Griend Vogels en Bewaking 2009

Vergelijkbare documenten
Griend Vogels en Bewaking 2010

Aantal gevonden legsels in 2008

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Na het karteren is het zoeken van het

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Monitoring van de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge- Heist tijdens het broedseizoen 2010

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

De broedvogels van de Feddema s Plas in 2007

Documentnummer AMMD ( )

belangrijke resultaten hieruit voortvloeien. Een vraag die veel gesteld

16 Broedsucces van sternen in de Zeebrugse voorhaven

2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

Vogelwacht Akkerwoude e.o.

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

KNNV - afdeling Voorne - Vogelwerkgroep. Mededeling nr. 202

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen.

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014

Workshop Eenden in de wei. Frank Majoor

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha)

Succesvol 7-legsel in 2008

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Inleiding. geïnventariseerd op. grootste op daken broedende kolonie meeuwen. Aanvulling hierop betreft het tellen van de grote kolonie op

Jaarverslag Bijeneters 2017

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het. broedseizoen 2006

CONCEPT WIJZIGING BEGRENZING ARTIKEL 20 GEBIEDEN WADDENZEE PROCEDURE

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

Broedvogelmonitoring op Schiermonnikoog in 2013

Broedvogelonderzoek aan Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen op het Forteiland, IJmuiden, 2011.

Scholeksterweekend Ameland 2013

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis

Aantal broedparen van Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Scholekster op het Forteiland IJmuiden in 2014

Advies broedvrij houden 2012

Verslag Wadvogeltellingen langs de Wieringerkust.

Watervogels in de stad Zutphen in Door Henk Jan Hof

Steenuilenbescherming verslag Steenuilenwerkgroep Echt-Susteren Geco Visscher Fred van Geneijgen

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

BROEDVOGELINVENTARISATIE GOLFBAAN BENTWOUD WIJNAND VAN DEN BOSCH KO KATSMAN

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

!!!!"### " $% + " $% -""!. /"0%. + %"" 1 "" 3 '$ + * + + * +1 5*!! 1"! '!' 5%!.* " " "!.%%"!%%!-8! " $% *8! %! 9: $% !$!!

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Resultaten 2014 en trends kolonievogels in Zuid-Holland zuid Districtscoördinator Sander Terlouw:

Kolonievogel overzicht Oost Brabant 2015

Jongen uitgevlogen totaal

Verslag project bontbekplevier Wilhelminadorp 2010 en tevens afsluiting monitoring gedurende 5 jaar.

Vogeltrekstation. wetenschappelijke vragen maar heeft ook maatschappelijk nut, jaarcyclus, als overwinterings-gebied

Broedvogelmonitoring op Schiermonnikoog in 2015

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, september 2010

Visdief en noordse stern

GEVONDEN EIEREN. Behoorlijke daling aantal broedparen kievit

Bijlage 11 Samenvatting waarneming van effecten door terreinbeheerders/toezichthouders

Het belang van Griend voor de Waddenzee A&W-rapport 2088

(nestkastenproject) Golfbaan Welschap

Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee in 2006

WEIDEVOGELS RESULTATEN 2011 TOTAAL

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

NATUURRESERVAAT BLOKKERSDIJK Antwerpen-Linkeroever 25ste BROEDVOGELINVENTARISATIE 2002

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen. te Zeebrugge-Heist tijdens het broedseizoen 2007

BIBLIOTK-EK RIJKS: VOOR OE USSELMttRPOLDcRS WERKDOCUMENT. door. W. Dubbeldam Abw maart. X 7t. ^TJ, 6wo

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Botentelling rondom IJburg in 2015/16

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

Broedvogelmonitoring op Schiermonnikoog in 2013

informatie: vogels steltlopers: scholekster

HAK-AL 2009 nr. 5: IJsvogels tussen Lek en Linge in 2008 door Marcel Kok

Datum: Vrijdag 5 april Excursie: Oostvaardersplassen ochtendexcursie. Gidsen: Taco & Pim

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT

Reproductie en broedbiologie

ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXI I (2010) O.H. Brandsma

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

BESCHERMING VERSNELT ACHTERUITGANG WEIDEVOGELS

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Blauwe Reiger. Purperreiger

Broedvogelinventarisatie Ecodorp Bergen Voorjaar 2014

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden.

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Versie Maart Verslag Inventarisatie kansen roofvogels Zuidas- Zuidasdok Maart 2016

Transcriptie:

Griend Vogels en Bewaking 2009 (Deel 1: bewaking en broedvogels) Date Lutterop & Giny Kasemir

Griend Vogels en Bewaking 2009 (Deel 1: bewaking en broedvogels) Date Lutterop & Giny Kasemir Colofon Griend, 2 mei 2010 Vereniging Natuurmonumenten Regio Groningen, Friesland en Drenthe Postbus 764 9400 AT Assen Overname van tekst of gegevens alleen onder vermelding van de bron. Alle foto s in dit rapport copyright Giny Kasemir en Date Lutterop. Alle rechten voorbehouden. Foto omslag: Nest Waterral Griend 31 juli 2009 (foto: Ben Hoentjen). Wijze van citeren: Lutterop, D. & G. Kasemir 2010. Griend Vogels en Bewaking 2009. Rapport Vereniging Natuurmonumenten, s-graveland.

INHOUDSOPGAVE VOORWOORD Pagina 1 INLEIDING 2 BEWAKING EN VERSTORINGEN 2.1 Verstoringen 2.2 Bezoek 3 BROEDVOGELS 3.1 Methode 3.2 Broedresultaat 3.3 Het broedseizoen 4 LITERATUUR Bijlage 1 Broedcodes SOVON

Figuur 1. Kaart van Griend met de meest gebruikte namen

VOORWOORD Dit is het verslag van ons achtste seizoen als vogelwachter voor Natuurmonumenten op Griend. Mede dankzij de hulp en inzet van een groot aantal mensen werd het wederom een seizoen om niet te vergeten. Otto Overdijk was onze steun en toeverlaat bij organisatorische problemen en Jan Veen was als wetenschappelijk begeleider het wijze aanspreekpunt bij het veldwerk. Jan Kasemir verzorgde op 10 april en 28 juli het vervoer van onze auto plus paardentrailer, waarin de vele 10-tallen dozen met bagage voor het gehele seizoen van en naar Harlingen werden vervoerd. Edwin Hoekzema leverde de trailer schoon en met werkende verlichting af. Voor het vervoer tussen Harlingen en Griend konden we ook dit jaar weer gebruik maken van de diensten van de bemanning van de Stormvogel (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit): Nico Laros, Theo van Malsen en Arjen Dijkstra. Dirk de Boer, Peter van Tellingen en Wibo Hofman verzorgden de wekelijkse bevoorrading vanaf Terschelling met het Griltje, en indien deze niet beschikbaar was, met de boot van Wibo. Flexibel en vindingrijk als dit driemanschap is, konden wij altijd een beroep op hen doen. Het wekelijkse half uurtje bijpraten op zee blijft een bijzonder fenomeen. Tijdens de spaarzame bezoeken van een van ons aan het vasteland waren de vervangers achtereenvolgens Hans Faro en Albert Jan Bosscher. In de loop van het seizoen zijn we gestart met het schrijven van een weblog. Deze werd gepubliceerd op www.natuurmonumententexel.nl, en in een later stadium ook op www.natuurmonumenten.nl. Eckard Boot en Renee Nitters zorgden er voor dat de tekst en de foto s op de betreffende sites terechtkwamen. Ben Hoentjen, Anton Koot en Henk Dommerholt waren, aansluitend op ons verblijf op het eiland, op Griend aanwezig van 28 juli tot en met 1 augustus. Voor zover relevant voor dit rapport zijn hun bevindingen hier ook opgenomen. Zonder de hulp van Ineke Bouwman, Giny Weert, Fredy de Wilde en Marga Willems zou het voor ons niet mogelijk zijn geweest deze periode van huis te zijn. Zij hielden gezamenlijk onze huishouding in Stedum draaiende en de poezen in het gareel. Voor de verzorging van onze paarden gedurende onze afwezigheid bedanken we Edwin en Esther Hoekzema van pensionstal Eilardaheerd in Loppersum. Date Lutterop & Giny Kasemir Correspondentieadres: Lopsterweg 31 9921 RN Stedum e-mail: d.lutterop@wxs.nl

1 INLEIDING Het waddeneiland Griend (gemeente Terschelling) valt onder de Natuurbeschermingswet en is onderdeel van het Staatsnatuurmonument Waddenzee. Het eiland wordt al meer dan 90 jaar beheerd door de Vereniging Natuurmonumenten en is, om de vogelrijkdom van het eiland te beschermen, gedurende het gehele jaar gesloten voor publiek. Een van de belangrijkste redenen voor de bescherming en het in stand houden van het eiland is het voorkomen van de Grote Stern als broedvogel. Griend herbergt de grootse kolonie van Nederland (en van West-Europa) van deze sternesoort, die op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland staat, in de categorie bedreigd. Het beheer van het eiland is er op gericht het broedgebied van de Grote Stern te behouden. Om er op toe te zien dat de rust niet wordt verstoord en voor het uitvoeren van diverse (monitoring)werkzaamheden wordt het eiland gedurende het broedseizoen bewoond door twee vogelwachters, in opdracht van Natuurmonumenten. Voor ons was dit het achtste seizoen op Griend, dat duurde van 10 april tot en met 28 juli. Onze hoofdtaak bestaat uit het handhaven van de rust in het gebied. Verstoringen door mensen worden geregistreerd en indien mogelijk voorkomen (hoofdstuk 2). De meeste tijd wordt besteed aan het onderzoek naar de avifauna van het eiland (hoofdstuk 3). De broedvogels worden geïnventariseerd en van elke soort wordt het broedresultaat zo nauwkeurig mogelijk bepaald. Van een drietal soorten (Grote Stern, Kokmeeuw, en Visdief) worden zo mogelijk elk jaar totaal minimaal respectievelijk 1000, 200 en 200 jongen geringd. Dit rapport verschijnt als drukwerk in een afgeslankte vorm, waarbij alleen de verstoringen en de broedvogels aan de orde komen. Het volledige rapport zal te zijner tijd als pdf op internet beschikbaar zijn.

2 BEWAKING EN VERSTORINGEN 2.1 Verstoringen Alle door ons waargenomen menselijke verstoringen en overtredingen, voor zover zij niet een onvermijdelijk gevolg waren van werkzaamheden van ons zelf als ook van overige op en rond het eiland werkzame personen, staan vermeld in tabel 1. De burgerluchtvaart heeft een minimale vlieghoogte boven het gebied aan te houden van 450 meter. Schepen en hun opvarenden dienen minimaal een afstand van circa 400 meter tot de hoogwaterlijn in acht te nemen. Het aantal verstoringen wijkt niet af van de situatie in de afgelopen jaren. In totaal hebben we in de periode 2002-2009 128 zekere verstoringen geconstateerd. De meeste daarvan zijn veroorzaakt door vliegverkeer (105). Het vaakst verstoorden helikopters (51) en sportvliegtuigen (31). Helikopters zorgen ook voor de heftigste reacties onder de vogels op het eiland. Verstoringen door boten en hun opvarenden komen relatief weinig voor (16). Er is daarbij wel sprake van onderschatting van het aantal verstoringen, aangezien deze niet zelden al heeft plaatsgevonden voordat de aanwezigheid van mensen op of bij het eiland wordt ontdekt. Zijn vliegtuigen vooral verstorend voor overtijende wad- en watervogels, mensen die het eiland naderen of zelfs betreden, verstoren vaker de broedvogelkolonies. In de genoemde periode zijn geen trends waarneembaar met betrekking tot toe- of afname van bepaalde vormen van verstoring. Opmerkelijk is dat er dit seizoen geen verstoringen door straaljagers hebben plaatsgevonden. In de periode 2002-2008 betrof het aantal verstoringen 1-4 per seizoen (totaal 17). datum verstoring 20-4 Wit zeiljacht om 18:30 uur voor anker ten zuiden van de Palenrijen. Ligt zeer waarschijnlijk net binnen het afgesloten gebied; kiest op 21-4 een ligplaats buiten het afgesloten gebied. Geen verstoringen gezien. 23-4 Twee sportvliegtuigen voeren langdurige vliegacties uit boven het eiland; grote verstoringen uiteindelijk is het hele eiland meeuw- en sternvrij. 25-4 Mlitaire helikopter, om 11:35 uur op 300-350 meter hoogte vlak boven heteiland langs richting oostzuidoost. Verstoring Rotganzen en tienduizenden steltlopers op de hoogwatervluchtplaatsen. 27-4 Hardervisser HA9 s ochtends met rubberboot vissend boven Oostpunt; blijft waarschijnlijk net buiten het afgesloten gebied, maar met opkomend water verstoring van 1000-en steltlopers aldaar. Hierover hebben we contact gehad met de Stormvogel. 13-5 Sportvliegtuig, om 11:50 uur op circa 300 meter hoogte over Noorddijk en kwelder richting oost. Verstoring Rotganzen en meeuwen op de kwelder. 27-5 Windsurfer, om 14:15 uur bij Zuidpunt. We zijn hierover getipt door de Stormvogel. We zagen de man nog net uit de duintjes komen na waarschijnlijk een sanitaire stop, en hard rennend weer naar zee gaan. Door de harde wind was hij snel weer op het vasteland, en was niet meer te achterhalen door de Stormvogel. Waarschijnlijk bij aankomst op Zuidpunt verstoring van broedende Kokmeeuwen en Grote Sterns aldaar.

datum verstoring 28-5 Sportvliegtuig, om 11:35 uur op circa 400 meter hoogte midden over het eiland richting zuid. Verstoring van Rotganzen en steltlopers op het Noordstrand. 3-6 Militaire helikopter, om 20:47 uur op 250-300 meter hoogte vlak langs het huis richting zuidwest. Verstoring Kokmeeuwkolonie op de Huisdijk, kolonie Noordse Sterns op het Huispad en duizenden steltlopers op de Zuidhaak (waaronder 2000 Drieteenstrandlopers). 9-6 Militaire helikopter, om 13:56 uur op circa 100 meter hoogte midden over het eiland richting oost. Totale eilandchaos, alle vogels langdurig verstoord. Gemeld aan de Stormvogel. 12-6 Sportvliegtuig (2-motorig), om 09:35 uur op circa 300 meter hoogte midden over het eiland richting noord. Geen verstoring, maar wel te laag vliegend. 20-6 Sportvliegtuig, om 10:55 uur op 300-400 meter hoogte midden over het eiland richting noordoost. Verstoring 100-en Wulpen op de kwelder. 24-6 Helikopter, zwaar brommend (RP?), om 14:17 uur midden over het eiland richting zuidwest. Vliegt voornamelijk in laaghangende bewolking, vlieghoogte geschat op 300-400 meter. Verstoring meerdere groepen steltlopers, waaronder meer dan 1000 Wulpen. 4-7 Sportvliegtuig PH-VCF, om 10:40 uur een halve cirkel boven het eiland vliegend op circa 300 meter hoogte. Verdwijnt uiteindelijk richting noordwest. Verstoring van minstens 1000 Wulpen op Noordstrand en kwelder. 8-7 Helikopter SAR om 10:20 uur op circa 350 meter hoogte iets ten noorden van het eiland richting west. Verstoring van meer dan 1000 steltlopers bij de Oostpunt. 16-7 Helikopter (klein, rood/wit, waarschijnlijk D-...A)), om 18:45 uur op circa 300 meter hoogte midden over het eiland richting zuidwest. Geen verstoring, maar wel te laag vliegend. 23-7 Hardervisser HA9, om 09:45 uur met rubberboot langs Oostpunt. Waarschijnlijk wel buiten het afgesloten gebied. Verstoring van vele Aalscholvers, Bergeenden, Eiders en steltlopers bij de Oostpunt. 24-7 Militaire helikopter, om 14:09 uur op circa 200 meter hoogte midden over het eiland richting west tot noordwest. Verstoring van 1000-en steltlopers en meeuwen. Tabel 1. Overtredingen en verstoringen Griend, 10 april tot en met 1 augustus 2009. Buiten de gebiedsgrenzen van het eiland hebben we op 21 juli nog een verstoring van zeehonden geconstateerd. Langs de zuidrand van de Blauwe Slenk, ten zuiden van de behuizing op Griend, lagen minstens 22 Gewone zeehonden. 2 Personen (man en vrouw) liepen vanaf een drooggevallen schip langs de waterlijn richting zeehonden, en benaderen deze tot op 150-200 meter. Daarop gingen de zeehonden bijna allemaal richting waterlijn. Kort daarna (16:15 uur) kwam een platbodem vanuit de Blauwe Slenk vlak langs de zeehonden varen, waarop de helft het water in ging. Deze verstoringen zijn gemeld aan de bemanning van het LNV-surveillanceschip Stormvogel. Tussen 28 juli en 1 augustus werden door Ben Hoentjen c.s. geen verstoringen gemeld.

Direct na afloop van het bewakingsseizoen is het complete overzicht van alle geconstateerde verstoringen en overtredingen op verzoek toegezonden aan de bemanningen van de LNVsurveillanceschepen Stormvogel en Phoca. 2.2 Bezoek Hieronder volgt een korte opsomming van de meest opvallende bezoeken die dit seizoen hebben plaatsgevonden. Tijdens onze installatie op het eiland, op 10 april, gaan Otto Overdijk en Arne Heineman mee het eiland op. Laatstgenoemde, regio-directeur van Natuurmonumenten Gelderland, maakt foto s voor de nieuwe regionale website. Op 15 april zeulen Chris Hoenderkamp en Nico de Jong een vletje, met daarop een lange aluminium ladder, richting palenrijen. Met behulp van de ladder plaatsen ze op het dak van het huis een UMTCmast, ten behoeve van de webcam. Tevens verwijderen ze de oude antenne uit het Baken. De ladder laten ze achter. Op 29 mei krijgen we bezoek van Ton Groothuis en student Guiseppe, van de Rijksuniversiteit Groningen. Voor hun onderzoek komen ze een 40-tal kleine Kokmeeuwkuikens ophalen. Het vorig jaar door Frank Majoor uitgevoerde onderzoek naar vogelgriep bij Kokmeeuwen krijgt dit jaar een uitgebreid vervolg. Tussen 17 juni en 22 juli komt hij totaal zes keer een dag vangen, ringen en swabben. Op 9 juli wordt hij vergezeld door Thijs Kuiken van de Erasmusuniversiteit Rotterdam. Thijs neemt weefselmonsters van een 30-tal juveniele Kokmeeuwen, met het aanrecht als snijtafel. Op 18 juni komt de Commissaris van de Koningin van Friesland, John Jorritsma op werkbezoek. Samen met vier andere bezoekers, waaronder Wilfred Alblas en Otto Overdijk van Natuurmonumenten, wordt onder meer een fles champagne ontkurkt ter viering van het eerste broedgeval van de Lepelaar op Griend. Arjen Dijkstra (LNV) brengt op 22 juli een werkbezoek, samen met twee vuurtorenwachters van de Brandaris op Terschelling.

3 BROEDVOGELS Wat betreft de naamgeving en de opsplitsing in soorten volgen we de richtlijnen van SOVON (Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland) (Anonymus 2000). Dit houdt in dat we de naamgeving en opsplitsing in soorten volgen zoals die is beschreven in van den Berg & Bosman (1999). De hier bovendien voorgestelde nieuwe soortvolgorde nemen we, evenals SOVON, (voorlopig) niet over. 3.1 Methode Gedurende het gehele seizoen zijn gegevens verzameld over de broedvogels. Voor de inventarisatie van de aantallen broedvogels worden zo veel mogelijk de richtlijnen gevolgd, zoals zij door SOVON worden gebruikt (onder meer van Dijk & Hustings 1996, Hälterlein et al. 1995, Hustings et al. 1985). Indien hiervan wordt afgeweken wordt dit bij de bespreking van de betreffende soort vermeld. Voor het bepalen van de aantallen van Scholekster en Kokmeeuw wordt de raaimethode toegepast. Met ingang van vorig seizoen is deze methode iets vereenvoudigd en aangepast, met als doel zowel de hoeveelheid verstoring als de hoeveelheid werk te beperken. Daarbij zijn de oost-west georienteerde raaien komen te vervallen. Enkele daarvan overigens door natuurlijke omstandigheden. Doordat het eiland met name aan de zuidzijde erg afkalft, zijn er inmiddels twee van deze raaien verdwenen. Hoewel nu de getelde oppervlakte nagenoeg is gehalveerd, heeft dit geen invloed op de getelde aantallen Kokmeeuwen. Voor de Scholekster zal de foutenmarge iets groter zijn, maar aangezien de soort erg verspreid over het eiland broedt, verwachten we niet dat de resultaten daardoor minder betrouwbaar worden. Rekenexercities met data uit voorgaande jaren bevestigen dit vermoeden. Over het eiland wordt een raster gelegd van raaien (om de 50 meter), van noord naar zuid. De Zuidhaak is tegenwoordig zo klein en overzichtelijk dat deze integraal wordt geteld. De breedte van een raai is telkens twee meter. Een stok van twee meter lang, met aan de uiteinden een door een gewicht verzwaard stuk touw geeft de mogelijkheid deze breedte vrij nauwkeurig aan te houden. Per raai wordt het aantal nesten van bovengenoemde soorten genoteerd. Een nest waarvan het centrum buiten de begrenzing van de raai valt, wordt niet meegeteld. De raaien worden gelopen met behulp van een GPS-ontvanger (Garmin GPS 12, Amersfoortcoördinaten xxx,xxx-yyy,yyy). Daardoor is het mogelijk om de raaien exact noord-zuid te lopen, met een onderlinge afstand van 50 meter. De meest westelijke raai start op 145.500. Totaal zijn 33 raaien gelopen. De GPS ontvanger heeft soms problemen met het ontvangen van satellietsignalen, wanneer een raai door de grootste kolonies Kokmeeuwen loopt. De wolk meeuwen die daar dan boven hangt, bemoeilijkt de ontvangst. Binnen deze kolonies is het dan ook verstandig om een punt aan de horizon te kiezen als richtpunt, of een tweede persoon alvast naar het eindpunt van de raai te laten lopen. Tijdens het lopen van een raai worden ook de begin- en eindpunten daarvan genoteerd. Daarbij is als grens telkens de buitenrand van de min of meer aaneengesloten begroeiing genomen. Hierdoor is het mogelijk om de begroeide oppervlakte van het eiland vast te stellen (48,01 hectare, exclusief de Zuidhaak), en de oppervlakte van de gelopen raaien (1,933 hectare). Er is dus 4,03% van het eiland geteld. Het gevonden aantal nesten op de raaien dient daardoor te worden vermenigvuldigd met een factor 24,84. Door tijdens het lopen van een raai de begin- en eindpunten van de kokmeeuwkolonies te noteren, was het mogelijk ook deze in kaart te brengen. Dit jaar is de raaieninventarisatie uitgevoerd tussen 19 mei en 1 juni. De inventarisatie start traditioneel zodra de eerste jonge Kokmeeuwen uit het ei komen. Rond het uitkomen van de eerste jonge Visdieven worden ook alle Visdiefkolonies geteld.

De Noordse Stern laat zich moeilijker tellen. Vaak zijn nesten binnen enkele dagen al weer leeg en vestigingen komen en gaan. Er is voor zowel Grote Stern, Visdief als Noordse Stern een integrale nestentelling uitgevoerd in de beste tijd (tegen het uitkomen van de eerste jongen), aangevuld met een tweede telling (naleg) na ruim drie weken. De datum voor de tweede telling wordt zo gekozen dat alle nesten van de eerste tellling inmiddels zijn uitgekomen. Omdat nesten van eenden niet allemaal even eenvoudig zijn op te sporen worden deze soorten op verschillende manieren geïnventariseerd. Bij Bergeend en Eider wordt het aantal paren bepaald aan de hand van het aantal gevonden nesten. Daarbij wordt een schatting gemaakt van het aantal nesten dat niet is gevonden. Dit verschilt per soort. Eiders op het nest worden eerder opgemerkt doordat ze meestal in vrij open terrein broeden en eerder van het nest vliegen dan andere eenden. Ook later in het seizoen zijn de uitgekomen en verlaten nesten nog goed te vinden. Bergeenden zijn iets moeilijker te vinden, maar verraden zich vaak wel door rondgestrooid dons, al dan niet het gevolg van predatie. Bij de Wilde Eend is naast het aantal gevonden nesten ook het aantal op het eiland aanwezige mannetjes bij de inventarisatie betrokken; de nesten liggen veelal goed verborgen in de vegetatie en lang niet alle vrouwtjes vliegen bij nadering op. De Middelste Zaagbek broedt zo verborgen dat het alleen mogelijk is het aantal zekere broedparen te bepalen door het aantal vrouwtjes met jongen te tellen. Vooral de laatste paar jaren worden nog maar sporadisch kleine jongen gezien, die ook vrij snel weer zijn verdwenen. De onderschatting van het werkelijke aantal broedparen wordt daardoor wel erg hoog. Met ingang van het seizoen 2007 worden dan ook territorium- en nestindicerende waarnemingen meegewogen bij de inventarisatie van deze soort. Het is vrij goed mogelijk daarbij onderscheid te maken tussen de soms grote aantallen overzomerende vogels en de broedvogels. In de Grevelingen, het belangrijkste broedgebied van de Middelste Zaagbek in Nederland, wordt sinds 2006 dezelfde methode toegepast (De Kraker 2007). Van de overige broedvogelsoorten is een schatting gemaakt aan de hand van het aantal territoria (Waterral, Tureluur, Graspieper) en/of het aantal gevonden nesten (Zwartkopmeeuw, Stormmeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw, Grote Mantelmeeuw). 3.2 Broedresultaat De meeste broedvogels op Griend hebben kuikens die kort na de geboorte het nest verlaten (seminestvlieders), zodat niet kan worden achterhaald hoeveel kuikens er per nest uitvliegen. Peter Becker, onderzoeker in het Duitse Waddengebied, heeft een methode geïntroduceerd om het broedsucces te bepalen met behulp van enclosures. Rond een aantal nesten wordt een omheining gezet van enkele decimeters hoog. Hierdoor kunnen de kuikens niet ontsnappen en de ouders kunnen zonder problemen hun jongen blijven voeren. Zodoende is het mogelijk de kuikens tot aan het uitvliegen te volgen. Sinds 1992 wordt deze methodiek ook op Griend toegepast in kolonies van Kokmeeuw, Grote Stern en Visdief. De omheining is gemaakt van 50 centimeter hoog geplastificeerd kippengaas waarvan de onderste helft aan de binnenzijde is bedekt met plastic folie of worteldoek. Dit gebeurt om beschadiging van de snavelbasis te voorkomen. Binnen de enclosure worden de kuikens direct na het uitkomen op het nest geringd zodat later precies bekend is hoeveel kuikens er per nest zijn uitgevlogen. Om te bepalen of een vogel vliegvlug is zijn standaardmaten gebruikt; voor Grote Stern en Kokmeeuw een vleugellengte van minimaal 200 mm. Een Visdief wordt 18 dagen nadat hij uit het ei is gekomen als vliegvlug beschouwd. De in sommige jaren grote sterfte van jonge Grote Sterns in de enclosure, als gevolg van onder meer het kapen van vis door Kokmeeuwen, levert een erg laag broedsucces, dat veelal niet representatief is voor de gehele populatie. Dit heeft ons doen besluiten om in 2007 voor het laatst gebruik te maken van een enclosure om het broedsucces van de Grote Stern te bepalen. Eerder was ons al gebleken dat een beter beeld van het broedsucces van de Grote Stern is te verkrijgen door naar het aandeel geringde jongen in de kolonies en later, op het strand, te kijken. Voor een zo

betrouwbaar mogelijk resultaat is daarom sinds vorig jaar het aantal jongen dat geringd wordt, verhoogd. Dit seizoen ringden we circa 1250 jongen. Van de meeste andere broedvogels liggen de nesten zo ver uit elkaar dat een enclosure plaatsen onbegonnen werk is. Om toch een uitspraak te kunnen doen over parameters als gemiddelde legselgrootte en uitkomstsucces per legsel is van een aantal algemene soorten (Bergeend, Wilde Eend, Eider, Scholekster, Stormmeeuw) een deel van de nesten gemarkeerd met een onopvallende genummerde stok. De stok wordt 1 meter ten noorden van het nest geplaatst. Ieder nest is voor zover mogelijk 3 tot 4 keer bezocht. Bij eenden is bij ieder bezoek eerst van afstand gekeken of het vrouwtje nog op het nest zat te broeden. Was dit het geval dan is het nest niet verder benaderd zodat het vrouwtje rustig door kon broeden. Was het vrouwtje niet aanwezig of vloog zij op, dan werd de inhoud van het nest gecontroleerd. De klassieke methode voor het berekenen van het uitkomstsucces leidt veelal tot een systematische overschatting van dit uitkomstsucces. Na afloop van het broedseizoen is dan ook waar mogelijk met behulp van de Mayfield-methode het uitkomstsucces berekend. Deze methode gaat uit van de overlevingskans van een legsel per dag. Niet zozeer het aantal legsels, maar het aantal controles van de legsels bepaalt de nauwkeurigheid van de berekening (Beintema 1992). Bij meerdere soorten wordt het uitkomstsucces per legsel gegeven. Een legsel wordt als succesvol beschouwd op het moment dat een ei uitkomt. Bij een aantal soorten is aan het eind van het seizoen het aantal vliegvlugge jongen geteld en vervolgens gedeeld door het aantal broedparen. Deze manier van tellen geeft een globaal beeld van het broedsucces maar blijft een grove schatting aangezien vaak niet alle jongen kunnen worden geteld. Het broedresultaat wordt op drie verschillende manieren weergegeven: uitkomstsucces: het percentage van de eieren of nesten dat uitgekomen is. uitvliegsucces: het percentage van de uitgekomen jongen dat vliegvlug geworden is. broedsucces: het gemiddeld aantal jongen dat per paar vliegvlug geworden is. 3.3 Het broedseizoen Gedurende de laatste vijf jaren hebben op Griend 23 verschillende vogelsoorten gebroed, waarvan 16 jaarlijks (zie tabel x). Dit seizoen hebben we 18 broedvogelsoorten vastgesteld (de Soepeend wordt wel afzonderlijk genoemd, maar is geen aparte soort), waarvan er 6 op de Rode Lijst 2004 (Veerman 2004) staan: Middelste Zaagbek, Tureluur, Grote Mantelmeeuw, Grote Stern, Visdief en Graspieper. De Lepelaar heeft dit jaar voor het eerst op Griend gebroed. Ten opzichte van 2008 ontbreken Krakeend, Velduil en Veldleeuwerik op de broedvogellijst. Het was opmerkelijk dat een aantal soorten (Scholekster, Kokmeeuw, Stormmeeuw en Grote Stern) tot wel een week eerder met de eileg zijn begonnen dan in de afgelopen jaren gebruikelijk was. Er waren dit seizoen geen extreme waterstanden als gevolg waarvan grote aantallen nesten en jonge vogels wegspoelden. Alleen in de tweede week van juli waren er enkele hoge tijen, waarbij van een aantal soorten, waaronder Noordse Stern, een klein aantal nesten is weggespoeld. Dit was echter al zo laat in het seizoen dat de kans klein is dat er zonder overstroming jongen van deze nesten waren uitgevlogen. Hieronder worden alle broedvogelsoorten besproken. Per soort wordt begonnen met een opsomming van de verzamelde gegevens. Daarbij wordt ook de hoogst vastgestelde broedcode (van Dijk 2004, Hustings et al. 1985) vermeld. Soorten met een broedcode lager dan 4 worden slechts bij uitzondering in de opsomming genoemd. Voor een verklaring van de broedcodes verwijzen we naar bijlage 1.

Bij een groot deel van de soorten toont een grafiek de ontwikkeling van het aantal broedparen in de periode 2000-2009. Met behulp van lineaire regressie is gekeken of er in deze periode aantalsveranderingen plaats hebben gevonden. Vervolgens worden de gegevens in de tekst waar nodig nader toegelicht en wordt uitgelegd welke telmethode gebruikt is. Van meerdere soorten zijn op kaartjes de broedplaatsen ingetekend. De kaartjes in dit hoofdstuk zijn door ons zelf samengesteld uit de door ons in 2006 ingemeten gemiddelde hoogwaterlijn (buitenste belijning), de in 2009 door ons ingemeten buitenrand van de aaneengesloten vegetatie ten tijde van de raaientelling en de globale vegetatiegrenzen van bestaand kaartmateriaal uit 1999 (www.kwelders.nl). Mogelijk ten overvloede willen we hier benadrukken dat figuur 1 in dit rapport geen actuele weergave is van de huidige vorm en grootte van Griend. Tabel 3 geeft per soort een overzicht van de aantallen broedparen op Griend in de periode 2000-2009. Ook wordt hier van alle soorten de trend over genoemde periode weergegeven. Lepelaar Platalea leucorodia Aantal broedparen : 1 Broedcode : 15 Eerste gevonden nest : 13 juni; nest met 1 ei Legselgrootte : 2 (n = 1 nest) Broedsucces: : 0 Voor het eerst is er dit jaar op Griend een broedgeval van de Lepelaar vastgesteld. Nadat al meerdere weken twee Lepelaars op steeds dezelfde plek op de oostelijke kwelder verbleven, zagen we ze hier op 11 juni voor het eerst met takjes slepen. Op 13 juni lag het eerste ei op een zandwal langs een van de kweldergeulen. Het ei lag op de zandbodem, omgeven door een handjevol takjes; van een echt nest was nauwelijks sprake. Vanaf dat moment zat er nagenoeg continu een oudervogel op het nest; de partner stond er regelmatig vlak bij. Dood embryo in lepelaarei Griend 8 juli 2009.

Op 7 juli waren er s ochtends schermutselingen gaande tussen drie Lepelaars, op 5-10 meter afstand van het nest. De rest van de dag zijn er in de omgeving van het nest geen Lepelaars meer gezien; er wordt niet meer gebroed. s Avonds gaan we poolshoogte nemen; we vinden twee koude eieren. Naast het nest ligt een kapot ei met daarin een volgroeid maar dood embryo. In het nest zelf ligt nog het als eerste gelegde ei; ook dit bevat een volgroeid embryo. Hierna zijn op deze plaats geen Lepelaars meer gezien. Bergeend Tadorna tadorna Aantal broedparen : 30 Broedcode : 15 Eerste gevonden nest : 9 mei; nest met 12 eieren op Noorddijk Eerste kuikens : 18 mei; paar met 7 kleine jongen in de Baai 50 Bergeend aantal broedparen 40 30 20 10 y = 0.6727x -1318.8 R² = 0.058 p = 0.5028 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar Figuur 2. Aantal broedparen van de Bergeend op Griend in de periode 2000-2009. Er zijn dit jaar 20 nesten gevonden, waarvan 1 op de Zuidhaak. Aangezien er geen betere methode voorhanden is om het totale aantal broedparen te schatten (het tellen van mannetjes, zoals bij de Wilde Eend, is niet mogelijk vanwege het grote aantal niet-broeders) wordt de methode van voorgaande jaren gebruikt. In mei en juni werd minder intensief naar de nesten gezocht dan in voorgaande jaren. Langs de noordelijke voet van de Noorddijk zijn door afslag diverse holen ontstaan, die geschikt zijn als broedplaats van de Bergeend. Naast de daar gevonden nesten, zullen we er ook circa vijf hebben gemist. Elders schatten we het aantal gemiste nesten op vijf. Daarmee komt het totale aantal broedparen dit jaar op 30. Op 9 mei troffen we het eerste nest aan, met daarin 12 eieren. Dit nest bevond zich in een helmpol op de Noorddijk, ter hoogte van de Hals. Omdat de meeste nesten slechts 1-2 keer werden bezocht, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over legselgrootte en uitkomstsucces. Op 18 mei, vrij vroeg voor de soort op Griend, zwommen de eerste 7 jongen in de Baai. Tot en met 29 juni werden op 10 data kleine jongen gezien. Het grootste aantal, 15, zagen we op 29 juni. Alle waargenomen jongen waren maximaal een week oud. Het is niet bekend of de jongen naar elders zijn vertrokken. Er valt mede daardoor niets over het broedsucces te zeggen. Predatie van jongen door meeuwen werd niet gezien. Wel werden de eieren met name door Zilvermeeuwen gepredeerd. Er zijn geen kleine jongen dood gevonden.

De eerste twee juveniele Bergeenden, afkomstig van elders, liepen op 11 juli in de noordoosthoek van de Baai. Wilde Eend Anas platyrhynchos Aantal broedparen : 19 Broedcode : 15 Eerste gevonden nest : 20 april; een vrouwtje vliegt op van 13 eieren bij de Lichtopstand Eerste kuikens : geen kuikens gezien 25 Wilde Eend aantal broedparen 20 15 10 5 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 y = -0.1515x + 318.41 R² = 0.0078 p = 0.8088 Figuur 3. Aantal broedparen van de Wilde Eend op Griend in de periode 2000-2009. jaar Hoewel er een grote spreiding is in de aantallen Wilde Eenden die elk jaar tot broeden komen, is er de afgelopen 10 jaar geen sprake van een toe- of afname (figuur 3). Regelmatig werden tellingen gehouden van op het eiland aanwezige mannetjes (tot 10 mei). Maximaal telden we 22 mannetjes op 11 april. Een van deze mannetjes was gepaard met het bekende crèmekleurige vrouwtje (zie Soepeend). Daarnaast konden nog twee paren worden onderscheiden waarvan minstens een van de partners een Soepeend was. Dit resulteert in 19 paren Wilde Eend en 3 paren Soepeend. Er werden vijf nesten gevonden. Omdat Wilde Eenden nogal verscholen broeden en, hoewel meestal vrij schuw, sommige vrouwtjes met geen stok van het nest zijn te krijgen, zal het werkelijke aantal nesten hoger zijn. Ook broedt de soort soms erg vroeg, zodat ook daardoor nesten gemist kunnen zijn. Het laatste broedende vrouwtje vloog op 19 juli op van 10 zwaar bebroede eieren. Er zijn dit seizoen geen jongen gezien. Soepeend Anas platyrhynchos forma domesticus Aantal broedparen : 3 Broedcode : 15

aantal broedparen 5 4 3 2 1 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar Soepeend y = 0.2242x -447.59 R² = 0.3216 p = 0.0873 Figuur 4. Aantal broedparen van de Soepeend op Griend in de periode 2000-2009. Het aantal broedparen Soepeend lijkt de laatste 10 jaar iets toe te nemen (zie figuur 4). Maar omdat er geen eenduidige criteria bestaan op basis waarvan Soepeend wordt onderscheiden van Wilde Eend, is het mogelijk dat deze toename niet reëel is. Het crèmekleurige vrouwtje, en een nagenoeg geheel zwart vrouwtje, dat bij de Lichtopstand broedde, hadden beiden een wildkleur partner. Daarnaast was er nog een paar waarvan het mannetje als Soepeend kon worden aangemerkt. Op de mannetjes is dit seizoen niet erg gelet, zodat er mogelijk enkele soepeenden zijn gemist. Dit resulteert in minimaal drie paren Soepeend. Het crèmekleurige vrouwtje, dat al meerdere jaren op het eiland broedt, had dit jaar een nest op de Huisdijk, iets ten noorden van het huis. Eider Somateria mollissima Aantal broedparen : 46 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 22 april; vrouwtje opvliegend van 5 eieren, Zuidstrand Legselgrootte : 4,8 (n = 8 nesten, alleen complete legsels) Eerste kuikens : 4 mei; vrouwtje met 4-5 kleine jongen op wad bij Oostpunt Uitkomstsucces per legsel: 13,5% (Mayfield, 201 nestdagen, p = 0,9393, ligduur 32 dagen) Broedsucces : 1,46 vliegvlug jong per paar aantal broedparen 100 80 60 40 20 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar Eider y = 2.5879x -5121.7 R² = 0.164 p = 0.2456 Figuur 5. Aantal broedparen van de Eider op Griend in de periode 2000-2009.

In de periode 2000-2008 is er sprake van een significante toename van het aantal broedparen (lineaire regressie, p = 0,0217). In 2009 is het aantal broedende eidervrouwtjes, ten opzichte van de vijf jaren daarvoor, bijna gehalveerd (zie figuur 5). We vonden dit jaar 42 nesten (waarvan 2 op de Zuidhaak), verspreid over alle hogere delen van het eiland. In verband met de vestiging van een kolonie Grote Sterns op de westhelling van de Huisdijk is daar niet naar eidernesten gezocht. Op basis van aantallen uit vorige jaren schatten we dat er hier 4 nesten gemist zijn. Dat brengt het totale aantal Eiders op 46. Van 8 nesten kon de legselgrootte worden bepaald. Deze varieerde van 3-7 eieren per nest: 1 x 3 ei, 2 x 4 ei, 4 x 5 ei, 0 x 6 ei, 1 x 7 ei. De gemiddelde legselgrootte bedroeg 4,8 eieren per nest. Van 28 nesten met bekende afloop kwamen 15 (53,6%) uit. De overige 13 nesten werden verlaten en/of gepredeerd. Dit klassieke uitkomstsucces wijkt nogal af van die, bepaald met de Mayfieldmethode. Het uitkomstsucces per legsel (Mayfield) bedroeg dit jaar 13,5%, en is daarmee het laagste uitkomstsucces sinds de start van de berekening in 1999 (tabel 2). jaar n (broedparen) Mayfield (%) n (dagen) klassiek (%) n (nesten) 1999 68 40,8 176 76,2 21 2000 42 17,6 376 32,3 31 2001 66 33,9 728 52,5 59 2002 55 43,9 653 62,2 45 2003 41 32,2 471 56,4 39 2004 71 31,8 658 64,7 68 2005 92 45,7 1212 65,9 82 2006 85 28,7 829 58,2 79 2007 69 16,8 646 32,8 58 2008 90 15,5 666 44,7 76 2009 46 13,5 201 53,6 28 Tabel 2. Uitkomstsucces van nesten van de Eider in de periode 1999-2009 op Griend. Voor een deel kan dit lage uitkomstsucces zijn veroorzaakt doordat niet op alle nesten eenduidig het predikaat uitgelopen versus verlaten/gepredeerd kon worden geplakt. Niet zelden is na predatie de chaos in het nest zo groot, dat een of meerdere wel uitgekomen eieren niet worden herkend. Dit probleem speelt weliswaar in alle jaren, maar heeft mogelijk een grotere invloed in jaren waarin slechts een deel van de eieren in een nest uitkomt. Een groot aandeel verlaten legsels kan daarnaast meerdere oorzaken hebben. Daarbij valt te denken aan de leeftijd of de conditie van het broedende vrouwtje. Het valt daarbij op dat veel legsels verlaten worden nadat zij voor de eerste keer door ons zijn gecontroleerd. Mogelijk betreft dit onervaren vrouwtjes en/of vrouwtjes met een dusdanig slechte conditie dat zij na verstoring niet meer terugkeren naar het nest. Op 4 mei zagen we de eerste 4-5 kleine jongen op het wad bij de Oostpunt. Het aantal waargenomen jongen nam toe tot een maximum van 92 op 21 mei, waarna de aantallen weer langzaam afnamen. Ondanks het lage uitkomstsucces was het broedsucces waarschijnlijk goed, aangenomen dat er rond Griend geen jongen rondzwemmen die van elders afkomstig zijn. Begin juli telden we rondom het eiland nog 67 grote jongen. Als we aannemen dat deze ook vliegvlug zijn geworden, levert dit een broedsucces van 1,46 vliegvlug jong per paar.

Middelste Zaagbek Mergus serrator Aantal broedparen : 2 Broedcode : 12 Eerste kuikens : 2 juli; vrouwtje met 1 klein jong bij zuidpunt van Noordhaak 8 Middelste Zaagbek aantal broedparen 6 4 2 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar y = -0.1515x + 308.01 R² = 0.0786 p = 0.4327 Figuur 6. Aantal broedparen van de Middelste Zaagbek op Griend in de periode 2000-2009. De afname van het aantal broedparen is groter dan figuur 6 suggereert. Vóór 2006 zijn alleen zekere broedgevallen geteld (nestvondsten, vrouwtjes met jongen), en lag het werkelijke aantal broedende vrouwtjes waarschijnlijk hoger. In de eerste helft van het seizoen werden slechts kleine aantallen gezien. De maandmaxima voor april en mei zijn respectievelijk 13 en 15 exemplaren. Er werd ook nagenoeg geen baltsgedrag waargenomen. Aanwijzingen voor broeden waren er nauwelijks. Alleen op 2 en 3 juli zagen we een vrouwtje met een pas uitgekomen jong bij de zuidpunt van de Noordhaak zwemmen. In de omgeving van de Hals zagen we in de broedtijd (juni) een aantal malen een paartje, dat daar mogelijk broedde. Vanaf eind juni namen de aantallen iets toe. Maximaal werden 28 vogels geteld op 24 juni. Waterral Rallus aquaticus Aantal broedparen : 7 Broedcode : 15 Eerste kuikens : 28 april; 1 vers dood jong in webcamgeul Hoewel (net) niet significant, lijkt de soort de laatste 10 jaar toe te nemen (zie figuur 7). Het lage aantal broedparen in 2005 is mogelijk het gevolg van predatie van een groot deel van de broedvogels door Velduilen in het jaar er voor. Op basis van meermalen op dezelfde plaats roepende vogels, en waarnemingen van kleine jongen, schatten we het aantal broedparen op minimaal 7. Waarschijnlijk hebben we de aantallen van deze lastig te inventariseren soort onderschat. De Waterral kent een lang broedseizoen. Zo vonden we op 28 april een dood jong van bijna 1 week oud in de webcamgeul. Het eerste ei van dit nest zal rond 28 maart zijn gelegd (Cramp 1980).Op 31 juli vond Ben Hoentjen nog een nest met 6 eieren in een veldje Heen (Bolboschoenus maritimus) bij huis (zie foto omslag).

De soort houdt zich ook regelmatig op de hoge delen van het eiland op. Zo liep op 25 mei een pas uitgekomen jong bij het pad over de Noorddijk ter hoogte van paal 500, tussen hoge Helm en Zandhaver. Op vijf meter afstand riep een oudervogel. 8 Waterral aantal broedparen 6 4 2 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar y = 0.3879x -773.5 R² = 0.3266 p = 0.0844 Figuur 7. Aantal broedparen van de Waterral op Griend in de periode 2000-2009. Op 16 juni vonden we een pas uitgekomen jong (met eitand) dood nabij de Zuidpunt. Oudere jongen en juvenielen zagen we alleen in de omgeving van het huis. De verborgen levenswijze maakt het onmogelijk iets over het broedsucces te zeggen. Scholekster Haematopus ostralegus Aantal broedparen : 536 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 24 april; nest met 2 eieren op de Noordhaak Gemiddeld legbegin : 11 mei (n = 15 nesten; spreiding 29 april 21 mei) Legselgrootte : 2,7 (n = 20 nesten op de raaien; spreiding 1-4 eieren) : 2,8 (n = 24 nesten, alleen complete legsels; spreiding 1-4 eieren) Eerste kuikens : 21 mei; 1 pas uitgekomen jong in nest op de Noordhaak Uitkomstsucces per legsel : 81,0% (klassiek, n = 21 nesten); 84,1% (Mayfield, 666 nestdagen, p = 0,9940, ligduur 29 dagen) Broedsucces : 0,06 jong per paar Het aantal gevonden legsels varieert in de periode 2000-2009 zonder duidelijke trend (zie figuur 8). Tijdens de raaientelling (19 mei tot 1 juni) werden 21 nesten gevonden. In 20 nesten lagen eieren, 1 nest was al uitgekomen. De gemiddelde legselgrootte bedroeg hier 2,7. Het is niet bekend of het complete legsels betreft. Ook is het mogelijk dat een deel van de legsels al door ons is ontdaan van een ei in het kader van het TMAP (Trilateral Monitoring and Assessment Program)-onderzoek naar de aanwezigheid van gifstoffen in eieren van onder meer de Scholekster (Becker te al. 2001). Aangezien 4,03% van de totale eilandoppervlakte (met uitzondering van de Zuidhaak) is geteld, leverde dit totaal 522 nesten op. De Zuidhaak werd integraal geteld; hier vonden we nog eens 14 nesten. Daarmee komt het totale aantal nesten op 536. Dit is aanmerkelijk meer dan de circa 300 nesten die in de laatste jaren worden geteld. Een verklaring hiervoor hebben we niet. Er zijn geen aanwijzingen dat de steekproefgrootte te klein is. Mogelijk heeft de soort dit jaar minder gespreid in de tijd gebroed waardoor meer vogels eieren hadden ten tijde van de steekproeftelling.

aantal broedparen 600 500 400 300 200 100 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar Scholekster y = -2.958x + 6293 R² = 0.0921 p = 0.7920 Figuur 8. Aantal broedparen van de Scholekster op Griend in de periode 2000-2009. Tussen 24 april en 21 mei zijn min of meer at random 30 nesten op het westelijke deel van het eiland voorzien van een genummerde stok. Deze nesten werden regelmatig gecontroleerd. De gemiddelde datum van het eerste ei was 11 mei (n = 15 nesten, alleen berekend bij nesten in de legfase). Van 24 nesten was de legselgrootte bekend; de gemiddelde legselgrootte bedroeg hier 2,8. Van 21 nesten is bekend of ze al dan niet zijn uitgekomen. Daarvan zijn er 17 uitgekomen. Het klassieke uitkomstsucces wordt daarmee 81,0%. Berekening van het uitkomstsucces met de Mayfieldmethode kwam op een vergelijkbaar percentage van 84,1% uit. Ondanks het hoge uitkomstsucces hebben we evenals in vorige jaren maar weinig jongen gezien. Verspreid over het eiland werden 10-tallen dode kleine en grotere jongen gevonden. Grotere donsjongen waren schaars. Om een beeld te krijgen van het broedsucces hebben we zo mogelijk alle jongen geringd vanaf het moment dat de ring niet meer van de tibia afgleed. Dit resulteerde in 26 geringde jongen, waarvan er later 3 dood werden teruggevonden. Deze waren tijdens het ringen in een slechte conditie. Gezien de slechte conditie waarin veel geringde vogels verkeerden zullen uiteindelijk niet meer dan een 30-tal jongen vliegvlug zijn geworden. Dit resulteert in een broedsucces van 0,06 jong per paar. Tureluur Tringa totanus Aantal broedparen : 10 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 6 mei; nest met 3 eieren visdiefkolonie zuid van huis Legselgrootte : 4,0 (n = 4 nesten) Eerste kuikens : 18 mei; paar met 2 kleine jongen, iets zuid van huis Het aantal gevonden broedparen schommelt in de periode 2000-2009 zonder duidelijke trend rond 10 paren (zie figuur 9). Ook dit jaar zijn er 10 territoria vastgesteld op basis van nestvondsten, regelmatig op dezelfde plaats zingende Tureluurs en het alarmeren van vogels met jongen. Rondom het huis broedden vijf paren. Op 18 mei liep een paartje met de eerste twee jongen (beide andere eieren waarschijnlijk gepredeerd) van dit seizoen iets ten zuiden van het huis door de visdiefkolonie. Van de overige vier nesten met elk vier eieren konden 14 van de 16 uitgekomen jongen meteen na het uitkomen worden geringd. De uitkomstdata van deze nesten waren 25 en 29 mei, 2 juni en 12 juli.

De overige paren bevonden zich langs de noordoosthoek van de Baai (1), bij de Hals (2) en langs de Noorddijk ten oosten van de Hals (2). De globale ligging van deze territoria is weergegeven in figuur 3. aantal broedparen 14 12 10 8 6 4 2 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar Tureluur y = 0.1576x -306.26 R² = 0.0423 p = 0.5685 Figuur 9. Aantal broedparen van de Tureluur op Griend in de periode 2000-2009. De jongen bij huis zagen we maar zelden. Ze hielden zich voonamelijk schuil in de hoge vegetatie op de grens met de kwelder ten zuidoosten van het huis. Daardoor is het ook erg moeilijk iets over het broedsucces te zeggen. Enkele slechtweerperiodes in de jongentijd hebben waarschijnlijk wel voor grote verliezen gezorgd. Er zijn hier minstens drie jongen vliegvlug geworden. Elders op het eiland zijn geen jongen gezien. Figuur 10. Ligging van de territoria van de Tureluur op Griend in 2009. Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus Aantal broedparen : 2 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 11 mei; nest met 3 eieren Noorddijk Legselgrootte : 3,0 (n = 2 nesten, alleen complete legsels)

Uitkomstsucces per ei Eerste kuikens Broedsucces : 83% - 100% (n = 6 eieren) : 31 mei; 2 levende kuikens in nest Zuidpunt : 1,0 vliegvlug jong per paar (n = 2 nesten) aantal broedparen 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Zwartkopmeeuw 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar y = 0.1273x -254.22 R² = 0.1502 p = 0.2686 Figuur 11. Aantal broedparen van de Zwartkopmeeuw op Griend in de periode 2000-2009. De Zwartkopmeeuw is geen jaarlijkse broedvogel op Griend. Hoewel niet significant, lijkt de soort de laatste jaren iets toe te nemen (figuur 11). Vanaf het begin van het seizoen vlogen er bijna dagelijks minimaal twee paren roepend over het eiland rond. Het eerste nest vonden we op 11 mei in dichte zandhavervegetatie langs de noordzijde van de Noorddijk, ter hoogte van het gat in de dijk aldaar. Dit nest bevatte op dat moment 3 eieren. Op 1 juni kwamen hier twee jongen uit. Ei drie bevatte een piepend jong, maar dat was bij de volgende nestcontrole verdwenen. Op 11 juni lagen de beide jongen dood naast het nest. Het tweede nest, eveneens met drie eieren, werd op 20 mei ontdekt; het lag langs de grote vestiging van de Grote Sterns in de lage duintjes langs het Zuidstrand. Een van de jongen lag kort na het uitkomen dood in het nest; de beide andere jongen hebben we op 6 juni geringd en zij zijn uiteindelijk ook uitgevlogen. Het is mogelijk dat er nog een derde paar aanwezig was. Een aantal malen zagen we een paartje rondvliegen boven de kokmeeuwkolonie bij de Zuidpunt. Aanwijzingen voor een werkelijk broedgeval hadden we echter niet. Hoewel de soort de laatste jaren regelmatig enkele jongen grootbrengt op Griend, blijft het broedsucces vrij laag. Ook het broedsucces van dit seizoen (maximaal 1,0 vliegvlug jong per paar) doet niet vermoeden dat de populatie op korte termijn snel zal gaan stijgen. Kokmeeuw Larus ridibundus Aantal broedparen : 32780 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 20 april; nest met 1 ei in kolonie noord van huis Gemiddeld legbegin : 3 mei (enclosures, n = 24 nesten, spreiding 24 april 20 mei) Legselgrootte : 2,75 (enclosure 1, 2 & 3, n = 24 nesten, alleen complete legsels) Uitkomstsucces per ei : 70,7% (n = 70 eieren) Eerste kuikens : 18 mei; eerste kuiken in enclosure 1 Eerste vliegvlugge jongen : 20 juni; 1 juveniel vliegt langs huis Uitvliegsucces : 44,4% (n = 49,5 uitgekomen jongen) Broedsucces : 0,79 vliegvlug jong per paar (enclosure 1, 2 & 3, n = 28 nesten)

40000 Kokmeeuw aantal broedparen 30000 20000 10000 0 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar y = 758.38x -1E+06 R² = 0.4132 p = 0.0450 Figuur 12. Aantal broedparen van de Kokmeeuw op Griend in de periode 2000-2009. Sinds het jaar 2000 is het aantal broedende Kokmeeuwen gestegen (figuur 12). De soort lijkt de laatste jaren met rond de 33000 broedparen aan een plafond te zitten. Aanvankelijk waren de Kokmeeuwen alleen overdag in de kolonies aanwezig. Ze sliepen dan nog op het wad. Op 16 april bleef voor het eerst een klein deel van de broedvogels ook s nachts in de kolonies. Het eerste ei vonden we op 20 april, langs het pad op de Huisdijk, ten noorden van het huis. Dit is erg vroeg. In de periode 2001-2008 werd het eerste nest met ei(eren) gemiddeld op 26 april (n = 8; spreiding 22-30 april) gevonden. Op 25 april lagen de eerste complete legsels op de Noorddijk (vergelijk vorig jaar: 2 mei). Terwijl er vorig jaar in de laatste week van april en de eerste decade van mei veel eieren werden gepredeerd door Zilvermeeuwen en Kleine Mantelmeeuwen, was dat nu in veel mindere mate het geval. Met behulp van de raaimethode (32565 nesten, gebaseerd op 1311 nesten op de raaien) en de integrale telling van de zuidelijke Haak (215 nesten op 21 mei) werd bepaald dat er dit seizoen 32780 paren Kokmeeuwen op Griend hebben gebroed. De ligging van de kolonies wordt weergegeven in figuur 13. Tijdens het lopen van de raaien werden telkens de coördinaten genoteerd wanneer we de kolonie in- dan wel uitliepen. Deze gegevens dienden als basis voor de omtrek van de kolonies. Voor de bepaling van het broedsucces is gebruik gemaakt van dezelfde drie enclosures in de omgeving van het Baken als in 2009. Het heeft er alle schijn van dat Kokmeeuwen liever buiten dan binnen de grenzen van een enclosure broeden wanneer die zoals in dit geval de winter over blijft staan. Vooral in enclosure 2 en 3 bleef het aantal nesten ver achter bij de aantallen in 2009. Daarom is langs de zuidzijde van deze enclosures een strook met nesten toegevoegd. De coördinaten van het centrum van de drie enclosures zijn: enclosure 1: 145,929-585,092 enclosure 2: 145,920-585,063 enclosure 3: 145,911-585,063 In de 28 gevolgde nesten in enclosures 1, 2 en 3 werden in totaal 70 eieren gelegd. De gemiddelde datum van het eerste ei bedroeg 3 mei (n = 24 nesten). Voor de berekening van de gemiddelde legselgrootte konden 24 nesten gebruikt worden. De overige 4 legsels verdwenen (waarschijnlijk) voordat het legsel compleet was. In deze 24 nesten werden 66 eieren gelegd, wat resulteert in een gemiddelde legselgrootte van 2,75 eieren per nest.

Van alle 70 gelegde eieren kwamen er 49-50 uit, zijnde 70,7% van het totaal. Van de uitgekomen eieren zijn uiteindelijk 22 jongen (44,4%) uitgevlogen. Het gemiddelde aantal vliegvlug geworden jongen per paar (begonnen legsel) bedraagt dan 0,79. Een broedsucces van 1,0 wordt als voldoende beschouwd om de populatie in stand te houden (Stienen et al. 1998). Figuur 13. Ligging van de kolonies van de Kokmeeuw op Griend in 2009. Van alle uitgevlogen jongen in de enclosures is een conditiescore berekend. Als maat voor de conditie werd het quotient van gewicht (in gram) en lengte van kop + snavel (in millimeter) genomen op de meetdatum die het dichtst bij het moment van uitvliegen ligt (vleugellengte 200 mm.). Voor 2009 bedraagt de gemiddelde conditiescore 3,3 (spreiding 2,73 4,35). Deze waarde wijkt niet af van die gemeten in de voorgaande jaren 2004 (3,3), 2005 (3,5), 2006 (3,4), 2007 (3,3) en 2008 (3,3). Een hoge conditiescore is echter nog geen garantie voor succes. Het jong met score 4,35 vonden we begin juli dood naast de enclosure. Vooral tijdens langdurige periodes met slecht weer (regen in combinatie met harde wind) sterven vaak veel jongen. Dit seizoen was het extreem slecht weer op 26 en 27 mei. Op dat moment waren de oudste jongen circa een week oud. Dit heeft diverse slachtoffers geeist. Maar ook later stierven veel jongen, terwijl het weer in die periodes schijnbaar goed was. Stormmeeuw Larus canus Aantal broedparen : 58 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 4 mei; 1 nest met 2 eieren op de Noordhaak Gemiddeld legbegin : 12 mei (n = 4 nesten; spreiding 3 mei 24 mei) Legselgrootte : 2,64 (n = 39 nesten, alleen complete legsels) Uitkomstsucces per legsel : 91,5% (klassiek, n = 47 nesten) Eerste kuikens : 1 juni; 1 nest met 3 kleine jongen op de Noordhaak Eerste vliegvlugge jongen : 11 juli; meerdere vliegvlugge jongen op denoordhaak Broedsucces : minimaal 0,33 vliegvlug jong per paar

Sinds het jaar 2000 is het aantal broedende Stormmeeuwen op Griend verdubbeld (zie figuur 14). De soort broedde in het verleden verspreid over het eiland, maar de laatste jaren broedt de gehele populatie geconcentreerd op de Noordhaak. aantal broedparen 70 60 50 40 30 20 10 0 Stormmeeuw 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 jaar y = 4.3697x -8716.4 R² = 0.807 p = 0.0004 Figuur 14. Aantal broedparen van de Stormmeeuw op Griend in de periode 2000-2009. Anders dan vorig jaar heeft er slechts weinig afslag plaats gehad in het broedgebied van de Stormmeeuwen. De kolonie bevond zich dan ook op nagenoeg dezelfde locatie als in 2008 (zie figuur 15). Vier nesten lagen ten oosten van het Bootpad. Buiten deze kolonie werden geen nesten gevonden. Uiteindelijk hebben er minimaal 58 paren gebroed. De nesten zijn minder frequent gecontroleerd dan in voorgaande jaren. Er zijn relatief veel legsels uitgekomen (klassiek uitkomstsucces 91,5%, n = 47 legsels); er waren weinig vervolglegsels. De eerste jongen meldden zich op 1 juni. Gedurende de eerste twee weken van juni vonden we veel kleine jongen dood in de kolonie. Tijdens een tweetal ringsessies konden totaal 9 bijna vliegvlugge jongen worden geringd. Minstens 10 jongen bevonden zich toen al op het wad, en lieten zich niet meer vangen. Het broedsucces is daardoor niet meer met zekerheid te bepalen, maar bedraagt minimaal 0,33 jong per paar. Figuur 15. Ligging van de kolonie en een los nest van de Stormmeeuw op Griend in 2009.