Taken en verantwoordelijkheden in de proefdierketen

Vergelijkbare documenten
Kwaliteitsplan proefdieren en dierproeven

Analisten en proefdieren

Kwaliteitsplan proefdieren en dierproeven 2017

Tussen onafhankelijkheid, controle en haalbaarheid: Het toetsen van dierexperimenteel onderzoek in praktijk

Beleidsregels Meldingen in het kader van een projectvergunning

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Beleid aanschaf en fok van proefdieren

Handleiding aanvraag projectvergunning Dierproeven

Beleid surplus-proefdieren, hergebruik en herplaatsing

Nieuwsbrief Wijziging wet op de dierproeven

Degenen die dieren verzorgen en doden. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening EDITIE 2017

Artikel 1 Dagelijks Bestuur 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de algemeen voorzitter, de waarnemend voorzitter en de vicevoorzitter(s).

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening EDITIE 2018

Universitair Medisch Centrum. Dierexperimentencommissie Geneeskunde (DEC-GNK)

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening EDITIE 2016

JAARVERSLAG Dierexperimentencommissie Diergeneeskunde en Farmaceutische Wetenschappen, Scheikunde en Biologie (DEC-DGK/FSB)

JAARVERSLAG Dierxperimenten Commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Jaarverslag DEC KNAW 2003 "Vertrouwelijk"


JAARVERSLAG Functionaris ex. art. 14 Wet op de dierproeven Radboud Universiteit Nijmegen

3 Kunt u bevestigen dat Universiteit Maastricht nog geen besluit heeft genomen over dierproeven op labradors in de toekomst?

Samenwerken DEC s en CCD voor verantwoord proefdiergebruik

Toelichting beleidsregels 'Meldingen in het kader van een projectvergunning'

JAARVERSLAG DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE UNIVERSITEIT LEIDEN. Universiteit Leiden

Jaarverslag Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Alternatieven voor dierproeven. dierproeven. Alternatieven voor. dierproeven. Wat zijn dierproeven?

Jaarverslag 2016 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Jaarverslag 2014 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Inventaris Wob-verzoek W17-08

Code of Practice Niet-humane primaten

BIJLAGE 2A. Analyse site visits dierfaciliteiten UU/UMC Utrecht Inleiding


Dierproeven Jaarverslag 2016 en 2017 Centraal Dierenlaboratorium

(Versie ) Het tweede gedeelte bevat de onderliggende teksten uit wet- en regelgeving.

Dierexperimenteel jaarverslag 2016

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

Proefdieren in de wetenschap VU & VUmc

Educatie en training personen bedoeld in Artikel 13f, derde lid, onder a, b, c. Versie 3.0 ( )

JAARVERSLAG FUNCTIONARIS EX. ART. 14 Wod NVI. (Dierproeven NVI in 2006) Bilthoven, mei 2007

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het koninklijk besluit van 29 mei 2013 betreffende de bescherming van proefdieren;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BIJLAGE 2. Analyse site visits dierfaciliteiten UU/UMC Utrecht Inleiding

Jaarverslag 2017 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Jaarverslag 2015 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

INSPECTIELIJST BEWEGINGSWETENSCHAPPEN VU VAN DER BOECHORSTSTRAAT BT AMSTERDAM. Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit regio Noordwest

DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE BEROEPSONDERWIJS NEDERLAND JAARVERSLAG 2008 VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE

Is er sprake van een actie?

Aanvragen van een projectvergunning in het kader van de Wet op de dierproeven. Centrale Commissie Dierproeven Miranda Buitenhuis

Bijlage 2. Analyse site visite dierfaciliteiten UU/UMC Utrecht Inleiding

JAARVERSLAG Dierexperimentencommissie Beroepsonderwijs Nederland

Onderdeel 'culture of care' Het advies is op verzoek van de staatsecretaris van Economische Zaken (EZ) uitgebracht. In

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Onderwijs Gezondheidszorg Paard Practicum Diergeneeskunde

CONCEPT KETENREGISSEUR VERSIE 1.0 d.d

Vergunninghouder MUMC +

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! EDITIE Want we willen: Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening.

Inventaris Wob-verzoek W15-06

Toelichting bij format DEC-advies

Proefdieradoptie aan de Faculteit Diergeneeskunde. Prof. dr. Christel Moons April 2015

Herplaatsingsraamwerk

REGLEMENT EN WERKWIJZE COMMISSIE NORMSTELLING ERKENNINGSREGELING GOEDE DOELEN 30 januari 2017

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! EDITIE Want we willen: Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening.

4 leden CCD aanwezig, algemeen secretaris en secretaris aanwezig. Vanaf punt 12 schuift het vijfde lid van de commissie aan.

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Verordening Adviesraad Sociaal Domein gemeente Zwartewaterland 2015

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

Wat is een dierproef?

Verklaring van Belangen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving. Afdeling

Vergunninghouder MUMC +

Degene die het project en de dierproef opzet. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Handreiking Invulling definitie project'

Dierexperimenteel jaarverslag 2014

JAARVERSLAG Dierexperimentencommissie Beroepsonderwijs Nederland

0. In te vullend door de verantwoordelijke proefleider:

Beleid overheid dierproeven en alternatieven

Instantie voor Dierenwelzijn. Jaarverslag 2015

dierproeven Zo doen ze dat!

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Dierexperimenteel jaarverslag 2013

Degenen die dierproeven verrichten. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Handelwijze bij vragen en klachten over een ISO of OHSAS certificaat versie 18 november 2008

JAARVERSLAG 2013 DEC-UM DIER EXPERIMENTEN COMMISSIE UNIVERSITEIT MAASTRICHT. Vervanging Verfijning Vermindering & Verantwoordelijkheid

Jaarverslag Proefdiergebruik 2014 Universiteit Twente

Jaarverslag 2002 Dierexperimentencommissie (DEC) Universitair Medisch Centrum Utrecht

Inventaris Wob-verzoek W15-06

Voorwaarden Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium

02010L0063 NL

Vragen en antwoorden toezichtondersteunende private kwaliteitssystemen Versiedatum: 13 september 2016

Jaarverslag Proefdierdeskundigen 2014

Na een aantal taalkundige wijzigingen wordt het verslag vastgesteld en zal het op de website worden gepubliceerd.

Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Regeling melding onregelmatigheden TU/e

Reglement Auditcommissie

Jaarverslag Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen. Adressen

INFOBULLETIN 70. De EUROPESE DIERPROEVENRICHTLIJN 2010/ 63 /EU: implementatie in nationale wetgeving. (Wet op de dierproeven)

Transcriptie:

Taken en verantwoordelijkheden in de proefdierketen Inleiding Doel van deze notitie is om te beschrijven welke spelers er in de proefdierketen van de UU en het UMC Utrecht onderscheiden kunnen worden en welke taken en verantwoordelijkheden deze spelers hebben. 1. Vergunninghouders 1.1 Organisatie De Universiteit Utrecht (UU) en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht) bezitten ieder een instellingsvergunning zoals bedoeld in art. 2 van de Wet op de dierproeven (Wod). Het is verboden om zonder een instellingsvergunning dierproeven te verrichten. College van Bestuur (CvB-UU) en Raad van Bestuur (RvB-UMC Utrecht) zijn beide eindverantwoordelijk voor het dierexperimenteel onderzoek dat onder de eigen instellingsvergunning wordt verricht. De vergunninghouders UU en UMC Utrecht hebben ieder een portefeuillehouder aangewezen: prof. dr. A. Pijpers (UU) en prof. dr. F. Miedema (UMC Utrecht). Deze zijn als zodanig aangemeld bij de NVWA. Onder de Wod is het de instellingsvergunninghouder die een aanvraag voor een projectvergunning indient. 1.2 Taken en verantwoordlijkheden I Instellingsvergunning De vergunninghouders zijn er verantwoordelijk voor dat: ze een instellingsvergunning bezitten die op elk moment strookt met de actuele situatie; aan alle vergunningsvoorwaarden die zijn verbonden aan de instellingsvergunning wordt voldaan. II Projectvergunning De vergunninghouders zijn er (eind)verantwoordelijk voor dat: projectvergunningen en wijzigingen daarop worden aangevraagd bij de centrale commissie dierproeven (CCD); de daaraan verbonden leges (tijdig) worden voldaan; overige wijzigingen t.o.v. de vergunning worden gemeld aan de CCD; aan alle voorwaarden die zijn verbonden aan een aanvraag of aan een verleende projectvergunning wordt voldaan. 1

III Overige wettelijke bepalingen De vergunninghouders zijn er (eind)verantwoordelijk voor dat ze: beschikken over installaties en voorzieningen die geschikt zijn voor de daar gehuisveste diersoorten en voor de uitvoering van de dierproeven; de dieren conform de regelgeving worden verzorgd, behandeld en gehuisvest; beschikken over voldoende personeel, dat voldoende geschoold, opgeleid en bekwaam is; beschikken over één of meer personen die: a) verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het welzijn en de verzorging van de dieren in de inrichting; b) ervoor zorgen dat personeelsleden die met de dieren omgaan, toegang hebben tot specifieke informatie betreffende de in de inrichting gehuisveste soorten; c) ervoor zorgen dat personeelsleden voldoende geschoold en bekwaam zijn, voortdurend worden opgeleid en onder toezicht staan totdat zij het bewijs van de vereiste bekwaamheid hebben geleverd; d) verzekeren dat een eind wordt gemaakt aan onnodige pijn, lijden, angst of blijvende schade die tijdens een dierproef bij een dier worden veroorzaakt; en e) verzekeren dat een project wordt uitgevoerd in overeenstemming met het projectvoorstel op basis waarvan een projectvergunning is verleend en indien dat niet het geval is, passende maatregelen worden getroffen om dit te corrigeren en deze maatregelen worden geregistreerd. beschikken over een officieel aangewezen, op het gebied van proefdiergeneeskunde deskundige dierenarts of, indien opportuun, een andere, voldoende gekwalificeerde deskundige, die belast is met adviestaken met betrekking tot het welzijn en de behandeling van dieren; een Instantie voor Dierenwelzijn instellen; voorzien in een adoptieprocedure; een registratie bijhouden van het fokken, het verwerven, het leveren, het vrijlaten of ter adoptie vrijgeven, het houden en het doden van dieren en de uitgevoerde dierproeven; jaarlijks deze registratiegegevens tijdig aanleveren aan de NVWA; de relevante documentatie, inclusief de verleende projectvergunningen, gedurende de in de Wod gestelde termijnen bewaren; voor niet-menselijke primaten, honden en katten vanaf de geboorte een individueel levensloopdossier bijhouden; alle niet-menselijke primaten, honden en katten op de minst pijnlijke wijze van een permanent individueel merkteken worden voorzien. IV Overig De vergunninghouders zijn er (eind)verantwoordelijk voor dat ze: intern beleid vaststellen dat is gericht op zorgvuldig en kwalitatief goed proefdieronderzoek en een optimale toepassing van de 3 V s (vervanging, vermindering, verfijning). De Code Openheid Dierproeven (VSNU, NFU, KNAW) wordt nageleefd. 1.3 Communicatie CvB / RvB communiceren met media in geval er verantwoording moet worden afgelegd over keuzes die zijn gemaakt in beleid en/of onderzoek. 2

2. Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) 2.1 Organisatie De IvD Utrecht is ingesteld door de UU en het UMC Utrecht en voert voor beide organisaties de wettelijke en aanvullend opgedragen taken uit. De IvD Utrecht is als afdeling organisatorisch ondergebracht bij de Universitaire Bestuursdienst UBD. 2.2 Taken en verantwoordelijkheden I Instellingsvergunning zorgt er voor dat de instellingsvergunning en de informatie over de vergunninghouder die beschikbaar is bij de NVWA op elk moment strookt met de actuele situatie; ziet er op toe dat aan alle voorwaarden van de instellingsvergunning wordt voldaan. II Projectvergunning stemt een project- of wijzigingsvoorstel af met de verantwoordelijke onderzoeker voordat deze wordt ingediend bij de CCD c.q. de dierexperimentencommissie (DEC); stemt de uitvoering van een dierproef die onderdeel uitmaakt van een vergund project af met de verantwoordelijke onderzoeker en bewaakt daarbij dat de voorgestelde dierproef past binnen de reikwijdte van de projectvergunning; stemt het projectvoorstel af met locatie/faciliteit waar het project zal worden uitgevoerd; stemt met de verantwoordelijke onderzoeker af of een wijziging van een vergund project door de CCD getoetst moet worden of dat een melding volstaat; besluit, in die gevallen dat een melding volstaat en binnen de wettelijke en interne beleidskaders, over aanpassing van een project c.q. werkprotocol; dient na ondertekening door de instellingsvergunninghouder project-, wijzigingsvoorstellen en meldingen in bij de CCD; dient project-, wijzigingsvoorstellen en meldingen met een adviesaanvraag in bij de DEC; stelt op verzoek van de CCD gegevens beschikbaar voor retrospectieve beoordeling van een project; verzorgt de correspondentie met de CCD en met de verantwoordelijk onderzoekers; archiveert en onderhoudt de projectdossiers; stemt af met de onderzoekers over de niet-technische samenvatting; volgt de ontwikkeling en de resultaten van projecten rekening houdend met de effecten op gebruikte dieren, brengt elementen in kaart die verder kunnen bijdragen aan vervanging, vermindering en verfijning en geeft daarover advies; bewaart alle relevante documentatie, waaronder de verleende projectvergunning, de adviezen van de IvD en de daarop gebaseerde besluiten ten minste drie jaar na het verstrijken van deze vergunning; bewaart documentatie over projecten die aan een beoordeling achteraf moeten worden onderworpen, ten minste totdat deze beoordeling is afgerond. II Advisering 3

adviseert de vergunninghouders en decentrale bestuursverantwoordelijken (gevraagd en ongevraagd); adviseert het personeel dat met dieren omgaat over zaken op het gebied van dierenwelzijn in samenhang met de aanschaf, de huisvesting, de verzorging en het gebruik van de dieren; adviseert het personeel over de toepassing van de 3 V s en houdt het op de hoogte van de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied; geeft advies over adoptieregelingen; draagt bij aan (bij)scholing en training in het kader van blijven professionele ontwikkeling van medewerkers; III Kwaliteit zorgt, naast de interne procedures die gelden binnen de afzonderlijke dierfaciliteiten, voor de vaststelling en toetsing van bedrijfsinterne procedures voor controle, rapportage en vervolg met betrekking tot het welzijn van de in de inrichting gehuisveste dieren; IV Toezicht houdt toezicht op het welzijn van de dieren binnen de inrichting in samenhang met de keuze en aanschaf, de huisvesting, de verzorging, de fokkerij, de uitvoering van de dierproeven, euthanasie en verdoving; houdt toezicht op de naleving van de Wod, intern beleid en best practices; onderhoudt het contact met de NVWA (inspecties, ontheffingen, aanpassen vergunningen, registratie, etc.); ziet instellingsbreed toe op de registratie en toetsing van de bevoegdheden en bekwaamheden van ketenbetrokkenen; zorgt voor (controle op) de juistheid en een tijdige beschikbaarheid van de registratiegegevens over dierproeven en proefdieren. V Ontwikkelen en implementatie beleid en best practices ontwikkelt intern beleid gericht op verfijning, vermindering en vervanging 1 ; ontwikkelt en implementeert best practices (van het nationaal comité dierproeven (NCad) of intern); voorziet in een adoptieprocedure. 2.3 Communicatie zorgt voor een goede interne communicatie binnen de proefdierketen; ondersteunt de externe communicatie over dierproeven / dierproevenbeleid door de vergunninghouders; verzorgt evt. met andere ketenbetrokkenen algemene externe communicatie over dierproeven en alternatieven 1 wordt vastgesteld door de vergunninghouders 4

3. De Proefdierfaciliteiten 3.1 Organisatie Op de Uithof worden proefdieren gehouden op de volgende locaties: proefboerderij De Tolakker, Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Universiteitskliniek voor Paarden, Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, het Stratenum (UMC Utrecht), het Kruytgebouw en het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium (GDL). Het GDL herbergt de meeste proefdieren en faciliteert het onderzoek en onderwijs van beide vergunninghouders en dat van een aantal externe vergunninghouders. De laatstgenoemde vergunninghouders voeren hun dierexperimenten onder eigen vergunning uit, maar houden zich aan de protocollen en huisregels van het GDL. Ze maken veelal gebruik van de proefdierdeskundigen/ivd en DEC van de UU/ UMC Utrecht.. 3.2 Taken en verantwoordelijkheden I Huisvesting en verzorging De proefdierfaciliteit: beschikt over installaties en voorzieningen die geschikt zijn voor de daar gehuisveste diersoorten en voor de uitvoering van de dierproeven; zorgt dat de dieren conform de regelgeving en actuele professionele standaarden worden verzorgd, behandeld en gehuisvest; beschikt over voldoende personeel, dat bevoegd en bekwaam is; zorgt voor voldoende (bij)scholing van de eigen medewerkers; zorgt in samenspraak met de IvD Utrecht voor registratie en toetsing van de bevoegdheden en bekwaamheden van de medewerkers; zorgt voor dagelijkse controle van de dieren op het niveau van de ruimte waar de dieren gehouden worden en vastlegging daarvan in het ruimtelogboek; zorgt voor de controle van de individuele dieren minimaal 1x per 7 dagen of zoveel vaker als nodig is (in overleg met onderzoeker, die eindverantwoordelijk is) en vastlegging van de bevindingen in het Welzijnsdagboek; zorgt er voor dat geconstateerd (onverwacht) ongerief wordt geregistreerd en volgens de daarvoor vastgestelde procedure wordt gemeld bij de verantwoordelijke onderzoeker (VO) of de verantwoordelijke uitvoerende (VU); meldt evt. geconstateerde fouten/inconsistenties/onvolkomenheden in het werkdossier aan de onderzoeker. II Faciliteren dierexperimenteel onderzoek De proefdierfaciliteit: beoordeelt of de voorgestelde dierexperimenten in de faciliteit kunnen plaatsvinden en of alle noodzakelijke informatie is aangeleverd; biedt indien nodig biotechnische ondersteuning bij de uitvoering van dierproeven; geeft technisch / praktisch advies voorafgaand en gedurende de uitvoering van dierproeven; beschikken over installaties en voorzieningen die geschikt zijn voor een verantwoorde uitvoering van de geplande dierproeven; levert via enkele van haar medewerkers en de aangewezen dierenarts, in ieder geval bij de beoordeling van projectvoorstellen en werkprotocollen, input aan de IvD Utrecht. 5

III Veterinaire zorg De proefdierfaciliteit: verzorgt de veterinaire begeleiding en diergezondheidsbewaking voor de dieren die in het GDL gehuisvest zijn en de experimenten die in de faciliteit worden uitgevoerd; stelt vast welke microbiologische veiligheidsniveaus gehanteerd worden; stelt kaders, protocollen en procedures vast die handhaving van de juiste microbiële status moeten garanderen; zorgt er voor dat de verblijven en faciliteiten zodanig zijn dat de juiste microbiële status gehandhaafd kan blijven. IV Fokkerij en aanschaf van proefdieren De proefdierfaciliteit: verzorgt in samenspraak met de onderzoeker en de IvD Utrecht het beheer van foklijnen (ontwikkelen, aanhouden, opzetten, registratie, etc.); verzorgt de aanschaf van proefdieren; stelt regels voor de aanschaf, ontvangst, sanering, etc.; faciliteert evt. het transport van de dieren; zorgt, samen met de IvD Utrecht, voor een passende auditing van toeleveranciers. 4. Onderzoekers 4.1 Organisatie Er zijn ca. 76 onderzoekgroepen te onderscheiden binnen de UU en het UMC Utrecht. 4.2 Taken en verantwoordelijkheden I Algemeen De verantwoordelijke onderzoeker: is bevoegd voor en bekwaam in de handelingen die hij zelf uitvoert; zorgt dat zijn competentiedossier actueel is; zorgt voor een correcte aanlevering bij de proefdiercoördinator van de overzichten dierproeven en proefdieren voor de jaarregistratie dierproeven en proefdieren; zorgt voor een vervanger bij lopende projecten. II Opstellen projectvoorstel en werkprotocollen De verantwoordelijke onderzoeker: stelt een projectvoorstel op en stemt dit af met de IvD Utrecht; stelt een werkprotocol (WP) op en stemt dit af met de IvD Utrecht; zorgt er voor dat de projectaanvraag c.q. het werkprotocol (+ evt. bijlagen) inhoudelijk correct en compleet zijn en dat de werkprotocollen consistent zijn met de projectaanvraag en projectvergunning; zorgt er voor dat zo nodig de projectaanvraag c.q. het werkprotocol worden aangepast naar aanleiding van de het preadvies van de IvD Utrecht; legt tussentijdse wijzigingen ter beoordeling en accordering voor aan de IvD Utrecht; zorgt voor een niet-technische samenvatting (NTS) waarmee de maatschappij op correcte en begrijpelijke wijze geïnformeerd wordt over de activiteiten waarvoor een projectvergunning is verleend; 6

zorgt voor een actualisatie van de NTS als eventuele wijzigingen in een project zodanig zijn dat de vergunning moet worden aangepast. III Uitvoeren dierexperimenteel onderzoek De verantwoordelijke onderzoeker: is verantwoordelijk voor het navolgen van wettelijke bepalingen en interne beleidsmaatregelen en procedures; is er verantwoordelijk voor dat de dieren tijdens de proef nauwkeurig worden gecontroleerd, rekening houdend met het WP (Beoordeling ongerief kan uitgevoerd en vastgelegd worden door de onderzoeker, biotechnicus of proefdierverzorger); reageert tijdig en adequaat op eventuele meldingen onverwacht ongerief; zorgt er voor dat het studiedossier te allen tijde compleet en actueel is (incl. welzijnsdagboek en handelingenlijst overeenkomstig het WP); is er verantwoordelijk voor dat het project wordt uitgevoerd in overeenstemming met de projectvergunning en de door de IvD goedgekeurde werkprotocollen en dat er, als dit niet het geval is, passende maatregelen worden genomen en dat deze worden geregistreerd; is er verantwoordelijk voor dat de uitvoering van de dierproef 1x/3 maanden, of 1x per proef als deze korter duurt dan 3 maanden, wordt gemonitored volgens de checklist monitoring dierproeven; voert na het beëindigen van de proef een welzijnsevaluatie uit en zorgt er voor dat deze binnen 2 weken na het beëindigen van de proef naar de IvD en de betreffende proefdiercoördinator wordt verzonden. 5. Proefdiercoördinatoren 5.1 Organisatie Binnen iedere afdeling van de UU en het UMC Utrecht waar dierexperimenteel onderzoek wordt uitgevoerd zijn, afhankelijke van de omvang van de afdeling en aantal en aard van de werkprotocollen, een of meer proefdiercoördinatoren benoemd door het MT. 5.2 Taken en verantwoordelijkheden De proefdiercoördinator: is namens de afdeling een eerste aanspreekpunt en een klankbord voor de vergunninghouders en de IvD Utrecht; is verantwoordelijk voor het implementeren van wettelijke bepalingen en interne beleidsmaatregelen en procedures binnen de afdeling; ziet toe op de uitvoering van de Monitoring Dierproeven, een goede verslaglegging daarvan en het zo nodig doorvoeren van correcties door onderzoekers n.a.v. de bevindingen tijdens de monitoring; is het eerste aanspreekpunt met betrekking tot de naleving van afspraken naar aanleiding van NVWA inspecties, adviezen van de IvD Utrecht of auditbevindingen; zendt informatie met betrekking tot dierproeven/proefdieren die afkomstig is van de IvD Utrecht/vergunninghouder door aan de belanghebbende collega s (onderzoekers, analisten, biotechnici en dierverzorgers, studenten, stagiaires en andere belanghebbenden) binnen zijn afdeling. De te verspreiden informatie kan betrekking hebben op: bijeenkomsten, wet, audits, checklist monitoring dierproeven, interne procedures en intern beleid, beschikbaarheid surplus dieren, etc.); 7

houdt voor zover mogelijk de IvD Utrecht op de hoogte van innovaties op het gebied van de 3V s binnen zijn/haar afdeling; verzamelt voor het jaarlijkse registratiegesprek de volgende informatie : a. alle welzijnsevaluaties van experimenten die door de onderzoeksgroep zijn uitgevoerd; b. een compleet en geverifieerd overzicht van alle dierproeven die in het afgelopen kalenderjaar zijn afgerond en is daarmee voorbereid voor het registratiegesprek. is verantwoordelijk voor de registratie van de art. 9 bevoegde personen, biotechnici en dierverzorgers en zorgt ervoor dat deze informatie bij de IvD Utrecht up to date blijft. 6. Dierexperimentencommissie (DEC) 6.1 Organisatie UU en het UMC Utrecht maken beide gebruik van de DEC Utrecht 2. De DEC heeft een onafhankelijke voorzitter en een secretariaat en is organisatorisch ondergebracht bij het UMC Utrecht. De DEC bestaat uit 2 Kamers. 6.2 Taken en verantwoordelijkheden De DEC: zorgt er voor dat de samenstelling en werkwijze voldoen aan de wettelijke regels en richtlijnen van de CCD en dat het reglement in overeenstemming is met de erkenning; geeft op verzoek van de CCD of van een vergunninghouder een gemotiveerd advies over een project- of wijzigingsvoorstel; neemt in dat verband zo nodig voorafgaand aan het opstellen en uitbrengen van het advies contact op met de verantwoordelijke onderzoeker om desgewenst aanvullende informatie te verkrijgen; betrekt bij de opstelling van een advies de persoon bedoeld in art. 13f, 3a van de Wet (= lid van de IvD Utrecht) op de dierproeven; zorgt er voor dat het gemotiveerde advies voldoet aan de daarvoor gestelde regels en het voorgeschreven format. 7. Meldpunt professioneel handelen en dierenwelzijn 7.1 Organisatie Het Meldpunt Professioneel handelen en dierenwelzijn is in 2013 binnen de faculteit Diergeneeskunde is ingesteld. Het meldpunt bestaat uit een vertrouwenspersoon, een reflectieteam Diergeneeskunde, een reflectieteam Dierproeven en een Advisory Board. In het reflectieteam Dierproeven zijn de betrokken faculteiten, het UMC Utrecht en het GDL vertegenwoordigd. Het meldpunt is beschikbaar voor alle medewerkers van de UU en het UMC Utrecht die betrokken zijn bij het opzetten en uitvoeren van dierproeven. 2 Het is niet uitgesloten dat de CCD in de toekomst zal besluiten dat sommige projectvoorstellen van de UU of het UMC Utrecht door een andere DEC van een advies moeten worden voorzien. 8

7.2 Taken en verantwoordelijkheden Het meldpunt zorgt er voor dat medewerkers van UU en UMC Utrecht laagdrempelig en vertrouwelijk misstanden kunnen melden die ze waarnemen en die niet in de hiërarchische lijn aan de orde gesteld kunnen worden; de vertrouwenspersoon is er verantwoordelijk voor dat het meldpunt functioneert overeenkomstig de door de verantwoordelijke decaan (DGK) en de vergunninghouders geaccordeerde functie en taakomschrijving; de vertrouwenspersoon neemt in het geval van ernstige overtredingen direct contact op met de portefeuillehouder van de UU of het UMC Utrecht en het hoofd van de IvD Utrecht. 9