Wegwijs in Justitie In de hoofdrol bij Justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De aanpak van jeugddelinquentie
INHOUD VOORWOORD......................................... 4 ALGEMENE SITUERING.................................. 6 INLEIDING........................................... 8 FILOSOFIE VAN DE WET................................. 9 HET JEUGDPARKET.................................... 10 1. Antwoorden op parketniveau 2. Procedure 3. Bijstand door criminologen DE JEUGDRECHTBANK................................. 13 1. De voorlopige fase 2. De uitspraak ten gronde 3. De maatregelen ten aanzien van de jongere Het herstelrechtelijk aanbod: de bemiddeling en het herstelgericht groepsoverleg Het geschreven project van de jongere Het toezicht door de bevoegde sociale dienst De opvoedkundige prestatie van algemeen nut Het huisarrest De plaatsing 4. Een sanctie ten aanzien van sommige ouders 5. De uithandengeving AFHANDELING DOSSIER............................... 23 3
nl-loi65 26/06/07 11:09 Page 4 VOORWOORD Medio 2006 is het jeugdbeschermingsrecht grondig hervormd. De nieuwe wet biedt de jeugdrechters een ruime waaier aan mogelijkheden om de sociaaleducatieve, herstelgerichte en bestraffende maatregelen die geboden zijn gerichter toe te passen. Ook de bemiddeling, het herstelgericht groepsoverleg, de responsabilisering van de jongere en diens ouders, zijn sleutelelementen van het ontwerp. De hervorming kan evenwel pas vruchten afleveren als zij doorgrond wordt door alle actoren. Daarom is deze brochure uitgegeven. Zij is voornamelijk bestemd voor ouders, scholen, CLB's en andere instanties die vaak met jongeren in aanraking komen. 4
In de brochure wordt de wijze waarop het parket en de rechtbank de jeugddelinquentie aanpakken kort omschreven. Bijgevolg wordt ingegaan op de filosofie van de wet, maar ook op de werking van het jeugdparket en van de jeugdrechtbank. Er wordt ook uitvoerig stilgestaan bij de eventuele maatregelen die ten aanzien van de jonge delinquent en van de ouders worden genomen. Deze brochure ligt in het verlengde van het werk dat in 2005 door het Antwerps jeugdparket is gerealiseerd en werd ondersteund door de Koning Boudewijnstichting. Bovendien wordt op die wijze uiting gegeven aan de wens tot transparantie en communicatie van Justitie met de burgers. Alain Bourlet Voorzitter van het Directiecomité 5
ALGEMENE SITUERING Twee nieuwe wetten betreffende de aanpak van jeugddelinquentie wijzigen de bestaande wet betreffende de jeugdbescherming van 8 april 1965. Met deze wetten worden handelswijzen die in de praktijk reeds werden toegepast veralgemeend en worden nieuwe antwoorden op jeugddelinquentie ingevoerd. De rechten van de jongere worden beter beschermd. Zo krijgt de (verplichte!) advocaat van de jongere een centralere rol dan voorheen en heeft de jongere sneller duidelijkheid over de duur van de maatregelen die getroffen worden. 27 nieuwe criminologen op de jeugdparketten brengen bovendien bijzondere aandacht op voor jeugddelinquentie, de spijbelproblematiek en de problematiek van kindermishandeling. Zij zullen tevens het herstel van de schade ten aanzien van het slachtoffer begunstigen. De jeugdrechter wordt onderworpen aan een versterkte motiveringsplicht, aan beslissingscriteria, aan frequentere herzieningen. Plaatsingen worden zoveel mogelijk vermeden, met het oog op een aanpak van het probleem bij de wortel, in het dagdagelijkse leefmilieu van de jongere. Ook de uithandengeving werd hervormd. De uit handen gegeven jongere wordt met ingang van 1 oktober 2007 doorverwezen naar een bijzondere kamer van de jeugdrechtbank. Deze heeft de mogelijkheid het strafrecht toe te passen op een wijze die is aangepast aan de leeftijd van de jongere. Tegen 2009 wordt een gesloten federaal centrum opgericht voor de detentie van jongeren die door de bijzondere kamer tot een gevangenisstraf worden veroordeeld. Deze straf kan meerdere jaren bedragen, maar kan niet langer levenslang duren. 6
Een laatste belangrijk element betreft de ouderstage. Ouders die het volledig laten afweten, zullen hiermee aangemaand worden om meer verantwoordelijkheid op te nemen voor hun kinderen. De Koning bepaalt de datum waarop elk van de bepalingen van deze wetten in werking treden. Deze data hangen samen met de inzet van bijkomende middelen die het parket en de jeugdrechter moeten toelaten om in elke situatie de meest gepaste maatregelen te nemen. Bedoeling is dat uiterlijk tegen 1 januari 2009 alle bepalingen uitgevoerd worden. Het merendeel van de bepalingen is van toepassing met ingang van 16 oktober 2006. Het is belangrijk te benadrukken dat intensief overleg heeft plaatsgevonden met de betrokken Gemeenschappen en dat meerdere bepalingen van de twee wetten aanleiding geven tot het sluiten van samenwerkingsakkoorden tegen eind 2006. Aangezien de hervorming van het jeugdbeschermingsrecht in meerdere fases zal worden gerealiseerd, kunt u regelmatig actualisaties van deze brochure consulteren op de website van de FOD Justitie, www.just.fgov.be. 7
INLEIDING België telt 27 rechtbanken van eerste aanleg. De rechtbank van eerste aanleg heeft drie afdelingen : de burgerlijke rechtbank, de correctionele rechtbank en de jeugdrechtbank. De jeugdrechtbank is bevoegd voor de jongeren en hun ouders. Zij kan optreden wanneer jongeren zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden of wanneer zij een strafbaar feit hebben gepleegd. Het jeugdparket vertegenwoordigt de maatschappij, verdedigt de belangen van het kind en vordert de jeugdrechter overeenkomstig de wet betreffende de jeugdbescherming. Welke jeugdrechtbank bevoegd is, wordt meestal bepaald door de woonplaats van de jongere. 8
FILOSOFIE VAN DE WET In België worden aan jongeren maatregelen opgelegd wanneer ze strafbare feiten hebben gepleegd. De jeugdrechtbank kan maatregelen van bewaring, behoeding en opvoeding opleggen. Vooral de persoon van de jongere en zijn leefsituatie moeten in aanmerking worden genomen. De wet legt de nadruk op de heropvoeding van de jongere, voor zover zijn situatie dat vereist. Enkele belangrijke criteria: - De sleutelleeftijd van 12 jaar: Indien de jongere het feit heeft gepleegd onder de leeftijd van 12 jaar moet de jeugdrechter zijn reactie beperken tot een berisping of opvolging door de bevoegde sociale dienst. Deze dienst hangt af van de Gemeenschappen en is toegevoegd aan elke jeugdrechtbank. Kinderen jonger dan 12 jaar die strafbare feiten plegen, worden verondersteld zich in een problematische opvoedingssituatie te bevinden en moeten dus extra beschermd worden. Indien de jongere ouder is dan 12 jaar, kan de jeugdrechter kiezen uit een pakket maatregelen. - De wet strekt ertoe de jongere op zijn verantwoordelijkheid te wijzen, door de herstelgerichte aanpak te begunstigen. - De ouders en elke persoon die de jongere in rechte of in feite onder zijn bewaring heeft (grootouder, stiefouder, pleeggezin bv.), worden nauw betrokken bij de zaak: ze worden systematisch opgeroepen en geïnformeerd. De ouders van de jongere kunnen bovendien in uitzonderlijke gevallen een ouderstage voorgesteld of opgelegd krijgen. 9
HET JEUGDPARKET Het jeugdparket wordt via een proces-verbaal uitgaande van de politie op de hoogte gebracht van het feit dat een jongere een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd. Het komt aan het jeugdparket toe om de feiten te kwalificeren en te bepalen wat verder met het dossier gebeurt. 1. Antwoorden op parketniveau Het jeugdparket kan niet alleen hetzij het dossier seponeren, hetzij de jongere voor de jeugdrechter brengen. Het beschikt ook nog over een aantal andere mogelijkheden. Indien het jeugdparket oordeelt dat de feiten niet ernstig genoeg zijn om de jongere voor de jeugdrechter te brengen en het toch een duidelijk signaal wil geven, kan het de jongere een waarschuwingsbrief toezenden of kunnen de jongere en zijn ouders opgeroepen worden. Dit signaal brengt de jongere tot het besef dat ook eenmalige of minder ernstige feiten niet zomaar gedoogd worden. Het is belangrijk om snel te reageren teneinde herhaling of ernstige feiten te voorkomen. Het jeugdparket kan ook een bemiddeling voorstellen aan de jongere. De bemiddeling is een overleg tussen de minderjarige, zijn ouders en het slachtoffer. Een neutrale bemiddelaar zorgt voor de communicatie tussen beide partijen. De bemiddeling beoogt een dubbele doelstelling: het slachtoffer erkennen en ondersteunen en op actieve wijze de minderjarige pleger wijzen op zijn verantwoordelijkheid. Het herstel kan symbolisch zijn of in natura. Het jeugdparket overweegt systematisch de gepastheid en de mogelijkheid om over te gaan tot een bemiddeling. Pas indien de evaluatie ervan negatief is, kan het de zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig maken. Indien de bemiddeling resultaat oplevert, beslist het jeugdparket of het de zaak seponeert of alsnog bij de jeugdrechtbank aanhangig maakt. 10
Het jeugdparket kan ook uitzonderlijk een ouderstage voorstellen aan de ouders, wanneer deze duidelijk nalatig en onverschillig zijn ten aanzien van het delinquent gedrag van hun kind. Ze heeft als doel de ouders te hermobiliseren om opnieuw interesse te krijgen voor het lot van hun zoon of dochter. De ouderstage dient aldus ook ten goede te komen aan de betrokken jongere. Samen met de ouders wordt gewerkt rond hun juridische en maatschappelijke verantwoordelijkheid en hun opvoedingsvaardigheden. De bemiddeling en ouderstage worden algemeen toegepast sinds 2 april 2007. 2. Procedure Wanneer het jeugdparket de zaak aanhangig maakt bij de jeugdrechtbank, bepaalt de jeugdrechter de datum waarop de jongere voor hem moet verschijnen. Het jeugdparket kan evenwel beslissen dat de versnelde procedure zich opdringt. In dat geval kan de jeugdrechter de jongere al na 10 dagen en ten laatste binnen de twee maanden zien. De versnelde procedure biedt het voordeel dat het dossier veel sneller kan worden behandeld. Als de zaak snel wordt behandeld, is er bovendien meer kans dat de burgerlijke partij, het slachtoffer, aanwezig is op de zitting. 11
3. Bijstand door criminologen Elk parket geniet sinds 1 september 2006 de ondersteuning van een criminoloog die 3 belangrijke opdrachten vervult: - hij ontmoet de jongere en diens ouders en informeert ze over de mogelijkheid een bemiddeling te overwegen en, voor sommige ouders, om een ouderstage te volgen; - hij werkt samenwerkingsverbanden uit met scholen en CLB s inzake spijbelgedrag; - hij werkt samenwerkingsverbanden uit om de aanpak van kindermishandeling te versterken. 12
DE JEUGDRECHTBANK Wanneer het jeugdparket oordeelt dat de gepleegde feiten ernstig zijn en dat een bemiddeling niet haalbaar is of niet volstaat, wordt de jeugdrechter gevorderd. Vanaf dat ogenblik staat de jongere onder toezicht van de jeugdrechtbank en heeft hij recht op bijstand van een advocaat. Heeft hij zelf geen advocaat, dan wordt er hem één toegewezen. Het jeugdparket vraagt aan de jeugdrechter om alle gepaste maatregelen te nemen en alle nodige onderzoeken te verrichten. Het jeugdparket kan de jeugdrechter uitdrukkelijk vragen om maatregelen van bewaring te nemen. De jeugdrechter moet de jongere (die ten minste 12 jaar oud is) vooraf horen. De jeugdrechter kan de bevoegde sociale dienst belasten met de uitvoering van een maatschappelijk onderzoek. In de loop van dit onderzoek wordt informatie ingewonnen over de persoon van de jongere en het milieu waarin hij wordt grootgebracht. 1. De voorlopige fase De jeugdrechter kan voorlopige maatregelen nemen. Dit wil zeggen dat de jongere onmiddellijk, maar wel voorlopig, een aantal maatregelen opgelegd kan krijgen, ook al heeft de rechter nog niet geoordeeld over de schuld van de jongere en over de maatregel die in dat kader tegen hem genomen moet worden. De voorlopige maatregel mag er evenwel niet op gericht zijn de jongere te straffen. De tussenkomst mag enkel beogen om de jongere zelf of de maatschappij te beschermen of om het verloop van het onderzoek te bevorderen. De voorlopige maatregel kan een plaatsing inhouden bij een betrouwbaar persoon (een grootouder bv.) of in een geschikte inrichting (een pleeggezin bv.), in een ziekenhuis, in een gemeenschapsinstelling of in een jeugdpsychiatrische afdeling. De jeugdrechter kan ook beslissen dat de jongere gewoon bij zijn familie mag blijven en eventueel voorwaarden opleggen waaraan hij zich moet houden. Zo kan de jeugdrechter als voorwaarde opleggen dat de jongere bepaalde personen niet meer ontmoet of zich houdt aan een huisarrest. 13
De duur van de voorlopige maatregelen is in principe beperkt tot zes maanden. De jeugdrechter kan ze nadien slechts maandelijks verlengen, mits bijzondere motivering. De jongere kan van bij het begin maandelijks om een herziening van de voorlopige maatregelen verzoeken. 2. De uitspraak ten gronde Het jeugdparket moet het dossier op zitting brengen voor een behandeling ten gronde binnen een termijn van zes maanden, tenzij in geval van uitzonderlijke verlenging van de voorlopige maatregelen. De jeugdrechtbank bepaalt de maximumduur van de maatregelen die hij oplegt. Hij kan ze op elk tijdstip wijzigen of intrekken. De duur ervan verlengen, kan evenwel slechts in uitzonderlijke omstandigheden, verbonden aan het gedrag van de jongere. Gedraagt de jongere zich werkelijk gevaarlijk voor zichzelf of voor anderen, dan kan de jeugdrechtbank beslissen om de maatregelen te verlengen tot na diens meerderjarigheid, maximum tot de leeftijd van 20 jaar 1. Er kan hoger beroep worden ingesteld tegen elke beslissing. Indien de jongere een strafbaar feit heeft gepleegd na de leeftijd van 17 jaar, dan kan de jeugdrechter van bij de uitspraak bepaalde maatregelen laten lopen tot maximum de leeftijd van 20 jaar 1. De jeugdrechter moet bij zijn beslissing rekening houden met een aantal belangrijke zaken, zoals de persoonlijkheid en de leeftijd van de jongere, zijn leefomgeving en schoolmilieu, zijn veiligheid, de ernst van de feiten, het gevaar dat de jongere vormt voor de samenleving. Deze criteria geven de jeugdrechter de mogelijkheid om op een objectieve wijze zijn beslissing te nemen, en zorgen ervoor dat hij de maatregelen kan aanpassen aan de persoonlijke situatie van de jongere (nl. zijn jeugdigheid, specifieke toestand en bijzondere noden en behoeften). De jeugdrechter moet dus steeds zijn beslissing duidelijk motiveren. 14 1. De wet laat toe dat deze maximumleeftijd op 23 jaar wordt gebracht, maar deze verlenging is nog niet in werking getreden. Ze dient het voorwerp te vormen van een samenwerkingsakkoord met de Gemeenschappen.
De jeugdrechter moet bovendien de subsidiariteitsregel hanteren: hij legt bij voorkeur de minst ingrijpende maatregel op. Dit betekent in de praktijk dat de jeugdrechter in eerste instantie een herstelrechtelijk aanbod zal voorstellen, nl. de bemiddeling of het herstelgericht groepsoverleg. Deze prioriteit van het herstelrechtelijk aanbod geldt sinds april 2007, vanaf wanneer alle arrondissementen uitgerust zijn met bemiddelingsdiensten. Voorheen geldt alvast de regel dat voorkeur moet worden gegeven aan een herstelproject, voorgesteld door de jongere, boven elke andere opvoedingsmaatregel, en dat een plaatsing slechts in aanmerking komt indien geen enkele andere maatregel geschikt wordt bevonden. Dat betekent evenwel niet dat de jeugdrechter zich moet beperken tot het opleggen van één enkele maatregel. Hij kan meerdere maatregelen tegelijk opleggen, mits hij het belang daarvan motiveert. 3. De maatregelen ten aanzien van de jongere De jeugdrechter kan de jongere vrijspreken, berispen, de eerder opgelegde maatregelen opheffen, handhaven of nieuwe gepaste maatregelen nemen. Het herstelrechtelijk aanbod: de bemiddeling en het herstelgericht groepsoverleg De bemiddeling: zie beschrijving in het kader van de antwoorden op parketniveau. Herstelgericht groepsoverleg is een overleg tussen het slachtoffer, de jongere en andere personen die hen ondersteunen. Een onafhankelijk bemiddelaar brengt slachtoffer, jongere en hun sociale omgeving samen. Tijdens het overleg wordt getracht om tot afspraken te komen die voor alle betrokkenen aanvaardbaar zijn en die tot doel hebben om de gevolgen van het gepleegde feit te herstellen. Het herstelgericht groepsoverleg kan enkel door de jeugdrechtbank worden voorgesteld. Sinds 2 april 2007 wordt deze herstelgerichte aanpak over het gehele Belgische grondgebied toegepast. 15
Het geschreven project van de jongere Is er geen concreet slachtoffer, of wenst het slachtoffer niet mee te werken, dan kan de jongere aangespoord worden om zelf een oplossing te vinden om de schade die hij veroorzaakt heeft, te herstellen. Hij kan daartoe in een geschreven project een voorstel formuleren. Dit voorstel kan bestaan in herstel of in opvoedingsmaatregelen. De jongere kan op deze manier bijvoorbeeld de schade in natura of symbolisch vergoeden. Het geschreven project wordt door de jongere ten laatste op de dag van de rechtszitting aan de jeugdrechter voorgelegd. De jeugdrechter moet nagaan of het project haalbaar is. Indien hij het goedkeurt, zal hij de bevoegde sociale dienst vragen om toezicht uit te oefenen op de uitvoering ervan. De maatregel van het project van de jongere treedt onmiddellijk in werking. Ze is prioritair ten aanzien van andere maatregelen die genomen kunnen worden. Het toezicht door de bevoegde sociale dienst Indien bemiddeling of een geschreven project niet mogelijk of wenselijk is, kan de jeugdrechter andere maatregelen nemen. Hij kan de jongere bv. onder het toezicht van de sociale dienst plaatsen of een gemeenschapsdienst opleggen. De Gemeenschappen voorzien in elk gerechtelijk arrondissement in een sociale dienst van de Vlaamse gemeenschap bij de jeugdrechtbank. Deze autonome dienst bestaat uit consulenten die werken onder de leiding van teamverantwoordelijken. De consulent ziet toe op de organisatie en de coördinatie van de hulp en adviseert de jeugdrechter. 16
De opvoedkundige prestatie van algemeen nut Dit betreft de zogenaamde gemeenschapsdienst. De jeugdrechter houdt bij het opleggen ervan rekening met de leeftijd en de mogelijkheden van de jongere. Het aantal uren van deze prestatie bedraagt hoogstens 150. De prestatie dient tegelijk van algemeen nut te zijn en een opvoedkundig karakter te hebben. Het kan bv. gaan om hulp in een bejaardentehuis. Ze dient steeds omkaderd te zijn door een door de bevoegde Gemeenschap erkende dienst of persoon. Het huisarrest Het huisarrest houdt een beperking in op de vrijheid van komen en gaan van de jongere. De jeugdrechter kan bijvoorbeeld bepalen dat hij elke dag gedurende zes weken om 18.00 uur thuis moet zijn, hetzij zonder uitzondering, hetzij met precies omschreven uitzonderingen, bv. voor de muziekles op dinsdagavond. Het huisarrest heeft als verdienste dat het in een aantal gevallen een plaatsing kan voorkomen. Er wordt over het algemeen toe beslist indien: - de jongere het ouderlijk gezag en meer bepaald de uitgangsregels die zijn ouders bepalen, niet eerbiedigt; - de jongere vooral s avonds of s nachts delinquent gedrag stelt; - de rechter wenst te beletten dat de jongere welbepaalde plaatsen frequenteert. De maatregel is bovendien een methode om de verantwoordelijkheid van de ouders centraal te stellen. Zij staan mee in voor de controle op de naleving van het huisarrest. Niettemin wordt ook de lokale politie verzocht om op afwisselende tijdstippen controles uit te voeren. Leeft de jongere de voorwaarde niet na, dan wordt het jeugdparket of de jeugdrechter hiervan op de hoogte gebracht, waarna de jeugdrechter andere maatregelen kan opleggen. 17
De plaatsing > Het toevertrouwen aan een geschikte inrichting De rechter kan beslissen om de jongere te plaatsen in een erkende voorziening die wordt gesubsidieerd door de bevoegde Gemeenschap, bv. een erkend pleeggezin. > De plaatsing in een gemeenschapsinstelling Indien bepaalde voorwaarden vervuld zijn, kan de rechter beslissen om de jongere te plaatsen in een gemeenschapsinstelling. De rechter zal deze maatregel slechts in allerlaatste orde toepassen en beslist bij voorkeur tot plaatsing in een open opvoedingsafdeling. - De open opvoedingsafdeling Een beslissing tot plaatsing in een open opvoedingsafdeling van een gemeenschapsinstelling kan alleen worden genomen voor jongeren die twaalf jaar of ouder zijn en die hetzij een ernstig feit hebben gepleegd, hetzij een nieuw feit plegen nadat ze reeds in een gemeenschapsinstelling hebben gezeten, hetzij een andere maatregel die de rechter hen heeft opgelegd, niet naleven. - De gesloten opvoedingsafdeling Een plaatsing in een gesloten opvoedingsafdeling verloopt binnen een veel gestructureerder en meer vrijheidsbeperkend regime. Ze is in beginsel enkel mogelijk ten aanzien van jongeren van veertien jaar of ouder. Een afwijking is enkel mogelijk mits de jongere minstens 12 jaar oud is, een ernstige aanslag heeft gepleegd op het leven of op de gezondheid van een persoon en bovendien heel gevaarlijk wordt bevonden. 18
Bovendien moet de jongere hetzij een bijzonder ernstig feit hebben gepleegd, hetzij een nieuw ernstig feit hebben gepleegd nadat hij reeds in een gemeenschapsinstelling heeft gezeten. Hij riskeert eveneens een plaatsing indien hij een andere maatregel die de rechter hem heeft opgelegd, niet naleeft. Als de jongere zich goed gedraagt, kan de rechter beslissen om hem na een tijdje over te brengen naar een open afdeling. In de Vlaamse Gemeenschap zijn er voor jongens afdelingen in Mol en Ruiselede en voor meisjes in Beernem. De instellingen van Mol en Ruiselede hebben een open en gesloten afdeling. De instelling voor meisjes te Beernem heeft enkel een gesloten afdeling. In de Franse Gemeenschap zijn er voor jongens afdelingen in Braine-le-Château, Fraipont, Jumet en Wauthier-Braine, en voor meisjes in Saint-Servais. De instellingen in Fraipont en Saint-Servais hebben zowel een open als een gesloten afdeling. De instellingen in Jumet en Wauthier-Braine hebben een open afdeling, terwijl de instelling in Braine-le-Château alleen een gesloten afdeling omvat. 19
> De plaatsing in het gesloten federaal centrum De Grubbe te Everberg In het gesloten federaal centrum verblijven jongens die ten minste 14 jaar oud zijn en ernstige feiten hebben gepleegd, in geval van plaatsgebrek in de gemeenschapsinstellingen. Zij kunnen er maximum 2 maanden en 5 dagen verblijven. > De plaatsing in een jeugdpsychiatrische afdeling (projecten FOR-K) Jeugdige plegers met psychiatrische problemen kunnen geplaatst worden in een jeugdpsychiatrische afdeling teneinde een intensieve behandeling te krijgen. De zorgprogramma s zijn gericht op het verbeteren van de levenskwaliteit van de jongeren, het bevorderen van de resocialisatie (integratie in het onderwijs, beter functioneren in het gezin, enz. ), het stimuleren van de samenwerking met de structuren voor ambulante begeleiding, justitie en de gemeenschapsinstellingen, en het voorkomen van terugval. Voor de realisatie van dit project zijn er in totaal 5 eenheden met 8 specifieke bedden opgericht. Deze eenheden zijn voor Vlaanderen ondergebracht in de instellingen OPZ Geel en Middelheim Ziekenhuis Antwerpen, en voor het Brussels Gewest in het verpleegcentrum Jean Titeca. De Waalse eenheden, waarvoor het CHU La Citadelle te Luik en het CHR Les Marronniers te Doornik zijn aangeduid, zijn nog niet operationeel. In overleg met het Verpleegcentrum Jean Titeca te Brussel werd overeengekomen om Franstalige patiënten uit het hele land naar dat verpleegcentrum door te verwijzen, in afwachting van de opstarting van het project in de twee Waalse instellingen. 20
nl-loi65 26/06/07 11:10 Page 21 4. Een sanctie ten aanzien van sommige ouders De ouders en eenieder die de jongere onder zijn bewaring heeft, worden systematisch opgeroepen voor elke zitting. Verschijnen ze niet, zonder geldige reden, dan kunnen de ouders een boete opgelegd krijgen. Ook kan de jeugdrechtbank aan ouders die blijk geven van totale desinteresse voor de opvoeding van hun kind, een sanctie opleggen. Hij kan sinds 2 april 2007 beslissen dat ze een ouderstage moeten volgen om hun opvoedingstaak in de toekomst beter op te nemen. Het gaat om een sanctie die, evenals de ouderstage op parketniveau, vanuit een hulpverlenend perspectief door de Gemeenschappen wordt georganiseerd. De stage moet steeds ook voor de jongere van nut zijn en dient steeds gepaard te gaan met een maatregel ten aanzien van de jongere, als antwoord op het feit dat deze heeft gepleegd. Indien de ouders de stage niet volgen, dan riskeren ze een boete en/of gevangenisstraf van één tot zeven dagen. 21
5. De uithandengeving In geval een jongere, tussen 16 en 18 jaar oud, niet openstaat voor een pedagogische aanpak en hij ofwel ernstige feiten heeft gepleegd ofwel reeds voorheen een jeugdbeschermingsmaatregel kreeg opgelegd, kan de jeugdrechter beslissen deskundigen aan te wijzen met het oog op uithandengeving. De deskundigen adviseren de jeugdrechter, via een maatschappelijk en een medisch-psychologisch onderzoek, of verdere maatregelen van jeugdbescherming nog zinvol zijn. Op grond daarvan beslist de jeugdrechter om de jongere al dan niet door te verwijzen naar de correctionele rechtbank of, vanaf 1 oktober 2007, naar een bijzondere kamer binnen de jeugdrechtbank (samengesteld uit 2 jeugdrechters en een correctionele rechter). In dat geval wordt het strafrecht toegepast. Indien het zeer ernstige misdaden betreft, wordt de jongere na uithandengeving doorverwezen naar het Hof van Assisen. 22
AFHANDELING DOSSIER De als misdrijf omschreven feiten worden vastgesteld door de politiediensten die een proces-verbaal opmaken. Het jeugdparket neemt kennis van de feiten en bepaalt de richting van het dossier. Het dossier seponeren Zelf het dossier behandelen: herinnering aan de wet of bemiddeling voorstellen Aan de ouders kan een ouderstage worden voorgesteld De jeugdrechter vorderen om een gepaste maatregel te nemen: - voorlopige maatregelen - maatregelen ten gronde - herstelrechtelijk aanbod - verplichte ouderstage 23
D/2007/7951/NL/504 Dienst Communicatie en Documentatie Waterloolaan 115 1000 Brussel Tel.: 02 542 65 11 http://www.just.fgov.be Verantwoordelijke uitgever: A.Bourlet Waterloolaan 115 1000 Brussel Foto s: James Hardy/PhotoAlto - Frédéric Cirou/PhotoAlto Imagesource CD IS098 - David Ellis/Digitalvision Juli 2007