor de periode 2002-2005 (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.27-30; eigen berekeningen). Tabel 1. 7 Prognose van het aanbod leraren lager onderwijs voor de periode 2002-2005, uitgedrukt in BFT s Aanbod 2002 2003 2004 2005 Totaal Prognose 2002-2005 1326 1305 1432 1371 5434 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.27-30 (eigen berekeningen) 2.3.2 Werkzoekende leerkrachten ingeschreven bij de VDAB Met een werkzoekende leerkracht bedoelen we de niet-werkende werkzoekende leerkracht en de schoolverlaters. Figuur 1.3 toont aan dat in 1994 en 1995 er zeer veel onderwijzers op zoek waren naar werk. Sinds 1996 is dat aantal sterk gedaald en in 2000 en in 2001 is slechts 34 procent (vergeleken met het basisjaar 1993) werkzoekend (VDAB, afdeling databeheer en analyse, 2002a). 12

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Figuur 1.3 Evolutie van het aantal werkzoekende leerkrachten ingeschreven bij de VDAB, uitgedrukt in procent ten opzichte van het basisjaar 1993 120 100 80 60 40 100 114 113 105 76 57 41 34 34 20 0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Bron: VDAB, afdeling databeheer en data-analyse, 2002a Tabel 1.8 Aantal werkzoekende onderwijzers per provincie, uitgedrukt in personen Antwerpen Limburg Het aantal werkzoekende leerkrachten verschilt per provincie. In alle provincies, behalve in West-Vlaanderen, is het aantal werkzoekenden sterk gedaald vergeleken met het jaar 1998. In Oost-Vlaanderen was de daling het grootst en in Vlaams Brabant het kleinst. In West- Vlaanderen waren er in september 2001 iets meer leerkrachten op zoek naar werk dan in 1998. Oost- Vlaanderen Vlaams Brabant West- Vlaanderen September 1998 259 274 218 159 104 September 2001 181 167 98 121 109 Wijziging tov 1998(%) -30% -39% -55% -24% +4,8% Bron: VDAB, afdeling databeheer en data-analyse, 2002a 2.3.3 De stille reserves De tijd waarover deeltijds(e) tijdelijke personeelsleden beschikken om meer te gaan werken noemen we de stille reserve. Zowel de tijdelijke personeelsleden, die maar voor een beperkte periode zijn aangesteld, als diegene die een deeltijdse opdracht uitoefenen zitten hierin vervat. We houden geen rekening met de vastbenoemde leerkrachten die een onvolledige opdracht hebben. Zij presteren immers ongeveer 90 procent, dus veel marge om meer te gaan werken is er niet voor die groep (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.40). 13

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Tabel 1. 9 Evolutie van het potentieel van de stille reserve in het lager onderwijs, uitgedrukt in personen en in BFT s 1999 2000 2001 2002 In personen 7901 8771 9208 9383 In BFT s 2235 2508 2598 2646 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.40 Tabel 1.9 toont aan dat er de laatste jaren een groter potentieel is van stille reserves in het onderwijs. Scholen maken daar echter weinig gebruik van. Ze zullen eerder extra personeel aantrekken in plaats van gebruik te maken van de reserves, zijnde de tijdelijke interimarissen die al op school werken meer uren laten presteren (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.41). Hoewel dit onlogisch lijkt, kunnen we daar een paar verklaringen voor geven. Zo is het mogelijk dat het uurrooster van de interimaris niet past in dat van de vacature of doordat jonge leerkrachten bewust minder willen werken wegens hun gezin, enzovoort. 2.4 Mogelijke indicatoren van het tekort In dit laatste punt bespreken we een aantal indicatoren die het tekort weerspiegelen. 2.4.1 De vervangingspool Op 1 september 2000 werd de vervangingspool opgericht met als voornaamste doel de arbeidsomstandigheden van de leerkrachten die als interim-leerkracht werken te verbeteren. Dit vooral door hun werkzekerheid en financiële zekerheid te bieden voor een volledig schooljaar (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2000a, blz.1) Wanneer de vraag naar arbeidskrachten niet wordt opgevuld door het aanbod ontstaat er een tekort. Aangezien de vraag schommelt in de loop van het schooljaar, zou de school op elk moment moeten kunnen rekenen op goede onderwijzers en interim-leerkrachten. Zo ontstaat er evenwicht op de arbeidsmarkt. Aangezien in de pool de vraag naar onderwijzers groter was dan het aanbod in 2001-2002 is dit een mogelijke indicator voor het tekort aan onderwijzers (VDAB, afdeling databeheer en -analyse, 2002b). Tabel 1.10 Vraag en aanbod in de vervangingspool voor het lager onderwijs in 2001-2002, uitgedrukt in BFT s Aanbod Vraag Vraag-Aanbod Onderwijzers 510,1 1540,8 1030,7 Bron: VDAB, afdeling databeheer en data-analyse, 2002b 14

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Tabel 1.10 toont ook aan dat slechts 33 procent van alle gevraagde betrekkingen in de pool wordt ingevuld. Voor twee derden wordt dus geen onderwijzer gevonden. Het tekort aan onderwijzers bedroeg in 2001-2002 ongeveer 1.031 BFT s (VDAB, afdeling databeheer en - analyse, 2002b) (Schooldirect, 2002a, blz.1-3). 2.4.2 Herindiensttreding Een belangrijke maatregel om het tekort van de voorbije jaren op te lossen was het decreet van juni 2000 om gepensioneerde leerkrachten of leerkrachten met een bepaald verlofstelsel, opnieuw in het onderwijs te laten intreden. Het aantal herindiensttreders bleef in het schooljaar 2000 en 2001 bijzonder laag. In september 2000 waren dat er 8,3 BFT s en in 2001 14,7. Daaruit concluderen we dat deze maatregel voorlopig weinig heeft opgeleverd. Dit lijkt logisch aangezien wie uit het onderwijs wil stappen niet snel zal geneigd zijn terug te keren (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.51). 2.4.3 Daling bekwaamheidsvereisten Een andere indicator voor het tekort is het feit dat scholen een beroep mogen doen op onderwijzers die slechts beschikken over een voldoende of ander bekwaamheidsbewijs zoals het getuigschrift pedagogische bekwaamheid (GPB) (cfr.infra). Vroeger konden de leerkrachten alleen de vakken onderwijzen waar ze een vereist bekwaamheidsbewijs voor hadden. Door de tekorten is die regel versoepeld. Tot september 1998 werden de vacante plaatsten en interimbetrekkingen steeds opgevuld door onderwijzers met een vereist bekwaamheidsbewijs. Daar kwam geleidelijk aan verandering in. Zo werden kleuteronderwijzers in de lagere scholen aangeworven om het tekort deels op te vangen. Toch merken we op dat in vergelijking met het secundair onderwijs het aantal tewerkgestelden met een voldoende of ander bekwaamheidsbewijs in het lager onderwijs zeer beperkt is (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.49-50). 2.5 Conclusie Op dit ogenblik kampt het lager onderwijs nog steeds met een tekort op de arbeidsmarkt. Het voorbije schooljaar raakten maar liefst 1.031 betrekkingen in de vervangingspool niet ingevuld. Volgens de prognoses en berekeningen zal dit de komende jaren wijzigen, de vraag zal immers stijgen met 3.523 BFT s. Er zal tevens een extra aanbod ontstaan van 5.434 onderwijzers als gevolg van het aantal nieuwe inschrijvingen aan de lerarenopleidingen. 15

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Nemen we aan dat de reserve van onderwijs over een tijdspanne van vijf jaar met 1.911 zal toenemen dan zal samen met het huidige tekort van 1.031 er uiteindelijk een overschot ontstaan in de periode 2002-2005. Dit is voornamelijk als gevolg van het optrekken van de uitstapleeftijd (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.21, 27,30; eigen berekeningen). Tabel 1.11 Prognose van vraag en aanbod voor de periode 2002-2005, uitgedrukt in BFT s 2002 2003 2004 2005 Totaal Vraag 1379 900 654 590 3523 Aanbod 1326 1305 1432 1371 5434 Aanbod -Vraag -53 405 778 781 1911 Vervangingspool -1031-1031 Eindtotaal -1084 405 778 781 880 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.21, 27, 30 (eigen berekeningen) Figuur 1.4 Prognose van vraag en aanbod voor de periode 2002-2005, uitgedrukt in BFT s 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 2410 1305 1432 1371 1326 900 654 590 2002 2003 2004 2005 Vraag Aanbod Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz. 21, 27, 30 (eigen berekeningen) 3. Het secundair onderwijs 3.1 Inleiding Net zoals in punt 2 zullen we vraag en aanbod op de arbeidsmarkt vergelijken om het huidige tekort in het secundair onderwijs aan te tonen. Daarnaast gaan we op zoek naar wat we mogen verwachten voor de periode 2002-2005 en bespreken we opnieuw een aantal mogelijke indicatoren van het huidige tekort in Vlaanderen. 16

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Zoals eerder vermeld is de vraag in het onderwijs afhankelijk van een aantal factoren. We houden rekening met het leerlingenaantal (3.2.1) en de uitstroom van leerkrachten secundair onderwijs door pensionering en terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen (3.2.2). In 3.2.3 bespreken we enkele maatregelen die een effect hebben op de arbeidsmarktvraag. De globale prognose van de vraag voor de periode 2002-2005 wordt behandeld in 3.2.4. Tenslotte bekijken we de jaarlijkse terugkerende werkgelegenheid ontstaan door de vervangingen van afwezige leerkrachten (3.2.5). Na de vraag bestuderen we opnieuw het aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt (3.3). In 3.2.1 bespreken we de instroom van nieuwe leerkrachten via de verschillende lerarenopleidingen. Het aantal leerkrachten dat bij het begin van het schooljaar als werkzoekende(n) is ingeschreven bij de VDAB wordt in 3.2.2 behandeld. De stille reserves van deeltijdse leerkrachten vormt het onderwerp van 3.2.3. 3.2 Vraag 3.2.1 Demografische evolutie De vraag naar personeel in het secundair onderwijs zal de komende jaren toenemen zowel in het gewoon als buitengewoon secundair. Dit komt door een hoger verwacht aantal leerlingen en een hogere doorstroming van het lager naar het secundair onderwijs (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.55). Tabel 1.12 De verwachte werkgelegenheidswijziging in het secundair onderwijs op basis van de demografie, uitgedrukt in BFT s Jaar 2002 2003 2004 2005 2006-242 187 575 951 985 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.55 3.2.2 De vergrijzing In het secundair onderwijs heeft de vergrijzing een grotere impact dan in het lager onderwijs. In 2001 stroomden er in het lager onderwijs ongeveer 1.066 BFT s uit door pensioen of terbeschikkingstelling, terwijl dat er in het secundair onderwijs ongeveer 2.376 waren. Maar door de nieuwe beleidsmaatregel (cfr.supra) zal vanaf 2003 ook de uitstroom in het secundair onderwijs dalen (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.56). 17

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Tabel 1.13 Prognose van de uitstroom in het secundair onderwijs, uitgedrukt in BFT s Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Terbeschikkingstelling 1356 990 442 1012 1033 1079 Pensioen 1020 1095 679 673 581 589 Totaal 2376 2085 1121 1685 1614 1668 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.56 3.2.3 Nieuwe beleidsmaatregelen Ook in het secundair onderwijs zorgen een aantal maatregelen voor een toename van de vraag naar leerkrachten. De reductie van het aantal plage-uren 4 is de eerste maatregel. Deze maatregel stelt dat elke scholengemeenschap voor de schooljaren 2002-2003, 2003-2004, 2004-2005 respectievelijk slechts 2,3 procent; 1,8 procent en 1,3 procent van de uren van het totale lesurenpakket (maximum) als plage mogen inrichten. Daarenboven werd de volledige opdracht van praktijkleraars teruggebracht van 32 naar 29 uren en hun plage van 3 naar 1 uur. Dit alles zorgt voor bijkomende werkgelegenheid in het secundair onderwijs, aangezien deze uren door nieuwe werkkrachten moeten worden ingevuld (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.57). Een tweede maatregel bestaat erin dat de scholen van het buitengewoon secundair onderwijs (Buso) een supplementaire geldsom van 2,75 miljoen euro kregen om leerkrachten aan te werven voor bijkomende opvang en begeleiding van bepaalde leerlingen. Ook dit zorgt voor extra betrekkingen in het secundair onderwijs (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.57). Ten derde beschikt elke scholengemeenschap sinds schooljaar 2002-2003 over een forfaitaire puntenenveloppe. Met die punten kan men personeelsleden school- of klasvrij maken en betrekkingen oprichten zoals die van ondersteunend personeel (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.58). Tenslotte is er, net zoals bij het lager onderwijs, extra werkgelegenheid gecreëerd door de ICT-coördinatie maatregel (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.58) (cfr.supra). 4 Plage-uren zijn de niet-gefinancierde en niet-gesubsidieerde uren die men verricht boven op de gewone lesuren. 18

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt 3.2.4 Prognose van de vraag naar leerkrachten voor de periode 2002-2005 Opnieuw brengen we de ontwikkelingen aan de vraagzijde samen om een overzicht te krijgen van de prognose van de vraag in het secundair onderwijs voor de periode 2002-2005. Onder voorbehoud van nieuwe beleidsmaatregelen zien we in tabel 1.14 dat de vraag in het secundair onderwijs over de periode 2002-2005 zal toenemen met zo n 9.728 BFT s. Enerzijds zal het optrekken van de uitstapleeftijd in 2003 zorgen voor een halvering van de uitstroom vergeleken met de voorbije jaren en anderzijds zullen de nieuwe maatregelen en het toegenomen leerlingenaantal extra betrekkingen tot gevolg hebben (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.59). Tabel 1.14 Prognose van de vraag in het secundair onderwijs voor de periode 2002-2005, uitgedrukt in BFT s Vraag 2002 2003 2004 2005 Totaal Demografische evolutie -242 187 575 951 Vergrijzing 2085 1121 1685 1614 Plage-uren en praktijkleraars 736 408 351 Verhoging uren BSO 15 Ondersteuning scholen 31 ICT-coördinatie 211 Prognose 2002-2005 2836 1716 2611 2565 9728 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.59 3.2.5 Vervangingen Ook in het secundair onderwijs zijn er reserves aan onderwijskrachten nodig om vervangingen, zowel langdurende als kortdurende, op te vangen. In het jaar 2000-2001 waren er gemiddeld 2.900 BFT s nodig om leerkrachten te vervangen, iets meer dan in schooljaar 2001-2002 (3.202). In beide schooljaren waren de meeste vervangingen nodig in de maand mei, net zoals bij het lager onderwijs (cfr.supra). Tot op heden is daar geen echte verklaring voor te vinden (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.60-61). 19

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Tabel 1.15 Maandelijks overzicht van de ingevulde vervangingen, uitgedrukt in BFT s sep okt nov dec jan feb maa apr mei jun 2000-2001 1652 2528 2726 2623 2861 3048 3403 3212 3583 3365 2001-2002 1670 2786 3048 2781 3349 3256 3807 3612 3961 3753 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.60 3.3 Het aanbod 3.3.1 Instroom vanuit de lerarenopleiding 3.3.1.1 Evolutie van het aantal eerstejaars en laatstejaars van de verschillende opleidingen In dit deel maken we een onderscheid binnen de groep van de pas afgestudeerden. We onderscheiden drie groepen: ten eerste de initiële lerarenopleiding aan de hogescholen, voor leraar secundair onderwijs voor de eerste en tweede graad (groep 1), ten tweede de academische initiële lerarenopleiding voor leraren tweede en derde graad secundair onderwijs (groep 2) en ten derde de opleiding in het volwassenenonderwijs, de opleiding getuigschrift pedagogische bekwaamheid (GPB) (groep 3) (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.63). Voor groep 1 merken we op dat in de voorbije jaren het aantal eerstejaars fors is toegenomen (tabel 1.16). In het jaar 1999-2000 was er een stijging van 11,5 procent ten opzichte van het vorige schooljaar. Ook de voorbije schooljaren heeft deze trend zich voortgezet, zij het in iets mindere mate. Sinds 1996 is ook het aantal laatstejaars opvallend gestegen, behalve in 2000 want dan is er een lichte terugval waar te nemen. In 2001 herstelde het aantal laatstejaars zich weer (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003b). Tabel 1.16 Evolutie van het aantal eerste en laatstejaars in groep 1, uitgedrukt in BFT s 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Eerstejaars 2698 3207 3221 3594 3675 3862 4038 Laatstejaars 1406 1493 1550 1734 1680 1827 1861 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003b 20

Hoofdstuk 1: Vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt Voor groep 2 zien we in het jaar 2000 een daling van het aantal studenten die de academische lerarenopleiding volgen (tabel 1.17). In het jaar 2001 zette de stijgende trend zich weer verder. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij het aantal behaalde diploma s (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003c). Tabel 1.17 Evolutie van het aantal eerstejaars en het aantal gediplomeerden in groep 2, uitgedrukt in BFT s 1999 2000 2001 Eerstejaars 3408 3149 3410 Gediplomeerden 1082 1060 1223 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003c Voor groep 3 is het aantal mensen dat zich inschrijft voor de GPB-opleiding enorm gestegen (tabel 1.18). Ook het aantal personen die het getuigschrift uiteindelijk mogen ontvangen is toegenomen. In het schooljaar 1999-2000 werden 1.045 GPB s afgeleverd, 2 jaar later waren dat er (al) 1.455 (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.68). Het getuigschrift is bedoeld om een onderwijsbevoegdheid te geven aan mensen zonder pedagogische opleiding. Mensen die al in de sector werken, maar ook mensen die in de onderwijssector tewerkgesteld willen worden, kunnen zo n getuigschrift behalen. Een basisdiploma of bewijs van vakbekwaamheid is evenwel noodzakelijk om aan de cursus te mogen deelnemen (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 2003a, blz.68). Tabel 1.18 Evolutie van het aantal cursisten en afgeleverde getuigschriften, uitgedrukt in BFT s 1999 2000 2001 Cursisten 4165 6482 7988 Afgeleverde getuigschriften 1045 1180 1455 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs, 2003a, blz.68 21